Twee-enveertigste brief.
Henry aan Louize.
Allerliefste!
Ik heb uwen beminnelijken brief ontvangen, en dank u, mijne Bekoorster! voor uwe goedheid. -
Wat de voorslag betreft van miine louize, om voor eenigen tijd bij haare vriendin cecilia te gaan logeeren, gevalt mij zeer wel. Zoude mij iet kunnen mishaagen, dat u, mijne vriendin! genoegen kan aanbrengen? - ô Neen! - Tegen den tijd van uw vertrek zullen de Exercitien afgeloopen zijn, en ik zal dan gelegenheid hebben u derwaard te geleiden. - Ook zal ik dit jaar groot verlof hebben, en dus alleen voor u en de liefde leeven.
Ik zal hier of daar, in den omtrek van het Buitenverblijf uwer vriendinne, een verblijfplaats trachten te vinden, dat mij beter voorkomt dan het aanbod uwer vriendinne aanteneemen; te meer, om dat ik mijn vriend den Americaan terug verwacht, die mij dan zeer zeker buiten zal komen opzoeken: - hij is een aangenaam man, die veel geleezen en nog meer gezien heeft; dus vlei ik