Honderd dertiende brief.
De Collonel Powhatan aan den Majoor Henry.
[Bij den voorigen ingeslooten.]
Achtingwaerdige vriend!
Geluk! - driewerf geluk, braave Majoor! - louize is wedergevonden! - dit alleen zegt nog niet genoeg - zij is ongeschonden, en mint u als te vooren. - raub was haar Schaaker - deezen hebben wij, na hem gevoelig te hebben afgerost, weggejaagd. - Er zijn veel schelmstukken aan den dag gekomen, daarom willouize naar den Heer adelaart, en niet naar Ons Genoegen, terug keeren. - Wij hebben een rechtschapen kaerel, in zekeren Luitenant van de Huzaaren, aangetroffen; daar moet mijn henry ook kennis mede maaken - hij is van uwen stam; want alle braaven zijn samen bevriend - en in deeze beschouwing is de Luitenant uw broeder. - Ik ben blijde, mijn Vriend! dat het zoo wel is afgeloopen; ja, dit geeft mij hoop, dat ik ook