Henry en Louize
(1794)–Cornelia L. van der Weyde– AuteursrechtvrijTweede deel
[pagina 186]
| |
neen! daar denkt danville veel te edel toe. - En waarom zou ik toch al die grappen aanrechten? - om God te bedriegen? - dat kan men immers niet doen - en de menschen - wel - die wil ik niet misleiden. - Hoor eens, kort en goed: - ik zie niet dat de schoone meisjens afkeerig van een Ligtmis zijn - in tegendeel, zoo een heeft veel vooruit; want hij kan de zaaken veel gladder en openhartiger afhandelen. - De Juffers denken: 't is een Ligtmis - hij weet niet beter, en somtijds zijn zij, daar te boven, ingenomen, met eene welmeenende begeerte, om zoo een snaak te verbeteren. - Dus gaan de zaaken nog beter, man lief! en men kan dan, met een gerust gemoed, betuigen, lust tot bekeering te voeden; zeker is het meisjen jou, al kwam de braafste kaerel van de waereld om haar uit - wel te verstaan, men moet ook wel kunnen praaten, en er ordenlijk uitzien. - Huichelaars gezichten, zoo wel als uw malle bek, zijn contrebanden - neen, als een kaerel fiks op de kooten staat - het uiterlijke medebrengt van een aangenaam bedgezel, en welgemaakt is, dan zijn de vrouwen of meisjens niet eens op dat verwijfde schoon, bij een man, gesteld; - ô neen! - zoo hij haar slechts aartig onderhouden kan, dan is de baan klaar - hij zal haar, bij douzijnen, als 't hem lust, in zijn belangen overhaalen, dan fauve qui peut. - Maar gij, verdoemde Huichelaar! die wacht dat uw Oom den laatsten adem uitblaast, om zijne goederen te naasten, zult van gebrek vergaan, in | |
[pagina 187]
| |
't midden uwer rijkdommen - zoo gij die ooit bekomt, en anders van God en menschen veracht worden. - De gierigheid verteert u. - Ik heb eerbied voor deugdzaamen, al ben ik wat los; - maar u verfoeit mijne ziel. - Ingevolge uwe denkwijze, is het te hoopen dat gij schatten moogt verkrijgen, anders was niemand veilig bij u - gij zoudt een struikroover worden, zoo het u maar aan geen moed ontbrak; dan, nu zijn alle menschen tegen uwe aanslagen beveiligd; want gij zijt veel te bang voor uw gebenedijd ligchaam, om het roekeloos te waagen: - gij hebt ook gelijk - een ligte klap was ook genoegzaam, om uw ligchaam, zonder ziel, tot stof te doen wederkeeren. - Gij hoort dat ik ook schriftuurplaatsen versta, even zoo goed als gij - hondsvot! - - Gij zijt niet waerdig, vervloekte schelm! dat ik u over mijne Meestresse onderhoude, na alle vuige laffe praatjens, die gij, omtrent haar, uitbraakt - gij zijt niet waerdig haare schoenen te poetsen. - Ik wil u echter, ter eere van louize, aantoonen, dat gij, omtrent haar, een lasteraar - en dus een gek zijt. - Het schoone meisjen heeft u, noch iemand, noodig - haar Oom, met wien ik thans zeer gemeenzaam ben, deed mij alles verstaan; hij is alleen, bij aanhuwelijken, Oom van louize; maar door haar verheven deugd bekoord, en een vriend van haaren Vader zijnde, heeft hij voorgenomen, zijne Indische schatten aan haar te vermaaken. - Mijne Meestresse is ook van zich zelve rijk; en heeft, zegt de Oom, die kruijer heet, wel vijftig à zestig duizend | |
[pagina 188]
| |
pond van zich zelf, die haaren Echtgenoot mede ten huwelijk zullen worden aangebragt - en, voegt hij er bij, na mijnen dood zal ik haar nog wel tweemaal honderd duizend pond nalaaten. - Gij ziet nu wel, Tartuffe! dat uwe snoode gezegdens, omtrent deeze Hollandsche Juffer, onwaar zijn - is 't niet zoo? - en of gij haare Landslieden eert of veracht, kan haar noch mij weinig verscheelen - uw naam doet niets af, onder het getal der goedkeurers of verachters eener eer- en deugdlievende Natie. - Verdoemd, charles! ik word nijdig als men bij ons de Hollanders zoo beschimpt - zijn zij niet onze Geallieerden? - onze Geloofs- en Bondgenooten? - Hielpen zij Engeland niet, toen de Rebellen onze binnenlandsche rust bedreigden? - Ja, willen wij eens eventjens in de Geschiedenis kijken? - Hebben wij niet, ten tijde hunner onlusten met Spanje, hen kwazie daarin bijstaande, van hun den koophandel en zeevaart geleerd? - He! wat zegje? - en zijn zij nu - nu tegenwoordig niet nog in oorlog, ter bevordering van onze belangen? spreek het tegen, als gij kunt, hondsvot! - Het kan wel zijn, charles! dat ik, dus praatende, alleen door de liefde gedreeven worde; maar verdoemd! al wat ik gezegd heb houdt waarheid in - en, ik zeg nog eens, zoo gij kans ziet spreek mij maar tegen. - Nu - antwoord mij spoedig - stel mij gerust, omtrent uwe denkwijze; daar ik, u voor een schelm houdende, echter gaerne wenschte van het tegendeel overtuigd te worden - een minnaar | |
[pagina 189]
| |
behoeft toch een getrouw Confident - dus, overtuig mij, dat gij een eerlijk man zijt, dan zal ik u alles schrijven; want ik heb u veel - zeer veel te melden. - In vertrouwen, dat gij aan mijn verzoek zult voldoen, teeken ik mij, als nog,
Uw Vriend,
danville. |
|