Greep naar de macht
(1994)–Bruno De Wever– Auteursrechtelijk beschermdVlaams-nationalisme en Nieuwe Orde. Het VNV 1933-1945
3.2 Het thuisfront3.2.1 De Vlaamse WachtDe oprichting van de Vlaamse Wacht is nauw verbonden met vos. In het zog van het vnv loodste de vos-leiding haar beweging in de collaboratie. In VOS werd vanaf augustus 1940 de Nieuwe Orde omhelsd en werd met het vooroorlogse pacifistische standpunt komaf gemaakt. Pacifisme en weerbaarheid waren niet meer tegengesteld omdat de aan de gang zijnde oorlog een burgeroorlog was, zo betoogde het blad op 27 oktober 1940. De organisatie hervormde zich volgens de noden van de tijd. Begin 1941 werden de statuten aangepast. vos werd een autoritaire organisatie met ‘leiders’ i.p.v. ‘voorzitters’Ga naar eind40. De vos-leiders Germain Lefever, Samuel De Vriendt en Joris De Keyser traden in augustus 1940 toe tot de Volksbeweging. vos reageerde niet op de militaire collaboratie van het vnv. De kustwachteenheid en de wervingsactie voor de Waffen-SS bleven onbesproken in VOS. Dat de vos-leiding geen bezwaren had tegen een militaire samenwerking met de bezetter blijkt wel uit het feit dat ze zich in mei 1941 engageerde bij de oprichting van de Vlaamse Wacht. Het initiatief tot de oprichting van de Vlaamse Wacht ging uit van de Duitse overheid. Het Militaire Bestuur vatte het plan op Landeseinwohnern in te schakelen als Hilfstruppe für die Landesschützen-Bataillone. Het had te maken met het terugtrekken van Duitse troepen uit België, een gevolg van de geheime voorbereidingen op de inval in de Sovjetunie. Op 28 april 1941 had een eerste vergadering plaats met vertegenwoordigers van het Militaire Bestuur en vos. Dat vos werd benaderd is niet verwonderlijk. De bezetter beschouwde vos als de enige oud-strijdersvereniging die stoelde op völkischer Grundlage. Het feit dat de vos-leiding sterk aanleunde bij het vnv zal daar wel niet vreemd aan zijn. Het Militaire Bestuur hoopte in vos betrouwbare medewerkers te vinden met militaire ervaring. Volgens een Duits verslag van deze bijeenkomst werd tijdens de vergadering aan de vos-leiding duidelijk gemaakt dat het de bedoeling was een wachtafdeling op te richten, bedoeld als een hulptroep (Wehrmachtsge- | |
[pagina 416]
| |
folge) in het raam en onder bevel van het Duitse Leger. Als tegenprestatie werd de vrijwilligers een mogelijke carrière bij de Vlaamse politie of bij de rijkswacht voorgespiegeld. Blijkbaar onthielden de vos-onderhandelaars vooral dit aspect. In een circulaire van 2 mei 1941 aan de gouwleiders luidde het immers dat vos-leden die hun militaire dienst hadden gedaan, werden opgeroepen voor een nieuw op te richten ‘politiekorps (een soort gendarmerie)’ voor bewakingsopdrachten in Vlaanderen. De wervingsactie had onmiddellijk groot succes. Midden mei waren al meer dan drieduizend aanvragen binnen. Begin juni werden negenhonderdvijftig manschappen opgeroepen in de opleidingskazerne in Maria-ter-Heide (Brasschaat)Ga naar eind41. In Duitsland werd bij de krijgsgevangen Vlaamse officieren naar kaderpersoneel uitgekeken. De Vlaams-nationalistische en Nieuwe Orde-gezinde ‘Luitenant De Winde-kring’ vormde een geschikte werfreserve. Vanuit Luckenwalde, een apart kamp voor Vlaamse beroepsofficieren, vertrokken op 31 mei de eerste vrijwilligersGa naar eind42. Zo ontstond in de zomer van 1941 de Vlaamse Wacht als een Vlaamse militaire eenheid, onder bevel van het Militaire Bestuur. Vrijwel onmiddellijk ontstonden in de schoot van de Vlaamse Wacht ernstige moeilijkheden i.v.m. de precieze opdracht en de afhankelijkheid van de organisatie. Al snel werd het duidelijk dat de Vlaamse Wacht niet het embryo vormde van een Vlaamse rijkswacht, afhangend van de secretaris-generaal van Binnenlandse Zaken, hetgeen sommigen hadden verwacht. De Vlaamse Wacht kon evenmin beschouwd worden als de kern van een Vlaams leger, waar anderen hun hoop op hadden gesteld, maar gewoon een hulptroep van de Duitse Wehrmacht. Net zoals dat bij het Vlaams Legioen het geval was, waren bij de wervingsactie allerlei voorstellingen van zaken gegeven die achteraf onjuist bleken. De reden hiervoor was een combinatie van wishful thinking bij de verantwoordelijke vos-instanties en een bewuste manipulatie van de Vlaamse en Duitse betrokkenen die elk hun belangen trachtten veilig te stellen. vos hoopte met een relatief zelfstandige Vlaamse eenheid een rol te kunnen spelen op het politieke schaakbord terwijl de bezetter een bruikbaar instrument op het oog had. Het is niet duidelijk of er tussen de vos- en de vnv-leiding overleg werd gepleegd over de stichting van de Vlaamse Wacht. De vnv-leiding was in ieder geval niet vertegenwoordigd bij de onderhandelingen met de bezetter. Het vnv heeft wel onmiddellijk geprobeerd de politieke controle over de organisatie naar zich toe te trekken. Dat gebeurde vanuit de totalitaire doelstelling alle openbare initiatieven te controleren. Het ging hier bovendien om een organisatie die als een potentiële kern van een Vlaams leger kon worden beschouwd, zodat de vnv-leiding bijzonder geïnteresseerd was. Men mag aannemen dat nogal wat vnv'ers zich voor de Vlaamse Wacht hadden gemeld. Vele vnv'ers waren immers lid van vos en het vnv zelf maakte op een bescheiden manier propaganda voor de Vlaamse Wacht. De wervingsactie berustte echter grotendeels in handen van vos, die er in principe een monopolie op had. De vnv-leiding stelde Luc Delafortrie aan als haar verbindingsman bij de Vlaamse Wacht. Oud-dinaso Delafortrie was in mei 1941 overgekomen naar de Eenheidsbeweging-vnv. Voor hem - officier en vrijgestelde van de beweging - werd zo een geschikte functie gevonden. Er werd ook contact genomen met Vlaamse officieren van de Vlaamse Wacht, met name met Frans Tack, een oud-dinaso en mede-oprichter van de Luitenant De Winde-kring. Op 25 juni 1941 vroeg Delafortrie aan Tack of hij naar aanleiding van hun gesprekken wilde bevestigen dat hij (Tack) ‘de leiding der vnv-organisatie in de Vlaamse Wacht’ wou opnemen. Uit de brief blijkt nog dat het vnv in de compagnies vertrouwensmannen had aangesteldGa naar eind43. Uit een latere brief van Delafortrie aan Tack blijkt dat de vertrouwensmannen o.m. de contributies van de vnv'ers in de Vlaamse Wacht moesten innen. Delafortrie correspondeerde met Tack over de manier waarop ze de politieke vorming zouden organiseren. Het vnv hoopte dus de politieke vorming in de schoot van de Vlaamse Wacht op zich te nemen. Van dit plan kwam niets terecht. De samenwerking tussen Tack en Delafortrie liep al | |
[pagina 417]
| |
onmiddellijk spaak. In augustus 1941 vroeg Delafortrie Tack om uitleg over het feit dat hij de inning van de contributies en samenkomsten van vnv'ers verboodGa naar eind44. In een vertrouwelijk rapport voor de vnv-leiding schreef Delafortrie dat door de houding van Tack uitgekeken diende te worden naar andere middelen om in de Vlaamse Wacht invloed uit te oefenenGa naar eind45. Hij schreef voorts dat ernaar gestreefd moest worden de kaderleden van de dm/zb als officieren en onderofficieren in de Vlaamse Wacht op te nemen. Er werd al te zeer voorrang gegeven aan officieren en onderofficieren van het Belgische leger. In de kantlijn van het rapport schreef Staf De Clercq dat hij contact zou opnemen met de vos-leiding. Veel zal dat niet hebben uitgehaald want de invloed van vos in de Vlaamse Wacht werd hoe langer hoe meer teruggedrongen. Zodra de eenheid goed en wel op poten stond, werden de bemoeienissen van vos en vnv steeds minder op prijs gesteld. De Duitse overheid probeerde de Vlaamse Wacht te onttrekken aan elke politieke bemoeienis. Ze werd daarin gesteund door nogal wat Vlaamse officieren die niet zo gesteld waren op politieke schoonmoeders. De Vlaamse Wachters werd verboden in de kazernes politieke bijeenkomsten te houden. Partijkentekens mochten niet worden gedragenGa naar eind46. Begin mei 1942 werd vos officieel het monopolie op de wervingsactie ontnomen. De vos-leiding werd pas later van deze beslissing op de hoogte gebracht. Hevig protest mocht niet baten. Voortaan zou de Vlaamse Wacht zelf instaan voor de wervingsactieGa naar eind47. Al spoedig regende het klachten bij vos en vnv van vrijwilligers die zich bedrogen voelden. De klachten verschilden. Veel vrijwilligers klaagden erover dat de Vlaamse Wacht geen onafhankelijke Vlaamse eenheid meer was maar een door Duitsers (in het Duits) gecommandeerde eenheid die niet eens voor vol werd aangezien. Evenmin als de Vlaams-Legioensoldaten konden de Vlaamse Wachters rekenen op begrip vanwege hun Duitse opleiders en de kaders. Als reactie op de talrijke klachten schreef de Oberfeldkommandant van Gent bijv. een rapport waarin hij o.m. de klachten over de Duitstalige bevelen kleinzielig en pretentieus noemdeGa naar eind48. Op het vnv-hoofdkwartier kwamen vooral klachten binnen van vrijwilligers-vnv'ers die zich erover beklaagden dat ze als vnv'ers werden miskend. De officieren uit het Belgische leger wilden ze vervangen zien door officieren van de dm/zb. Bovendien bleek de Vlaamse ss ook zeer actief in de kazernesGa naar eind49. De vnv-leiding probeerde haar positie te verstevigen d.m.v. rechtstreekse onderhandelingen met officieren van de Vlaamse Wacht. Op 13 november 1941 had een bespreking plaats met Ernest Van den Berghe enerzijds en de belangrijkste officieren van de Vlaamse Wacht anderzijds. De bedoeling van de vergadering was, aldus het protocol: ‘het vastleggen van een modus vivendi die aan de leden van de Vlaamse Wacht tevens vnv'ers moet toelaten het contact met hun politieke organisatie te behouden zonder evenwel afbreuk te doen aan het principe dat alle politieke actie in de Vlaamse Wacht vermeden diende te worden’Ga naar eind50. Ernest Van den Berghe zette het standpunt van het vnv uiteen. De partij wilde zich niet bemoeien met de tucht en de interne keuken. Het eiste wel het recht op de politieke controle over haar leden te bewaren. De algemeen secretaris stelde daarom voor in ieder garnizoen van de Vlaamse Wacht een afdeling voor Vlaamse Wachters te stichten, onder leiding van een burger. Vergaderingen zouden alleen buiten de kazerne en buiten de diensturen plaatsvinden. Voor de officieren gingen deze gematigde voorstellen nog te ver. Kapitein Rik De Bruyne, commandant van de tweede compagnie, vroeg of het vnv vertrouwen had in de officieren van de Vlaamse Wacht. Indien dat het geval was, moest dit volstaan en waren alle andere regelingen overbodig. De Vlaamse Wacht zou een strikt militaire eenheid worden, los van alle politiek. Van den Berghe tapte hierop uit een ander vaatje. Hij beweerde dat bij de Vlaamse Wacht acties werden ondernomen die niet strookten met de zienswijze van de vnv-leiding en ook niet met die van de officieren van de Vlaamse Wacht. Zonder de organisatie te noemen had Van den Berghe het natuurlijk over de Vlaamse ss. Een akkoord tussen vnv en | |
[pagina 418]
| |
Vlaamse Wacht zou dit kunnen voorkomen, meende hij. De algemeen secretaris kreeg onmiddellijk lik op stuk. De Bruyne merkte op dat een dergelijke regeling helemaal geen garantie bood tegen ‘de actie der ss-mensen, die juist te werk gaan op dezelfde manier als sommige vnv'ers op dit ogenblik’. Luitenant Frans Tack zette Van den Berghe helemaal klem met de vraag wat hij ervan zou denken als er ten aanzien van de ss een zelfde regeling zou worden getroffen zoals hij voorstelde voor het vnv. Van den Berghe antwoordde dat, wat hem betrof, het vnv de enige ‘politiek-agerende’ organisatie in Vlaanderen was en dat daarom een gelijke behandeling van de ss ondenkbaar was. De vergadering zat in het slop. De vnv-gezinde luitenant Herman Verreydt probeerde de pijnlijke mislukking te vergulden door te stellen dat de twee partijen ondanks alles op het standpunt van ‘de eenheid’ stonden. De eenheidsgedachte moest bij de Vlaamse Wacht dieper doordringen. Dat zou gebeuren wanneer de officieren de eenheidsgedachte propageerden, terwijl het vnv ‘dat zich de exponent der eenheidsbeweging noemt’, zijn leden opdracht moest geven de officieren te gehoorzamen. Van den Berghe ging akkoord met deze regeling. In feite had hij niets bereikt want het vnv kreeg op geen enkele manier vat op de Vlaamse Wacht, wat toch de doelstelling was. Veel veranderde er niet. Op het hoofdkwartier bleven klachten toekomen van Vlaamse Wachters die werden tegengewerkt. Een wachter schreef dat hem was opgedragen een foto van Staf De Clercq die op zijn kamer hing te verwijderen. Toen hij dit weigerde werd hij gestraftGa naar eind51. Misschien dat daarom het vnv zijn geplande organisatie van de vnv-leden in de Vlaamse Wacht doorzette. Men nam zich voor zo weinig mogelijk te provoceren. Op 22 januari 1942 schreef Ernest Van den Berghe in een nota voor de redactie van Volk en Staat dat er geen ruchtbaarheid mocht worden gegeven aan de oprichting van de vnv-afdelingen Vlaamse WachtGa naar eind52. De afdelingen zelf werden genoemd naar figuren uit de Vlaamse Beweging en naar het verleden van Vlaanderen. De benaming ‘vnv-afdeling Vlaamse Wacht’ mocht niet worden gebruiktGa naar eind53. Toen de Antwerpse afdeling ‘Zannekin’ in februari 1942 vroeg haar naam te mogen veranderen in ‘Reimond Tollenaere’ weigerde de vnv-leiding daarop in te gaanGa naar eind54. Het is duidelijk dat de vnv-leiding probeerde geen slapende honden wakker te maken. De vnv-leiding gaf niettemin haar pogingen om meer vat te krijgen op de Vlaamse Wacht niet op. Ze beschikte over enkele belangrijke troeven. Er waren nogal wat gewone wachters lid van het vnv, en een belangrijke minderheid van de officieren steunde de pogingen van het vnv. De belangrijkste vnv-pion was Herman Verreydt, leider van de Luitenant de Winde-kring. Begin mei 1941 bekende Verreydt zich tot het vnvGa naar eind55. Hij zou uiteindelijk de kring in blok doen aansluiten bij het vnv. ‘Iedereen heeft de plicht’, zo verklaarde hij, ‘de énige bestaande Vlaamse Volksbeweging, het vnv te steunen [...].’ Uit hoofde van het politieke conflict met de DeVlag/ss kon de Luitenant De Winde-kring niet langer afzijdig blijven, aldus Verreydt. ‘Om alle attentistische dubbelzinnigheden uit de weg te ruimen, sluiten wij in blok aan bij het vnv.’ De aansluiting van de kring gebeurde dus centraal, hetgeen volgens Verreydt betekende dat alle bevelen en onderrichtingen van het vnv via hem zouden gaan. Men begrijpt meteen de bedoeling van Verreydt. Hij proclameerde zich als leider van een vnv-organisatie die zich richtte op de officieren van een organisatie die hij beschouwde als het embryo van een Vlaams leger. In de veronderstelling dat het vnv het politieke monopolie zou verwerven, zou zijn positie als leider van de partijcel in het toekomstige leger wel zeer belangrijk worden. Hier komen we bij de kern van het conflict tussen een aantal officieren van de Vlaamse Wacht en het vnv. De officieren wilden een zg. apolitieke Vlaamse Wacht, waarmee ze in feite het machtsmonopolie van het vnv in de toekomstige Vlaamse staat van de hand wezen. Een aantal onder hen rekende op de vorming van een regime rondom de figuur van de koning. | |
[pagina 419]
| |
Hoe sterk stond Verreydt? Volgens zijn eigen verklaringen gaven 25 van de 31 leden van de kring die lid waren van de Vlaamse Wacht, gehoor aan zijn oproep. Als dat juist is zouden de meeste Vlaamse officieren toen de kaart van Verreydt en het vnv hebben getrokken. In ieder geval was de vnv-leiding van oordeel dat ze sterk genoeg stond om rechtstreeks de volledige integratie van de Vlaamse Wacht op te eisen. Het was Staf De Clercq zelf die deze vraag stelde toen hij in juni 1942, vergezeld van zijn dm/zb-staf en Herman Verreydt, de hoogste officieren van de Vlaamse Wacht bezocht. De officieren hielden de boot af. Ze antwoordden dat ze militairen waren en geen politici, dat ze de politieke twisten buiten de kazernes wilden houden en dat het een illusie was te denken dat de Duitse overheid een integratie van de Vlaamse Wacht in het vnv zou toestaanGa naar eind56. Zo lagen de kaarten en het vnv moest er zich voorlopig bij neerleggen. | |
3.2.2 De Vlaamse FabriekswachtDe oorzaak van de oprichting van de Fabriekswacht is in wezen dezelfde als die van de Vlaamse Wacht. Het Duitse opperbevel wou in de mate van het mogelijke de taken van de bezettingstroepen overlaten aan eenheden die waren samengesteld uit leden van de autochtone bevolking teneinde manschappen vrij te maken voor Operatie Barbarossa. De Vlaamse Wacht en de Fabriekswacht waren zulke eenheden. Hun ontstaansgeschiedenis is totaal anders, en evenzeer de rol die het vnv daarbij speelde. Centraal in de ontstaansgeschiedenis van de Vlaamse Fabriekswacht staat Christiaan Turcksin die als een moderne condottiere ‘zijn’ wachtformatie uitbouwdeGa naar eind57. Christiaan Turcksin was in het begin van de bezetting kastelein van het Vlaams Huis in Vilvoorde. Hij was toen al lid van het vnv en gewestleider van ArbeidsordeGa naar eind58. Turcksin telde onder zijn cliënteel van het Vlaams Huis vele officieren van de Luftwaffe die gelegerd waren op de nabijgelegen vliegvelden van Evere en Melsbroek. De Luftwaffe had in België en Noord-Frankrijk een volledig autonome bevelstructuur, de Luftgaukommando Belgien und Nordfrankreich, die niet afhing van het Militaire Bestuur. Het Luftgaukommando zocht burgers om haar vliegvelden en installaties te bewaken. Turcksin rook gouden zaakjes en diende zich aan als een koppelbaas. In april 1941 werd in het Vlaams Huis van Vilvoorde de officieuze ‘Firma Turcksin’ gesticht die zich inliet met de arbeidsbemiddeling voor het Luftgaukommando. Nog dezelfde maand werden plannen gesmeed voor de oprichting van een bewakingsdienst voor de Duitse vliegvelden. Algauw beperkten de opdrachten zich niet langer tot de vliegvelden in de buurt van Brussel, maar traden Turcksins mannen op in heel Vlaanderen, zelfs in Noord-Frankrijk. Turcksin ontving van het Luftgaukommando het totale loonpakket van de mensen die bij de bewakingsdienst werkten. Hij betaalde ze een afgeroomd salaris. Het werd een lucratieve onderneming. Aanvankelijk trad de bewakingsdienst van Turcksin op onder allerlei benamingen. Pas vanaf oktober 1941 werd de benaming Vlaamse Fabriekswacht algemeen gebruiktGa naar eind59. Het was, zoals de chef van het Militaire Bestuur opmerkte, een Tarnbezeichnung, aangezien de Fabriekswacht allerminst was ontworpen om fabrieken te bewakenGa naar eind60. Het vnv was bij deze activiteiten niet betrokken. Wel rekruteerde Turcksin als gewestleider van Arbeidsorde voornamelijk onder vnv'ers. Men denkt hierbij aan de rol van Arbeidsorde in de zomer van 1940 toen de organisatie de bezetter ‘betrouwbare’ werknemers aanbood. Een soortgelijk contract zou Turcksin hebben afgesloten met het Luftgaukommando. Turcksin heeft na de oorlog beweerd dat hij een mondeling akkoord had met Staf De Clercq, met wie hij overigens al van voor de oorlog bevriend was. De vnv-leider gaf hem toelating dm/zb-militanten aan te trekken voor de Fabriekswacht. De Fabriekswacht zou ongeveer hetzelfde uniform dragen als de dm/zb. Het was immers de goedkoopste oplossing. Turck- | |
[pagina 420]
| |
sin van zijn kant verzekerde De Clercq dat de Fabriekswacht nauw bij het vnv zou aanleunen, hetgeen inderdaad het geval wasGa naar eind61. Zo stond in het dienstcontract dat de wachters ondertekenden dat een uitsluiting uit de Fabriekswacht wegens het slecht vervullen van de dienst, automatisch de uitsluiting uit het vnv tot gevolg had. Men kan eruit besluiten dat de Fabriekswacht uitsluitend vnv'ers rekruteerde en dat er bepaalde afspraken bestonden tussen het vnv en de FabriekswachtGa naar eind62. Het vnv heeft later een totaal andere voorstelling gegeven van het ontstaan van de Fabriekswacht. Vanaf mei 1942 luidde het in zowat alle artikelen die over die organisatie in de vnv-pers verschenen dat het van bij de start om een vnv-initiatief ging. Op 23 januari 1943 schreef Antoon Mermans in Volk en Staat dat het vnv zich op het thuisfront verdienstelijk wilde maken en dat daarom aan ‘kameraad Turcksin werd opgedragen in de rangen van de Eenheidsbeweging een flinke groep wachters te werven’ [...]. Ook tegenover het Militaire Bestuur eiste de vnv-leiding het vaderschap over de Fabriekswacht op. In een brief aan Reeder schreef Staf De Clercq in 1942 dat Reimond Tollenaere de initiatiefnemer wasGa naar eind63. Hij zou, op verzoek van de Duitse overheid, met de wervingsactie gestart zijn onder de leden van de dm/zb om zo de Fabriekswacht te vormen. De vnv-versie was een volkomen verdraaiing van de werkelijkheid, in dienst van het politieke opbod. De partij wilde het koste wat het wil haar onmisbaarheid bewijzen. Ze kon m.b.t. de Fabriekswacht haar grote verdienste in de verf zetten zonder het risico te lopen door de werkelijke leider van de Fabriekswacht te worden tegengesproken. Tussen Turcksin en het vnv was het toen immers al tot een officiële samenwerking gekomen. Op 26 april 1942 kwam het tot een akkoord tussen Christiaan Turcksin en het vnv, gefiatteerd door het Luftgaukommando. Van toen af kon Turcksin rekenen op een actieve vnv-wervingsactie via de vnv-kanalen. Alle leden van de Fabriekswacht dienden verplicht lid te zijn van het vnv en van de dm/zbGa naar eind64. Voortaan sloot Turcksin met het Luftgaukommando contracten waarin gestipuleerd werd dat hij ‘zuverlässige Mannschaften der Partei vnv’ ter beschikking stelde. Het vnv van zijn kant kon de Fabriekswacht integreren en er propagandistisch voordeel uithalen. Bovendien bood de Fabriekswacht de mogelijkheid heel wat leden, vooral dan leden van de dm/zb, aan werk te helpen. De vnv-leiding beschouwde de Fabriekswacht als een (gesalarieerd) verlengstuk van de dm/zb. Ze probeerde controle uit te oefenen door een aantal kaderleden van de dm/zb naar voren te schuiven als kader van de Fabriekswacht. Officieel heette het dat de Fabriekswacht bestond dankzij de zware inspanningen van de dm/zb die haar leden aan de wacht afstond. In werkelijkheid hoopte de vnv-leiding door de wervingsactie voor de Fabriekswacht de dm/zb nieuw leven in te blazen. Er moest daarom ook geworven worden bij vnv'ers die nog geen lid waren van de militie. ‘Een prachtige gelegenheid om onze ZB te verstevigen is de versterking van de Vlaamse Fabriekswacht’, schreef VNV-Dienst in april 1942. Een maand later schreef het kaderblad dat ‘elke vnv'er die niet in dienst van de ZB staat, en die ingelijfd wordt in de Vlaamse Fabriekswacht [winst is] voor de weermacht der Beweging’. Vooral in de schoot van het vnv zelf werd verwoed en systematisch geworven. In een circulaire van 2 mei 1942 gaf de vnv-propagandaleider het bevel op de vnv-ledenlijsten na te vlooien welke vnv'ers in aanmerking kwamen om toe te treden tot de Fabriekswacht. Dat waren álle vnv'ers die op een voor hen of de Beweging niet al te interessante plaats stonden. Ze moesten op een propagandavergadering worden uitgenodigd om ze persoonlijk aan te zetten lid te worden. De afwezigen moesten thuis worden bezochtGa naar eind65. In mei en juni werd nog herhaaldelijk een intensieve campagne bevolen waarbij de leden persoonlijk werden aangezocht. Er was dus zeker sprake van een morele druk op sommige vnv'ers. Telkens werd benadrukt dat toetreding tot de Fabriekswacht de weerbaarheid van het vnv verhoogdeGa naar eind66. | |
[pagina 421]
| |
In een circulaire voor de arrondissementsleiders schreef Staf De Clercq omstreeks dezelfde tijd: ‘Op dit ogenblik kunnen vnv-zb 2.000 man inzetten bij de Fabriekswacht. Dit betekent voor ons 2.000 vrijgestelde, geoefende, gewapende en geschoolde manschappen. Deze wachters zullen worden ingezet in het binnenland, met eigen officieren.’. De Clercq gaf opdracht alle vnv'ers die in bedrijven werkten, aan te zetten tot dienstneming bij de Fabriekswacht. ‘Een vnv'er-arbeider zal niet alleen meer verdienen [...] hij zal gaan staan op een voor de beweging nuttige en noodzakelijke plaats.’ Meteen kent men de belangrijkste redenen van het vnv om aan te sturen op een contract met Turcksin. De partij moest erop kunnen rekenen dat de Fabriekswacht een echte vnv-organisatie bleef en de vnv-leiding wilde zoveel mogelijk de formatie controleren. Door de verstrengeling tussen Fabriekswacht en dm/zb waren er immers spanningen gegroeid. De Fabriekswacht trok steeds meer militanten van de dm/zb aan die daardoor minder stipt hun plichten in de dm/zb nakwamen. Er ontstond bovendien een probleem wanneer militanten van de dm/zb in de Fabriekswacht een graad hadden maar in de dm/zb als gewone brigademannen tussen hun ondergeschikten van de Fabriekswacht stonden. Ze ondermijnden het gezag van de dm/zb-officieren. Tussen de leiding van de dm/zb en die van de Fabriekswacht was er een gespannen verhouding. Ze betwistten elkaar het gezag over de militanten die in de Fabriekswacht stonden. Turcksin en de commandant-generaal van de dm/zb Joris Vansteenland, konden elkaar niet luchten. Op 21 februari 1942 gaf de dm/zb-leiding een aantal instructies die de moeilijkheden moesten opvangen. De belangrijkste bepaling luidde dat in de Fabriekswacht dezelfde rangen moesten gelden als in de dm/zbGa naar eind67. Turcksin legde de eis naast zich neer. Hij wilde zijn eigen vertrouwensmannen kunnen benoemen om de greep op zijn organisatie niet te verliezen. Waarom sloot Turcksin dan op 26 april 1942 een officiële overeenkomst met het vnv? Diverse factoren dwongen hem daartoe. In de eerste plaats werd hem begin 1942 door het Luftgaukommando verzocht meer wachters te leveren. Het grimmiger wordende bezettingsklimaat lag daaraan ten grondslag. Turcksin deed opnieuw een beroep op het vnv maar ditmaal werden er eisen gesteld. Een andere reden waarom Turcksin bereid was de samenwerking met het vnv te officialiseren, lag bij het feit dat hij werd geconfronteerd met de infiltratiepogingen van de ss. In februari 1942 kwam het bij de wachteenheden in Noord-Frankrijk tot een muiterij tegen Turcksin. Aanstichters waren enkele officieren van de Fabriekswacht, o.l.v. Victor Nobels. Deze gewezen officier van de dmo lag samen met Turcksin aan de basis van de Fabriekswacht en hij was commandant van de eenheid. Hij stichtte in Noord-Frankrijk de ‘Fabriekswacht der ss-Vlaanderen’. De wachters van de Noordfranse wachteenheden werd gevraagd toe te treden tot de Vlaamse ss. Tegen Turcksin werd een hetze gevoerd. Volgens Nobels zou Turcksin door de Duitse overheid verplicht worden af te treden wegens fraude. Het is niet duidelijk of Nobels zijn actie op zijn eigen houtje deed of dat hij effectief werd gesteund door de Vlaamse ss. Bij de ss-top in Berlijn drongen, voor zover kon worden nagegaan, geen echo's door van de putsch. Dat Nobels gesteund werd door de Vlaamse ss en door de DeVlag is best mogelijk. Het feit dat de Fabriekswacht zo sterk aanleunde bij het vnv was hen een doorn in het oog. Om de muiterij de kop in te drukken achtte Turcksin het raadzaam een beroep te doen op het vnv. Toen hij naar Noord-Frankrijk toog was hij vergezeld van Bert Meuris, heerbanleider van de dm/zb, maar toen zonder functie bij de Fabriekswacht. Meuris was een van de nauwste vertrouwensmannen van Staf De Clercq. Hij was o.m. een van de leiders van de mo. Met hulp van Meuris slaagde Turcksin erin de muiters te isoleren van hun manschappen. Nobels en enkele andere putschisten werden uit de Fabriekswacht én uit het | |
[pagina 422]
| |
vnv gezetGa naar eind68. De hele zaak had wel het imago van Turcksin bij het Luftgaukommando schade berokkend. Het was voor Turcksin een reden te meer om bij het vnv bescherming te zoeken. De hetze die Nobels en de zijnen tegen Turcksin hadden gevoerd was niet helemaal uit de lucht gegrepen. Trouwens, ook bij de top van de dm/zb waren er ter zake klachten. Jan Morael, inspecteur-generaal van de dm/zb, rekende Staf De Clercq voor dat Turcksin één miljoen per maand verdiende. Dat zal wel flink overdreven zijn, maar dat Turcksin zich met de Fabriekswacht verrijkte staat buiten kijf. Aan elk dienstuur van een wachter hield hij netto 0,7 frank over. Gerekend tegen 12 uur per dag en 30 dagen per maand leverde hem dat per wachter 250 frank per maand op. Daarnaast kreeg hij van het Luftgaukommando nog 4% uitgekeerd op de salarissen van de wachters. Een wachter verdiende 7,5 frank per uur. Officieus verdiende Turcksin nóg meer want hij werkte met een dubbele boekhouding en lichtte zo het Luftgaukommando op. De salarissen van in theorie gepresteerde wachturen verdwenen integraal in de zakken van Turcksin. Hoeveel hij precies binnenreef is niet bekend noch te berekenen. De vnv-leiding was op de hoogte van de financiële toestand van de Fabriekswacht. Men kan vermoeden dat ze Turcksin ook hiermee onder druk kon zetten om een akkoord te sluiten. Het samenwerkingsakkoord van 26 april 1942 bevatte ook een financiële clausule. Wat ze precies omhelsde is niet helemaal duidelijk. Naar alle waarschijnlijkheid toucheerde het vnv de 4% die werd uitgekeerd op de salarissen van de wachters. Turcksin kon dus niet meer kosteloos vnv'ers werven voor zijn organisatie. Later, in 1943, beweerde Turcksin tegenover Hendrik Elias dat hij de volledige winst van de Fabriekswacht overmaakte aan het vnv, maar dat is twijfelachtig. De getroffen financiële regeling zinde Turcksin allerminst. Vrijwel onmiddellijk probeerde hij de regeling te omzeilen door te pogen via het Rijksarbeidsambt wachters te werven. De wachters hoefden geen lid meer te zijn, hetgeen volgens Turcksin impliceerde dat de 4% regeling op hen niet van toepassing was. De vnv-leiding verijdelde de poging via Frits Hendriks, directeur-generaal van het Rijksarbeidsambt en vnv'er. Het vnv was wel gewaarschuwd dat Turcksin bepaalde bemoeienissen maar tot op zekere hoogte kon waarderenGa naar eind69. De wervingsactie van het vnv sorteerde onmiddellijk een groot succes. Tot mei 1942 beschikte de Fabriekswacht over een 250-tal manschappen. De volgende maanden zouden bijna 1.000 nieuwe leden toestromenGa naar eind70. Deze resultaten ontgingen natuurlijk het Luftgaukommando niet. De vnv-leiding kon via dat kanaal haar druk op Turcksin verhogen. Nog in mei 1942 verloor Turcksin een aantal bevoegdheden. Het vnv plaatste een boekhouder naast hem met ruime bevoegdheden. Vooral de benoeming van Jef Podevijn als commandant van de Fabriekswacht is belangrijk. Podevijn was heerbanleider in de dm/zb en kreeg de volledige operationele bevoegdheid van de formatie in handen. Hij voerde de richtlijnen van het vnv strikt uit. Jef Podevijn begon zonder dralen aan een grondige reorganisatie van de Fabriekswacht. Belangrijk daarbij was dat hij de formatie volledig afstemde op de dm/zb. Graden en uniformen werden volledig gelijkgesteld. Hij liet controleren of alle wachters lid waren van het vnv, hun contributie en vrijwillige belasting betaalden. Dit laatste liet nogal eens te wensen over, hetgeen erop wijst dat niet alle Fabriekswachters overtuigde vnv'ers waren. Podevijn ondervond dat het met de discipline niet zo goed gesteld was. Zijn rapporten staan bol van de klachten. Een van de belangrijkste redenen van het gebrek aan discipline was de zwakke opleiding van het kader. Om dit te verhelpen organiseerde het Luftgaukommando eind 1942 een militaire opleiding voor onderofficieren en officierenGa naar eind71. Toen Podevijn in oktober 1942 door een aanslag van het verzet om het leven kwam, werd hij opgevolgd door Bert Meuris. Ook op lagere trappen van de hiërarchie werden volop hoge dm/zb-officieren benoemd. | |
[pagina 423]
| |
Staf De Clercq haalde met de Fabriekswacht zijn slag grotendeels thuis. Het vnv controleerde een organisatie die steeds meer op militaire leest werd geschoeid. Met reden kon hij de Fabriekswacht zien als de kern van een partijleger. De eigengereide houding van Turcksin rustte wel als een hypotheek op deze verworvenheid. Spoedig zou hij opnieuw van zich afbijten. |
|