Greep naar de macht
(1994)–Bruno De Wever– Auteursrechtelijk beschermdVlaams-nationalisme en Nieuwe Orde. Het VNV 1933-1945
6.5 De financiële organisatieNaarmate het vnv zich opwierp als een staatsdragende partij stegen de uitgaven. Niets wijst erop dat de partij kon rekenen op een aanzienlijke Duitse financële steun. Hoewel de vnv-leiding had geprobeerd de bezetter te bewegen tot een aanzienlijke financiële steun, moest ze haar werking grotendeels zelf bekostigen. Alleen indirect via de pers, de jeugdbeweging en de paramilitaire collaboratie kreeg het vnv van de bezetter geld toegeschovenGa naar eind102. In de eerste plaats werden de leden van de partij onder druk gezet om meer geld af te dragen aan de partij. Vanaf 1941 leidde dit tot een heuse financiële mobilisatie. Het zou een permanent en belangrijk onderdeel van de propaganda blijven tijdens de hele duur van de bezetting. De leden werden niet alleen aangemaand maandelijks een contributie van 3 frank te betalen. Hen werd verzocht ‘vrijwillige bijdrage’ te betalen volgens hun inkomen. VNV-Dienst van februari 1941 beval dat alle leden die ervoor in aanmerking kwamen en die hun vrijwillige bijdrage nog niet hadden betaald, tijdens de eerstkomende vergadering ‘dringend [moesten] aangemaand [worden] hun inschrijving en storting te doen volgens inkomen en mogelijkheden’. De vrijwillige bijdrage was bijna een verplichting en ze zou dat inderdaad ook spoedig worden. Vanaf oktober 1941 werd de regeling van een ‘verplichte belasting’ ingevoerd. De Dienst Financiën stelde per arrondissement lijsten op van de vnv-leden en het bedrag dat ze dienden te betalen. De lijsten werden samen met de kwitanties bezorgd aan de arrondissementele functionarissen die instonden voor de inning. Van de | |
[pagina 485]
| |
onbetaalde kwitanties moest een lijst worden opgesteld met de reden van de niet-betaling. Het arrondissement kreeg van de centrale leiding 25% van de geïnde bedragen terugbetaald. Dat was de theorie. In de praktijk bleek de inning van de verplichte belasting niet van een leien dakje te lopen. De ingewikkelde administratie bemoeilijkte een vlotte inning. Sommige leden betaalden meteen voor een jaar, anderen per kwartaal, nog anderen maandelijks. De betaalde bedragen waren verschillend. Sommigen betaalden 300 frank per jaar, anderen 60 frank. 5 frank per maand was het minimum. Sommige leden betaalden minder dan verwacht. Anderen weigerden om allerlei redenen te betalen. De arrondissementen inden de belastingen traag of gedeeltelijk, veelal omdat de gewestelijke of plaatselijke leiders niet vlot meewerkten. Het gevolg was dat de centrale leiding aanmaningen tot afrekenen moest sturen. Uit enkele bewaard gebleven documenten van het arrondissement Brussel blijkt dat de inning en de afrekening van de verplichte belastingen bijzonder moeizaam verliep en dat uiteindelijk maar ca. 20% van de vnv-leden inderdaad betaaldeGa naar eind103. Extrapoleert men de Brusselse cijfers voor het hele vnv dan zou de vrijwillige en verplichte belasting in 1941 ca. 400.000 frank hebben opgebracht. Op grond van dezelfde cijfers had de partij in 1942 uitzicht op ca. 533.000 frank verplichte belasting. Boven het bijna anderhalf miljoen frank aan contributie dat dat jaar verwacht kon worden, zou het vnv via de geldelijke bijdragen van zijn leden ca. twee miljoen frank ontvangen. Wat stond daar tegenover aan uitgaven? De uitbouw van een hoofdkwartier in de Wetstraat en een administratief apparaat, de aanstelling van vrijgestelden en de propagandamachine kostten handen vol geld. Hoeveel precies is voorlopig niet vast te stellen omdat bijzonder weinig bronnen bewaard zijn gebleven die informatie bieden over de financiën van het vnv. In ieder geval, net als voor de oorlog bleef ook tijdens de bezetting het voluntarisme van het kader en van de militanten essentieel voor het functioneren van de partij. Alle functies tot op het niveau van gouwleider waren in principe onbezoldigd. Sommige kaderleden ontvingen niettemin een salaris omdat ze voltijds voor de partij werktenGa naar eind104. Het vnv kon ook blijven beschikken over een aantal parlementsleden dat zijn parlementaire vergoeding bleef ontvangen en die in principe beschouwd konden worden als voltijds vrijgestelden van de partij. Zowat de hele partijtop verkeerde in dat geval. Door de massale benoemingen van vnv'ers in allerlei bestuursorganen werden vnv-kaderleden door de Belgische overheid betaald terwijl ze een deel van hun tijd aan de partij mochten besteden. Het bedrag dat de vnv-leiding maandelijks aan salarissen voor haar vrijgestelden moest betalen is niet te achterhalen. Noch over het aantal vrijgestelden noch over de uitbetaalde salarissen is informatie te vinden. Sporen van de kosten voor propaganda zijn al evenmin bekend. Men moet er wel rekening mee houden dat het vnv door de Propaganda-Abteilung werd vergoed voor de verspreiding van de brochures en pamfletten van de bezetter. Waarschijnlijk oversteeg deze vergoeding de werkelijke uitgaven zodat het vnv hiermee zijn eigen propaganda gedeeltelijk kon betalen. Volk en Staat, voor de oorlog de grote financiële slokop, kon eindelijk zichzelf bedruipen. In zijn nieuwjaarstoespraak van 1942 tot het personeel verklaarde de directeur Karel Peeters dat 1941 het jaar van de financiële gezondmaking was geweest en dat 1942 het jaar van de expansie zou worden. In zijn toespraak van 1943 kon hij melden dat deze opzet gedeeltelijk was geslaagd. De cijfers waren gunstig zodat zelfs een salarisverhoging kon worden doorgevoerdGa naar eind105. Volk en Staat kon wel blijven rekenen op de steun van de Propaganda-Abteilung. In 1941 kreeg de krant uit die bron 10.000 RM en in 1942 30.000 RMGa naar eind106. In een voor de bezetter bestemd document, opgesteld eind 1941, leest men dat het vnv zijn positie veroverde ‘met eigen karige middelen, daar het strijdend deel van het Vlaamse volk ook niet kapitaalkrachtig is’. Impliciet werd erop gewezen dat het vnv niet kon rekenen op financiële steun van de bezetter. Het houdt verband met een andere bemerking in | |
[pagina 486]
| |
het document, nl. dat de DeVlag werd rechtgehouden ‘door de miljoenen van de “Propaganda-Abteilung”’Ga naar eind107. Het vnv heeft zo'n financiële steun nooit gekregen, maar het heeft wel geprobeerd die te verwerven. Eind 1941, ongeveer gelijktijdig met het voornoemde document, werd het Militaire Bestuur een ‘Finanzierungsprogramm des vnv’ overhandigdGa naar eind108. Het document begon met de bekentenis dat het vnv in menig opzicht tekort was geschoten. Daarvoor werden diverse redenen ingeroepen, o.m. de overgang van oppositiepartij naar bijna regeringspartij en het feit dat de partij voortdurend door andere Vlaamse organisaties werd aangevallen. Een andere belangrijke reden was het gebrek aan middelen om dynamischer te kunnen optreden. Om tot volle ontplooiing te kunnen komen en alert te kunnen optreden had het vnv meer middelen nodig. In de eerste plaats moest een ‘Kanzlei des Leiters’ worden uitgebouwd met ‘erforderlichen [dus vrijgestelde] und Kompetenten Mitarbeitern’. De diensten van het algemeen secretariaat, de dm/zb, het vnvv en de propagandaleider waren tot op het afdelingsniveau aan uitbreiding toe. Andere diensten moesten worden opgericht en uitgebouwd. Dat alles was maar mogelijk indien het vnv kon beschikken over een gesalarieerd kader vanaf het niveau van de arrondissementen en in de steden met meer dan 40.000 inwoners. Een gedetailleerd plan raamde de middelen die nodig waren voor een minimumorganisatie. Het kwam neer op 707.750 frank per maand. Daarnaast moest, volgens de raming, nog rekening worden gehouden met de kosten voor de eigenlijke propaganda: drukwerk, film, muziek, tentoonstellingen, uniformen, vlaggen, bijeenkomsten, een propagandabureau in het buitenland enz. Ook de kosten voor de contacten met andere organisaties waren niet meegerekend. Men mag dus stellen dat het vnv solliciteerde voor een financiële steun van minimum één miljoen per maand. |
|