Greep naar de macht
(1994)–Bruno De Wever– Auteursrechtelijk beschermdVlaams-nationalisme en Nieuwe Orde. Het VNV 1933-1945
[pagina 518]
| |
Hoofdstuk 7 De politiek van leider Hendrik Elias tot aan de breuk met de SS (14 augustus 1943)7.1 Hendrik Elias wordt leider van het VNVOp 22 oktober 1942 stierf een door ziekte ondermijnde Staf De Clercq. Een hartcrisis werd hem fataal. Bij zijn sterfbed waren vier leden van de Raad van Leiding aanwezig: Hendrik Elias, Gerard Romsee, Ernest Van den Berghe en Frans Daels. Ze beslisten dat op de ochtend van 23 oktober het politiek testament zou worden geopend. Het gebeurde op het vnv-hoofdkwartier in Brussel, in aanwezigheid van vrijwel de hele Raad van Leiding en enkele andere vooraanstaande vnv'ers onder wie Victor Leemans. Tot verrassing van de vnv-top bevatte het testament geen enkele aanwijzing over de toekomst, noch over de naam van een opvolgerGa naar eind1. In dit geval moest de opvolger worden aangewezen op voorstel van de Algemene Raad. Van den Berghe legde echter de getuigenis af dat De Clercq herhaaldelijk de wens had uitgesproken te worden opgevolgd door Hendrik Elias, wat werd bevestigd door Gerard Romsee, Victor Leemans en Edgard Delvo. Elias vroeg bedenktijd en wenste dat het protocol zou worden gevolgd. Romsee en vooral Leemans drongen evenwel aan op een onmiddellijke aanstelling omdat - zoals Leemans het uitdrukte - ‘geen hiaat mocht geschapen worden, waardoor vrije hand wordt gegeven aan drijverijen van alle aard’. Alle aanwezige leden van de Raad van Leiding keurden daarop de aanstelling goed van Elias als de nieuwe leider. Elias aanvaardde. Dezelfde dag toog Elias naar het Militaire Bestuur en werd de pers op de hoogte gebracht. De volgende dag werd de Algemene Raad bijeengeroepen en ingelicht over de gang van zakenGa naar eind2. Dat de voorzichtigheid van de twee secretarissen-generaal niet ongegrond was, blijkt uit de reactie van Gottlob Berger. De chef van het ssha was daags voor het overlijden van De Clercq ingelicht dat de vnv-leider stervende was. Hij wist ook al dat Elias de opvolger zou worden. Als eerste reactie schreef hij aan de Reichsführer-SS dat Elias moest worden beschouwd als de ‘erbittertster Gegner’ van de ss en dat hij door het Militaire Bestuur zou worden ingezet tegen de DeVlag en de Vlaamse ssGa naar eind3. Dat Berger nog heeft geprobeerd iets te ondernemen tegen de benoeming van Elias blijkt uit de mededeling van Eggert Reeder dat hij onmiddellijk na de dood van De Clercq werd opgebeld door de SS-Gruppenführer die hem voorstelde Edgard Delvo ‘einzusetzen’. Volgens een notitie die Reeder enkele maanden later opstelde zou hij hebben geantwoord dat het voorstel van Berger niet haalbaar was en trouwens al achterhaald door de aanstelling van EliasGa naar eind4. Op 24 oktober 1942 meldde Berger aan zijn chef dat Delvo nog niet lang genoeg in het vnv was om in aanmerking te komen voor het leiderschap, maar dat hij hem desnoods zou gebruiken als ‘Spaltpilz’Ga naar eind5. Delvo had in de Raad van Leiding steeds een toenadering tot de ss bepleit, maar dat Berger hem als zijn pion voorstelde, hoeft niet te betekenen dat Delvo het daar mee eens wasGa naar eind6. Delvo verklaarde zich onmiddellijk bereid te getuigen dat Elias door De Clercq werd voorbestemd als opvolger, en dat hijzelf het leiderschap van Elias accepteerde. Delvo herhaalde dit op de Algemene Raad van 24 oktober 1942. Hij voegde er toen wel aan toe dat er enige twijfel zou hebben bestaan mocht Reimond Tollenaere nog hebben geleefd. Ook Elias beweerde na de oorlog dat De Clercq wellicht Tollenaere zou hebben aangewezen als opvolger. Elias zou zich in dat geval niet hebben verzet tegen de aanstelling van TollenaereGa naar eind7. De eerste taak van de nieuwe leider van het vnv was de organisatie van de uitvaart van zijn voorganger. Het is zinvol er even stil bij te staan. De gebeurtenissen rond de begrafenis illustreren treffend de toenmalige verhoudingen in bezet België. | |
[pagina 519]
| |
De vnv-leiding had de dag na de dood van de vnv-leider beslist de begrafenisplechtigheid in de Sint-Goedelekerk te houden. Kardinaal Van Roey stelde evenwel zijn veto. Hij beriep zich op een kerkelijk voorschrift, dat lijkdiensten moesten plaatsvinden in de parochiekerk en dat alleen ‘nationale begrafenissen’ hierop een uitzondering konden zijn. De Sint-Goedelekerk was daar trouwens voor gereserveerd. De provocatie was duidelijk: De Clercq was geen ‘nationale figuur’. Een dienst in de Sint-Goedelekerk kwam hem dus niet toe. Daarop wilde de Raad van Leiding door de bezettende overheid beslag laten leggen op de kerk. Het Militaire Bestuur voelde daar weinig voor en wimpelde het verzoek af met het argument dat een inbeslagneming propagandistisch een slechte zaak zou worden. Als compromis werd door de vnv-leiding voorgesteld Van Roey voor een ultimatum te stellen: hij zou een openluchtmis met een Vlaamse priester toestaan op de Brusselse Grote Markt of de Sint-Goedelekerk zou in beslag worden genomen. De kardinaal liet zich niet intimideren. Zijn secretaris E. Leclef deelde de vnv-onderhandelaren mee dat een mis op de Grote Markt uitgesloten was. Het zou immers het politieke karakter nog versterken. Leclef liet ook duidelijk verstaan dat Mechelen sancties zou treffen tegen elke Vlaamse priester die zich niet zou houden aan de richtlijnen. Het Militaire Bestuur van zijn kant liet weten dat het niet in staat was zo vlug de toelating te verkrijgen voor een Duitse priester. De rouwplechtigheid had plaats op de Grote Markt, zonder misviering. Men moest zich noodgedwongen beperken tot enkele gebedenGa naar eind8. Dat het vnv er niet in slaagde voor zijn afgestorven leider een mis af te dwingen is typerend voor de relatieve macht van de partij. Voor het Militaire Bestuur wogen de mogelijke gevolgen van een confrontatie met Mechelen zwaarder dan de wensen van de vnv-leiding én van de weduwe van de vnv-leider, die uitdrukkelijk om een mis vroeg. |
|