Greep naar de macht
(1994)–Bruno De Wever– Auteursrechtelijk beschermdVlaams-nationalisme en Nieuwe Orde. Het VNV 1933-1945
7.3 Naar een breuk met de SS7.3.1 Het eerste onderhoud van Hendrik Elias met Gottlob Berger (30 oktober 1942)Een week na het overlijden van Staf De Clercq kwam Gottlob Berger naar Vlaanderen. Hij ontmoette er o.m. Eggert Reeder en Hendrik Elias. Over de gesprekken is als eigentijdse bron alleen een verslag van Gottlob Berger voor de Reichsführer-SS bewaard geblevenGa naar eind21. Albert De Jonghe heeft al aangetoond dat Bergers versie met de grootst mogelijke reserve moet worden benaderdGa naar eind22. Hij heeft et tevens op gewezen dat het verslag exemplarisch is voor de groteske visie van de chef van het ssha op de politieke toestand in België. Berger gaf Reeder de volle laag. Hij was nog steeds laaiend over het feit dat de chef van het Militaire Bestuur niets had ondernomen tegen de aanstelling van Elias als leider van het vnv. Berger verweet hem dat hij het vnv steunde tegen de ss. Zonder die steun zou de partij geen kans maken omdat ze buiten de ‘volksdeutsche Masse’ stond. De politiek moest zo worden gevoerd dat het volk (de massa) zelf de aansluiting bij het Germaanse Rijk zou vragen. Reeder antwoordde dat hij in die omstandigheden niet langer in dienst wenste te blijven. Enkele dagen later verzocht hij inderdaad het OKH om ontslag, wat hem werd geweigerd. Als we Berger moeten geloven, verliep zijn eerste gesprek met Elias al evenmin in een hartelijke sfeer. Er werd afgesproken dat van het gesprek een protocol zou worden opgesteld dat door Elias zou worden ondertekend. Elias bevestigde inderdaad dat hij enkele dagen na het onderhoud een protocol kreeg toegestuurd dat hij ondertekende nadat hij enkele wijzigingen had aangebrachtGa naar eind23. Het stuk is jammer genoeg niet teruggevonden. Volgens het verslag van Berger kwam het tijdens het gesprek tot wederzijdse bedreigingen. Elias dreigde met een terugtrekking van het vnv uit de Belgische overheidsdiensten en Berger dreigde ermee dat in dat geval het vnv zou worden gebroken door 5% van de agitators in een concentratiekamp op te sluiten: ‘Die Leute glauben drohen zu können. Elias meint, wenn heute die vom vnv gestellten Bürgermeister und Generalsekretäre zurücktreten würden, müsse morgen auf einen Schlag die gesamte Verwaltung Belgiens zusammenbrechen. Ich habe ihm dagegen erklärt; wenn der Deutsche Staat oder der Reichsführer-ss gezwungen werden wollen, dann ist hierzu der vnv nicht stark genug. 5% der Hetzer kommen ins Konzentrationslager und die anderen sind froh, wenn sie bleiben dürfen.’ Toen Elias na de oorlog via de studie van Edgar KnoebelGa naar eind24 kennis nam van dit relaas noemde hij het een ‘absoluut valse voorstelling van de feiten’. Hij getuigde dat hij nooit had gedreigd met een terugtrekking van het vnv uit de Belgische overheidsdiensten en dat Berger hem bijgevolg ook niet had afgedreigdGa naar eind25. Op dit laatste punt spreekt hij zichzelf tegen. In een brief aan Eggert Reeder, 7 mei 1943, kwam hij terug op het gesprek. Hij herinnerde eraan dat Berger, nadat Elias zijn opvattingen over het Germaanse Rijk had te kennen gegeven, een ‘bedreiging’ uitte, nl. dat hij alle weerstand zou brekenGa naar eind26. Elias getuigde dat hij zich integendeel zo rond en glad mogelijk had opgesteld. Reeder had hem in een voorafgaand gesprek verzocht de hoeken af te ronden en minder ‘vierkantig’ te zijn dan gewoonlijk. | |
[pagina 525]
| |
Over de inhoud van het gesprek getuigde Elias dat hij zijn opvattingen over ‘onze zelfstandigheid in een Grootgermaans Rijk’ uiteenzette. Hij sprak ook over de moeilijkheid om in België een politiek te voeren. Men wist immers niet of er tussen koning Leopold iii en Hitler geen afspraken waren gemaakt. Volgens Elias zou Berger daarop hebben geantwoord dat er na de oorlog van België geen sprake meer zou zijn. Het meest schokkende wat hij uit de mond van Elias noteerde was, aldus Berger, dat deze opperde dat de Verenigde Nederlanden via de koningshuizen van België en Italië de basis van een vrede konden opleveren. Elias, die door de onvolledige weergave van Bergers verslag in de studie van Knoebel niet op de hoogte was van deze bewering, meldde hier niets over. Het is niet waarschijnlijk dat Elias iets dergelijks aan Berger heeft meegedeeld. Het lijkt er eerder op dat Berger de vnv-leider in de ogen van de Himmler trachtte te compromitteren. Deze doelstelling, samen met de wens om in de ogen van zijn chef door te gaan als een doortastend onderhandelaar, verklaart wellicht de hele teneur van het verslag en de halve en hele onwaarheden. Tot die conclusie komen zowel Elias zelf als Albert De Jonghe. Een ander feit waarmee Berger Elias in de ogen van Himmlet wilde compromitteren was de bewering dat de vnv-leider in nauw contact stond met General-kommissar Fritz Schmidt. Schmidt was een van de belangrijkste gespreksthema's tijdens het onderhoud van Berger met Reeder. Berger was bijzonder gebeten op Schmidt omdat hij in Nederland de nsb steunde tegen de ss. Een rede van Schmidt, augustus 1942, waarin hij de aanhechting van de Nederlanden bij Duitsland afwees, had in het vnv grote weerklank gevondenGa naar eind27. Wellicht was dat een voldoende reden om een connectie tussen Schmidt en de vnv-leiding te vermoeden. Of was Berger verkeerd ingelicht? Elias getuigde in ieder geval nooit enig contact met Schmidt te hebben gehadGa naar eind28. Het gesprek tussen Berger en Elias sprong, aldus deze laatste, ten slotte af omdat Elias als principe verdedigde dat alleen Vlamingen openbare functies zouden mogen waarnemen in Vlaanderen en dat het Rijk dus geen benoemingsrechten zou hebben. Elias wenste ook niet in te gaan op de eis van Berger om de politieke machten in het land af te staan. Over deze kwesties vindt men niets terug in het verslag van Berger. Berger voegde bij zijn verslag een psychologisch portretje van de nieuwe vnv-leider: ‘Er ist 1.80 groß, hat fälischen Einschlag. Irgendetwas in seinen Augen und in der Stellung seiner Augen mahnt zur Vorsicht. Er ist furchtbar chrgeizig, so chrgeizig, daß schon die Erwähnung des Namens Tolenare [sic] ihn zur Weißglut bringt und, was auch die Überzeugung des Reichssicherheitshauptamtes immer war, der Mann im Hintergrund von Staf De Clerq [sic], allerdings von ein paar Freunden unterstützt. Sehr klug, intelligent, rasche Auffassung.’ Hendrik Elias had tijdens zijn eerste gesprek als leider van het vnv met een topfiguur van de ss geen potten gebroken. Elias maakte duidelijk dat het vnv pas wilde weten van een inschakeling van Vlaanderen in een Germaans Rijk wanneer een reële onafhankelijkheid gewaarborgd was. Berger was wellicht minder offensief dan hij zich in zijn verslag voordeed. Overigens was zijn chef niet gesteld op een op de spits drijven van het conflict met het vnv. Op 20 januari 1943 schreef hij een brief aan Berger waarin hij verzocht aan te sturen op een ‘eine Art Burgfrieden’ met het vnv. Er moest immers rekening mee worden gehouden dat nogal wat lokale vnv-leiders ook celleiders waren van de DeVlag. Deze toenadering had tot doel meer vnv'ers ‘herüberzuziehen [...] damit Verstärkung der ss [...] und ein Anwachsen unserer Richtung’Ga naar eind29. | |
[pagina 526]
| |
7.3.2 De spanningen tussen het VNV en de DeVlag/ss op de spits gedrevenOndanks de aanwijzingen van de Reichsführer-SS kwam het niet tot een wapenstilstand tussen het vnv en de DeVlag/ss. Wel integendeel. De verhoudingen werden almaar slechter. Dat kwam o.m. doordat de DeVlag een opvallende activiteit aan de dag legde en op alle terreinen van zich liet horen. De ‘Algemeen Leider’ Jef Van de Wiele had daartoe in oktober 1942 de opdracht gekregen van Gottlob BergerGa naar eind30. Op 31 december 1942 richtte Van de Wiele een dankwoord aan Berger en Himmler voor de steun die hij van hen mocht ontvangen. Het aantal DeVlag-cellen was, zo beweerde hij, gestegen van 75 tot 325Ga naar eind31. In heel Vlaanderen werd een werfcampagne gestart waarbij de DeVlag gesteund werd door de Vlaamse ss. Sinds 14 november 1942 verscheen in De SS-Man een rubriek ‘Uit het leven van de DeVlag’. Een maand later verscheen in het blad voor het eerst een hoofdartikel ondertekend door Jef Van de Wiele. Hoewel De SS-Man al van in het voorjaar 1942 zeer geregeld aandacht besteedde aan de DeVlag-activiteiten, werd het nu voor iedereen duidelijk dat de samenwerking tussen de twee organisaties structureel was geworden. In januari 1943 verscheen Op zoek naar een Vaderland, het bekende boek van Jef Van de Wiele. De DeVlag-leider zette er zijn ideeën uiteen over het nationaal-socialisme en het Grootgermaanse Rijk. Het was een frontale aanval tegen het vnv: ‘Waarlijk, men staat erover verstomd dat er in de schoot van een volk dat prat gaat op zijn groot en groots verleden, dat eeuwenlang de gehele wereld heeft geleid, nog politieke denkers opkomen, ja fanatiek opkomen voor een eigen Staat. Voor de Dietse Staat, voor Dietsland. Er komt geen Dietse Staat. Er kan geen Dietse Staat komen, omdat hij er niet komen mag.’ Hendrik Elias reageerde hiertegen in een redevoering voor het vnv-Studentenfront in Gent, 14 april 1943. Hij trok scherp van leer tegen de DeVlag/ss en tegen de wijze waarop deze partij de Rijksgedachte verkondigde. Hij verkondigde er onverholen het Grootnederlandse streefdoel van het vnv. Aan het adres van de bezetter waarschuwde hij voor imperialisme en voor een verdeel-en-heers-politiek. Elias noch zijn voorganger hadden ooit in het openbaar stoutere taal gebruikt. Voor de bezetter overschreed Elias de grens. Volgens Elias greep de censuur in zodat de tekst van de rede enkele dagen later onvolledig in de pers verscheenGa naar eind32. De passage waarin hij rechtstreeks de Duitse instanties aanviel die achter de DeVlag/ss stonden, zou geschrapt zijnGa naar eind33. De aanval tegen de DeVlag/ss verscheen wel in de pers: ‘In nationaal opzicht [weten we] zeer goed [...] wat we willen en we hoeven niet eens te zoeken naar datgene wat we willen. We zijn niet op zoek naar een vaderland.. We strijden voor het behoud van ons vaderland en de verovering van een staatsvorm die zijn behoud waarborgt en bevestigt. En dat vaderland, het ligt in het mondingsgebied van onze grote stromen, het deltagebied der Nederlanden met Schelde, Maas en Rijn waar een volk leeft dat een eigen taal spreekt, een eigen cultuur en een eigen volkseenheid bezit.’ Elias erkende dat hij begrip had voor het feit dat tijdsomstandigheden en hogere belangen van oorlogvoering bepaalde beperkingen oplegden. Dat alle contacten met Noord-Nederland onmogelijk werden gemaakt, moest van voorbijgaande aard zijn. In geen geval zou het vnv zich in de toekomst neerleggen bij deze toestand. Het vnv was ook een onvoorwaardelijke tegenstander van het annexionisme. Het vetweer tegen het annexionisme mocht echter niet leiden tot afzondering. Elias verdedigde de Rijksgedachte zoals hij die in vroegere redevoeringen had verduidelijkt. Hij had recht hierover zijn eigen inzichten te hebben, voegde hij eraan toe. ‘De Rijksgedachte kan en zal de bekroning van een nationale gedachte [zijn] want moest | |
[pagina 527]
| |
zij ontaarden tot imperialisme of tot opslorping, dan komt verzet, niet alleen in Vlaanderen maar in gans Europa en dan zou een mislukking volgen.’ De vnv-leider sprak zijn vertrouwen uit in het ‘politieke genie van Adolf Hitler’ die geen imperialisme wenste maar een samenwerking van vrije volkeren. Voor een verdeel-en-heers-politiek vreesde Elias niet. ‘Wie Vlaanderen wil verdelen zal niet als resultaat hebben dat hij heerst maar wel dat hij de beste van zijn vrienden op een paar ogenblikken zal verliezen.’ Elias sneed vervolgens een ander thema aan: de ontwikkeling van het ‘nationaalsocialisme als Nederlands verschijnsel’. Hij kon daarvoor een opgemerkte rede van rijksminister Joseph Goebbels aangrijpen die op 14 maart 1943 op een persconferentie voor buitenlandse journalisten had verklaard dat het nationaal-socialisme geen exportartikel was. Een aanpassing van het nationaal-socialisme aan de eigen aard en het eigen karakter van een land was mogelijk. Elias twijfelde er niet aan dat het nationaal-socialisme in de Nederlanden nauw verwant zou zijn met het Duitse, toch zouden ook in Vlaanderen ‘aangepaste vormen moeten gevonden worden om de nationale eigenheid van Vlaanderen te vrijwaren’. Ook Staf De Clercq had herhaaldelijk gesteld dat het nationaal-socialisme in Vlaanderen een eigen karakter zou hebben. Toen heette het dat het Vlaamse of Nederlandse nationaal-socialisme christelijk zou zijn. De twee leiders van het vnv hebben hun visie ter zake nooit nader toegelichtGa naar eind34. Elias' rede ging niet onopgemerkt voorbij. Eggert Reeder nam de tekst gedeeltelijk over in zijn activiteitsverslagen. Hij schreef dat hij de vnv-leider erop had gewezen dat ‘derartige scharfe Ausdrucksweise mit Spitzen gegen die DeVlag sehr unangebracht sci’. Elias' uitlatingen moesten volgens Reeder worden beschouwd als gericht tegen het Rijk en de Rijksgedachte. Elias antwoordde hem dat hij een scherpe rede uitsprak omdat de onrust in het vnv over het optreden van de DeVlag/ss en de dubbelzinnige Duitse politiek zeer groot wasGa naar eind35. Ook Gottlob Berger reageerde op de rede. Hij had een eerder tendentieuze samenvatting ontvangen van Richard Jungclaus. Berger voer uit tegen Joseph Goebbels die ‘alle schrägen Fürsten’ in de Germaanse landen de gelegenheid had gegeven zich op zijn uitspraken te beroepen om hun eisen te stellen en elke Germaanse staat een vrijbrief kreeg een nationaal-socialisme ‘nach eigenem Gutdünken’ te creëren. Elias permitteerde het zich zelfs, aldus Berger, beter dan de Führer zelf te weten hoe het Germaanse Rijk tot stand moest komenGa naar eind36. Eind mei kwam Berger in een brief aan zijn chef nog eens terug op de Gentse rede van Elias waarvan hij de ‘scharfe Ton’ en de ‘Siegesicherheit’ opvallend vond. Een en ander was het gevolg van het verschijnen van Op zoek naar een vaderland, het in Vlaanderen ‘begeistert gelesenen Buch’ van Jef Van de Wiele, aldus de chef van het sshaGa naar eind37. Ook Jef Van de Wiele reageerde op Elias' toespraak. Dat gebeurde tijdens een rede uitgesproken op een afscheidsplechtigheid voor vertrekkende Oostfronters in Antwerpen, 18 april 1943. De leider van de DeVlag zei er onder meerGa naar eind38: ‘Ze zeggen dat ze een vaderland bezitten, maar tezelfder tijd zitten ze angstig gebogen over kaarten op zoek naar de grenzen van dat vaderland. Kameraden, wanneer gij straks naar het Oosten rijdt, moet gij goed uit uw ogen kijken of gij die grenzen vinden zult. Gij zult zeer ver rijden, Danzig en Zevenburgen voorbij, maar overal zult gij bloed van uw bloed, overal in het Rijk zult gij uw vaderland vinden.’ De afscheidsplechtigheid waar Jef Van de Wiele deze woorden uitsprak, lokte een nieuw ernstig incident uit in de strijd tussen het vnv en de DeVlag/ss. Hendrik Elias noemde het van doorslaggevende berekenis voor zijn verdere houding. Die dag vonden er namelijk twee afscheidsplechtigheden plaats, een in Brussel georganiseerd door het vnv, een in Antwerpen georganiseerd door de DeVlag. Het was niet de eerste keer dat een afscheidsplechtigheid aanleiding gaf tot incidenten tussen het vnv en de DeVlag/ss. Staf De Clercq had al op 29 augustus 1942 geweigerd op een afscheid te spreken naast de leider van de DeVlag. De mani- | |
[pagina 528]
| |
festatie had toen plaats zonder een spreker van het vnv. Op 14 maart 1943 had Hendrik Elias op zijn beurt geweigerd te spreken naast Van de Wiele. Toen werden er twee verschillende plechtigheden gehouden. Op de ene, in Brussel, sprak Elias, op de andere, in Antwerpen, Van de Wiele. De plechtigheid van 18 april verliep volgens een identiek scenario. Waarom hechtte Elias dan zoveel belang aan dit incident? Was het omdat de twee opponenten er een prestigezaak van hadden gemaakt zoveel mogelijk vrijwilligers en belangstellenden op de onderscheiden plechtigheden te verzamelen, met als gevolg dat de opbodpolitiek als het ware op het publieke forum werd gevoerd? Elias stelde het na de oorlog voor als volgtGa naar eind39: ‘Het was een propaganda die deed denken aan de miserabelste kiescampagnes van vóór de oorlog: overplakken van plakkaten, overkalken van opschriftenGa naar eind40, druk uitgeoefend op de vrijwilligers, inrichting van kosteloze reizen met toegangsbiljet tot vermakelijkheden in de namiddag te Antwerpen. Ik was diep verontwaardigd, des te meer daar zekere Duitsers in deze concurrentie de beste formule zagen om het hoogste aantal vrijwilligers te bereiken [...]. Ik was vast besloten aan de Duitsers te tonen dat deze concurrentie zeer vlug tot uitschakeling van één der concurrenten zou leiden.’ Tijdens zijn proces verklaarde de vnv-leider dat de afscheidsplechtigheid van 18 april 1943 de laatste wervingsvergadering was waaraan het vnv deelnamGa naar eind41. Het hield echter niet in dat het vnv de werving toen al staakte. Hierna zal blijken dat de partij in feite nooit helemaal is opgehouden te werven. Waarom waren de gebeurtenissen van 18 april 1943 de druppel die voor Elias de emmer deed overlopen? Welke rol speelde het aanzwellende protest in de rangen van het vnv? In dit verband moet de bekende brief van pater Jules Callewaert aan Elias en de Raad van Leiding, 3 april 1943, worden vermeldGa naar eind42. Callewaert uitte daarin zeer scherpe kritiek op de al te lakse houding van de vnv-leiding. ‘De Leiding buigt en kruipt, aarzelt en dubt en eindigt altijd maar met toe te geven en het wonder is: de Leiding zit in haar broekzakken vuisten te maken tegen de trouweloosheid van ‘den Duits’ maar durft niet opstaan, vindt altijd een reden om uit te stellen, om geduld te hebben. [...]’ Callewaert klaagde de opbodpolitiek aan. Hij verwees naar de afscheidsplechtigheid van 14 maart 1943. Toen had Elias volgens hem de lijn moeten trekken: ‘ik of niemand’. Callewaert beschuldigde de vnv-leiding ervan de jeugd op te offeren om haar eigen positie te redden, terwijl het vnv door de Duitse onwil toch geen toekomst had. De dominicaan kwam tot de slotsom dat de vnv-leiding rechtsomkeert moest maken. Ze moest het Vlaamse belang centraal stellen zonder compromissen en er desnoods een confrontatie met de bezetter voor aandurven. Daarvoor moesten twee valse principes opzij worden geschoven. Het eerste valse principe was dat Duitsland de oorlog moest winnen. Het was een vals principe doordat Duitsland Vlaanderen geen enkele garantie bood. ‘Het slagwoord “de Führer weet alles en zal alles oplossen” kan enkel door naïeve snullen uitgesproken en geloofd worden.’ Het belang van Vlaanderen eiste een afweging van oorlogskansen en een opportunistische houding. Het is duidelijk dat de kerende oorlogskansen voedsel gaven aan Callewaerts kritiek. Het tweede valse principe gold de erkenning van het nationaal-socialisme. Er was volgens Callewaert maar één nationaal-socialisme, nl. dat van Alfred Rosenberg. Hij was ervan overtuigd dat deze ideologie tenminste de Germaanse volkeren zou worden opgelegd. Dat betekende voor Vlaanderen ‘de verloochening van zijn katholiciteit en de verheidensing over de hele lijn’Ga naar eind43. Callewaert vroeg dus dat het vnv een duidelijke grens zou trekken met de DeVlag/ss door zich van het nationaal-socialisme te distantiëren en door ondubbelzinnig de staatkundige zelfstandigheid van Vlaanderen en de Nederlanden te eisen. Zonder die toezegging | |
[pagina 529]
| |
bood de Duitse overwinning geen heil voor Vlaanderen en bijgevolg moest de werving voor het Oostfront worden gestaakt. Elias antwoordde vrijwel onmiddellijk op Callewaerts brief. Hij wees de ‘ontechtvaardige’ kritiek van de dominicaan van de handGa naar eind44. Callewaert verspreidde daarop zestig exemplaren van zijn brief onder vooraanstaande Vlaams-nationalisten. Het gevolg was dat het document al vlug in heel Vlaanderen circuleerde. De brief van Callewaert maakte diepe indruk in de rangen van het vnv en trouwens niet alleen daar. Gottlob Berger kon de hand leggen op een exemplaar. Hij stuurde hem prompt naar Himmler ‘weil er vielleicht doch einmal dem Führer vorgelegt werden muß’Ga naar eind45. De brief kreeg in het vnv zo'n grote weerklank omdat hij inspeelde op de onlustgevoelens waarmee heel wat vnv'ers al langer geplaagd zaten. Callewaert schreef trouwens dat hij geïnspireerd werd door feiten die hem dag na dag door trouwe en boven alle verdenking staande vnv'ers werden gemeld. Velen waren teleurgesteld over de houding van de nieuwe vnv-leider. De teleurstelling werd extra aangewakkerd door de nieuwe wervingsacties voor het Vlaams Legioen en de Waffen-ss. Dat werd door velen gezien als het overleveren van militanten aan de politieke vijand op een moment dat de Duitse krijgskansen keerden door de ontwikkelingen aan het Oostfront en in Noord-Afrika. De verontrustende berichten van vnv'ers in het Vlaams Legioen wakkerden dat gevoelen aan en de ontbinding van het Legioen kwam als de klap op de vuurpijl. Callewaert schreef erover in zijn briefGa naar eind46. De toestanden in de nsjv waren een bijkomende haard van onrust. Na de ‘Putsch van Vilvoorde’ was de rust er eigenlijk niet meer weergekeerd. Edgar Lehembre had alle moeite om zich te handhaven. Hij werd bestreden door de Grootnederlandse dissidenten in en buiten de nsjv én door de krachten die de nsjv wilden losweken van het vnv. Begin 1943 werd er door Eggert Reeder bij Elias op aangedrongen uit te kijken naar een nieuwe jeugdleider. De vnv-leider maakte toen geen principiële bezwarenGa naar eind47. Ook dat was Callewaert blijkbaar ter ore gekomen. In zijn brief beweerde de pater dat Lehembre slechts mocht aanblijven als de nsjv zich inschakelde in de wervingsactie voor het Oostfront. Callewaert was niet de enige die zijn ongenoegen schriftelijk aan de vnv-leiding kenbaar maakte. Frans Daels schreef op 29 april 1943, ongetwijfeld onder indruk van de brief van Callewaert, aan de Raad van Leiding dat hij zijn ontslag niet langer geheim wilde houden. Daels, die sedert februari 1942 de vergaderingen van de Raad van Leiding niet meer bijwoonde, had inderdaad al eind 1942 aan Hendrik Elias meegedeeld dat hij ontslag nam als lid van de Raad. Elias had hem toen gevraagd dit ontslag geheim te houden. Daels wilde de geheimhouding niet langer respecteren. Hij maakte zijn ontslag bekend aan een aantal vrienden en bekenden waardoor zijn brief, net als die van Callewaert, al vlug circuleerde als vlugschrift binnen en buiten het vnv. Daels verweet het vnv voortdurend te capituleren en verklaarde elk vertrouwen te hebben verlorenGa naar eind48. Op 18 mei 1943 schreef Daels nog een ‘Open brief aan de Duitse Overheid’ waarin hij de erkenning van de (Groot-) ‘Nederlandse zelfstandigheid’ eiste, zo niet zou Duitsland elk krediet verliezenGa naar eind49. Enkele dagen nadat Daels zijn ontslag openbaar had gemaakt, had hij bij hem thuis een ontmoeting met Elias. De Brugse abt Modest Van Assche en de jezuïet Jozef Van Opdenbosch namen eraan deel. De bedoeling was de vnv-leider te overtuigen van een koerswijziging. Zonder veel succes overigensGa naar eind50. Ook de Gentse arrondissementsleider August De Wilde kroop opnieuw in de pen. De Wilde was niet aan zijn proefstuk. Toen Staf De Clercq nog leider was, had hij al vaak geprotesteerd tegen de politiek van het vnvGa naar eind51. Hij was al hevig in botsing gekomen met de Duitse censuur wegens zijn redevoeringenGa naar eind52 Op 26 februari 1943 richtte hij een memorandum aan de vnv-leiding waarin hij de officiële politiek ten opzichte van de Rijksgedachte op de korrel nam. Die politiek bracht verwarring bij de leden, aldus De Wilde. Bij buitenstaanders leidde het tot de overtuiging dat het vnv werd meegesleept door de concurrentiestrijd met | |
[pagina 530]
| |
de DeVlag/ssGa naar eind53. Op de Algemene Raad van 8 mei 1943 bracht De Wilde onaangekondigd een aantal stellingen naar voren die hij besproken wilde zien. De stellingen liepen sterk parallel met de brief van Callewaert, zodat men zich kan afvragen of ze er niet door geïnspireerd warenGa naar eind54. Het is ook mogelijk dat Callewaert zijn oor te luisteren had gelegd bij De Wilde. Hendrik Elias belette op autoritaire wijze een bespreking van De Wildes stellingen. Hij zag zich daarbij verplicht scherp op te treden tegen de man die hij in het arrondissement Eeklo als zijn opvolger had opgeleid. De Wilde kreeg een officiële blaam omdat hij tegen het protocol van de Algemene Raad had gehandeldGa naar eind55. Daardoor werd duidelijk dat de interne oppositie zich niet zou kunnen manifesteren via de vnv-instellingen zelf. De autoritaire structuren van de partij maakten het mogelijk de opposanten het zwijgen op te leggen. Kritiek op de leider was taboe en kritiek op de politieke tegenstanders in de collaboratie en op de bezetter konden maar binnen de marges die door de leider werden vastgelegd. Dat nam niet weg dat de officiële partijorganen vaak de door de bezetter vastgelegde grenzen overschreden zodat het Militaire Bestuur enkele malen sanctionerend optrad. Het vnv-weekblad De Nationaalsocialist ging het verst. Vanaf 2 januari 1943 werd de neutrale ondertitel Orgaan der Eenheidsbeweging-VNV vervangen door de provocerende titel Algemeen weekblad der Zuidelijke Nederlanden uitgegeven door het VNV. Van die dag af verscheen de rubriek ‘Help Uself’ waarin de berichten van de dm/zb hun plaats kregen. De ondertitel luidde: Strijdblad der Weerformaties van de Zuidelijke Nederlanden. Op 1 mei 1943 verscheen een artikel waarin de DeVlag-bijeenkomst van 18 april 1943 sarcastisch werd gehekeld. Jef Van de Wiele - ‘de Zoeker’ in de ‘Club der Vaderlandslozen’ - werd belachelijk gemaakt. Het Militaire Bestuur legde een veertiendaags verschijningsverbod op aan de rubriek van de dm/zbGa naar eind56. De auteur, Jef Missoorten, een oud-dinaso en lid van de Dietse Militie/Wachtbrigade, werd gearresteerd en tien dagen vastgehoudenGa naar eind57. De Nationaalsocialist werd voortaan scherp gecontroleerd door de Duitse censuur. Het blad moest verder verschijnen zonder de ondertitels. Een kleine maand later werd opgetreden tegen Volk en Staat-redacteur Hector de Bruyne. Hij had op 11 mei 1943 in de krant geschreven dat de Duitse inval met gemengde gevoelens werd berdacht, vooral door de kleine volkeren die immers weinig houvast hadden. De Bruyne wees erop dat kleine volkeren recht hadden op zelfstandigheid en geen ‘ruilobject’ wilden zijn in de strijd om gebiedsuitbreiding van de groten. De Bruyne werd op zijn beurt gearresteerd. Na een interventie van Elias kwam hij korte tijd nadien vrij. Hij kreeg enkele maanden publikatieverbod opgelegdGa naar eind58. | |
7.3.3 Hendrik Elias stelt een ultimatum aan het Militaire Bestuur (7 mei 1943)De stijgende onrust in de rangen van het vnv en van de nsjv, de weinig gunstige berichten van de vnv'ers in het Vlaams Legioen, de brief van Jules Callewaert, de scherpe incidenten naar aanleiding van de afscheidsplechtigheden, het zelfbewuste optreden van de DeVlag... het waren zovele motieven voor Elias om aan de alarmbel te trekken. Hij deed dat net op dezelfde manier zoals zijn voorganger het herhaaldelijk had gedaan: de vnv-leider richtte zich tot de chef van het Militaire Bestuur. Na een gesprek op 17 april 1943 schreef hij op 7 mei een lange brief waarin hij voornamelijk de dubbelzinnige Duitse politiek aanklaagde. Na de oorlog verklaarde Elias dat hij de brief beschouwde als een kapitaal stuk in de geschiedenis van het vnv, zowel wat de feiten betreft die erin ter sprake kwamen, als inzake de mentaliteit die toen zijn politiek inspireerdeGa naar eind59. Elias waarschuwde dat in de Vlaams-nationale kringen een stemming van ontgoocheling, verbittering en wantrouwen heerste tegenover Duitsland. Die stemming was het gevolg van een dubbel verwijt aan het adres van Duitsland: het ontbreken van waarborgen | |
[pagina 531]
| |
voor de toekomst van het Vlaamse volk en de politiek van dubbelzinnigheid die erop gericht was de artificiële, door Duitsland zelf veroorzaakte verdeeldheid, maximaal uit te buiten. Elias somde de feiten op die tot deze gemoedstoestand hadden geleid. Er was de totale afzondering van Noord-Nederland. De grens was hermetisch afgesloten. Het vnv mocht niet spreken over een staatkundige hereniging. De partij had zich neergelegd bij het principe dat zolang de oorlog duurde en totdat Adolf Hitler een beslissing had genomen, er niet over grenzen zou worden gesproken. Men constateerde echter dat de DeVlag/ss die afspraak voortdurend schond. Terwijl de Duitse censuur systematisch optrad tegen Grootnederlandse uitingen kon de DeVlag/ss ongehinderd de aanhechting van Vlaanderen bij Duitsland propageren, terwijl anderzijds de Franstalige pers ongemoeid belgicistische geluiden kon laten horen. Het wedervaren van de vnv'ers aan het Oostfront, het feit dat ze sterk onder druk van de ss stonden en dat het Vlaams Legioen praktisch niet meer bestond, veroorzaakten bitterheid. Dat was niet minder het geval ten aanzien van de behandeling van het vnv in Duitsland. Het vnv werd er systematisch geweerd. Vooraanstaande vnv'ers werden uitgewezen. De DeVlag/ss kreeg er vrij spel. Het optreden van de DeVlag/ss in Vlaanderen - het was voldoende gebleken dat tussen beide niet het minste onderscheid meer bestond - was echter de hoofdoorzaak van de malaise. Met onbeperkte middelen werd de DeVlag/ss omgesmeed tot een wapen tegen het vnv. Het bekampte het vnv en werd daarbij gesteund door Duitse instanties. Elias verwees naar het gesprek dat hij en Staf De Clercq met Reeder in september 1942 hadden gevoerd. Reeder had toen, volgens Elias, heftig bestreden dat de DeVlag uitgroeide tot een tweede politieke macht in Vlaanderen. Dit was inmiddels gebeurd. ‘Duitsland [...] zou [na drie jaar bezetting] toch moeten onderkend hebben waar zijn vrienden zijn en waar zijn vijanden, of zijn nog gevaarlijker verleiders. Na drie jaar bezetting moet het toch mogelijk zijn aan een volk waarborgen te geven voor zijn toekomst en voor zijn nationaal bestaan. [...] Tegenover mij wordt de vraag gesteld - onontwijkbaar en in de laatste weken bijna als een obsessie - overal waar ik kom: wat heeft de leider van het vnv, die voortdurend oproept tot de inzet van arbeid en bloed, als waarborg voor zijn politiek, aan zijn volk te bieden? Wie verzekert hem dat hij niet morgen - en met hem zijn ganse beweging - zal worden weggeworpen als een uitgeperste citroen [...]. En ik moet U zeggen, zeer geachte Heer President, ik sta met ledige handen en met mijn uiteindelijk vertrouwen in de “Führer”. Met dat geloof en dat vertrouwen alleen kan ik echter Vlaanderen niet paaien, omdat men al deze incidenten in Vlaanderen niet meer ziet als van elkaar onafhankelijke toevalligheden, doch ze beschouwt als het gevolg van een doelbewuste en van hogerhand geïnspireerde politiek. Vlaanderen komt meer en meer tot het bewustzijn dat het systematisch bedrogen wordt en dat men alleen zoekt tijd te winnen ten einde na te gaan of zekere experimenten van grootduitse politiek geen kans krijgen om wortel te schieten of tenminste een schijn wekken van een succes waarmee, bij de definitieve regeling van ons statuut, zal moeten rekening worden gehouden. [...] Indien Duitsland hierin geen klaarheid kan scheppen dan loopt het gevaar zijn beste vrienden te verliezen en alleen nog een handvol mensen te behouden, die als vreemdelingen zullen worden behandeld in eigen land. Ued. kan mij het verwijt niet toesturen dat ik niet getracht heb [...] klaar en duidelijk mijn positie af te lijnen. Ik heb dit reeds gedaan vanaf de eerste dagen van mijn aantreden als leider van het vnv, tijdens het onderhoud dat ik in uw aanwezigheid mocht hebben met ‘ss-Obergruppenführer Berger’. [...] Ued. was er ook bij toen de heer Berger mij verzekerde dat hij alle weerstand zou weten te breken - een bedreiging waarop ik toen niet heb gereageerd - en zijn wil desnoods zou doorzetten met een handvol mensen, daar hij daartoe over de nodige middelen beschikte. Voor mijzelf heb ik | |
[pagina 532]
| |
het echter in dit opzicht reeds uitgemaakt: het is beter dat mijn Beweging ten onder gaat in klaatheid dan versmacht in dubbelzinnigheid.’ Hendrik Elias vroeg dus in essentie een officiële verklaring van Duitsland over de toekomst van het Vlaamse volk of een daad die in het licht daarvan symbolische betekenis had. Hij dacht daarbij aan een ontvangst van hemzelf door Adolf Hitler. In zijn brief wees hij erop dat de ene woordvoerder van de Europese volkeren na de andere bij de Führer werd ontvangen. Dat een dergelijke ontvangst de problemen niet zou oplossen besefte Elias maar al te goed. In zijn brief verwees hij immers naar de moeilijkheden die Vidkun Quisling en Anton Mussert met de ss ondervonden. Men krijgt niettemin de indruk dat Elias hoopte dat zijn brief tot gevolg zou hebben dat ook hij een officiële ontvangst zou kunnen afdwingen en dat zo'n ontvangst beslissend zou zijn in de strijd met de DeVlag/ss. Zijn vraag droeg een ultimatief karakter want Hendrik Elias dreigde er ondubbelzinnig mee het vnv uit de collaboratie terug te trekken als er geen einde kwam aan de dubbelzinige Duitse politiek. Voorlopig was hij niet langer bereid nog één stap te doen die de dubbelzinnigheid in de hand zou werken. Hij verwees naar de kwestie van de nsjv. Enkele maanden eerder had Elias een vraag van Reeder om in de vervanging van Lehembre te voorzien, niet principieel afgewezen. Inmiddels was gebleken dat achter de vraag maneuvers schuilgingen om de nsjv van het vnv los te weken. Elias weigerde dan ook formeel Lehembre af te zetten of te vervangen. | |
7.3.4 Het tweede onderhoud van Hendrik Elias met Gottlob Berger (23 juni 1943)Hendrik Elias wachtte na zijn brief van 7 mei 1943 aan Eggert Reeder op een reactie die er in eerste instantie niet scheen te komen. Elias getuigde na de oorlog dat Reeder vermeed om rechtstreeks met hem over de inhoud van de brief te sprekenGa naar eind60. Hij vernam wel dat Reeder in Berlijn pogingen ondernam om een bespreking tussen Hendrik Elias en Gottlob Berger tot stand te brengen. Dat was juist. Reeder vermeldde in zijn activiteitsverslagen dat hij zich herhaaldelijk had ingespannen om dat gesprek tot stand te brengen. Ook Berger bevestigde dat hij Elias ontmoette op vraag van ReederGa naar eind61. Wanneer Elias voor het eerst vernam dat hij in Berlijn Gottlob Berger zou mogen ontmoeten is niet bekend. Hijzelf meende dat dit pas gebeurde na de vnv-kaderdag van 6 juni 1943. Men kan de vraag stellen of Elias na zijn brief van 7 mei niet meer verwachtte dan een nieuw onderhoud met Gottlob Berger. In zijn naoorlogse geschriften zegt hij er niets over. Men kan zich de frustratie van de vnv-leider voorstellen, te meer omdat in die periode bekend werd dat Jef Van de Wiele begin mei gesproken had met Heinrich Himmler. De leider van de DeVlag had dus rechtstreeks met de Reichsführer-SS kunnen spreken, terwijl Elias het moest doen met een ondergeschikte die bovendien al tijdens een vorig gesprek weinige blijken van inschikkelijkheid had getoond. Het is nodig even stil te staan bij het gesprek Heinrich Himmler-Jef Van de WieleGa naar eind62. Aan het onderhoud werd geen ruchtbaarheid gegeven. Volgens Reeder lekte het uit door de loslippigheid van Van de WieleGa naar eind63. Tijdens het onderhoud kwam vrijwel zeker het voortrekken van de DeVlag boven het vnv ter sprake. Reeder noteerde dat de DeVlag koortsachtig leden wierf. Het gerucht liep dat de DeVlag tegen 1 september 1943 in staat zou zijn het vnv als politieke partij te vervangen. Ambassaderaad von Bargen noteerde het volgens hem ernstig te nemen gerucht dat België al in het najaar zou worden opgedeeld in twee rijksgouwen onder leiding van Van de Wiele en Degrelle. Reeder vroeg verontrust meer informatie aan Berger die antwoordde dat de gesprekken Himmler-Van de Wiele een vrijblijvend karakter hadden. Tijdens de gesprekken stond nog op de agenda: de oprichting van een Vlaamse Hitlerjeugd, de vervanging van bepaalde Duitse functionarissen in België die de DeVlag niet | |
[pagina 533]
| |
gunstig gezind waren en de benoeming van een nieuwe leider voor de Germaanse ss Vlaanderen ter vervanging van Jef François die ongeschikt was voor die functie en in zijn personeelsbeleid een al te uitgesproken dinaso-politiek voerdeGa naar eind64. Het is niet zeker dat Elias wist dat de Reichsführer-SS enkele weken later ook nog Léon Degrelle zou ontmoeten. Voor Degrelle was het de bekroning van zijn zwenking naar de ss. Op 27 mei 1943 was Degrelle samen met Van de Wiele in Berlijn. Ze voerden gesprekken met Berger. Wat er precies werd besproken is niet bekend. Degrelle noteerde in zijn agenda: ‘accord complet’Ga naar eind65. Elias was allicht wel op de hoogte van de redevoering die Degrelle midden april 1943 in Antwerpen had gehouden voor leden van het vroegere Rex-Vlaanderen. De Rex-leider zei er dat hij zich niet wou mengen in de strijd tussen het vnv en de DeVlag. Het akkoord met het vnv van 10 mei 1941 (de Eenheidsbeweging-vnv waarvan Rex-Vlaanderen deel uitmaakte) bleef voorlopig gehandhaafd totdat hij de macht in handen zou krijgenGa naar eind66. Het zal Elias niet ontgaan zijn dat Degrelle bij zijn terugkeer naar het front op 13 mei 1943 begroet werd door Reeder. Na de oorlog getuigde Elias dat Reeder hem verzekerde dat hieraan geen politieke betekenis moest worden gehecht. Elias was daar niet helemaal van overtuigdGa naar eind67. De betekenis van de overheveling, later op de maand, van het Waalse Legioen naar de Waffen-ss zal Elias al evenmin ontgaan zijn. De geruchtenstroom bracht de vnv-achterban in verwarring. Op de kaderdag van 6 juni 1943 verklaarde Elias zonder omwegen de oorlog aan de DeVlag. Het naast elkaar bestaan van twee nationaal-socialistische bewegingen met een totalitaire zending moest volgens Elias leiden tot ‘een strijd op leven en dood’. Elias verbood iedereen die in het vnv een leidende functie had nog lid te zijn van de DeVlag. Het kort en goed verbieden van het dubbele lidmaatschap had hij wel overwogen maar hij achtte de tijd er nog niet rijp voor. Hij verklaarde niet te zullen aarzelen om, indien nodig, ook deze maatregel te zullen treffenGa naar eind68. Sommige van zijn toehoorders wachtten niet zo lang. Volgens de sd verscheurden sommige aanwezigen hun lidmaatschapskaartGa naar eind69. Elias riep zijn volgelingen op tot fanatieke trouw aan het vnv en voor een volledige samenwerking met Duitsland, een samenwerking die onvoorwaardelijk was op één beperking na: ‘ons recht op bestaan’. In die omstandigheden vertrok de leider van het vnv naar Berlijn voor zijn tweede ontmoeting met de chef van het ssha. Elias was vergezeld door een medewerker van Reeder, Kriegsverwaltungsrat Günther Heym, die, zo schreef Elias na de oorlog, er al of niet opzettelijk voor zorgde dat hij met niemand anders dan met Berger contact kreeg. Van het gesprek tussen beide mannen is alleen een verslag van Berger als eigentijdse bron bewaard geblevenGa naar eind70. Berger rapporteerde aan zijn chef dat hij Elias zijn verhaal had laten doen om hem dan ‘alle Schandtaten, die er und seine Männer der DeVlag angetan haben, unter die Nase zu reiben’. Berger zou ook ‘das “großdietsche Reich Musserts”’ belachelijk hebben gemaakt en Elias duidelijk hebben gezegd ‘was für Narren sie sind, so etwas anzustreben’. Volgens Berger was het voor de ss een kleinigheid ‘das Volk als solches zu packen’. De frontsoldaten - Berger bedoelde de vrijwilligers van het Vlaams Legioen en de Waffen-SS - kozen voor de ss en hij kon zich niet voorstellen dat ze bereid zouden zijn zich na hun terugkeer te laten regeren door ‘Parlamentariern alten Systems und ehrgeizigen Leuten, die zu fein wären, um in den Krieg zu gehen’. Toen Elias na de oorlog via de studie van Edgar KnoebelGa naar eind71 kennis kreeg van Bergers verslag, noemde hij het ‘volkomen gefantaseerd en er alleen op gericht mij in de ogen van Himmler te diskrediteren en onmogelijk te maken’. Elias ontkende dat Berger hem de huid vol had gescholden. Ze hadden samen nog gedineerd in het rsha en bij het afscheid gaf Berger hem een pistool ten geschenkeGa naar eind72. Voor het verloop van het gesprek verwees Elias naar wat hij er kort na de oorlog over had genoteerdGa naar eind73: ‘Ik zette [Berger] opnieuw mijn grieven over de in Vlaanderen gevolgde politiek [uiteen] | |
[pagina 534]
| |
[...], over de moeilijkheden daardoor ontstaan, ik herhaalde nogmaals wat ik hem reeds gezegd had tijdens mijn eerste onderhoud met hem [...] over de toekomstige verhoudingen Vlaanderen-Duitsland. Ik slaagde er niet in hem tot een ander standpunt te brengen, alhoewel ik duidelijk de indruk had dat hij op een bepaald ogenblik zeer getroffen was door mijn argumentatie. Hij had voor zich een groot blad papier liggen met blijkbaar zorgvuldig gekozen uittreksels uit mijn verschillende redevoeringen; op het einde van het gesprek, na nogmaals dit blad te hebben overlopen, besloot hij het onderhoud met de woorden “Sie spielen nicht mit”, zonder verder te willen toelichten wat hij juist zou gewenst hebben.’ Bergers verslag en Elias' getuigenis spreken elkaar niet volledig tegen. Ze bevestigen dat Elias uitgebreid aan het woord kwam en dat Berger vervolgens Elias confronteerde met zijn eigen redevoeringen. Of hij dit op een neutrale dan wel op een verwijtende en spottende manier deed, kan door de beide gesprekspartners ongelijk ervaren zijn. Misschien wou Berger zijn bravoure etaleren door zijn chef te berichten dat hij Elias had toegevoegd dat het een koud kunstje was het Vlaamse volk sowieso te winnen, o.m. via de Oostfrontvrijwilligers. Hier dient opgemerkt te worden dat wanneer dit soort bedreigingen ter sprake kwamen, Elias aan een zeker geheugenverlies leed. Zijn relaas over het eerste onderhoud met Berger wijst althans in die richtingGa naar eind74. Belangrijker is dat Berger in zijn verslag nog schreef dat Elias een ‘Generalangriff’ tegen Eggert Reeder ondernam. De chef van het Militaire Bestuur werd zeer scherp aangevallen over de tewerkstelling in Duitsland. Op aanwijzen van Reeder verspreidden de secretarissen-generaal circulaires met de mededeling dat de burgemeesters niet hoefden mee te werken aan o.m. de arbeidsverplichting omdat dit buiten de Belgische wet viel. Hetzelfde gold voor de opeising van de klokken. Inzake de arbeidsdienstplicht voor studenten werd niet opgetreden tegen degenen die de oproep naast zich neerlegden. Voorts klaagde Elias het feit aan dat er in de magistratuur geen vnv'ers werden benoemd. Elias bevestigde na de oorlog dat hij tijdens zijn onderhoud met Berger had gewezen op ‘de moeilijke verhoudingen die in België konden ontstaan door de politiek van de Militärverwaltung inzake de secretarissen-generaal en de compromissen die hiervan het gevolg waren’ en die noodzakelijkerwijs zijn houding hadden beïnvloed. Men herinnere zich dat Elias zich als kersverse leider voornam het systeem van de secretarissen-generaal onder druk te zetten, maar dat hij na zijn eerste redevoering al afzag van openlijke aanvallen omdat het Militaire Bestuur en medestanders bezwaren maaktenGa naar eind75. Op de kaderdag van 6 juni 1943 verkondigde Elias dat de secretarissen-generaal door een beslissing van de Duitse overheid wettelijke overheden waren en dat bijgevolg hun besluiten dienden te worden gerespecteerd, voor zoverre ze tenminste niet ingingen tegen het vnv. Dit hield in dat de vnv-burgemeesters de instructies i.v.m. de arbeidsverplichting en de opeising van de klokken moesten opvolgen. De voorbeelden waren niet toevallig zo gekozen. Het waren twee gevallen waarin de secretarissen-generaal weigerden in te gaan op de eisen van het Militaire BestuurGa naar eind76. Elias getuigde na de oorlog dat hij hiermee stelling nam tegen de Duitse overheid die in dergelijke gevallen meer en meer rechtstreeks druk uitoefende op de vnv'ers in 's lands bestuur opdat ze tegen de instructies van de secretarissen-generaal in bepaalde maatregelen zouden uitvoeren. ‘Waar de Duitse overheid de moed niet had de “groten” te dwingen wilde ik de “kleinen” geen geweld laten aandoen’, schreef hij. Dat nam niet weg dat hij zijn plan om het systeem van de secretarissen-generaal ten val te brengen niet opgaf. De ‘Generalangriff’ was dus tegen de secretarissen-generaal gericht. Onvermijdelijk moest Elias daarbij ook het Militaire Bestuur betrekken. Elias getuigde dat hij na zijn terugkeer uit Berlijn door Reeder op het matje werd geroepen. Hij was zeer ontstemd omdat hem ter ore was gekomen dat Elias het Militaire Bestuur in diskrediet had gebracht. Nadat Elias de ware toedracht had gegeven, werd de zaak bijgelegd. | |
[pagina 535]
| |
Men kan zich afvragen of Berger - in een poging om tweedracht te zaaien - de aanval van Elias op de secretarissen-generaal niet op Reeder heeft geprojecteerd. De voorbeelden die hij gaf, had hij ongetwijfeld uit de mond van Elias vernomen. Ze kwamen trouwens bijna allemaal ter sprake in Elias' toespraak voor het vnv-kader, 6 juni 1943. De manier waarop de voorbeelden in het verslag van Berger werden geformuleerd, komt natuurlijk niet voor de rekening van Elias. Berger besloot zijn verslag met de ootmoedige opmerking dat hij de berichten van de Sipo/sd uit België ten onrechte als overdreven had bestempeld. Het was allemaal nog veel erger. Reeder die dacht te regeren, werd in feite geregeerd. Elias voerde zijn plannen door, ondanks al zijn leugenachtige verklaringen. Hij bereidde zich voor op de confrontatie. Berger eindigde met de informatie dat Elias een privé-leger uitbouwde via de Fabriekswacht en het nskk. Zijn poging om Elias in de ogen van Himmler als een gevaarlijk en onbetrouwbaar (‘ein Lügenbeutel’) tegenstrever af te schilderen, mag geslaagd worden genoemd. Weer thuis wachtte Elias de resultaten van zijn bespreking af. Hij was vastbesloten zelf iets te ondernemen mocht er geen reactie komen. Er gebeurde inderdaad niets, behalve dan het al vermelde ‘misverstand’ met Reeder. | |
7.3.5 De ontbinding van het Vlaams LegioenTerwijl in Vlaanderen de spanningen binnen de politieke collaboratie hand over hand toenamen, kwam het bij de Vlaamse vrijwilligers aan het Oostfront tot een open confrontatie. vnv-gezinde vrijwilligers rebelleerden er tegen de omvorming van het Vlaams Legioen tot een gewone Waffen-SS-eenheid. Het leidde op zijn beurt tot een verdere polarisering van de toestand in Vlaanderen. In vnv-kringen werd de ontbinding van het Vlaams Legioen niet ten onrechte beschouwd als een politieke daad tegen het vnvGa naar eind77. 7 mei 1943 gaf Himmler het bevel de SS-Sturmbrigade Langemarck te vormen waarin o.m. het Vlaams Legioen zou worden opgenomenGa naar eind78. Midden mei 1943 werd het Vlaams Legioen na 15 maanden vrijwel onafgebroken frontinzet teruggetrokken naar het troepenoefenkamp Debica. Op 17 mei 1943 gaf Himmler het bevel ‘Die bisherige Frw. Legion Flandern [...] in eine Sturmbrigade umzugliedern. Diese Sturmbrigade erhält den Namen ss-Sturmbrigade “Langemarck”’Ga naar eind79. De andere Germaanse ss-legioenen werden omgevormd tot regimenten van een Germaanse Waffen-SS-divisie. Himmler verbood in die regimenten vrijwilligers van het Vlaams Legioen op te nemen. Hij wilde ze onder geen beding in één eenheid samen met de Nederlandse vrijwilligersGa naar eind80. De regimenten van de Germaanse divisie behielden wel hun landsgebonden naam. Voor de Vlaamse vrijwilligers volstond de verwijzing naar de gemeente Langemark waar in het begin van de Eerste Wereldoorlog talrijke Duitse studenten sneuvelden. Sindsdien stond het in Duitsland symbool voor de jeugdige inzet. Het wegvallen van de naam ‘Vlaams Legioen’ en van een verwijzing naar Vlaanderen in de nieuwe eenheidsnaam was maar één onderdeel van de militaire reorganisatie. Fundamenteler was dat de manschappen van het Vlaams Legioen werden ingelijfd in een Waffen-SS-eenheid. Het is niet duidelijk wanneer en hoe Hendrik Elias en de Raad van Leiding werden ingelicht over de afschaffing van het Vlaams Legioen. Het staat wel vast dat Elias niet vooraf door de ss werd ingelicht, laat staan geraadpleegd. In zijn brief aan Eggert Reeder, 7 mei 1943, had de vnv-leider er nog zijn ongenoegen over geuit dat het Vlaams Legioen stiefmoederlijk werd behandeldGa naar eind81. Hij wees op het niet-nakomen van het contract Leib-De Clercq en op de talrijke incidenten in de opleidingscentra die blijk gaven van een vijandige stemming tegenover het vnv. Daar wilde hij evenwel niet op terugkomen: ‘[het] zijn feiten die reeds behoren tot het verleden en die alleen nog in het onderbewustzijn blijven doorwerken’. De toestand was echter niet opgeklaard. Wel integendeel. Elias wees meteen op het essentiële knelpunt: | |
[pagina 536]
| |
‘Het is niet voldoende [...] te weten waartegen men vecht, men moet ook weten waarvoor. Het is niet voldoende [...] de manschappen te leveren, men moet ook de zekerheid hebben dat men ze niet zal bewerken om ze vijandig te maken tegenover de Beweging die ze heeft geleverd.’ Elias wees op de politieke lessen ‘die alle wijzen op één zelfde geest en één zelfde opvatting: het Nederlands is slechts een dialect van het Duits, de Vlamingen zijn geen volk. Het is vanzelfsprekend dat in deze geest het vnv waartoe het overgrote deel der legionnairs zich bekennen, ongeveer wordt voorgesteld als een Beweging, die het verraad aan Duitsland zo niet organiseert dan ten minste belichaamt’. Dit alles leidde, volgens Elias, ertoe dat ten aanzien van het Legioen ‘een atmosfeer van onrust, van onbehagen en mistevredenheid’ heerste. Ten slotte protesteerde Elias ertegen dat op vrijwilligers druk werd uitgeoefend om zich te melden voor de Waffen-SS en niet voor het Vlaams Legioen: ‘Men moet werkelijk vast besloten zijn zich te melden voor het ss-Legioen Vlaanderen en goed weten wat men wil, om de kans te krijgen in het Legioen terecht te komen. Dit Legioen zelf is trouwens maar een onderdeel der Wapen ss en wordt door velen aangevoeld als het ware een noodgedwongen en spijtige toegeving aan het particularisme der Vlamingen.’ Elias was nog te optimistisch geweest. Tien dagen na zijn brief, bezegelde Himmler formeel het lot van het Vlaams Legioen. In Vlaanderen werd de ontbinding van het Vlaams Legioen voor het eerst eind juli 1943 openbaar gemaakt door Schindlmayer, de bevelhebber van het Waffen-SS Ersatzkommando. Het gebeurde naar aanleiding van het vertrek van een contingent vrijwilligers. Volk en Staat meldde het nieuws in een onopvallend artikel, zonder enige commentaarGa naar eind82. Het is niet onmogelijk dat dit ook voor Elias de eerste officiële bekendmaking was. Midden juli 1943 had Elias een gesprek met Schindlmayer. Hij waarschuwde dat het vnv de rekrutering voor het Vlaams Legioen en de Waffen-SS binnen enkele weken zou staken als de toestand niet veranderdeGa naar eind83. Daarmee bedoelde hij de spanningen tussen het vnv en de DeVlag/ss en niet specifiek de toestanden bij het Vlaams Legioen. Elias verklaarde dat hij bereid was geen ruchtbaarheid te geven aan zijn opvattingen. Het gesprek met Schindlmayer moet worden beschouwd als de aankondiging van de breuk met de ss die zich op 14 augustus 1943 zou voltrekken. Het staken van de wervingsactie voor de Waffen-SS was daarvan een van de belangrijkste elementen. Het is dan ook niet toevallig dat Elias eerst zijn voornemen kenbaar maakte aan Schindlmayer, de man die verantwoordelijk was voor de Waffen-SS-rekrutering in het ambtsgebied van von Falkenhausen. Het is vreemd dat Elias de ontbinding van het Vlaams Legioen niet expliciet ter sprake bracht in zijn onderhoud met Schindlmayer. Was de vnv-leider midden juli nog altijd niet op de hoogte van de ontbinding? Dat hij ermee dreigde de wervingsactie voor de Waffen-SS én het Vlaams Legioen te staken kan er op wijzenGa naar eind84, hoewel Elias en de vnv-pers nog maanden over het Vlaams Legioen zouden spreken alsof het nog bestond. Is het mogelijk dat de officiële bekendmaking van de ontbinding van het Vlaams Legioen door Schindlmayer, eind juli de aanleiding was om de breuk met de ss te voltrekken? Dat is niet onmogelijk, maar het is niet zo expliciet in de bronnen terug te vinden. Het verdwijnen van het Vlaams Legioen was in ieder geval mede een belangrijke oorzaak van de breuk. De jarenlange ergernis in de rangen van het vnv en niet het minst bij sommige vnv-gezinde legioensoldaten, over het feit dat het Vlaams Legioen volledig aan de vnv-controle ontsnapte, kreeg zijn beslag. Dat werd door Elias zeer duidelijk gesteld in een brief aan Reeder waarin hij de breuk met de ss motiveerdeGa naar eind85: ‘Als het vnv de aktieve werving voor het Legioen en de Waffen-SS niet meer doorvoert, gebeurt dat enkel om klaarheid te verkrijgen over de verhoudingen die in het Vlaams Legioen bestaan en over de verhoudingen van het Legioen met het vnv, dat de meerderheid | |
[pagina 537]
| |
van de vrijwilligers leverde. [...] Mijn terughouding in de actieve werving is dan ook geen fundamentele stellingname tegen de werving in het algemeen. Ik kan echter mijn volgelingen niet aansporen hun leven te offeren als ik zelf geen zekerheid heb over de toekomst van mijn volk of over de politieke scholing van het Legioen.’ Elias beklemtoonde wel dat hij principieel niets tegen de rekrutering had, dat hij integendeel niets liever wilde dan zijn ‘volk met goed en bloed te kunnen inzetten voor de Duitse overwinning’. Het bekend worden van de ontbinding van het Vlaams Legioen was koren op de molen van diegenen in het vnv die al langer oppositie voerden tegen de rekrutering. De critici vonden meer gehoor. Het Vlaams Legioen had in het vnv een sterke emotionele betekenis. Zeer typisch is een passage uit een open brief van Frans Daels aan de Duitse overheid, 18 mei 1943Ga naar eind86: ‘Tijdens de wereldoorlog schreven bedrogen Vlaamse IJzersoldaten met bloedrode letters op de stukgeschoten puinen: “Hier ons bloed, wanneer ons recht?” Zal deze tragische kreet door onze stervende legioenmannen nu ook aan het Oostfront herhaald worden?’ Elias werd door dit aanzwellend protest ongetwijfeld voortgedreven. Hij werd bovendien geconfronteerd met een interne oppositie die anonieme pamfletten verspreidde waarin hem een lakse houding werd aangewrevenGa naar eind87. Het protest werd onderschreven door vooraanstaande Vlaams-nationalisten zoals Jules Callewaert en Frans Daels. Callewaert schreef begin juni 1943 aan Daels dat hij niet meer wilde deelnemen aan de voorbede van de IJzerbedevaart omdat daar de oostfrontstrijders werden gehuldigd. Callewaert wilde consequent zijn en kon geen hulde brengen aan ‘nutteloos bloed’Ga naar eind88. Op 20 juli 1943 schreef Frans Daels aan Hendrik Elias, nadat hij de ontbinding van het Vlaams Legioen vernamGa naar eind89: ‘Dit alles stemt mij hoe langer hoe meer tegen elke ophemeling van dat front op de bedevaart, omdat ik in zulke omstandigheden geen verantwoordelijkheid dragen wil [...] Wij moeten ootmoedig bekennen dat wij bedrogen zijn geweest. En iedere dag verder bedrogen worden.’ Binnen de vnv-kaders leefde die opvatting steeds sterker. Dat blijkt ook nog uit een merkwaardig document. In juli 1943 bezochten een sd'er en een ss-vrijwilliger een aantal vooraanstaande Vlaams-nationalisten. Ze droegen het uniform van het Vlaams Legioen en deden zich voor als misnoegden om zodoende het vertrouwen te winnen. Op die manier verzamelden ze compromitterende getuigenissen van o.m. Jeroom Leuridan, August De Wilde, Antoon De Pesseroey (nsjv), Fons Mares (dm/zb), Maurits Geerardyn en Jules Callewaert. Uit de rapporten die de beide mannen opstelden en aan Richard Jungclaus bezorgden, bleek de diepe malaise ten aanzien van het Vlaams LegioenGa naar eind90. Tijdens de Algemene Raad van 14 augustus 1943 was de ontbinding van het Vlaams Legioen een van de grieven die het aanwezige vnv-kader ventileerde. Jungclaus schetste de stemming op de vergaderingGa naar eind91: ‘Die Umbenennung der Legion in “Sturmbrigade Langemarck” hätte im gesamten vnv stärkste Mißbilligung hervorgerufen. Es gelte ab jetzt die Parole “Keine Kraft mehr für Deutschland”.’ De ss-functionaris overdreef zonder meer. Nu zullen we zien dat het vnv zich bleef inspannen voor het rekruteren van vrijwilligers, zij het dan voor andere formaties dan de Waffen-SS. Overigens toonde de vnv-leiding zich bij het stopzetten van de rekrutering voor de Waffen-SS niet zo radicaal. Het stopzetten van de actieve rekrutering liet nog ruimte over voor initiatieven die onrechtstreeks een wervende betekenis konden hebben. De weinig besliste houding van het vnv bevredigde geenszins de interne oppositie. De vnv-leiding besefte maar al te goed dat de door haar gerekruteerde vrijwilligers een contract hadden ondertekend voor de duur van de oorlog en de koersverandering van de partij dus niet konden volgen. De Vlaamse legioensoldaten in de eerste plaats waren betrokken bij de ontbinding van | |
[pagina 538]
| |
het Vlaams Legioen. De gebeurtenis ontlokte hevig protest bij vnv-gezinde vrijwilligers. De kloof die tussen de vrijwilligers al lang aan het groeien was, werd nog dieper wegens de politieke crisis in Vlaanderen en door de gebeurtenissen in verband met de ontbinding van het Legioen. De meeste legioensoldaten werden pas op de hoogte gebracht van de ontbinding van het Vlaams Legioen toen ze uit verlof kwamen of uit een lazaret naar hun eenheid terugkeerden. De ontbinding van het Vlaams Legioen werd de vrijwilligers nooit officieel medegedeeld. Er was slechts sprake van een militaire reorganisatie waardoor een grote Vlaamse eenheid zou ontstaan die bovendien volledig zou worden gemotoriseerd. De consequenties van de reorganisaties drongen maar traag door. In de Ersatz-eenheid te Breslau waar de herstellende legioensoldaten en de nieuwe rekruten gelegerd waren, vormden enkele ‘anciens’ van het Vlaams Legioen een clandestiene organisatie die zich verzette tegen de ontbinding van hun eenheid. Zij noemden zichzelf ‘Rebellen’ en werden de drijvende kracht achter een bredere en niet-georganiseerde groep ontevredenen van meestal vnv-gezinde vrijwilligers. Belangrijk daarbij was dat in Breslau, buiten de kazerne, een trefpunt bestond: het zg. ‘Vlaams Huis’ in de Sternstrasse. Daar werd op vaak studentikoze manier uiting gegeven aan de onrust. Later, toen de organisatie, samen met de vrijwilligers die er deel van uitmaakten, werd overgeplaatst naar Milowitz waar de eigenlijke vorming van de Sturmbrigade plaatsvond, werd het ernst. Onder leiding van de clandestiene rebellenorganisatie boden legioensoldaten verzet tegen alles wat te maken had met hun overgang naar de Waffen-SS. Ze weigerden de kentekens van het Vlaams Legioen van hun uniform te verwijderen, ze protesteerden tegen de Grootduitse tendens in de politieke lessen en ze maakten stemming tegen de nakende ss-eedaflegging. De acties van deze groep protesterende vrijwilligers bleven niet onopgemerkt. Dat blijkt o.m. uit een rapport van de SS-Kriegsberichter en gewezen nationaal organisatieleider van de DeVlag Jos Henskens, over de ‘Betreuung der Vlaamse vrijwilligers in de Waffen-ss’Ga naar eind92. Henskens beschreef in zijn rapport eerst ‘het geestelijk proces dat zich in de gedachtenwereld der Vlaamse vrijwilligers voltrekt wanneer [...] ze hun opleiding ondergaan’: ‘Er is [...] een zeer opvallende kentering waar te nemen in hun “weltanschauliche” en speciaal hun politische [sic] opvattingen [:] groei van de Rijksgedachte, door herkenning van het kleinstaatse onzer vroegere bestrevingen, door aanvoelen der vroeger ingesluimerde krachten, door persoonlijke ontdekking van onze ware Germaanse roeping, door het “fiat lux” over het wezen der toekomst van Vlaanderen in het Rijk. [...] Verheffing boven de contingenties: een zekere desinteresse voor de kleinzieligheid der twisten in de politieke kampen van Vlaanderen, oordeel over het secundaire belang van de taalstrijd, toenadering en waardering ten overstaan van vroegere tegenstrevers, als daar zijn de verfranste Vlamingen, de Brusselaars, de Rexisten.’ Volgens Henskens was er tegenkanting ‘vanuit een zekere groep vnv'ers, [die] met zeer verscheiden middelen [pogen] deze waardevolle ontwikkeling te dwarsbomen. Het vnv heeft inderdaad zijn agenten in de “Ausbildungslagers”. Het is evenwel niet uit te maken of dit kuipers-van-natuur zijn of jongens die een bepaalde opdracht vanuit Vlaanderen meekregen. In elk geval zijn zij het die twijfel in de gemoederen zaaien, voortdurend kritiek uitoefenen en, bij hun kameraden, een propaganda voeren die voor de officiële politieke vorming heftig reactionair werkt.’ De kentering waarover Henskens het heeft, voltrok zich inderdaad. Het was dan ook het belangrijkste politieke doel van de opleiding. De hele politieke scholing was erop gericht. De scholing van de vrijwilligers was in de eerste plaats Gottlob Bergers verantwoordelijkheid. Hij stelde vanzelfsprekend uitsluitend betrouwbare opleidingsofficieren aan. In Milowitz was dat Jozef Van Ackere. Zijn lessen gaven telkens weer aanleiding tot hoogoplo- | |
[pagina 539]
| |
pende discussies met vnv-gezinde vrijwilligers. Sommige van hen kregen de vermelding ‘PU’ (‘Politisch Unzuverlässig of Unfähig’) in hun persoonlijk dossier. De toestand werd op de spits gedreven kort voor en tijdens de ss-eedaflegging in Milowitz, 9 november 1943. Door de eed werd de inschakeling van de legioensoldaten in de Waffen-SS een feit. Voor een goed begrip is het nodig een duidelijk onderscheid te maken tussen de eed van de Germaanse legioenen en de Waffen-SS-eed. De legioeneed luiddeGa naar eind93: ‘Ich schwöre bei Gott diesen heiligen Eid, daß ich im Kampf gegen den Bolschewismus dem obersten Befehlshaber der deutschen Wehrmacht, Adolf Hitler, unbedingten Gehorsam leisten und als tapferer Soldat bereit sein will, jederzeit für diesen Eid mein leben einzusetzen.’ In de Waffen-SS-eed viel de bepaling ‘gegen den Bolschewismus’ weg en werd Hitler als ‘Führer des Reiches’ betiteld. De eed verbond de vrijwilliger voor elk front, dus niet alleen voor het Sovjetrussische, en zijn trouw gold Hitler als leider van het Rijk. Dit onderscheid was voor sommige vrijwilligers principieel. De eedweigering kreeg buitendien een symbolische betekenis van verzet tegen de ss-politiek. Om het verzet tegen de eedaflegging te breken, werden op bevel van het SS-Führungshauptamt op 7 november 1943, twee dagen voor de plechtigheid, vijf vermeende leiders van de protestbeweging onder geleide van SS-Feldgendarmen naar Breslau teruggestuurd. Ze leefden er bijna een jaar geïsoleerd en kwamen in een strafeenheid terechtGa naar eind94. De wegzending ging natuurlijk niet ongemerkt voorbij. Onmiddellijk werden brieven gesmokkeld om de vnv-leiding op de hoogte te brengenGa naar eind95. De verwijdering van enkele vermeende leiders kon het verzet tegen de eedaflegging niet helemaal breken. Op de plechtigheid weigerde een aantal vrijwilligers demonstratief de eed af te leggen. Om de omvang van het verzet te bepalen moet onderscheid worden gemaakt tussen de oude compagnieën van het Vlaams Legioen en de andere. De eedweigering gebeurde voornamelijk in de oude compagnieën. Het overgrote deel van de vrijwilligers weigerde de arm te strekken. In de andere compagnieën was maar sprake van een zeer sporadische weigering. De commandant van de Sturmbrigade, Konrad Schellong, had de eedaflegging zo georganiseerd dat de verzamelde manschappen de arm zouden strekken terwijl de eed werd gezegd. Daarna moesten de vrijwilligers individueel bij hun Spieß(compagnie-sergeantmajoor) de eed ondertekenen. Vrijwilliger Miel Geurts berichtte zijn zwager het volgendeGa naar eind96: ‘Bij de eedaflegging op 9 november ll. waren er van de 2.360 Vlamingen die aangetreden stonden, minstens wel 17 à 1.800 die de ss-eed liever niet aflegden, minstens 4 à 500 die de moed hadden ondank alles hun hand niet hoog te heffen en de eedformule niet uit te spreken. Doch toen iedereen, één na één op de “Schreibstube” moest verschijnen, om daar onder de ogen van de “Spieß”, de compagniechef en 'n hogere Vlaamse officier, de eed te ondertekenen waren er nog nauwelijks 200 die de moed hadden te weigeren.’ Geurts kon natuurlijk onmogelijk weten hoeveel vrijwilligers de eed niet wilden afleggen. Men kan aannemen dat waar hij schrijft ‘17 à 1.800’, in feite de grote meerderheid ertegen was. De juistheid ervan is niet te achterhalen. Hoeveel vrijwilligers bij de individuele ondertekening hun verzet handhaafden, kan Geurts ook niet zeker weten. Geurts schreef verder dat de dag nadien alle eedweigeraars samen bij Konrad Schellong moesten komen. Er was meer dan 100 man. Andere getuigenissen over de eedaflegging zijn vaak erg contradictoir. Het aantal weigeraars varieert met de overtuiging (toen en/of nu) van de informant. Het onderscheid tussen degenen die de eed niet wilden afleggen en degenen die hem effectief niet aflegden, wordt niet altijd gemaakt. Deze laatste groep slonk naarmate de pressie heviger werd. Men mag de dwang dan ook niet onderschatten. Velen, vooral jonge vrijwilligers uit de nieuwe lichtingen, waren er niet tegen bestand. De wegvoering van enkele spilfiguren twee dagen voor de beëdiging bewees dat het niet ging om loze bedreigingen. Het zal wellicht velen tot een | |
[pagina 540]
| |
pragmatische houding hebben bewogen. De contestanten wisten zich bovendien niet gesteund door de vnv-leiding. Gedurende de woelige periode die de eedaflegging voorafging, hadden de leiders van de contestatie een betrouwbaar vrijwilliger de opdracht gegeven om tijdens zijn verlof te informeren naar het standpunt van de vnv-leider. Toen de man terugkwam met de mededeling dat Hendrik Elias oordeelde dat ze maar best de eed konden afleggen, was de consternatie groot. De opdrachtgevers kwamen tot het besluit dat de boodschapper gezwicht was onder de druk en niet de waarheid vertelde. Ten onrechte, zo is gebleken. Na de oorlog verklaarde Elias dat hij zich verplicht zag de eedweigeraars het bevel te geven de eed af te leggen. Blijven weigeren zou hun ondergang betekenenGa naar eind97. Elias' reactie deed het verzet verder afbrokkelenGa naar eind98. Het staat buiten kijf dat de contestatie breder was dan de groep eedweigeraars. Hoeveel vrijwilligers waren erbij betrokken? Geurts schreef dat een 500-tal vrijwilligers in eerste instantie de eed weigerden. Als men dat cijfer vergelijkt met een statistiek van het Ersatzkommando in Brussel over de Parteizugehörigkeit van de vrijwilligers komt men tot de vaststelling dat ongeveer evenveel (nl. 563) vrijwilligers van het Vlaams Legioen zichzelf vnv'er noemdenGa naar eind99. Men moet de cijfers van het Ersatzkommando kritisch benaderen. Zo is het niet onwaarschijnlijk dat er onder de 1.735 in de statistiek opgegeven vrijwilligers ‘ohne Partei’ heel wat vnv'ers voorkwamen die hun lidmaatschap verborgen hielden en veel vnv-sympathisanten zonder lidkaart. Het zou ook kunnen dat de statistieken niet correct werden opgesteld aangezien de rekrutering van het vnv een onderdeel vormde van de politieke strijdGa naar eind100. Men kan nog allerlei bedenkingen maken over het meten van de politieke gezindheid van de vrijwilligers, een aspect dat bovendien niet statisch was. Toch blijft de overeenkomst tussen het aantal vrijwilligers dat zich bij de rekrutering vnv'er noemde en waarvan men kan aannemen dat het om overtuigde partijleden ging, en het vijfhonderdtal eedweigeraars merkwaardigGa naar eind101. Zou men kunnen stellen dat deze cijfers de groep contestanten weergaven? Natuurlijk hadden ze een zekere impact op de aanzienlijke groep vrijwilligers die niet of minder partijgebonden waren. De invloed van de tegenkrachten was veel groter omdat ze via de bestaande structuren konden werken: de politieke vorming en het kader (en dus de repressie) van Duitse en Vlaamse officieren. Henskens schreef in zijn rapport dat ‘het milieu’ zijn werk deedGa naar eind102. Hij had gelijk ten aanzien van de grote groep kneedbare vrijwilligers. De contestanten konden vooral daar weerwerk bieden waar ze zelf structuren hadden uitgebouwd, nl. in Breslau. Op hen had ‘het milieu’ en de repressie eerder een averechtse werking. |
|