vnv tegenover de katholieke Kerk, die tenslotte de natie verdeelde in gelovigen en niet-gelovigen. De vnv-leiding zat gewrongen tussen de katholieke overtuiging van het merendeel van de vnv'ers en de noodzaak om afstand te nemen van de Kerk, te meer omdat het vnv door zijn vijanden binnen de collaboratie werd afgeschilderd als een klerikaal bolwerk. Het nationaal-socialisme bekende zich tot het ‘positieve christendom’ zonder daarom voor een bepaalde kerkgemeenschap te opteren. Er werd vooral afstand genomen van het ‘politiek katholicisme’. Het vnv zou echter de strijd aanbinden tegen al wat leidde tot ‘stelselmatige goddeloosheid’, met name tegen vrijmetselarij en jodendom. Na het uitbreken van de oorlog in de Sovjet-Unie kon het vnv weer aanknopen bij zijn vooroorlogse antibolsjewistische campagne. In het bekende register werd de nadruk gelegd op de band tussen jodendom en bolsjewisme. Het antisemitisme werd niet alleen met politieke en godsdienstige argumenten beleden. Joden waren altijd en overal ondermijners van het volkslichaam en moesten dus worden uitgedreven. De maatregelen die gepaard gingen met de samen- en uitdrijvingsfase van de nationaal-socialistische anti-joodse politiek, werden door het vnv toegejuicht. Vanuit eenzelfde biologisch geïnspireerd racisme werden de Walen afgewezen als volksgenoten. Wallonië en Frans-Vlaanderen werden opgeëist als levensruimte voor het Dietse volk.
Naast het imperialisme was het nationaal-socialisme, zoals dat al in het najaar 1940 werd gepropageerd, niet nieuw voor de vnv-militant. Het was een nieuwe vlag voor een zelfde lading. Al voor de oorlog was de partij al doordrenkt van het fascistische ideeëngoed. De fascistische vleugel in de partijleiding kon zich nu zonder scrupules uitleven. De gematigde vleugel bood geen weerstand meer. Ook vanuit de basis kwamen geen protesten tegen de racistische, imperialistische, totalitaire en oorlogszuchtige denkbeelden die nu onverholen de toon aangaven in de vnv-propaganda.
De kritiek die in de schoot van de vnv-leiding vooral door Frans Daels werd geformuleerd, broeide aan de basis van het vnv. Zij kwam voor het eerst tot uiting in de nsjv en was een zuiver nationalistisch geïnspireerd verzet tegen de Grootduitse tendens binnen het nationaal-socialisme. Zij sproot voort uit de toegevingen van de vnv-leiding op nationalistisch vlak. De vnv-leiding legde enerzijds steeds meer de nadruk op de integratie van Vlaanderen binnen het Germaanse Rijk, terwijl ze anderzijds zweeg over de nationalistische doelstelling van het vnv, nl. de stichting van een Grootnederlandse staat. Het Grootnederlandse ideaal kwam nog wel verhuld en sluiks aan bod. Een gevoel van frustratie ontstond doordat niet openlijk gesproken en geschreven kon worden over het nationalistische programma van het vnv. De ingrepen van de Duitse censuur deden de frustratie nog toenemen. Voor vele vnv'ers was het een ergernis te moeten vaststellen dat het vnv voor de buitenwereld over één kam werd geschoren met de politieke vijand binnen de collaboratie. Dat werd geweten aan een gebrek aan nationalistisch profiel. De roep om duidelijkheid werd sterker.
Tijdens het eerste bezettingsjaar heeft Staf De Clercq politiek en organisatorisch een dominerende rol gespeeld. De Clercq gebruikte de macht die hem van bij de stichting van het vnv was toegewezen om zijn partij de richting uit te duwen die hij had bepaald. Hij nam cruciale beslissingen zonder de vnv-leiding vooraf in te lichten, laat staan ze te consulteren. Er was geen sprake meer van een collectieve leiding. Voor de oorlog had hij er herhaaldelijk blijk van gegeven de wil en de durf te bezitten om op te treden als een autoritair leider. Nu kon hij zijn wil doordrukken zonder nog veel rekening te houden met de zwaargewichten in zijn partij. De omstandigheden van de bezetting beknotten de macht van de leden van de vnv-leiding. Bovendien verloor de Raad van Leiding, zoals het hoogste leidingsorgaan sinds oktober 1940 werd genoemd, zijn homogeniteit. Nieuwe leden traden toe en sommige vooroorlogse leden vielen weg. Van de vooroorlogse leden woonde Gerard Romsee, na zijn benoeming tot gouverneur van Limburg, de vergadering niet meer bij. Hij bleef wel lid. De