Greep naar de macht
(1994)–Bruno De Wever– Auteursrechtelijk beschermdVlaams-nationalisme en Nieuwe Orde. Het VNV 1933-1945
[pagina 601]
| |
9.3 Het VNV-kaderVolgens Hendrik Elias vielen er onder zijn leiderschap maar twee ontslagen om politieke redenen bij de arrondissementsleiders. De Grootnederlandse dissident August De Wilde werd in september 1943 ontslagen en na een korte interim van Elias' secretaris Gaston Stuyck, opgevolgd door rug-professor A. De Waele. De ss-gezinde André Van den Berghe in Oudenaarde werd in 1944 eveneens de laan uitgestuurd. Voor de rest zou geen enkel ontslag politiek geïnspireerd zijn. Het is onwaarschijnlijk dat er niet meer arrondissementsleiders uit politieke onvrede opstapten, al is bij het arrondissementele kader inderdaad een vrij grote stabiliteit waar te nemenGa naar eind17. Op het einde van de bezetting trof men bij de nog in functie zijnde arrondissementsleiders de namen van personen aan die vaak al van voor de oorlog die functie bekleedden: Jozef Coene in Aalst, Frans Strubbe in KortrijkGa naar eind18, Arthur Bogaerts in Leuven en Jan Seghers in Sint-Niklaas. Een aantal nieuwe namen komt te voorschijn nadat de oorspronkelijke arrondissementsleiders carrière maakten in de partij of in de overheidsdiensten. In Roeselare was Reimond Tollenaere in 1941 al vervangen door C. Commeyne. In 1942 volgde Piet Wyndaele Jan Timmermans op in Antwerpen. In mei 1943 werd Karel Lambrechts in Brussel vervangen door zijn adjunct August Ghijssels en Joris Vansteenland werd in het arrondissement Veurne-Diksmuide-Oostende opgevolgd door zijn adjunct Valeer Devos. Joris Dedullen volgde in juni 1943 in Ieper Achilles Verstraete op die kabinetschef werd van Gerard Romsee. In oktober van dat jaar volgde in het arrondissement Brugge Frans Gevaert de oorlogsburgemeester van Brugge, Jef Devroe, op. In Turnhout was in het begin van de bezetting Karel Pelgroms Thomas Debacker opgevolgd. Pelgroms bleef niet lang en werd vervangen door A. Van Eckert. In Dendermonde werd eind 1942 Andries De Paepe vervangen door Armand Smet, de oorlogsburgemeester van Grembergen. In mei 1944 werd Smet die het niet meer eens was met de vnv-politiek en bovendien als oorlogsburgemeester zelfs met zijn eigen vnv-achterban in onmin geraakte, door de vnv-leiding tot ontslag gedwongen en vervangen door Karel Bogaerts, oorlogsburgemeester van WetterenGa naar eind19. In februari 1944 werden ook nog twee Limburgse arrondissementsleiders benoemd door de oprichting van de arrondissementen Limburg-Noord en Limburg-Zuid. De titularissen waren respectievelijk J. Van Herck en A. Ariën. Laatstgenoemde werd in juni 1944 door het verzet vermoord. In Mechelen volgde E. De Ceulener in 1942 de oorlogsburgemeester van Mechelen, C. Baeck, op. In 1943 werd hij vervangen door de arrondissementele propagandaleider E. Buskens die op zijn beurt op de valreep, juli 1944, werd vervangen door P. Van Assche, oorlogsburgemeester van Sint-Amands. De organisatorische veranderingen op de lagere echelons - van arrondissementele referenten tot afdelingsleiders - was veel aanzienlijker. De inventarisatie van de in Leiding gepubliceerde benoemingen brengt aan het licht dat in 1943 circa vierhonderd en in 1944 ongeveer tweehonderd benoemingen plaatsvonden. Het is niet uit te maken in welke mate het hier om de vervanging gaat van al bestaande functies, of om de uitbreiding van het kader. Ontslagen op lagere echelons werden niet gepubliceerd. De vnv-leiding was bovendien niet altijd op de hoogte van de precieze toestand aan de basis. Organisatieleider D. Van de Moortel - hij bestookte de vnv-kaders met vragen om inlichtingen zodat het vnv in kaart kon worden gebracht - klaagde er midden 1943 over dat het bijzonder veel inspanningen vergde om van de afdelings- en gewestleiders zelfs maar de elementairste inlichtingen te krijgen over de toestand van de bewegingGa naar eind20. De activiteitsverslagen die op alle echelons moesten worden opgesteld kwamen moeizaam, of helemaal niet binnenGa naar eind21. De organisatorische expansie kwam ook op het vnv-hoofdkwartier tot uiting. De verschillende departementen, hoofddiensten en diensten die al onder de bestuursperiode van De Clercq tot stand waren gekomen, breidden zich uitGa naar eind22. Er kwamen nieuwe hoofddiensten | |
[pagina 602]
| |
en diensten bij. In februari 1943 werd Jef Van Dingenen dienstleider van de Dienst Techniek in het Departement Propaganda. In de loop van 1943 is er even sprake van de Hoofddienst Verweer o.l.v. Herman Verreydt. Die Hoofddienst verdween samen met Verreydt eind 1943. Al de genoemde departementen, hoofddiensten en diensten bouwden zich verticaal uit. Op het eind van de bezetting moest ieder arrondissement, naast de arrondissementsleider, in principe een twintigtal functies tellen: een secretaris, een financieleider, een referent verkoopsdienst, een referent ledenadministratie, een vormingsleider, een referent voor kaderscholen, een propagandaleider, een stijlinspecteur, een referent voor vojo, een referent voor pers en radio, een referent voor film en foto, een referent voor sociale zaken, een referent voor economie, een referent voor landbouw, een referent bestuurspolitiek, een referent voor cultuur, een referent voor techniek en een arrondissementeel cellenleider. In principe moest deze organisatie ook terug te vinden zijn in de gewesten en in de afdelingen. Leiding, december 1943, liet wel verstaan dat op deze niveaus de invulling moest gebeuren naarmate er geschikte krachten aanwezig waren. Voorts moest onderscheid worden gemaakt tussen belangrijke en minder belangrijke functies. De indrukwekkende blauwdruk van de vnv-structuur illustreert treffend de expansie naar binnen. Zowel de uitbouw in de breedte als het groot aantal benoemingen aan de basis, in de gewesten en de afdelingen, moesten camoufleren dat het vnv zijn beste tijd had gehad. Doordat het vnv massa's leden verloor is het evident dat het bij veel benoemingen maar om papieren functies ging. Uit interne documenten blijkt overigens dat de realiteit ver verwijderd lag van de theoretische schema's. Een document, waarschijnlijk uit 1944, met een optelling van de werkelijk beschikbare kaders op arrondissementeel en gewestelijk niveau relativeert al in belangrijke mate de papieren constructie van het vnvGa naar eind23. Over heel Vlaanderen zouden er 151 arrondissementele medewerkers zijn geweest. Gemiddeld werkten de arrondissementen met een tiental mensen, een uitschieter daarbij was Turnhout met maar vier kaderleden. Het aantal gewestleiders zou 165 bedragen. Volgens andere interne documenten zouden heel wat functies geen titularis hebben gehad of werden verschillende functies door één en dezelfde persoon uitgeoefendGa naar eind24. |
|