Henry en Louize

Eerste deel

[p. 313]

Twee-enzeventigste brief.
De majoor Henry aan den Heer Raub, Ritmeester van de Huzaaren.

Heer Ritmeester!

De kennis met u onlangs in den H*** gemaakt, geeft mij de gedachte in u te vraagen, of gij, mijn Heer! soms gelegenheid zoudt weeten om mij aan een goed paerd te helpen, dat ik bij het Regiment gebruiken kan. - Ik begrijp wel, mijn Heer! dat gij geen Paerdenkooper zijt; maar wij, krijgslieden, moeten elkander voordhelpen. - Ik ben niet geheel onkundig in het paerdrijden; en zoude zelfs, in andere gelegenheden, geen kwaad paerd vreezen; maar als Majoor moet ik, voor mijn dienst, een mak paerd hebben, dat zich tevens wel vertoont en vlug is - ik moet bij de Exercitie en het Commando van de Wachtparade niet met mijn beest behoeven te vechten - gij, Heeren Cavalleristen! hebt daaromtrent minder op te letten - het eene paerd volgt gewillig het ander, gelijk de menschen ook doen; maar dewijl mijn medgezel op vier pooten altijd alleen is, dient hij van een Philosophischen, althans van

[p. 314]

een zagten aart te zijn - vooral niet schuuw voor het flikkeren van het geweer, en zich bedaard in het quarré te gedraagen. -

Neem niet kwalijk, Heer Ritmeester! dat ik u met deeze commissie lastig val, maar ik ben niet gewoon complimenten met vrienden te maaken, en heb het zwak, indien het een zwak is, om alle krijgslieden als mijn broeders aantemerken, en ik twijfel geenzins, Heer Ritmeester! of gij zult mij verschoonen; - als ik van mijn kant in staat ben u van eenigen dienst te zijn, gelief dan over mij te disponeeren, gij zult bevinden dat ik omtrent vriendendiensten denk zoo als het behoort. -

Ik zal deezen zomer, voor een groot gedeelte, mij aan de Vecht ophouden. - Zoo de dienst u niet belet, Heer Ritmeester! kom mij dan eens een bezoek geeven; ik heb te B., een dorp drie uuren van U******, twee kamers gehuurd, gij zult altijd welkom zijn - Officiers maaken toch geene complimenten, en dus verwacht ik u te zullen zien. -

Zoo gij intusschen aan mijn verzoek kunt voldoen, omtrent het paerd, wees zoo goed mij dit te schrijven. -

Na aanbieding van mijnen dienst, betuig ik, met bijzondere achting, te zijn,

Heer Ritmeester!

Uw onderd. Dienaar,

henry.