Henry en Louize
(1794)–Cornelia L. van der Weyde– AuteursrechtvrijTweede deel
[pagina 386]
| |
wiens redder gij waart, zal steeds vriendschap voor u voeden - en dit hebt gij verdiend. - Ik zal tegen het najaar bij u, mijn broeder! komen, dan loopt onze Parlements zitting af, welke ik ongaerne, om vermaak, wil verzuimen. - Waart gij in gevaar, beste vriend! dan ijlde ik tot u; maar dit zoo niet zijnde, zal eenige weeken geduld u niet schaaden. - Ik heb wederom, door de ongestadigheid der winden, uwe twee paketten te gelijk ontvangen - eene fraaije afteekening van 's menschen leven - men is nooit ten halven gelukkig of rampspoedig - in voorspoed krijgt men meermaalen verscheiden blijmaaren op eens, terwijl de ellendeling gemeenlijk door alle omstandigheden naar de laagte gedrukt wordt; doch zóó veranderlijk, als de wind, is ook de fortuin. - Schep daaruit moed, mijn vriend! want even spoedig kan uw lot verkeeren. - De ontmoeting van Mevrouw powhatan is zonderling, en belooft veel goeds. - Hoe zoude louize onverscheelig zijn kunnen voor een zoo braaf man als henry? - waarlijk, als men uwe verrichtingen in de oude boeken las, zoude men zeggen: zulke daaden worden thans niet meer bedreeven. - Zekerlijk, het manlijk geslacht is thans verwijfd - terwijl de Dames in tegendeel dat geene verrichten, dat ons vrij wat beter zou voegen. - Geloof mij, henry! alle braave daaden hebben invloed op mijne britsche fierheid - zij kunnen die ontvonken - en zoo als ik mij verbeeld u te kennen, zoude in Engeland elk, tot den pakdraager toe, u hoogachten; want gij acht | |
[pagina 387]
| |
een gemeen braaf kaerel meer dan een nietsbeduidenden Lord. - Indien uwe Schoone - met eerbied gezegd - u niet naar verlangen handelt; geloof dan, onze Lady's hebben oogen en een goeden smaak; - dus, voor alle zaaken bid ik u, dat gij u niet bekommert; want eene Koningin is voor u niet te hoog - wordt het eene meisje weigerachtig, de andere is graager, en zal verdiensten beter erkennen. De Geschiedenis van Mevrouw powhatan, uit haar eigen mond, toont aan, dat deeze veel verstand bezit, en dus moet men powhatan gelukkig achten, dat hij zoo eene bevallige vrouw weder vindt. - Het geen mij in uwe onderneeming, om haar te redden, wel aanstaat, is de beredeneerde moed met welken gij alles uitvoerdet. - Bij mij is 't reeds lang uitgemaakt, dat de waare moed altijd beredeneerd te werk gaat, en dan is één Man beter dan zes Schaapshoofden - Paruikenbollen zouden de Franschen zeggen. Nu, vriend! ik wacht dat gij mij spoedig schrijven zult; want ik verlang uwe verdere gevallen te verneemen. - Vaarwel! wees verzekerd van mijne standvastige vriendschap - wij, Britten, maaken niet ligt kennis; maar als men eens met ons in broederschap staat, kan niets dan de dood die banden ontsnoeren. - Ik noeme mij, met bijzondere achting,
Uw getrouwe Vriend,
james n. |
|