3.3 Besluit
De vnv-leiding hoopte met een totale inzet van haar volgelingen het politieke pleit te kunnen winnen. Tegelijk zag ze de inschakeling van vnv'ers in paramilitaire en militaire organisaties als een middel om het vnv militaire macht te bezorgen. Een en ander vereiste wel dat de partij de formaties waarin vnv'ers aanwezig waren, onder politieke controle kon houden. De politieke geschiedenis van de militaire collaboratie werd door dat streefdoel getekend. De vnv-leiding moest ervaren dat ze haar doelstellingen meestal niet kon bereiken. Integendeel. Ze zag vele vnv-militanten vervreemden van het vnv, zodat de militaire collaboratie een verzwakking van de partij tot gevolg had.
De mislukking van de vnv-politiek kwam het scherpst tot uiting bij de gebeurtenissen in het Vlaams Legioen. De vnv-leiding dacht dat ze door allerlei afspraken het risico van de overlevering van militanten aan de politieke tegenstrever kon wegnemen. Ze zag de garanties die ze had ingebouwd één na één verloren gaan. De vrijwilligers werden geïndoctrineerd met de ss-leerstellingen, ook op nationalistisch gebied. De ss-leiding had met de wervingsactie van Germaanse vrijwilligers in de eerste plaats politieke motieven. Ze wenste ze te kneden tot een stevig geïndoctrineerde en militair opgeleide speerpuntbeweging van de ss in de bezette landen. De wervingsactie van Germaanse vrijwilligers werd beschouwd als een versterking van de lokale politieke ss-bewegingen. Hoe meer vrijwilligers het vnv wierf, des te meer dat in de kaart speelde van de Vlaamse ss.
De vnv-leiding werd spoedig geconfronteerd met een vloed van klachten van vnv-gezinde vrijwilligers. Het wekte de onrust in eigen rangen sterk in de hand. De vnv-leiding trachtte in eigen kring de schijn hoog te houden. De Duitse overheid bezorgde ze de ene klachtenbundel na het andere, zonder dat daar enig gevolg aan werd gegeven. De enige oplossing leek het stopzetten van de wervingsactie, maar met die beslissing zette de vnv-leiding het uitgangspunt van haar collaboratiestrategie op de helling. Staf De Clercq was daar niet toe bereid. Hij kon nog illusies koesteren, omdat de militaire collaboratie van het vnv bij de andere formaties voorlopig voor minder problemen zorgde.
Bij het nskk waren de vrijwilligers in aparte eenheden opgenomen. De leden van die eenheden waren verplicht ook lid te zijn van het vnv. Op papier waren deze eenheden een onderdeel van de Dietse Militie/Zwarte Brigade. Dat was theorie. De vrijwilligers zaten verspreid over duizenden kilometers front en het vnv had geen enkele operationele bevoegdheid. Overigens, de politieke concurrent zou vanaf 1943 ook nskk-eenheden leveren, zodat het opbod ook hier zijn werk kon doen.
Op het thuisfront verleende het vnv zijn medewerking aan de Vlaamse Wacht en aan de Fabriekswacht. De partij heeft geprobeerd de controle te verwerven over de beide formaties. Het had haar effectief een gewapende militaire arm kunnen opleveren. Alleen voor de Fabriekswacht is dat zo geweest, zij het tijdelijk. De Fabriekswacht kon een tijdlang beschouwd worden als de kern van een partijleger. De organisatie werd trouwens formeel een deel van de dm/zb, al betekende dat niet dat de partijleiding enige operationele bevoegdheid had. Die bevoegdheid berustte bij het Luftgaukommando Belgien und Nordfrankreich waaronder de Fabriekswacht ressorteerde.
In de Vlaamse Wacht wezen de gewezen Belgische legerofficieren die het hogere kader