Greep naar de macht
(1994)–Bruno De Wever– Auteursrechtelijk beschermdVlaams-nationalisme en Nieuwe Orde. Het VNV 1933-1945
2.2 De Eenheidsbeweging-VNV: organisatorische en ideologische gevolgen2.2.1 De proclamatieOp 10 mei 1941 had te Brussel een persconferentie plaats waarop de stichting van de Eenheidsbeweging-vnv werd aangekondigd. De leidingen van de drie partijen waren aanwezig. Voor het vnv waren alle leden van de Raad van Leiding present, uitgezonderd Gerard Romsee en Hendrik Elias. De afwezigheid van Romsee was normaal: hij speelde al sinds augustus 1940 geen actieve rol meer. De afwezigheid van Elias baart enige verwondering. Na de oorlog verklaarde Elias dat hij bewust niet opdaagde om duidelijk te laten zien dat hij het niet eens was met de fusieGa naar eind38. Alleen de individuele toetreding van de leden van Rex-Vlaanderen en het Verdinaso was voor hem toelaatbaar. Beide partijen hadden niet de minste politieke toekomst en ze waren al in staat van ontbinding. In die omstandigheden had het vnv volgens Elias te veel toegevingen gedaan. Dat gold vooral ten aanzien van de militie. De redevoering van Staf De Clercq vormde de hoofd moot van de persconferentie. De Een- | |
[pagina 399]
| |
heidsbeweging-vnv, betoogde De Clercq, was een logisch gevolg van de nationaal-socialistische opvatting van de betrokken groepen. Verdinaso en Rex-Vlaanderen waren toegetreden ‘tot de eenheidsorganisatie welke de naam draagt van Vlaams Nationaal Verbond’. De eenmaking werd gesymboliseerd door de toetreding van Pol Le Roy en Odiel Daem in de Raad van Leiding van het vnv. De leden van de onderscheidene geledingen van de organisaties traden toe tot de afdelingen van het vnv. Alleen over de toetreding van de dmo had De Clercq het over een vereniging in de dm/zb ‘onder leiding van de algemeen-commandant Reimond Tollenaere’. Staf De Clercq besteedde in zijn rede veel aandacht aan de Walen en Wallonië. Ten slotte slorpte het vnv twee bewegingen op die organisatorische en ideologische banden hadden met Wallonië. Nu deze organisaties niet meer bestonden beschouwde het vnv Rex als ‘de eenheidsbeweging, die de Walen in Wallonië winnen wil voor het nationaal-socialisme’. Maar dat nam niet weg dat het vnv Wallonië als zijn werkterrein beschouwde. Het vnv eiste de Vlamingen in Wallonië voor zich op: ‘de stem van het bloed [spreekt] luide in ons. Wat tot ons behoort moet tot ons terugkeren. Dat is natuurnoodwendigheid, waarnaar wij ons handelen te richten hebben.’ Tot slot belichtte de vnv-leider het programma van de Eenheidsbeweging-vnv. Hij las de ‘grondbeginselen van het vnv’ voor zoals die al in januari 1941 verschenen waren in LeidingGa naar eind39. De Eenheidsbeweging-vnv nam dus het programma van het vnv over. De toetreding van het Verdinaso en Rex-Vlaanderen had dus geen enkele consequentie voor het programma. Bij de onderhandelingen werd er ook niet of nauwelijks over gediscussieerd. Zowel Rex-Vlaanderen als het Verdinaso hadden zich al bij voorbaat nationaal-socialistisch verklaard. De machtsstrijd in het Verdinaso had de Belgische vleugel van die groep uitgeschakeld zodat ook dat geen knelpunt meer was. Rex-Vlaanderen was te zwak en Léon Degrelle te geïsoleerd opdat aan die kant nog enige druk zou kunnen worden uitgeoefend. Staf De Clercq eindigde zijn rede met een vingerwijzing naar de politieke concurrenten van het vnv. Wie nog buiten de Eenheidsbeweging-vnv stond, was verantwoordelijk voor de ‘volksverdeeldheid’. Dat was duidelijk ten gerieve van de Vlaamse ss. De Clercq kon wel manen, maar dat verbloemde de realiteit niet. Hij was er ondanks intensieve pogingen, ondanks de wervingsactie voor de Waffen-ss en toegevingen aan de ss-leiding in Berlijn niet in geslaagd de Algemene-ss Vlaanderen te liquideren. Anders dan Rex-Vlaanderen en het Verdinaso genoot de Vlaamse ss machtige bescherming. Zo het Militaire Bestuur dat al zou hebben gewild, dan nog kon het de organisatie niet dwingen tot een akkoord met het vnv. Het Militaire Bestuur wenste overigens het vnv geen machtsmonopolie toe te kennen. Veelbetekenend is dat de partij, ondanks langdurig aandringen, zich niet Nationaal-Socialistische Beweging Vlaanderen mocht noemen. Zoiets zou al te zeer de indruk wekken dat het vnv de staatsdragende macht van Vlaanderen was, hetgeen dan weer de toekomst hypothekeerde. Het Militaire Bestuur week vooralsnog niet af van zijn politieke koers: de toekomst openhouden totdat de Führer besliste. | |
2.2.2 De mislukking van de Eenheidsbeweging-vnvToen op 10 mei 1941 de eenmaking van het vnv, het Verdinaso en Rex-Vlaanderen schriftelijk werd geregeld, moest het echte eenmakingswerk nog beginnen. Die praktische eenmaking is grotendeels mislukt, in de eerste plaats doordat de leiders van Verdinaso en Rex-Vlaanderen die de eenmaking hadden bewerkstelligd, zelf afhaakten. Odiel Daem vroeg al in 1941 ontslag uit de Raad van Leiding van het vnv. Na enkele ver- | |
[pagina 400]
| |
gaderingen was het hem duidelijk, zo beweerde hij later, dat zijn aanwezigheid in de Raad volkomen nutteloos was. Hij besefte dat hij een visie huldigde die nooit een meerderheid achter zich zou krijgen. Staf De Clercq vroeg hem zijn ontslag in beraad te houden en er beslist geen ruchtbaarheid aan te geven om tegenover de ss geen onenigheid te tonen. Daem ging akkoord maar vroeg zijn visie te mogen uiteenzetten in een artikel voor De Nationaalsocialist. In dit artikel pleitte hij ondubbelzinnig voor een zelfstandige staatsstructuur als noodzaak voor een culturele zelfstandigheidGa naar eind40. Daem ging daarmee in tegen de vage formuleringen die de vnv-leiding hieromtrent meestal hanteerde. Het gevolg was dat het artikel van Daem verminkt werd door de Duitse censuur. Het sterkte Daem in zijn overtuiging, niet langer verantwoordelijk te willen zijn voor een politieke collaboratie zonder garanties. Vanaf 1942 bleef hij afwezig op grote vnv-manifestaties. Daem was inmiddels al wel schepen van cultuur van de Stad Antwerpen geworden, een post die hij niet opgaf, hetgeen hem overigens door de Antwerpse vnv-leiders kwalijk werd genomenGa naar eind41. Hoe het zijn volgelingen in het vnv verging, is moeilijk te zeggen aangezien er bitter weinig Vlaams-rexistisch leven te bespeuren valt in de Eenheidsbeweging-vnv. De overgang van een deel van het Verdinaso naar de Eenheidsbeweging-vnv kon de verdere desintegratie van deze politieke groep niet voorkomen. De groep Persijn-Van Dorpe-Van Bilsen kwam in het verzet terecht. De groep dinaso's in het vnv viel uiteen in vier delen. Een eerste grote groep ging naar de ss. De snelle overstap naar de ss van Pol Le Roy en Jef François heeft dit in de hand gewerkt. Een tweede groep trok zich na de opeenvolgende politieke bokkesprongen van de dinaso-leiding terug uit de politiek. Een derde groep probeerde het Verdinaso nieuw leven in te blazen en kwam daardoor in aanvaring met het vnv en de bezetter. Een vierde groep ten slotte bleef in het vnv, waarvan sommige onder hen actief waren als Grootnederlandse dissidenten binnen de partij. Dat de dinaso's die tot de Eenheidsbeweging-vnv toetraden geen homogene groep vormden, wordt bewezen door het feit dat ze al in de eerste maanden na de toetreding met elkaar overhoop lagen. Pol Le Roy kwam als hoofdredacteur van De Nationaalsocialist spoedig in botsing met de vnv-leiding én met gewezen medestanders. De Nationaalsocialist verscheen voor het eerst op 14 juni 1941. Het vnv beschikte daarmee weer over een weekblad. Hoe de nieuwe naam tot stand kwam is niet bekend. De vnv-leiding had geen toelating gekregen om zich als partij ‘Nationaal-Socialistische Beweging’ te noemen. Misschien was de naam van het weekblad een soort troostprijs. Het was bovendien een vlag waaronder én het vnv én het Verdinaso zich konden vinden. Pol Le Roy werd zoals afgesproken hoofdredacteur. Zijn voornaamste medewerkers waren twee dinaso's: Albert Deckmijn en Albert Derbecourt. De vnv-leiding durfde het dus aan een partijorgaan grotendeels toe te vertrouwen aan gewezen dinaso's. Weliswaar ontving Le Roy strikte richtlijnen van Reimond Tollenaere die als propagandaleider de pers onder zijn bevoegdheid hadGa naar eind42. Nog voor het einde van de zomer kwam het tot een crisis. Niet dat het blad zich ontpopte als een dinaso-spreekbuis, maar doordat de hoofdredacteur de Grootgermaanse toer opging en duidelijk toenadering zocht tot de ss. Van meer af aan plaatste Le Roy artikelen met Grootgermaanse strekking. De eerste die reageerde was Le Roys medewerker Derbecourt. Hij weigerde nog langer mee te werken aan het blad. Deckmijn was van oordeel dat Le Roys artikel een schande was en vroeg zijn verwijdering uit de leiding van het vnv. Ook Jeroom Leuridan eiste strafmaatregelen tegen Le RoyGa naar eind43. Le Roy scheen wel goed op te schieten met Edgard Delvo. Toen Delvo na het vertrek van Tollenaere propagandaleider a.i. werd en Albert Deckmijn als adjunct kreeg toegewezen, achtte Le Roy het gepast Delvo te waarschuwen voor zijn gewezen partijgenoot. ‘Tot voor kort’, zo schreef hij, ‘behoorde Deckmijn tot diegenen die ik had weten te overtuigen van onze Groot-Germaanse lotsbestemming.’ De laatste maanden | |
[pagina 401]
| |
had Deckmijn zich van hem afgekeerd en Le Roy meende dat Delvo hem ‘ad fundum’ zou moeten bekeren. Ook voor Luc Delafortrie waarschuwde hij. Delafortrie bouwde het Joris Van Severen-Genootschap uit, met de bedoeling, aldus Le Roy, ‘de politiek van Emiel Thiers weer op te nemen’. Delafortrie was bezig het Genootschap in te zetten als een echte tegenbeweging en gaf er een functie aan die niet voorkwam in de overeenkomst vnv-verdinasoGa naar eind44. Delafortrie meende dat het vnv er verkeerd aan deed het Grootgermaanse Rijk als officiële doelstelling te aanvaarden, hetgeen verwarring veroorzaakte die uiteindelijk alleen de ss ten goede kwam. Hij ging in september 1941 wonen in het huis van Joris Van Severen. Hij werkte als vrijgestelde van het officieel op 11 oktober 1941 als v.z.w. opgerichte Genootschap Joris Van Severen. Een van de taken van het Genootschap bestond erin comités overal in het land te stichten. Delafortrie trad overal op als spreker. Hij benadrukte dat het Genootschap buiten de politiek stond. Uit vnv-rapporten blijkt echter dat het Genootschap zich ontpopte tot een anti-vnv-organisatieGa naar eind45. Mogelijk hebben deze rapporten ertoe bijgedragen dat Delafortrie in juli 1942 door de bezetter werd gearresteerd. Hij werd tot september 1942 vastgehouden. Hij werd vrijgelaten op voorwaarde dat hij zich van iedere politieke actie onthieldGa naar eind46. Eind september 1941 nam ook Le Roy ontslag uit het vnvGa naar eind47. Hij haalde twee motieven aan. Ten eerste, de afspraken werden niet nageleefd. Geen enkele dinaso had in het vnv een werkelijk gezagdragende functie gekregen. Vele kaderleden waren niet benoemd en vrijgestelden waren werkloos. Dat was echter niet het belangrijkste. Het vnv had zich aan Le Roy laten kennen zoals hij het verwachtte: ‘precies zo klein flamingatisch en democratisch als [...] vóór de oorlog’. Van het nationaal-socialisme had de partij geen kaas gegeten en een autoritaire beweging was het allerminst. Le Roy verwees naar het niet-optreden tegen lieden die valse beschuldigingen uitbrachten. Hij verheelde niet dat hij daarmee o.m. zijn gewezen partijgenoot Luc Delafortrie bedoelde. Jef François verdween pas begin 1942 uit het vnv. François trok samen met Reimond Tollenaere met de eerste lichting van het Vlaams Legioen naar het Oostfront. Voor vele dmo'ers was de wervingsactie voor het Oostfront een welgekomen gelegenheid om zich door hun aanmelding te onttrekken aan de eenmaking van de milities. Aan het Oostfront kreeg François berichten van oud-dmo'ers over de manke en grotendeels mislukte fusie van de milities. Hij vernam hoe vele van zijn medestanders de Eenheidsbeweging-vnv in de steek lieten. Hij kreeg rapporten over de scherpe tegenstellingen die waren gegroeid tussen vooraanstaande dinaso's die met hem de stap naar de Eenheidsbeweging-vnv hadden gezet. De actie van Luc Delafortrie veroordeelde hij scherp. Het Joris Van Severen-Genootschap moest, volgens François, een brug slaan tussen het vnv en de ss. Het opstappen van Le Roy noemde hij een vergissing omdat daardoor de Germaanse Rijksgedachte minder kans kreeg binnen het vnvGa naar eind48. Volgens François moest het tot een vergelijk komen tussen de ss en het vnv. Het enige wat hem aan het vnv bond was zijn positie in de dm/zb. ‘De dag dat men mij roepen zal om in Vlaanderen mijn taak terug op te nemen zal ik gaan om de dm opnieuw in handen te nemen.’Ga naar eind49 Toen Tollenaere in januari 1942 sneuvelde meende François dat zijn tijd gekomen was om in Vlaanderen de dm/zb te leiden. Toen hem dat door een beslissing van de vnv-leider onmogelijk werd gemaakt, stapte hij over naar de ss waar hij korte tijd later ss-Standaardleider werd. In de Vlaamse ss zou hij heel wat oud-dmo'ers aantreffen. Aan het Oostfront vochten oud-dmo'ers, zowel de meest extreme ss-gezinden als degenen die zich verzetten tegen de ss. De mislukking van de Eenheidsbeweging-vnv was ten dele het gevolg van de totale versplintering van het Verdinaso. Uiteindelijk zou maar één dinaso-leider bij het vnv blijven. Albert Deckmijn werd na het vertrek van Pol Le Roy, hoofdredacteur van de De Nationaalsocialist. Het oordeel over hem is niet onverdeeld gunstig. Zijn redactionele beleid oogstte voortdurend kritiek. Hij liet te weinig belangstelling blijken voor de activiteiten van het | |
[pagina 402]
| |
vnv en hij poogde het blad los te weken van het vnv. De Nationaalsocialist had het bijv. voortdurend over de Eenheidsbeweging i.p.v. over de Eenheidsbeweging-vnv. Artikelen over het Verdinaso en Joris Van Severen waren legio en daarbij werd niet altijd even tactvol geschreven over de vooroorlogse tegenstellingen. Deckmijn kwam herhaaldelijk in botsing met de vnv-leiding. Toen hij ook nog actief werd in het interne Grootnederlandse verzet en herhaaldelijk in botsing kwam met de vnv-leiding en de bezetter, werd hij uit zijn functie onthevenGa naar eind50. |
|