Henry en Louize
(1794)–Cornelia L. van der Weyde– AuteursrechtvrijTweede deel
[pagina 348]
| |
neemen. - Overmorgen, met het aanbreeken van den dag, zullen wij, in onze gemaklijke reiskoets, van hier vertrekken, en hoopen dan spoedig bij u te zijn. Het bericht der gevaarlijke toestand, waarin zich mijne Tante bevindt, heeft mij geheel ontzet. - Ik hoop nog tijdig genoeg te zullen kunnen komen, om haar in dit leven te zien en te spreeken. - Het zoude mij smarten, hoe onmenschlievend zij mij ook behandeld heeft, indien haare wensch, in de uiterste oogenblikken haares levens, onvervuld bleeve. - Intusschen geeve de Hemel, dat zij den mantel van schijnheiligheid afwerpe, en als een waar boetvaerdig Kristen dien grooten overstap doe! - Ach! hoe zoude zij zich bedriegen, indien zij bleef steunen op eene ingebeelde Godsvrucht; en hoe zou zij zich verantwoorden in den dag der algemeene vergelding! - Onze natuurgenooten te bedriegen, valt zeer ligt, maar een alweetend Rechter te willen misleiden, moet het oordeel verzwaaren. - Gij, mijn Heer! handelt naar den inhoud van het Euangelie; en wilt geen kwaad met kwaad vergelden, daarom blijve ik u, als de nicht van mijne eenigste Bloedverwante, dankbaar, dat gij haar dikwijls in haare laatste uuren bezoekt! - Heb de goedheid haar, indien zij nog in het land der levenden is, van mijne achting te verzekeren, en haar te berichten, dat ik mij zal spoeden om haaren laatsten zegen te ontvangen. - De tijd laat niet toe om breedvoeriger te zijn, wijl de Post staat te vertrekken. - | |
[pagina 349]
| |
De Heeren, benevens sophia, voegen hunne complimenten hier nevens - terwijl ik de eer hebbe met verschuldigde hoogachting te zijn,
Weled. Gestr. Heer en Voogd!
Uw Ed. D.V. Dienaresse en liefhebbende Pupil,
louize.
P.S. Verzoeke de inleggende aan zijn adres te doen bezorgen. |
|