Henry en Louize
(1794)–Cornelia L. van der Weyde– AuteursrechtvrijEerste deel
[pagina 171]
| |
flaauw ook, over, dat uwe therese het gevaar kan ontkomen zijn: - het verwondert mij, mijn vriend! dat gij daaromtrent geheel hooploos zijt. - Zou 't niet mogelijk zijn, dat uwe therese op de eene of andere wijs zich heeft weeten uit den brand te redden? - Zou 't zoo geheel vreemd zijn, dat, zoo zij behouden is, en elders heen heeft moeten vlugten, zij even onkundig van uw wedervaaren is als gij van haar zijt? want alles rust toch op veronderstellingen, welke de schrik van dien akeligen nacht u inboezemt. - Ik raade u dat gij het geval door de Nieuwspapieren bekend maakt, zonder den naam van uwe Echtgenoote te melden en haar tevens zoo te beschrijven, dat zij, indien zij leeft, zichzelve daarin kennen zal. - Ik verwacht u spoedig terug, wanneer wij verder hier over spreeken zullen. - Ook hoop ik als dan u aan den Heer adelaart, de Voogd over mijne louize, voortestellen; hij is een verstandig man en uw vertrouwen overwaerdig - gij hebt ook mijne Schoone nog niet gezien, maar ik heb u reeds aan haar bekend gemaakt. - ô Hoe vuurig wensche ik, braave man! u eens zoo gelukkig te zien als ik mij zelven beschouwen mag! - Gave de Hemel dat mijne bedenkingen, omtrent uwe therese, een gelukkig gevolg hadden, dit zou een aanmerklijk genoegen voor mij te weeg brengen. - Wees intusschen verzekerd, dat ik al mijne vermogens zal aanwenden, om uw lijden, zoo veel mogelijk, door vriendschappelijke vertroostingen te verzachten; want na de liefde, moet toch in een gevoelig | |
[pagina 172]
| |
hart, als het uwe, de vriendschap de eerste plaats bekleeden. Mijne bekoorelijke louize en ik zijn het volkomen eens; maar heeft niet elk eene verschillende denkwijze? - Ik voor mij wil dus bij mijne louize niet aandringen op de verhaasting van onzen huwelijksdag - neen, zij moet mij eerst beter leeren kennen, opdat ik haar, door overijling, geen naberouw veroorzaake. - Hoe smaakt u dit denkbeeld, mijn vriend? - Kan men ook wel, in den echt treedende, te voorzichtig zijn? - Ziet men geen voorbeelden van gelieven, die anders zeer weldenkend zijn, kort na hunnen huwelijksdag, in eene koele onverschilligheid vervallen, daar zij te vooren brandden van liefde? - en is daarvan niet veelal de oorzaak, dat zij elkander niet genoeg getoetst hebben, of zij waarlijk in staat waren om elkander op den duur gelukkig te maaken? - Het is toch niet genoeg dat men teder bemint - om eene vrouw gelukkig te maaken moet men ook vermogens bezitten om zich altijd aangenaam te vertoonen. - De schoone Sexe is levendig van aart - heeft meer vernuft dan de mannen, maar minder standvastigheid. - Zij houden veel van afwisselende tooneelen - dezelfde bezigheden en vermaaken zullen haar niet lang bevallen - er wordt nog al wat menschenkunde, gepaard met zachtzinnigheid, vereischt, om op zijn gouden Bruiloft te kunnen zeggen: ‘wij verveelden ons nooit in elkanders gezelschap.’ - Dus, zoo het aan den eenen kant goed is, jong te trouwen, is het aan den anderen kant te vree- | |
[pagina 173]
| |
zen, dat de jonge Echtelingen, geen voorraad genoeg bezittende om elkander op eene aangenaame wijs te onderhouden, spoedig, door verveeling aangetast, uithuizig zullen worden, alleen om hunne wederhelft te ontvlieden. - Andere zullen ligt, door verdriet, tot erger stappen komen, en in de armen van een anderen minnaar, of, in de verbeelding, schooner minnares, vliegen: - en zie daar het huwelijk onherstelbaar bedorven, 't welk men had kunnen voorkomen, indien men in elkanders gezelschap vermaak en genoegen had gevonden. - Voor dit alles wil ik mijne louize behoeden - wij beminnen wederzijdsch; maar eene naauwere verkeering moet ons leeren, of wij elkander op den duur behaagen zullen. - - Mijne louize gaat voor eenigen tijd bij eene goede vriendin, welker ouders eene schoone Buitenplaats, aan de Vecht, hebben, logeeren - ik zal in dien omtrek naar een verblijf uitzien; en als gij dan terug gekomen zijt zullen wij dagelijks de schoone Juffers bezoeken en goed gezelschap aan elkander hebben. - Gij, Dragonder! brengt uwe rijdpaerden mede, en ik mijn Engelschman, dan rijden wij te samen af en aan, en zullen den tijd wel doorbrengen. - Vaarwel! braave vriend! en geloof dat gij een deelneemer in uw lijden gevonden hebt, in
Uwen Vriend,
henry. |
|