Vijf-entwintigste brief.
Adelaart aan den Capitein Henry.
Waerdig Vriend!
Wat mij aangaat, hebt gij volkomen mijne toestemming; - maar weet gij wel, dat louize maar eene burger dochter is, welke u niets, of althans zeer weinig, zal ten huwelijk brengen? - Overleg dus alles met bedaardheid; want ik zoude niet gaerne uw beider ongeluk bevorderen. - Kom deezen middag bij mij eeten, - ik zal u dan alles voorhouden; en zoo uwe liefde volstandig is, en gij aan het meisjen behaagt, zal ik u mijnen vaderlijken zegen geeven - ik bemin louize als mijn kind - kom dus bij
Uwen Vriend
adelaart.