Ik heb den Capitein henry, een braaf Officier, van ons Guarnizoen, die ter goeder naam en faam staat, accès bij louize gegeeven, en daar is Mejufvrouw bedilziek zeer over te onvreden; - maar dewijl de Capitein een eerlijk man is, die louize lief heeft, en haar fatsoenlijk kan onderhouden, vond jk geen reden om de jonge lieden te scheiden. -
Zoo dra gij uw Journaal gereed hebt, hoop ik het zelve te zien, en verlange zeer u aan mijn huis te begroeten. - Geloof intusschen dat ik ben
Uw Vriend,
adelaart.