men en lofzangen uitspraken! - Maar lieve Zustertjen! het ziet er niet altijd even helder uit - de waare kerk, hier op aarde, moet verdrukking lijden - dan, schep moed, gij zult eens triompheeren, en het lied des Lams zingen, met allen die het teeken des beestes niet gedraagen hebben. - Deeze beproevingen zijn als de kroes, waarin uw geloove gelouterd wordt; opdat het, daarna, veel schooner, even als het fijnste goud, daaruit zoude te voorschijn komen. -
Ik ben, met u, volkomen van gedachten, dat de Voogd van louize de oorzaak van al het kwaad is, dat u nu overkomt - hij had met u de handen moeten in eenslaan - maar dat is nu te laat - de kogel is door de kerk - Ik zoude u raaden, Zustertjen lief! deezen steen des aanstoots uit den weg te ruimen, door louize uit uw huis te jaagen, en, als eene eerlooze, voordaan uwe gemeenschap onwaerdig te achten. - Ja, het ware te wenschen geweest, dat men eene heilzaame afzondering, omtrent haar, had in 't werk gesteld; - maar nu, daar er op geene verbetering te hoopen is, geef haar niet langer spijs en drank; want dit ware het brood den kinderen ontneemen, om het den honden voortewerpen: - neen, zij smaake de bittere en onrijpe druiven haarer ongerechtigheid, en worde, als eene melaatsche, buiten het leger gebragt. -
Ik kan u niet aanraaden, om met adelaart verder over haar te handelen, die waereldling, beroofd van de leiding des Geestes, is blind en verdwaald, door de ijdele redeneering eener val-