Greep naar de macht
(1994)–Bruno De Wever– Auteursrechtelijk beschermdVlaams-nationalisme en Nieuwe Orde. Het VNV 1933-1945
[pagina 459]
| |
Hoofdstuk 6
| |
6.1.2 Het nationaal-socialismeDat Staf De Clercq van plan was het vnv van in den beginne om te vormen tot de Vlaamse nationaal-socialistische eenheidspartij, waarbij hij deze ideologie in al haar consequenties aanvaardde, blijkt uit een ontwerp-programma dat tot stand kwam in de zomer van 1940. Het document kreeg de titel: ‘Programma der Nationaal-Socialistische Beweging voor Vlaanderen’Ga naar eind1. De slotparagraaf stelt dat het om het officiële partijprogramma van het vnv gaat. ‘De Leider van de partij verbindt zich, desnoods met inzet van zijn eigen leven [...] het programma door te voeren zonder aarzelen en zonder compromissen.’ Het stuk is niet gedateerd maar draagt onmiskenbaar het stempel van de zomer 1940 toen de vnv-leiding meende dat de toekomst voor haar open lag. Het Grootnederlandse streefdoel was toen nog niet versluierd door eufemismen: ‘Wij eisen de aaneensluiting van alle Dietsers in één Groot-Dietsland en zulks op grond van het zelfbeschikkingsrecht der volkeren’. Het stuk werd niet in druk gegeven en bleef dus onbekend voor de buitenwereld. Allicht was het onaanvaardbaar voor de bezettende overheid die een Grootnederlandse programmaverklaring niet accepteerde. Het Militaire Bestuur maakte een tijdlang bezwaren dat de vnv-leider zijn partij nationaal-socialistisch noemde. Nog voor zijn belangrijke rede van 10 november 1940 werd het Staf De Clercq verboden het vnv nationaal-socialistisch te noemen. Dat verbod bleek spoedig onhoudbaar. In de vnv-pers werd het nationaal-socialisme al volop in verband gebracht met het vnvGa naar eind2. In januari 1941 was er geen bezwaar meer dat het officiële partijprogramma de vestiging van de nationaal-socialistische orde beschouwde als het doel van het vnv. Het Militaire Bestuur bleef zich wel verzetten tegen de voorgenomen naamsverandering van het vnv in ‘Nationaal-Socialistische Beweging voor Vlaanderen’Ga naar eind3. Het niet-gepubliceerde ‘Programma der Nationaal-Socialistische Beweging voor Vlaanderen’ schetste zeer concreet het regime dat werd nagestreefd. Het was uitgesproken racistisch. Alleen ‘volksgenoten’ konden het staatsburgerschap krijgen. ‘Internationalisten en nationaliteitslozen, inzonderheid joden, kunnen geen volksgenoten zijn.’ Ze konden wel in de Grootnederlandse Staat verblijven onder toezicht, althans in voorspoedige tijden. ‘Wanneer het niet mogelijk blijkt de volkswelvaart in voldoende mate te verzekeren, dienen alle volksvreemde elementen (de niet-staatsburgers) uit het Rijk uitgedreven te worden.’ Dat | |
[pagina 460]
| |
gold voor degenen die er al van voor de Eerste Wereldoorlog woonden; de anderen werden hoe dan ook gedwongen onmiddellijk het grondgebied te verlaten. Iedere nieuwe inwijking van niet-Dietsers werd verboden. Het programma stelde een hele reeks sociale maatregelen voor die moest instaan voor de verdeling van de welstand. Daarbij hoorden o.m.: de nationalisering van alle instellingen van openbaar nut en van alle ‘trusts’ en de onteigening van gronden om een nationale landbouwpolitiek mogelijk te maken. Kleine landbouwers en middenstanders genoten speciale bescherming van de staat. ‘Baatzuchtige volksbedriegers, woekeraars en zwendelaars dienen met de dood gestraft te worden, zonder onderscheid van geloofsbelijdenis of ras.’ Alle persorganen die tegen het ‘volksbelang’ indruisten moesten verboden worden. Hetzelfde lot ondergingen de ‘kunst- en literatuurstromingen, die een verderfelijke invloed uitoefenen op het nationaal leven’. Niettemin was in een ‘volledige godsdienst- en gewetensvrijheid’ voorzien met ‘bescherming van de Christelijke godsdienst’. Voorts werd nog voorzien in de vervanging van het Romeinse Recht door het ‘Germaanse Gemene Recht’. Over de ‘weermacht van het Grootdietse Rijk’ werd nog ‘geen vaste stelling genomen’. De verschillende aspecten die in dit programma aan bod kwamen, werden belicht in een reeks artikelen die in het najaar van 1940 in Volk en Staat verschenen. De belangrijkste auteurs waren Reimond Tollenaere en Edgard Delvo. Hun standpunten kunnen beschouwd worden als de officiële partijstandpunten. Beiden maakten deel uit van de Raad van Leiding en publiceerden in een partijdagblad. Staf De Clercq zou hun standpunten trouwens stuk voor stuk overnemen in zijn redevoeringen en ze aldus consacreren. De standpunten stuitten niet op weerstand binnen het vnv, althans er zijn geen sporen van terug te vinden. Het nationaal-socialisme werd een eerste keer openlijk bij het vnv betrokken in een artikel van Reimond Tollenaere, 27 september 1940, kort na het doodbloeden van de VolksbewegingGa naar eind4. Tollenaere liet er geen twijfel over bestaan dat het nationaal-socialisme de ideologie van het vnv was, zonder evenwel het vnv expliciet nationaal-socialistisch te noemen. Het vnv vertegenwoordigde de politieke wil om een nationaal-socialistisch regime te vestigen. Daardoor had die partij ook het recht op de macht, ongeacht het feit dat ze een minderheid vertegenwoordigde. ‘Wanneer deze politieke wil zich van de macht in het staatsleven meester gemaakt heeft, dan heeft de partij die draagster is van deze wil, het recht te verkondigen dat zij het gehele volk vertegenwoordigt. In het kader van deze partij kan geen ander principe gelden dan het leidersprincipe. [...] Hetzelfde principe zal ook in de staatsorde moeten toegepast worden: tucht naar onder en gezag naar boven.’ In het tweede deel van deze studie zagen we hoe de gematigde vleugel zich inspande om enkele principes van de democratie zoals de volksvertegenwoordiging en het algemeen stemrecht in een weliswaar gemuteerde vorm te handhaven. Dit dispuut was met de aanvaarding van het nationaal-socialisme als partij-ideologie meteen van de baan. In een ander artikel verklaarde Tollenaere dat het definitief uit was met de liberale vrijheden, en dus met de democratische bestuursvormGa naar eind5. ‘Welke zal de politieke vrijheid zijn van de volksgemeenschap in de nationaal-socialistische orde? Dit is een kiese kwestie en we moeten mekaar goed verstaan. Indien men door politieke vrijheid verstaat een toestand waar de massa van Jan en Alleman beslist over de hoogste staatszaken dan zal er van zulke vrijheid geen sprake meer zijn. Dit systeem heeft uitgediend. [...] De eenheid van een volk kan nooit afgeleid worden uit de menigvuldigheid der meningen, belangen en partijen. Dat is onmogelijk. De leiding van de staat moet in handen zijn van een bevoegd leider, bijgestaan door een door dapperheid en bekwaamheid aangewezen aristocratie. [...] Vandaar dat er steeds moet gewezen worden op | |
[pagina 461]
| |
het belang van deze politieke leidende stand, die eenheidspartij of staatspartij die het beste van de natie omvat en het hele volk opstuwt.’ Over de houding van het nationaal-socialisme tegenover de godsdienst in het algemeen en de katholieke Kerk in het bijzonder schreef Tollenaere op 10 december in Volk en Staat een merkwaardig artikel. Merkwaardig omdat Tollenaere vrij ver ging in het afstand nemen van de katholieke Kerk. ‘Het nationaal-socialisme bekent zich tot het positieve christendom, maar kan uit de aard van zijn bestemming zich niet op een bepaalde kerkgemeenschap vastleggen. [Het nationaal-socialisme] zal aan de kerkgemeenschappen vrije ontwikkeling op eigen gebied geven. Dit kan echter alleen gebeuren op voorwaarde dat deze kerkgemeenschappen geen doeleinden nastreven die het volksleven in gevaar brengen zoals dit bij sommige sekten en ook bij sommige afwijkingen bij de joodse leer het geval is. Voor het overige mag het nationaal-socialisme zich niet moeien met het innerlijke religieuze. [...] Kerk en Staat dienen mekaar te begrijpen en te eerbiedigen. De Staat zal elke aanval op het waarachtige godsdienstige leven als nationaal kwaad bestrijden. Het godsdienstonderricht dient in de scholen gewaarborgd en beschermd te worden. Alle godsdienstige bestrevingen zullen door de Staat als grondpijlers van de nationale orde ondersteund worden.’ Reimond Tollenaere vermeed de positie van de katholieke Kerk te bepalen. Hij had het over verscheidene christelijke kerkgemeenschappen die zich vrij konden ontwikkelen en daarbij steun ontvingen van de staat voor zover zij het strikt religieuze terrein niet verlieten. Dat was in de Belgische context een aantasting van de katholieke suprematie. Staf De Clercq trok in diverse redevoeringen eind '40/begin '41 van leer tegen het ‘politieke katholicisme’. Hij eiste een strikte scheiding tussen politiek en godsdienst. Dat was niets nieuws. Ook al voor de oorlog stelde het vnv die eis. Nieuw was dat De Clercq afstand nam van het katholicisme als de vanzelfsprekende vertegenwoordiger van het christendom. De vnv-leider stak ook een dreigende vinger op in de richting van de katholieke scholen die geen verdeeldheid mochten zaaien in de ‘nationale gemeenschap’Ga naar eind6. Men moet deze uitval zien in het licht van de eerste schermutselingen tussen het vnv en de bisschoppen tijdens de bezetting. In sommige bisdommen werden avnj'ers uit de colleges verwijderd en kregen de leerkrachten die lid waren van het vnv moeilijkheden. De Clercq noemde het vnv een partij met een ‘positief christelijke grondslag’, dezelfde vage eigenschap die Tollenaere het nationaal-socialisme toedichtte. De Clercq beklemtoonde herhaaldelijk dat het nationaal-socialisme in Vlaanderen christelijk zou zijn. Dat impliceerde niet dat het vnv alleen openstond voor gelovigen. De Clercq riep immers de nietgelovige vnv'ers op niets te ondernemen ‘wat als een aanval op de Kerk inzake godsdienst’ beschouwd kon worden. Het vnv bond wel de strijd aan ‘tegen alles wat leidt naar stelselmatige goddeloosheid’. Daaraan gaf hij een klassiek nationaal-socialistische interpretatie: de strijd tegen het jodendom en de vrijmetselarij. De Clercq gaf zijn antisemitisme niet alleen een religieuze grondslag. Hij stelde dat de joden geen volksgenoten waren en het ook niet konden worden. Reimond Tollenaere verkondigde ook racistische theorieën. In zijn nationaal-socialistische opvatting was ‘het Volk’ een organisch lichaam van rasgenoten. Al wat de natie verdeelde verziekte het volkslichaam. Niet alleen bepaalde instellingen maar ook sommige mensen werkten ondermijnend. Joden waren altijd en overal een bedreiging voor de volksgezondheid. ‘Er is maar één oplossing. Zuivering van ons gehele volkslichaam. Totale en volledige uitschakeling van de jood uit het gezonde volkslichaam. Daarom dient een uitzonderlijk statuut voor de jood in het leven geroepen te worden. De jood kan en mag niet dezelfde rechten hebben als de andere staatsburgers. Sentimentaliteit mag daarbij niet te pas komen. We mogen niet wreed zijn, maar we moeten logisch zijn. Wij zijn nationalisten, dat wil zeggen, | |
[pagina 462]
| |
wij staan op de leer van volk, cultuur en bloed. De jood behoort niet tot ons volk, nog veel minder tot ons bloed. En hij heeft een cultuur die erop gericht is de christelijke cultuur te vernietigen. Wie niet arbeidt is een parasiet. Wie zag er de jood ooit arbeiden? De jood steelt, plundert, bedriegt, sjachert. Wie zag hem ooit iets scheppen? De jood verhandelt en verkoopt schoenen, vodden, aandelen, edelstenen, graan, beurswaarden, socialisme, theorieën, volkeren, vrouwen, kolonies. En het meest van wat hij verkoopt heeft hij ergens gestolen. We zullen niets verliezen wanneer we de jood buiten ons volk houden. We zullen integendeel veel winnen. Daarom logisch zijn: de jood moer buiten! Het is een kwestie van volksgezondheid.’ Deze standpunten waren niet nieuw voor de vnv'er. Voor de oorlog al nam Tollenaere, o.m. in zijn brochure Komt er oorlog?, krasse antisemitische standpunten in. Ook toen al kon zijn standpunt als een partijstandpunt worden beschouwd. Nu was daarover geen twijfel meer mogelijk. Zijn antisemitisme was virulenter en tegelijk minder abstract geworden. Tollenaere verdedigde de Duitse uitdrijvingspolitiek op een moment dat de eerste fase van die politiek in België gestalte kreeg. Zijn artikel verscheen op het moment dat de bezetter de eerste Judenverordnung uitvaardigdeGa naar eind7. De Clercq verdedigde deze verordening in zijn rede van 10 november 1940Ga naar eind8. Wel nieuw voor de vnv'er waren de imperialistische aanspraken van de partijleiding. In zijn eerste memorandum aan de bezetter achtte Staf De Clercq een kolonisatie van Wallonië en een deportatie van de Walen naar Frankrijk mogelijkGa naar eind9. Hendrik Elias beweerde na de oorlog dat het hier gaat om een persoonlijk standpunt van Staf De Clercq. In de vnv-leiding werd zoiets niet in overweging genomenGa naar eind10. Dat neemt niet weg dat De Clercq later publiekelijk zijn imperialisme verkondigde ten aanzien van Wallonië. Tijdens een redevoering in Tielt op 23 februari 1941 sprak hij over ‘levensruimte voor onze boeren’. Bij de Vlaamse boerenfamilies bestond een traditie van kinderrijkdom. Vlaanderen was anderzijds een van de dichtstbevolkte landen van de wereld. Velen emigreerden waardoor velen ‘verloren [gingen] voor het Vlaamse Volk’. Daar moest volgens De Clercq een eind aan komen. De oplossing lag voor de hand: ‘Wij zien [...] hoe Wallonië afsterft. Wij zien hoe in Noord-Frankrijk nog ganse gewesten braak liggen, die door ons volk zouden kunnen bezet worden. Ons standpunt tegenover Wallonië is dan ook duidelijk. [...] Met dezelfde beslistheid waarmede wij de Walen verwijderd willen houden van het Vlaamse volkslichaam, staan wij er ook op dat het Waalse land als levensruimte voor ons Volk zou beschouwd worden. [...] Wij zijn ervan overtuigd dat de Führer van het Duitse volk, die wij erkennen als de Leider van alle Germanen, een einde zal stellen aan het noodlot dat sinds 300 jaar weegt op ons volk: het wegstromen van het Germaanse bloed in zuiderse, Latijnse aderen.’ Hier huldigt Staf De Clercq een racistisch-biologisch geïnspireerd imperialisme. De scherpe kanten van de nationaal-socialistische overtuiging zoals ze door de vnv-leider en zijn radicale medestanders vanaf de herfst van 1940 werd uitgedragen, werden afgezwakt in het eerste officiële vnv-programma dat tijdens de bezetting verscheen. In het kaderblad VNV-Dienst van januari 1941 verschenen de krachtlijnen van een nieuw vnv-programma onder de titel: ‘Grondbeginselen van het Vlaams Nationaal Verbond’. Intern circuleerde dit stuk al van in de herfst 1940. In oktober zond avnj-leider Edgar Lehembre hetzelfde programma onder de titel ‘Grondbeginselen van het avnj’ naar zijn hoge kaderledenGa naar eind11. Wanneer en door wie het nieuwe programma werd opgesteld is niet bekend. Er werd blijkbaar bijzonder weinig aandacht aan besteed. Ik heb geen enkele commentaar op het nieuwe programma kunnen terugvinden, noch uit de periode dat het stuk intern circuleerde noch nadat het werd gepubliceerd. Vermoedelijk sloot het programma in zijn vaagheid goed aan bij het vooroor- | |
[pagina 463]
| |
logse vnv-programma. Het was uitgesproken Grootnederlands en ideologisch was de nationaal-socialistische orde al even mistig als het vooroorlogse nationaal-solidarisme. De eerste doelstelling van het vnv luidde ‘de vestiging van de Nationaal Socialistische orde in Vlaanderen als deel van het Nederlandse Volksgeheel’. Op wat die nationaal-socialistische orde allemaal inhield, werd nauwelijks ingegaan. De politieke orde zou volgens het leidersprincipe worden ingericht waarbij in het ‘uitschakelen en verwerpen van alle instellingen, groeperingen of uitingen die de organische eenheid der volksgemeenschap aantasten of ondermijnen’ werd voorzien. Voorts sprak het programma over de ondergeschiktheid van het individu aan de volksgemeenschap en over de vorming van een culturele orde in dienst van de volkseigenheid. De sociaal-economische programmapunten waren een herhaling van de vooroorlogse solidaristische en corporatistische belijdenis, zonder concrete maatregelen. In de loop van 1941 en 1942 trad geen verandering op in de officiële vnv-ideologie. De partij verdedigde onverkort het nationaal-socialisme in al zijn aspecten. De grondlijnen van de ideologie kwamen ten overvloede aan bod in de vnv-pers en in het kaderblad VNV-Dienst. Nationaal-socialistische theoretici zoals Alfred Rosenberg vonden er hun plaats. Vanaf 22 juni 1941 kon weer het hele register van de antibolsjewistische propaganda worden opengetrokken. De vnv-pers, propaganda en kadervorming vonden daarbij gemakkelijk aansluiting bij de vooroorlogse standpunten van het vnvGa naar eind12. De band tussen communisme en jodendom werd door de vnv-leider al voor de oorlog in het licht gesteld. Nu zou hij het leitmotiv worden van de propaganda tegen het bolsjewisme aan het oost- en aan het thuisfront. Jan Brans herinnerde er in Volk en Staat aan dat joden en communisten al voor de oorlog de vijanden waren van het vnvGa naar eind13. De arts Edgar Lehembre noteerde in ‘Een gezond ras’, een artikelenreeks in dezelfde krant, dat tot zijn tevredenheid geen enkele der jeugdgroepen die in de nsjv waren opgegaan, voor de oorlog joden als lid had aanvaardGa naar eind14. Frans De Bruyn legde in De Nationaalsocialist uit dat het volkskarakter van de joden voortsproot uit hun minderwaardig bloed en dat bijgevolg de christelijke bekering van joden onzin was, ‘even onzinnig als het onkruid uitroeien zonder het met de wortel uit te tukken’Ga naar eind15. Het vnv-weekblad juichte de anti-joodse verordening van 29 augustus 1941 toe. Ze bepaalde dat joden zich niet meer buiten Brussel, Antwerpen, Luik en Charleroi mochten vestigen en verbood ze 's avonds en 's nachts hun woning te verlaten. ‘Voor de joden moet niet te veel toegevendheid geroond worden; anders worden zij te driest. Kunnen wij onze joodjes nog niet kwijtraken, laat ons ze dan scherp in het oog en op onschadelijke plaatsen houden.’ Hiertegen en tegen andere aspecten van de nationaal-socialistische ideologie kwam in het vnv niet de minste reactie los. Ik heb geen enkele aanwijzing teruggevonden dat er in het vnv individuen of groepen zich verzet zouden hebben tegen de racistische en totalitaire opvattingen van deze ideologie. De kritiek in de schoot van de vnv-leiding werd vooral geformuleerd door Frans Daels. De wrevel aan de basis van het vnv die voor het eerst tot uiting kwam in de nsjv was een zuiver nationalistisch geïnspireerd verzet tegen de Grootduitse tendens van het nationaal-socialisme. Na de oorlog werd de nationaal-socialistische geloofsbelijdenis van het vnv een getaboeïseerd onderwerp in nogal wat publikaties uit Vlaams-nationale of vlaamsgezinde hoek. Dat gaat van een totaal stilzwijgen in bijvoorbeeld het artikel over het vnv in de Encyclopedie van de Vlaamse BewegingGa naar eind16 tot de stelling van bijvoorbeeld Herman Todts in zijn bekende kroniek over de Vlaamse Beweging, dat de vnv-leiders in de wedloop naar de macht nationaal-socialistische terminologie gebruikten zonder het te beseffenGa naar eind17. Hendrik Elias ging met deze stelling niet akkoord. In zijn ongepubliceerde naoorlogse studie kwam hij na een analyse van de hierboven besproken artikelen van Reimond Tollenaere tot de constatering dat | |
[pagina 464]
| |
Tollenaere wel degelijk een ernstige poging ondernam ‘om het oude “nationaal solidaristische” programma van het vnv om te vormen in nationaal-socialistische zin’. De vraag of Tollenaere werkelijk de nationaal-socialistische doctrine huldigde, is volgens Elias niet te beantwoorden omdat hét nationaal-socialisme als dusdanig niet bestond. Er waren vele stromingen naast elkaar en elke nationaal-socialistische ideoloog had zo zijn eigen opvattingen. Indien men het nationaal-socialisme gelijkschakelt met de ss-doctrine, de stroming die naarmate de oorlog vorderde zich meer en meer met het nationaal-socialisme vereenzelvigde, dan was de vnv-leiding niet nationaal-socialistisch, aldus Elias. ‘Indien men door nationaal-socialisme verstaat rassentheorie en jodenhaat, anti-Christelijke gezindheid en de imperialistische opvattingen van het “Herrenvolk” der Duiters met een aaneengesloten kaste in de verschillende landen [...] [dan waren] wij - d.w.z. mijn geestesgenoten en hiertoe behoorde in de grond ook Staf De Clercq - geen nationaal-socialisten.’ Over Tollenaere stelt Elias in dat verband: ‘Het is voor mij duidelijk dat Tollenaere [...] zijn opvattingen uiteenzette in de overtuiging dat de ss-doctrine [...] niet de zijne is’. Of dat ook Elias' overtuiging was, schrijft hij er niet bij. Elias plaatst Edgard Delvo op dezelfde lijn als Tollenaere en hij suggereert zelfs dat Delvo de drijvende kracht was achter Tollenaere. Daarmee probeert Elias de verantwoordelijkheid af te schuiven op iemand die voor de oorlog geen vnv'er was en die al spoedig de partij verliet. Delvo schreef in de vnv-pers nogal wat over het nationaal-socialisme, maar zijn artikelen zijn van een totaal ander allooi dan die van Tollenaere. Ze gingen over de sociaal-economische ordening, over de plaats van de arbeid, over werknemers en werkgevers. Ze schilderden een toekomstig ‘Rijk van vrede’ en welvaart waar ‘de nieuwe mens’ met herzelfde doel voor ogen werkte en in harmonie leefde. In wezen verwoordde Delvo een heilsboodschap die men terugvindt in de meeste ideologieën. Sommige redevoeringen van Staf De Clercq, zoals die over het ‘Arbeidersvraagstuk’, uitgesproken te Gent op 19 januari 1941, dragen duidelijk Delvo's stempelGa naar eind18. Elias wees er in zijn naoorlogse geschriften op dat Staf De Clercq stelde dat het nationaal-socialisme in Vlaanderen een eigen karakter moest hebben. Zo verklaarde de vnv-leider in Brugge, 9 maart 1941, dat het de nationaal-socialistische revolutie met ‘onze Nederlandse eigenaardigheid’ wou doorvoerenGa naar eind19. Over de implicaties van die ‘Nederlandse eigenaardigheid’ voor het nagestreefde maatschappijmodel zei De Clercq helemaal niets, behalve dat het nationaal-socialisme in Vlaanderen christelijk zou zijnGa naar eind20. Voor de oorlog al speelde de tegenstelling tussen het nationaal-socialistische regime en de Kerk in Duitsland het vnv parten. Toen had De Clercq zich genoodzaakt gezien afstand te nemen van het nieuwe Duitsland. Nu verklaarde hij het Vlaamse nationaal-socialisme christelijk en daarmee was de kous af. Op geen enkel moment trachtte de vnv-leider de concrete implicaties van dat zg. christelijk nationaal-socialisme te duiden. Elias schrijft na de oorlogGa naar eind21: ‘Wij in het vnv stonden zeer ver van het nationaal-socialisme en het wantrouwen van de Duitsers tegenover ons was, wat dit betreft, in grote mate gewettigd. Wij vochten niet in de eerste plaats voor een nieuwe politieke en sociale orde, doch voor de beveiliging en de bevestiging van ons bestaan als volk. Wij trokken in dat opzicht de lijn door van vóór de oorlog.’ Elias' visie m.b.t. de nationaal-socialistische ideologie van het vnv is bijzonder troebel. Dat het vnv zowel tijdens als voor de oorlog evenzeer een machtsmonopolie nastreefde in een nieuw maatschappelijk model, meen ik voldoende te hebben aangetoond. De bovenstaande citaten tonen duidelijk aan dat Elias Staf De Clercq totaal verkeerd taxeerde. De visie van de vnv-leider sloot nauw aan bij die van Reimond Tollenaere. Elias signaleerde ook niets over enige tegenstand vanwege de andere leden van de Raad van Leiding. Verzet blijkt er niet te zijn geweest. Vanuit de basis kwamen, voor zover ik kon nagaan, ook geen dissonante geluiden. Die basis was wél bezorgd om het nationalistische programma van het vnv. | |
[pagina 465]
| |
De verkondiging van een nationaal-socialisme met racistische, imperialistische, totalitaire en oorlogszuchtige denkbeelden ontlokte geen protest. Zoiets is slechts verklaarbaar als men aanneemt dat het fascistische ideeëngoed al van voor de oorlog diep in het vnv was binnengedrongen. Het nationaal-socialisme zoals het sinds het najaar van 1940 gepropageerd werd, was voor de vnv-militant niet nieuw. Het was een andere vlag voor een lading die grotendeels ongewijzigd was gebleven. | |
6.1.3 Van Groot-Nederland naar het Grootgermaanse RijkVooraleer het vnv door het Militaire Bestuur werd aanvaard, moest de partij zijn expliciet Grootnederlands standpunt terugschroeven. Toen Staf De Clercq in november 1940 zijn beweging definitief binnen de politieke collaboratie loodste, verbond hij zich ertoe niet meer over grenzen te spreken. Daardoor kon het vnv niet langer openlijk opkomen voor een onafhankelijke Grootnederlandse staat. Dat nam niet weg dat het Grootnederlandse standpunt op een soms nauwelijks verholen manier toch aan bod kwam in de vnv-propaganda. Op alle mogelijke manieren werd de band tussen Noord en Zuid benadrukt, zij het steeds in het kader van de Germaanse samenhorigheid. In het officiële vnv-programma heette het dat het nationaal-socialisme slechts kon groeien vanuit een volks bewustzijn. Voor Vlaanderen betekende dat ‘het besef van zijn Nederlands (Diets) karakter, en de zin voor de Germaanse samenhorigheid, voor wat Germaanse eer en plicht gebieden’. Op 18 september 1941 zag Reeder zich verplicht in te grijpen. Hij vaardigde een verbod uit om in het openbaar in politieke zin over Groot-Nederland te spreken. De Grootnederlandse staat was taboeGa naar eind22. Kort daarna beval Staf De Clercq dat niemand nog in het openbaar mocht spreken of schrijven over de Grootnederlandse staatGa naar eind23. Omstreeks dezelfde tijd beklemtoonde Staf De Clercq steeds sterker de integratie van Vlaanderen in het Germaanse rijk. Staf De Clercq kondigde op 27 september 1941 een ‘bindende verklaring’ af waarin zowel de Nederlandse lotsbestemming van het Vlaamse volk als de inschakeling van Vlaanderen in het ‘complex der Germaanse volkeren’ als doel van het vnv werd gesteldGa naar eind24. De eindhalte van het vnv was voortaan de inschakeling van de Vlamingen in een politieke en economische structuur die de zg. Germaanse landen verenigde. Deze verklaring ging een hele stap verder dan het vnv-programma van januari 1941. Was er toen maar sprake van dat het vnv de Germaanse samenhorigheid zou stimuleren, nu beschouwde de partij het als haar taak Vlaanderen politiek en economisch met Duitsland te verbinden. Het is evident dat het zg. complex der Germaanse volkeren in feite een politieke structuur was die gedomineerd zou worden door Duitsland. De Clercq gaf carte blanche aan Duitsland om de Germaanse volkeren manu militari te dwingen deel uit te maken van het Germaanse rijk. Hoe anders moet de zinsnede begrepen worden dat aanvaard diende te worden dat ‘welkdanig Germaans volk ook, de mogelijkheid zal worden ontnomen om van de weg zijner natuurlijke lotsbestemming af te wijken’. De koerswijziging gebeurde door de druk die het vnv ondervond van de DeVlag/ss en door de interne politieke strijd tussen de gematigde en de radicale vleugel. De Clercq gaf toe aan de radicale vleugel die al langer pleitte voor een duidelijk Germaans engagement van het vnv. Reimond Tollenaere schreef al langer over de toetreding van Vlaanderen tot een Germaans blok. In het eerste nummer van De Nationaalsocialist schreef hij dat voor de Germaanse volkeren de ene grens na de andere was verdwenen ‘zodat één groot blok van tientallen miljoenen Germaanse mensen, de ruimten van Noord en Midden-Europa zullen vullen’. Tollenaere beschouwde de wervingsactie voor de Waffen-SS als een Germaans engagement: ‘het recht [om] in het Germaanse geheel de wapens te mogen dragen’Ga naar eind25. Voor | |
[pagina 466]
| |
de vnv'er kwam de koerswijziging dus niet onverwacht. Toch is de verklaring van 27 september 1941 zeer belangrijk. Het idee van een aparte Vlaamse of Grootnederlandse staat werd losgelaten. De klemtoon kwam te liggen op de eigenheid van het Vlaamse of het Nederlandse volk. Het vnv zou al degenen een voet dwars zetten die beweerden dat wij geen volk zijn, verklaarde de vnv-leider. De vnv-propaganda kon nu volop het Germaanse rijk aan bod laten komen. De slogans van het vnv verschilden op dit punt niet meer van die van de DeVlag/ss. Het gevolg was dat de verwarring in het vnv er niet op verminderde. Men kon zich inderdaad afvragen waarin het vnv nu nog verschilde van de DeVlag/ss. Beide aanvaardden de integratie van Vlaanderen in een groter geheel, met Duitsland als kernland. De DeVlag/ss deed dat vanuit de opvatting dat Vlamingen Duitsers waren. Dat hield niet in dat deze beweging de verduitsing in taalkundig opzicht bepleitte. Het Nederlands kon gehandhaafd blijven als gewestelijke taal. Het vnv eiste het behoud van het volkskarakter. Maar politiek, economisch, sociaal en militair zou dit volk gebonden zijn aan het Germaanse rijk. Wat restte er dit volk dan nog meer dan een eigen taal? Velen in het vnv begrepen dat de Vlaams-nationalistische partij waar ze deel van uitmaakten een bijzonder glibberig pad bewandelde. Het groeiende Grootnederlandse verzet is daardoor te verklaren. Het was de eis tot een eigen staat die volwaardig zou bestaan naast Duitsland. Odiel Daem verliet eind 1941 de Raad van Leiding omdat het vnv de eis tot een eigen ‘staatse’ zelfstandigheid opofferde voor de vage formule van de ‘volkse zelfstandigheid’Ga naar eind26. Daem die als rexist zo weer aansluiting trachtte te vinden bij de verdedigers van de Belgische staat, legde, doctrinair gezien, niettemin ook vanuit Vlaams-nationalistisch oogpunt de vinger op de wonde. In december 1941 zwichtte Staf De Clercq nog meer. In een toespraak in Oostende beval hij het vnv zijn openbare actie voortaan uitsluitend te beperken tot het ‘Vlaamse gedeelte der Nederlanden’Ga naar eind27. Het was wellicht het gevolg van het bevel dat de chef van het rsha op 6 december 1941 had uitgevaardigd en waarbij de Sipo/sd elke propaganda voor de Grootnederlandse Gedachte in Nederlandse en Vlaamse kringen, met alle mogelijke middelen moest verhinderenGa naar eind28. Overigens, vier dagen later zou Adolf Hitler tijdens een gesprek met Anton Mussert verklaren dat hij een vereniging van Vlaanderen en Nederland afwees. Hitler meende dat Vlaanderen veel nader tot Duitsland wilde komen dan Nederland. Mussert achtte dit onjuistGa naar eind29. Er bestaat ongetwijfeld een verband tussen de uitgesproken mening van Hitler inzake Groot-Nederland en de restricties die het rsha oplegde. Alleen al de manier waarop De Clercq zijn bevel verwoordde, laat zien dat er wegen genoeg waren om toch nog de eenheid van de Nederlanden te onderstrepen. De vnv-pers liet trouwens niet na dit zoveel mogelijk te doenGa naar eind30. De Duitse censuur waakte en trachtte zo goed mogelijk elke allusie op de eenheid van de Nederlanden te schrappen. Het leidde vaak tot scherpe conflicten tussen de Duitse censoren en de redacteuren. Vooral Albert Deckmijn van De Nationaalsocialist en Jan Brans van Volk en Staat kruisten ter zake de degens met de Duitse censuurGa naar eind31. Laatstgenoemde brouwde in de krant en in publikaties doctrinair tegengif. Zijn artikelenreeks ‘De weg terug. De wedergeboorte der Rijksgedachte’ die in januari en februari 1942 in Volk en Staat verscheen en het daaruit voortgekomen boek De Rijksgedachte (1942) zijn de bekendste voorbeelden. Brans gaf het toekomstige Germaanse rijk een concrete inhoud waarin een zelfstandige Vlaamse of Grootnederlandse staatsstructuur een plaats kreegGa naar eind32. Het boek werd door de bezetter kort na het verschijnen in beslag genomenGa naar eind33. Ook zijn artikelenreeks ‘Op zoek naar een vaderland’ in Volk en Staat van 15 tot 17 augustus 1942 sprong in het oog. Brans betoogde dat het vnv streed voor een eigen vaderland. De titel inspireerde blijkbaar DeVlag-leider Jef Van de Wiele die begin 1943 in een boek met dezelfde titel zijn visie op het Grootgermaanse Rijk publiceerde. Brans kon o.m. steunen op de concepten die leefden bij de nsb in Nederland. Anton Mussert had in augustus 1942 een belangrijke redevoering uitgesproken waarin hij de zelfstan- | |
[pagina 467]
| |
digheid van Nederland in een Germaanse statenbond beklemtoonde. Omstreeks dezelfde tijd verklaarde Generalkommissar Fritz Schmidt dat het van weinig politiek inzicht getuigde te menen dat de Nederlanden in het Duitse rijk opgenomen konden worden. Beide redevoeringen werden in vnv-kringen verspreid. Ze werden door de propagandaleiding rondgestuurd met het bevel de belangrijkste passussen in alle afdelingen voor te lezenGa naar eind34. Volk en Staat besteedde er ruim aandacht aanGa naar eind35. Voor de buitenwereld bestond er weinig verschil in het streefdoel van het vnv en dat van de DeVlag/ss. Beide ijverden voor de incorporatie van Vlaanderen in het Germaanse rijk. Beide opponenten gaven weliswaar een heel andere inhoud aan het streefdoel. Maar ook in het vnv wensten meer en meer militanten een meer duidelijke profilering ten opzichte van de DeVlag/ss. Zo adresseerde de arrondissementsleider van Gent-Eeklo al rond de jaarwisseling 1941-1942 een uitvoerig memorandum aan de vnv-leiding waarin hij vroeg ‘niet verder uit te pakken met onze zogezegde bereidheid om in het Duitse Rijk opgenomen te worden’. Het was voor het vnv immers een zware handicap ‘dat de doorsnee Vlaming meent dat de ss-Vlaanderen en het vnv hetzelfde is’Ga naar eind36. De onvrede binnen het vnv over deze kwestie nam hand over hand toe. Toen Hendrik Elias de leiding van het vnv overnam gaf hij de oplossing van dit probleem de prioriteit. |
|