Henry en Louize
(1794)–Cornelia L. van der Weyde– AuteursrechtvrijEerste deel
[pagina 273]
| |
Verhaal
| |
[pagina 274]
| |
ten. - Zij hadden een Goed, in Gelderland gelegen, dat hun jaarlijks veel opbragt, en woonden in de Stad A*****; aldaar leefden zij op de hoflijkste wijze die men zich verbeelden kan.’ ‘Hun leven was niet anders dan eene geduurige maaltijd - zij wisten niet dan van bezoeken geeven en ontvangen, en elk erkende hen voor lieden van den eersten rang.’ ‘Er waren naauwlijks twee jaaren, na hun huwlijk, verloopen, of Mevrouw deed ontdekkingen, die haar tot den rang van moeder stonden te verheffen - zij bragt ook een zoon ter waereld, welke den naam van eduard ontving. - Kort daarna werd Mevrouw van spaanendonk andermaal zwanger, en beviel van eene Dochter, welke henriette genoemd werd - dezelfde die nu uwe vriendin is.’ ‘Naauwlijks hadden deeze kinderen den ouderdom bereikt, waarin zij even de kinderkamer konden verlaaten, of den Jonker werd een Gouverneur, en de jonge Freule eene Gouvernante toegeschikt, aan welker zorg en toezicht deeze kinderen geheel werden toevertrouwd; zonder dat Vader of Moeder, als rechtgeäarte Ouders, eenige acht op derzelver opvoeding gaven; ja het gebeurde soms dat er verscheiden dagen verliepen, zonder dat de kinderen de liefkoozingen hunner Ouderen genooten; 't was zeer zeldzaam dat zij één uur in hun gezelschap mogten doorbrengen. - Dit moest noodwendig ten gevolge hebben, dat de kinderen geheel van de Ouders vervreemdden, en er niets overbleef dan het instinct der Natuur, dat in | |
[pagina 275]
| |
de kinderen sprak, en voor het overige hunne ouders even gelijk andere menschen, beschouwden. Hoe is het mogelijk, mijne vriendin! dat de betrachting- van hersenschimmige vermaaken de vervulling der geheiligste pligten kan doen vergeeten? - Is er wel iets in de Natuur dat meer onze aandacht behoorde te vorderen, dan onze dierbaare huwelijkspanden zelf tot de deugd opteleiden? - En is zulks, voor rechtgeäarte, verstandige Ouders, niet de aangenaamste bezigheid die men zich verbeelden kan? - Immers, geestige kinderen beantwoorden met liefkoozingen de lessen hunner Ouderen, onder het gesnap van honderd kleine vraagjens, die soms voor ons al moeilijk zijn optelossen. - Menig ambachtsman zoude, wanneer hij het betaalen kon, een hand vol goud willen geeven, om het genoegen te hebben van zijne kinderen zelf te kunnen onderwijzen in alles wat hem mogelijk ware; dan, de verrichting zijner beroepsbezigheden belet den braaven burger deeze taak op zich te neemen; terwijl onze Edelen van den Lande het zich veel te laag rekenen, de pligten van Vader of Moeder; omtrent hunne kinderen, te vervullen. - Behoeft men zich dan wel te verwonderen, dat er onder de aankweekelingen van Gouverneurs en Gouvernantes zoo veele heele, halve, en kwart gekken gevonden worden? - Zouden veelen deezer, zonder hun geld, niet de ongelukkigste voorwerpen geworden zijn? - en mogen wij ons niet gelukkig achten, wanneer zoodanige voorwerpen in gee- | |
[pagina 276]
| |
ne posten geplaatst worden, waardoor het algemeene belang zou kunnen lijden. - (Dit tusschen beide.) ‘De Gouverneur en Gouvernante genoegzaam dezelfde post bekleedende, hadden elkander dikwijls noodig, en hielden, met de kinderen, ook samen het middag- en avondmaal; derhalven ontstond er tusschen deeze lieden eene goede verstandhouding, die spoedig in gemeenzaame vriendschap, en daarna in liefde verwisselde.’ ‘De liefde, die veelen traag maakt in de vervulling der noodzaaklijke pligten, had deeze jonge lieden ook geheel ingenomen; zij gingen vervolgens nooit met de kinderen wandelen, of wisten elkander altijd aantetreffen; en onderhielden zich met verliefde gesprekken - daar eduard en henriette intusschen hier en daar heen dwaalden, in plaats van elk, naar zijne bevatting, de schoonheid der Natuur te doen opmerken.’ - Ik moet tusschen beide weder eene aanmerking maaken. - Ik voor mij, mijne vriendin! ben van gevoelen, dat het van 't grootste aanbelang is, de kinderen vroegtijdig aantespooren om alles wat de Natuur opgeeft gade te slaan - hun, al wandelende, met de voorwerpen die ons omringen bekend te maaken; en hun, uit de werken der Natuur, tot hunnen Schepper opteleiden. - Wanneer wij immers het oog in den kring van het geschapene laaten rond gaan, van het nietig stofjen, langs de zichtbaare keten van het geschapene, tot de starrenkringen, vinden wij overal wijsheid en orde. - Daar nu de mensch zulke | |
[pagina 277]
| |
edele vermogens ontvangen heeft, en de geheele schepping zich aan zijne beschouwing aanbiedt, hoe zeer moest hem zulks dan niet aanspooren, om deeze zijne vermogens te beschaaven en uittebreiden. - of zou hij met den worm in het stof kruipen? - Zou hij afdaalen, en zich gelijk stellen met de redenlooze dieren, en dat geene verachten, 't welk al zijne waardigheid - al zijne schoonheid moet uitmaaken? - ‘De waare voortreflijkheid van den mensch’, zegt zeker Schrijver, ‘ligt in de vermogens van zijnen geest.’ - Hierbij komt, dat onze zielsvermogens van dien aart zijn, dat zij door beöefening moeten ontwikkeld worden - de mensch is nooit op één oogenblik dat hij eenmaal worden kan - hij moet door oneindig veele zwaarigheden, en langs veele trappen daartoe opklimmen; als tedere zuigelingen zijn wij ontbloot van alle kennis - wij komen gedachteloos op deezen aardbol - en, geheel onkundig van ons lot, hebben wij slechts een verward gevoel van onze behoeften, - en zie daar den staat van onze eerste kindschheid; - maar naar maate wij met de uitwendige voorwerpen bekend worden, dezelven door verschillende kenmerken leeren onderscheiden, bij eene geduurige ondervinding en een aanhoudend onderwijs, dan kunnen onze vermogens ontwikkeld en wij voor verhevener denkbeelden vatbaar worden. - ‘eduard en henriette werden dus, als de meeste kinderen, gedachteloos opgebragt - hadden in alles verwarde denkbeelden - zagen met genoegen de liefkoozingen van hunnen Gou- | |
[pagina 278]
| |
verneur en Gouvernante aan, en werden, vroegtijdig, door deeze voorbeelden in de liefde onderweezen.’ ‘Die beide kinderen namen intusschen in jaaren toe. - eduard was ruim vijftien en henriette veertien jaaren oud - en hunne liefde was met hunne jaaren opgegroeid, zoo dat zij elkander recht hartlijk beminden, zoo teder als broeder en zuster ooit deeden blijken. - De beide kinderen sliepen op de kamer van de Gouvernante, en henriette bij haar. De kamer van den Gouverneur was tegen over deeze. - Wanneer de kinderen door den slaap overwonnen waren sloopen deeze gelieven bij elkander, dat misschien meer dan een jaar geschied ware.’ - ‘eduard die een slimme vogel was, had hun op zekeren tijd bespied; want zij hadden de gewoonte de deuren hunner kamers open te laaten, ten einde het kraaken van dezelven voor te komen. - En ofschoon eduard of deszelfs zuster, met niemand, buiten hun, verkeering had, ook geen speelmakkers, van welken zij iets hadden kunnen verneemen, zoo vond hij zich, door een onweêrstaanbaaren trek der Natuur, aangespoord, terwijl lisette, (zoo heette de Gouvernante.) op de kamer.van haaren vriend gesloopen was, om bij zijne zuster in 't bed te kruipen. - Althans, (ik ontroer nog wanneer ik aan die gebeurenis denk.) deeze ongelukkige kinderen waren in den waan van schuldelooze vermaaken te genieten - geheel onnozel - zonder inzien - zonder gevoel van hunne misdaad, pleegden zij eene | |
[pagina 279]
| |
daad waar van de menschlijkheid siddert. - Het duurde ook niet heel lang of de treurige gevolgen der bloedschande werden zichtbaar. - Men verwonderde zich over de allengs toeneemende dikte van henriette. - Men schreef de oorzaak aan eene heimlijke ongesteldheid toe, en besloot in 't eind een kundig Geneesheer te raadpleegen, welke haar, na verscheiden vraagen gedaan te hebben, oordeelde zwanger te zijn. - Dit klonk de Ouders, gelijk een donderslag, in de ooren, die volstrekt geen geloof aan des Geneesheers woorden gaven; als weetende, dat hunne kinderen met niemand, buiten den Gouverneur en Gouvernante, omgang hadden, en bijna nog geen onderscheid wisten tusschen de geslachten. De Geneesheer werd, op eene hoonende wijze, weggezonden, en men besloot met het Maanzieke meisjen naar eene Academie-stad te reizen, ten einde met een Professor te raadpleegen. - De Professor oordeelde en beweerde uit alle teekenen dat de Freule zwanger was. - De Gravin ondervroeg haar op de ernstigste wijze, of zij ooit met iemand, buiten 't huis, in kennis geweest was? - dat zij gulhartig, met de blos der onschuld, met neen beäntwoordde. - Na veele vergeefsche poogingen, ter ontdekking van het geheim, aangewend te hebben, moest men op een duidlijker toon met haar spreken, ten einde haar haaren staat voor oogen te stellen, en dit was van gevolg dat zij zeer onnozel beleed, dat haar broeder eduard bij haar geslaapen had. - Ik behoef u niet te zeggen hoe deeze Familie gesteld was. - Men hield de zaak zoo geheim als mogelijk ware, en | |
[pagina 280]
| |
begreep best te zijn, de jonge lieden van elkander te verwijderen; terwijl men lisette met haaren minnaar spoedig het huis deed ruimen. - eduard werd een ander Gouverneur toegeschikt, met welken men besloot hem te laaten reizen, en henriette met eene vertrouwde naar eene andere stad gezonden, alwaar men haar een verdichten naam deed aanneemen. - Zeker Vroedmeester had haar, voor eene groote somme gelds, ingenomen, zoo dat er maar zeer weinig menschen van dit geval geweeten hebben. - Zij beviel van eene dochter, welke slechts weinige uuren haare ongelukkige geboorte overleefde.’ Laaten alle ouders uit dit ongelukkig geval leeren, dat men zijne kinderen nooit genoeg in acht kan neemen - de Natuur gaat in deeze boven de leer. - Immers, wanneer de ouders van henriette oplettend waren geweest, zouden zij niet onkundig gebleeven zijn, van het geen er tusschen den Gouverneur en de Gouvernante omging: - zij zouden ontwaar zijn geworden, hoe veel deeze lieden in de betrachting van hunnen pligt te kort kwamen: - hoe de panden, aan hunne zorg toevertrouwd, verwaarloosd - ja onherstelbaar ongelukkig gemaakt werden. - ô Ouders! - Voogden! wat is uwe verpligting groot - zoo gij de u toebetrouwde panden kwalijk bestuurt - weinig er na omziet - bedenkt, hoe rampzalig de gevolgen kunnen zijn - en op wie zal de verantwoording aankomen, wanneer de dag der algemeene vergelding aanbreekt? - Immers op hun die de beginselen van deugd in hunne harten niet heb- | |
[pagina 281]
| |
ben gelegd of aangekweekt; maar integendeel met verderflijke voorbeelden hebben voorgegaan. - ‘henriette is, na verloop van eenigen tijd, weder in het huis haarer Ouderen terug gekeerd, en sedert zorgvuldig bewaard geworden. - Haar gedrag is vervolgens onberispelijk gebleeven. - eduard is intusschen in Keizerlijken dienst getreeden en tot Capitein bevorderd - volgens berichten gedraagt hij zich zeer braaf. - De oude Heer heeft dit geval zich zoodanig aangetrokken dat het verdriet hem verteerde, en ongelukkig trachtte hij dit door den drank te verzetten. - Hij gaf zich buitenspoorig over aan het spel, zoo dat hij door een partij valsche speelers, onder schijn van vriendschap, in zoo verre werd opgeligt, dat hij in een bekrompen staat, met zijne Gemaalin, zijn dagen moest eindigen.’ - Zie daar, mijne louize! het geen ik van de Freule weete - hieruit kunt gij opmaaken dat zij mij niet geheel onbekend is. - Evenwel heeft zij niets in mijne achting verlooren. - Indien haar volgend gedrag onberispelijk blijft, ô dan zoude ik haar, even als u, kunnen lief hebben. - Ook verneem ik, met een bijzonder genoegen, dat het een lief meisjen is. - Gij laat intusschen niets blijken van het geen ik u gezegd heb; want het aandenken daaraan, kan haar niet dan verdriet veroorzaaken. |
|