Greep naar de macht
(1994)–Bruno De Wever– Auteursrechtelijk beschermdVlaams-nationalisme en Nieuwe Orde. Het VNV 1933-1945
9.2 De leider en de Raad van LeidingMet het aantreden van Hendrik Elias als leider van het vnv wijzigden de verhoudingen aan de top van het vnv. Waar Staf De Clercq nog geregeld de Raad van Leiding bijeenriep heeft Elias dit overlegorgaan nooit meer samengeroepen. Hoewel Staf De Clercq cruciale beslissingen nam zonder de Raad van Leiding vooraf op de hoogte te brengen, had de Raad toch | |
[pagina 599]
| |
nog enige betekenis. De discussies leidden soms tot een bijsturing van het beleid zonder dat aan de fundamentele opties werd geraakt. Elias liet deze laatste franje van een collectieve leiding vallen. Het vnv werd nu in de praktijk geleid door één leider die zelfs geen poging meer ondernam om verantwoording af te leggen aan het collectieve leidingsorgaan dat bestond van bij de stichting van het vnv. Door de Raad van Leiding gewoon niet meer samen te roepen vermeed Elias hem officieel af te schaffen. Het orgaan leed dus een onduidelijk bestaan. Twee leden van de vnv-top namen ontslag. Frans Daels die al sinds september 1941 de vergaderingen niet meer bijwoonde, nam op 4 december 1943 zelfs ontslag als vnv-lid. Hij speelde een belangrijke rol in de groeiende oppositie binnen de partij. Ernest Van den Berghe gaf op 30 januari 1943 ontslag als algemeen secretaris. Het ontslag werd hem verleend in de vorm van ‘onbepaald verlof’. Officieel gebeurde het om gezondheidsredenen. Na de oorlog verklaarde Van den Berghe dat hij fysiek bezweken was onder de lasten en zorgen van de politieke strijd waarin het vnv verwikkeld was geraaktGa naar eind11. Van den Berghe heeft nooit verklaard waarom hij later zijn functie niet weer opnam. De man die een centrale rol had gespeeld in de organisatorische uitbouw van het vnv en die, zoals Elias getuigde, ook tijdens de eerste bezettingsjaren een cruciale rol speelde, verdween uit het vnv. Na 30 januari 1943 is er van hem geen spoor meer. Het is niet onwaarschijnlijk dat Van den Berghe ook om politieke redenen zijn functie neerlegde. Na de oorlog verklaarde hij dat hij al in april 1942 zijn ontslag aan Staf De Clercq had aangeboden. Hij was het niet langer eens met de politiek ten opzichte van de ssGa naar eind12. De Clercq had hem toen kunnen overtuigen te blijven, met het argument dat ze samen op een essentieel thema zouden breken met de bezetter. Na de analyse van De Clercqs politiek kan men vraagtekens plaatsen bij deze getuigenis of bij de geloofwaardigheid van dit argument. Zeker is dat Van den Berghe het oneens was met de strategie ten opzichte van de DeVlag/ss. Heeft hij zich teruggetrokken omdat Hendrik Elias de politiek van De Clercq niet onmiddellijk fundamenteel heeft gewijzigd? Bij gebrek aan bronnenmateriaal blijft de vraag onbeantwoord. Van den Berghe werd opgevolgd door Piet Wyndaele. Doordat Van den Berghe niet officieel ontslag nam uit zijn functie, werd Piet Wyndaele tot adjunct-algemeen secretaris benoemdGa naar eind13. Er zijn niet alleen de twee ontslagen. Twee nieuwe leden werden benoemd in de (slapende) Raad van Leiding. Eerst, in februari 1944, Theo BrounsGa naar eind14. Daarmee kreeg Limburg, na het ontslag van Hendrik Ballet, weer een vertegenwoordiger in de leiding van het vnv. Gerard Romsee was weliswaar officieel nog steeds lid, maar sinds augustus 1940 was dat een papieren lidmaatschap. Hij bleef in een document van juli 1944 nog wel steeds vermeld als lid. De benoeming van Brouns moet worden gezien in het licht van de moeilijke situatie in de provincie Limburg. Enkele maanden later werd dms-leidster Jetje Claessens benoemd tot lid van de Raad. Haar benoeming kwam na een ernstige rebellie in de jeugdbeweging en moet gezien worden als een poging om wat nog van de jeugdbeweging restte steviger aan het vnv te binden. Hendrik Elias wenste de Raad van Leiding niet meer samen te roepen omdat hij het geen werkzaam instrument achtte. Toch getuigde hij in zijn naoorlogse geschriften herhaaldelijk dat hij alle belangrijke beslissingen nam in overleg met de ‘vooraanstaanden’ van de beweging. Over dat overleg met de ‘vooraanstaanden’ geeft hij weinig uitleg. Hij getuigde dat hij altijd overlegde met Reimond Speleers en dat ze het beiden steeds eens werden over de te volgen politiek. Met Gerard Romsee pleegde hij in 1944 wekelijks overleg. Midden 1943 ging Elias wel tweemaal naar West-Vlaanderen om Leuridan ervan te overtuigen zijn steun aan de Grootnederlandse dissidenten op te geven. Nadien ontmoette hij Leuridan niet meer. Toen hij terugkeerde uit Salzburg en een cruciale beslissing moest nemen over de politiek van het vnv zou hij hebben overlegd met ‘vooraanstaande en gezaghebbende | |
[pagina 600]
| |
strijdgenoten’. Behalve die van Wies Moens, geeft Elias geen namen. Men heeft de indruk dat hij de steun van de top van de partij als legitimering van zijn beleid wilde aanvoeren. Afgezien van de vraag of dit inderdaad het geval is, constateert men dat Elias het orgaan dat was opgevat als een permanente toetssteen voor zijn beleid, in de praktijk negeerde. Men krijgt bovendien de indruk dat Elias als autoritair leider geen inspraak in zijn beleid duldde. Bijsturing vanuit de basis was daardoor niet mogelijk. De manier waarop de Grootnederlandse dissidenten werden bejegend is er een bewijs voor. Illustratief was de wijze waarop arrondissementsleider August De Wilde daarover werd aangepakt tijdens de Algemene Raad van 8 mei 1943. Toen De Wilde zijn kritiek op het beleid wilde voordragen, werd hij door Elias op autoritaire wijze de mond gesnoerd. Hij kreeg bovenop een openlijke blaam omdat hij gezondigd had tegen het ‘protocol’. In het bedoelde ‘protocol’ over de organisatie van het vnv stond toch dat de leden van de Algemene Raad ‘in alle omstandigheden het recht [hebben] meningen of voorstellen bij de Algemene Leider naar voren te brengen’Ga naar eind15. In een brief aan Elias waarin De Wilde de blaam aanvaardde, zette hij ook zijn standpunt uiteenGa naar eind16: ‘Het heeft nimmer in mijn bedoeling gelegen de politieke richtlijnen der beweging te bepalen. Doch zelfs in een autoritaire kampformatie heb ik immer een Algemene Raad beschouwd als een samenkomst der vertrouwensmannen, die aldaar vrijuit hun mening, bevindingen en opvattingen ter bespreking kunnen voorbrengen, zodat de Leiding na alzijdige voorlichting, een bepaalde bindende beslissing kan nemen. Een Algemene Raad is quasi de enige gelegenheid, die een arrondissementsleider heeft, om aan de Leider de noodzakelijk geoordeelde mededeling ter bespreking te verstrekken.’ De Wilde wees erop dat de heersende atmosfeer ertoe leidde dat een aantal arrondissementsleiders hun mond hielden en niet zegden wat ze dachten. Hun zwijgzaamheid bracht de leiding ‘in een gevaarlijke waan [...] van een absolute eensgezindheid’. De Wilde beweerde dat wat hij had willen voorbrengen, leefde bij heel wat arrondissementsleiders. Als ze hun visie niet uiteenzetten op de Algemene Raad deden ze dat elders wél. Dit zou zich op termijn tegen het vnv keren. Het aantreden van Hendrik Elias deed niet de minste afbreuk aan het autoritaire karakter van het vnv. Integendeel, Elias speelde met overtuiging zijn rol als autoritair leider. Men krijgt de indruk dat naarmate de kritiek op zijn beleid aan de basis groeide, hij méér het autoritaire principe omarmde. De propaganda voor de leider werd wel anders aangepakt. Elias werd nu voorgesteld als de intellectueel, de man die het allemaal door- en overzag en die door zijn sterke persoonlijkheid zijn wil zou doordrukken. VNV-Leiding schreef in juni 1943: ‘Dr. Elias is de Leider van onze Beweging. Hij is dat niet alleen omdat hij als dusdanig werd aangesteld: hij is dat vooral door de kracht zijner persoonlijkheid, door hetgeen hij IS, d.w.z. door hetgeen hij vertegenwoordigt aan overtuiging, aan klaar inzicht, aan leidersgaven, aan trouw aan ons volk [...].’ vnv'ers die de tegenspraken in het beleid en het dreigende failliet van de vnv-politiek elke dag meer en meer ervoeren, moesten geloof putten uit de voorstelling van ‘Leider Elias - de zekere gids’. Dit beeld werd sterker gepropageerd naarmate de interne kritiek groeide. Een treffende illustratie daarvan is een uitspraak van vnv'er prof. A. De Waele, arrondissementsleider van Gent, in Leiding van juli 1944: ‘Onlangs had ik de eer en het genoegen een lang onderhoud te hebben met de leider. Ik kan gerust verklaren, dat hij een duidelijke en volledige kijk heeft over de toestand. Ik heb de vaste overtuiging dat deze man ons Volk te zijner bestemming leiden kan en zal. Tegen defaitisten die wetens en willens de partij noyauteren en er niet voor terugdeinzen in het geniep de persoon van de Leider aan te vallen, moet dan ook onze houding compromisloos zijn.’ |
|