Greep naar de macht
(1994)–Bruno De Wever– Auteursrechtelijk beschermdVlaams-nationalisme en Nieuwe Orde. Het VNV 1933-1945
2.3 De politieke crisis in augustus 1941Allerlei factoren hebben in augustus 1941 in de schoot van de vnv-leiding geleid tot een vertrouwenscrisis ten aanzien van de collaboratiepolitiek. De belangrijkste oorzaak heb ik hierboven al belicht. Ondanks de wervingsactie voor de Waffen-SS in april 1941 en de oprichting van de Eenheidsbeweging-vnv in mei 1941 slaagde het vnv er niet in om het monopolie op de politieke werking te verkrijgen. De Algemene-ss Vlaanderen bleef het vnv bekampen. De organisatie bewees dagelijks hoe wankel de grondslagen van de vnv-collaboratie waren. Het feit dat het vnv geen enkele toezegging kreeg over de territoriale toekomst van Vlaanderen, zorgde voor steeds meer interne kritiek van prominenten en militanten die klaarheid vroegen. In de schoot van de leiding laaide de discussie op over de te volgen strategie. Door de stichting van de Eenheidsbeweging-vnv waren nieuwe stemmen te horen in de Raad van Leiding. Pol Le Roy verdedigde een Grootgermaanse opstelling en een samengaan met de ss. Hij vond gehoor bij Edgard Delvo en Reimond Tollenaere. Ze dreven Staf De Clercq in de richting van een akkoord met de ss. Dat alles riep weerstanden op bij vooraanstaande vnv'ers die van mening waren dat het vnv onmogelijk tot een akkoord kon en mocht komen met de ss. Een verslag van Albert Deckmijn over een gesprek met Jeroom Leuridan legt getuigenis af van de zeer gespannen situatie in de Raad van Leiding. Reimond Tollenaere, Edgard Delvo en Pol Le Roy stonden er lijnrecht tegenover de andere leden. Leuridan beschuldigde ze van verraad en viel nog liever dood dan hun voorstellen goed te keurenGa naar eind51. De discussies vonden plaats toen door het uitbreken van de oorlog in de Sovjetunie de polarisering van de opvattingen van de bevolking in het bezette land scherp toenam. De publieke opinie was al sterk beïnvloed door de manklopende ravitaillering. De dirigistische voedingseconomie leidde tot karige rantsoenen. Het verzet tegen de bezetter en zijn handlangers werd grimmiger. Diegenen die hun lot met de bezetter hadden verbonden, kwamen in een steeds groter isolement. De op gang komende wervingsactie voor het Oostfront bond hen nog sterker aan de bezetter. De inzet aan het front werd plots een realiteit en een consequentie van de politieke strijd die aan geen twijfel onderhevig mocht zijn. Maar de vraag waarheen de politieke strijd leidde, werd er des te prangender door. Dit alles leidde in augustus 1941 tot een fundamentele discussie in de schoot van de Raad van Leiding. Het was een uitermate boeiende confrontatie waarbij de fundamenten van de politieke collaboratie ter discussie stonden. De directe aanleiding was een redevoering van Eggert Reeder op 22 augustus 1941 voor een gehoor van dertig vooraanstaande Vlamingen, leden van de Algemene-ss Vlaanderen en het vnv. Reeder wou reageren op de talrijke signalen van ontevredenheid in de rangen van het vnv, o.m. op een mandvol klachten die hij van Frans Daels had ontvangenGa naar eind52. Op een bitse toon wees Reeder de kritiek op het Militaire Bestuur van de hand. Het voerde zijn taak uit binnen de hem opgelegde marges. Hitler zou pas na de oorlog over het lot van België beslissen. De enige Vlaming die het woord nam was August Borms. Hij verweet de bezetter een zware fout te maken door niet het Vlaamse zelfbestuur uit te roepen. Frans Daels die ook aanwezig was, schreef zijn indrukken neer over de bijeenkomstGa naar eind53: ‘De toestand wordt voor ons onhoudbaar tengevolge van onze openlijke en loyale medewerking met de bezettende macht enerzijds en de gedragslijn van de Militärver- | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 403]
| |||||||||||||||||||||||||||
waltung anderzijds. Wij worden uitgenodigd om te worden toegesproken, niet als medewerkers, maar als vijanden, om te worden berispt zoals een Feldwebel slechte soldaten onder handen neemt met allerlei bedreigingen. Zulke uitnodigingen beantwoorden wij niet meer. Wij kunnen die toestand niet langer uithouden.’ In de Raad van Leiding van 30 augustus 1941 werd nagekaart over de bijeenkomst met Reeder en over een memorandum van Frans Daels dat hij als reactie op Reeders rede had geschreven. Het stuk droeg de titel ‘De toestand in Vlaanderen in augustus 1941’Ga naar eind54. Daels schreef het op verzoek van Reeder die hem persoonlijk had gevraagd wat er voor de Vlamingen kon worden gedaan zonder de administratieve machine te ontredderen. Daels verwoordde in zijn memorandum de fundamentele malaise die het vnv ontredderde. De dertien eisen die hij tot slot formuleerde waren duidelijk genoeg:
Daels vroeg dus in feite onrechtstreeks de politieke erkenning van het vnv. De bezetter moest tegemoetkomen aan de nationale doelstellingen van het vnv door de zelfstandigheid van het Vlaamse volk te waarborgen, de culturele Grootnederlandse propaganda toe te staan en een begin te maken met de federalisering van België. Dit alles kon gebeuren, aldus Daels, zonder dat de bezetter kleur bekende inzake de territoriale toekomst. De bezetter moest de laatste politieke concurrent van het vnv in de Vlaamse collaboratie uitschakelen en het vnv toestaan een regering te vormen met uitgebreide volmachten (het zg. ‘zeer beperkte comité’ van enkele betrouwbare secretarissen-generaal was daarvan duidelijk een voorafspiegeling). Het memorandum van Daels werd op de zitting van de Raad van Leiding kritisch ontleed door Edgard DelvoGa naar eind55. Zijn commentaren werden allesbehalve gunstig onthaald. Niettemin | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 404]
| |||||||||||||||||||||||||||
verwerkte hij zijn visie in een lijvig document dat in de loop van september door de Raad van Leiding werd besprokenGa naar eind56. Het stuk is zeldzaam lucide inzake de analyse van de vnv-politiek. Delvo noemde het een ‘meedogenloze zelfkritiek’. Delvo constateerde de gewijzigde publieke opinie tegenover het vnv. Dat hing samen met de groeiende Duitsvijandige stemming. Verandering daarin was niet meer te verwachten. ‘Precies daardoor [heeft] het vnv geen kans meer zich gedurende de oorlogsperiode nog tot een werkelijke volksbeweging te ontwikkelen.’ Het vnv werd gehaat door de bevolking, meer nog dan de bezetter zelf. Dat zou alleen maar erger worden met het toenemen van de misnoegdheid. Ook daarover kon men zich geen illusies maken in een land waar ‘tienduïzenden hongeren’. In dit klimaat stond het vnv maar één ding te doen: stevige en tuchtvolle kaders vormen die hun taak konden opnemen na de Duitse zege. Zolang de oorlog duurde moest vooral worden voorkomen dat een nieuwe partij haar kans kon wagen. Het vnv moest zich ten aanzien van de bezetter doen gelden als dé nationaal-socialistische beweging in Vlaanderen. In het licht daarvan was het noodzakelijk de ‘niet te ontkennen malaise in de organisatie’ tegen te gaan. De malaise werd hoofdzakelijk veroorzaakt door de houding van de bezetter die ondanks de zware inspanningen van het vnv de partij niet wilde erkennen als de enige valabele politieke kracht. In bepaalde gevallen liet de bezetter zich integendeel kennen als een tegenstander van bepaalde doelstellingen van het vnv. Delvo verwees naar de klachten in het memorandum van Daels die grotendeels terecht waren en die het moreel van de beste leden hadden aangetast. ‘Zij weten immers dat het vnv in alle opzichten met de Duitse instanties medewerkt. Zij weten dat de Leider herhaaldelijk zijn vertrouwen heeft uitgesproken in Adolf Hitler en omdat zij zelf blindelings hun Leider volgen, waren zij ervan overtuigd dat dit vertrouwen door een of andere beslissing van Duitse zijde zou bekrachtigd worden. Maar dergelijke beslissing is uitgebleven.’ Ook op dit punt hoefde men zich geen illusies meer te maken, aldus Delvo. Het Militaire Bestuur ‘kan noch zal’ de gewenste verklaring afleggen. Het Militaire Bestuur had slechts één opportunistische bekommering: het land zo besturen dat het maximaal bijdroeg tot de Duitse oorlogsvoering. ‘Voor de ‘Militärverwaltung’ gaat de keuze niet tussen ‘vriend’ of ‘vijand’ maar wel tussen ‘bruikbare’ en ‘onbruikbare’ mensen.’ Het vnv moest dus niet verwachten dat het op grond van welke verdienste ook de gewenste erkenning zou krijgen: ‘een officiële erkenning van het vnv als nationaal-socialistische beweging voor Vlaanderen komt er tijdens de oorlogsperiode niet’. Het was in dit opzicht evenzeer zinloos steun te zoeken bij een of andere strekking in Duitsland. De machtsstrijd tussen die strekkingen was nog volop aan de gang. Voor het vnv was er maar één kwestie: ‘Voor of tegen Duitsland. Er is geen tussenweg mogelijk!’ Daaruit volgt dat de vnv-leiding zich moest beraden of ze vertrouwen had in het nationaal-socialistische Duitsland. Dat hield de bevestiging of de ontkenning in van het vertrouwen in Adolf Hitler. In feite had Staf De Clercq in zijn redevoeringen al gekozen. Volgens Delvo moest het vnv consequent zijn en een onvoorwaardelijk vertrouwen belijden. De vraag om garanties doet afbreuk aan een onvoorwaardelijk vertrouwen en ze heeft bovendien weinig zin: ‘meer dan ooit zullen ze vodjes papier blijken [...]’. Aan de discrepantie tussen woord en daad diende een eind te worden gemaakt. Dat kon theoretisch door een koerswijziging die het vnv uit de collaboratie zou leiden. Dat zou het einde van het vnv betekenen. Bij de militanten zou een complete verwarring ontstaan en vele vnv'ers op machtsposities zouden die weg naar zelfmoord niet opgaan. In een lange parenthese vraagt Delvo zich af of het vnv geen toenadering tot België moest zoeken, als verweer tegen Duitsland. Hij ging daarmee in op een vraag (en wellicht ook de mening) van Hendrik Elias. Hij had in de Raad van Leiding de kwestie opgeworpen of er - Delvo | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 405]
| |||||||||||||||||||||||||||
citeert Elias - wegens ‘het gevaar voor verduitsing [...] [geen] verzoening mogelijk [was] met talrijke elementen en groepen uit het Belgische kamp op basis van een federaal statuut [...]’. Delvo verwerpt deze mogelijkheid o.m. omdat dat het vnv ‘in het kamp [zou] brengen van degenen, die in plaats van voor de doorvoering van de nationaalsocialistische revolutie [...] te strijden, deze revolutie veeleer berustend ondergaan als het geringste kwaad - en die, alleen om niet uitgeschakeld te worden, een berekende medewerking met Duitsland verkiezen boven een passieve houding’. Zo'n koerswijziging zou de eenheid in het vnv zeker niet ten goede komen, aldus Delvo en een doelmatig middel tegen de ‘verduitsing’ was het evenmin. ‘Het zou een bewijs zijn van gemis aan politiek doorzicht wanneer we zouden geloven dat Duitsland, na de zege, in een herordend Europa, de Belgische ruimte prijsgeven zal. De Belgische ruimte zal tot de onmiddellijke Duitse invloedssfeer behoren - waarschijnlijk ingeschakeld in het Germaanse Rijk of in het Groot-Duitse Rijk. Men kan een dergelijk perspectief verschillend beoordelen; men ontsnapt er echter niet aan door zich in de armen te werpen van anderen, die er even machteloos tegenover staan. Wanneer die inschakeling mocht gebeuren, dan wens ik dat de Vlamingen hun belangen zouden verdedigd zien door de Leider van het vnv en niet door de Koning der Belgen.’ Ten slotte belichtte Delvo zijn standpunt om uit de crisis te geraken. Het vnv moest meer dan ooit een uitgesproken pro-Duitse politiek voeren. Het moest zijn politiek afstemmen op één doel: ‘de gelegenheid te krijgen [zijn] beginselen voor te brengen op het gepaste moment, d.i. wanneer de Führer, na afloop van de oorlog beslissen zal’. De Duitse instanties moest alle aanleiding worden ontnomen een nieuwe politieke beweging in het leven te roepen. Met het oog daarop moest volledig worden ingespeeld op de opportunistische politiek van de bezetter: ‘Alles wat de weerbaarheid van Duitsland op dit ogenblik kan helpen opvoeren, beschouwen we als goed en noodzakelijk. Alles wat Duitsland op dit ogenblik maar in de minste mate verzwakken kan, is uit den boze.’ Voorts moest het vnv intern worden verstevigd, efficiënter georganiseerd. Een versteviging en vernieuwing van de kaders was nodig. Op financieel gebied moesten nieuwe bronnen worden aangeboord aangezien de contributies niet meer volstonden voor een vernieuwde aanpak. Het leidersprincipe moest consequent worden toegepast, ook op de leden in de Belgische administratie. Een strengere tucht was vereist (bijv. dienstplicht in de dm/zb voor alle vnv'ers tussen 18 en 40 jaar). Ideologisch moest ernaar gestreefd worden ‘de geestesgesteldheid van onze leden te doen evolueren van het Vlaams-nationale naar het nationaal-socialistische’. De nationaal-socialistische idee werd nog steeds niet door een meerderheid vnv'ers in al haar consequenties aanvaard, aldus Delvo. Velen maakten daardoor niet het onderscheid tussen het nagestreefde doel en het actuele propagandistische programma. Staatkundig was bijv. de hereniging van Noord en Zuid geen actueel probleem. De praktische politiek van het vnv moest gericht zijn op het haalbare: nl. de vrijwaring van de Vlamingen in Brussel en Wallonië en de verovering van Wallonië als levensruimte voor de Vlamingen. Het vnv moest samenwerken met alle Duitsvriendelijke organisaties, ook met de Algemene-ss Vlaanderen. Het standpunt van het vnv moest zijn dat Vlaanderen behoefte heeft aan een Algemene-ss als formatie, níét als politieke beweging. Een overeenkomst op die basis was volgens Delvo mogelijk. Hij stelde voor als eerste stap de onverenigbaarheid van het lidmaatschap op te heffen. Frans Daels en Edgard Delvo, beiden lid van de Raad van Leiding, formuleerden dus totaal tegenovergestelde remedies om uit de impasse te geraken. Waar Daels het voortzetten van de collaboratie wilde verbinden met een aantal onmiddellijke veranderingen en een principeverklaring, vroeg Delvo een totale en onvoorwaardelijke collaboratie met als sluitstuk een blind vertrouwen in de Führer. Geen van beiden maakte enig ideologisch voorbehoud tegenover het nationaal-socialisme. Daels koesterde alleen illusies over politieke | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 406]
| |||||||||||||||||||||||||||
afspraken met de bezetter terwijl Delvo besefte dat dat slechts ‘vodjes papier’ zouden zijn. Delvo was bereid de consequenties van het nationaal-socialisme ten volle te aanvaarden. Hoe stond Staf De Clercq tegenover de fundamentele moeilijkheden waarmee het vnv had af te rekenen? In het eerste bezettingsjaar had hij zijn eigen politiek doorgedrukt. Die politiek was nu op een dood punt gekomen. Het vnv was er ondanks alle inspanningen niet in geslaagd het politieke monopolie te verwerven. In dat verband is de oprichting, 1 september 1941, van de 1ste ss-Standaard Vlaanderen van groot belang. Een integratie van de Vlaamse ss werd daardoor onmogelijkGa naar eind57. Spoedig zou de vnv-leider geconfronteerd worden met een nieuw feit: de DeVlag ontpopte zich als een exponent van de ss-politiek. De vnv-leider moest er dus niet op rekenen de annexionistische krachten in Vlaanderen onschadelijk te maken. In die omstandigheden werd de vnv-leider geconfronteerd met de critici in de Raad van Leiding die steeds luider hun onvrede lieten horen over de politiek van het vnv en over de radicalen in de Raad die ze ervoor verantwoordelijk stelden. De radicale vleugel in de Raad van Leiding was fel verzwakt na het vertrek van Reimond Tollenaere naar het Oostfront. Pol Le Roy trok er al na enkele maanden uit, zodat alleen Edgard Delvo overbleef. Maar ook de gematigde vleugel verzwakte. Frans Daels verklaarde in september 1941 de vergaderingen van de Raad van Leiding niet meer bij te wonen zolang de toestand met de Vlaamse ss niet was opgeklaardGa naar eind58. Staf De Clercq zocht naar een nieuw evenwicht tussen de twee vleugels in zijn partijleiding. Op 27 september vaardigde hij een ‘bindende verklaring’ uit waarin hij enerzijds de Nederlandse lotsbestemming van het Vlaamse volk onderstreepte en anderzijds de inschakeling van Vlaanderen in het ‘complex der Germaanse volkeren’ als doel van het vnv steldeGa naar eind59. Aan de ene kant zou hij tot aan zijn dood steeds opnieuw eisen stellen en aandringen op garanties vanwege de bezetter. Aan de andere kant koos hij voor een totale mobilisatie van zijn achterban met het oog op de Duitse oorlogvoering. De massale betrokkenheid van vnv'ers bij de militaire en paramilitaire collaboratie was daarvan het meest in het oog springende aspect. |
|