aan de uitvoering dier wetten, en tegelijk zorgden, dat hij, die eene uitdaaging van de hand wees, daardoor geen smaad op zich laadde. - Lodewijk de XIV., en zijne opvolgers, deeden, bij hunne krooning, een eed, om nooit aan iemand pardon te verleenen, voor een manslag, in een Tweegevecht begaan; en echter was dit niet zeldzaam in Frankrijk; maar dan heette men dit ontmoetingen. - Is dat evenwel niet openlijk met de Goden spotten? - Ik hoor dat thans een regeerend groot Koning - en dik ook - aan zijne krijgslieden het duhelleeren verbiedt, en daarop veel knapper dan de andere laat passen. - Ja, ja, wacht maar, eer de waereld nog zes duizend jaaren ouder is, zullen overal veele goede inrichtingen plaats hebben. - -
Het tweegevecht dan, deed ons geen zeer; maar men weet, hoe de oude wijven, bij zulke gelegenheden, snappen en de jonge meisjens over den hekel haalen - dus, ieder had er den bek vol van, en om een einde daar aan te maaken, zijn wij vertrokken. - Nog een gevalletjen, daar ook al veel van zal te zeggen zijn; maar dat kwam eigenlijk meer op den man aan. - In Londen dan trof ik een Zee-capitein aan, een oude kennis van mij, die dus met ons in gezelschap kwam; deeze stelde ons een rijdpartij voor, die wij aannamen: hij zat met louize op eene vervaarlijk hooge chais - de kaerel raakte aan den hol, en verzeilde geheel zijn bodem: - zij strandden beide en bezeerden zich zóó, dat elk langen tijd aan gekneusde en verzwikte beenen moest te bed