Greep naar de macht
(1994)–Bruno De Wever– Auteursrechtelijk beschermdVlaams-nationalisme en Nieuwe Orde. Het VNV 1933-1945
[pagina 362]
| |
1.3 Het VNV en de ‘Militärverwaltung’1.3.1 Juni en juli 1940Het spreekt vanzelf dat het in de eerste plaats de bezetter was die de grenzen bepaalde waarbinnen het vnv zich zou mogen bewegen. De demarches begin juni 1940 van Staf De Clercq bij het Militaire Bestuur sorteerden voorlopig weinig effect. Volk en Staat mocht wel weer verschijnen, maar vele andere kranten kregen die toelating ook. Voordat Volk en Staat weer verscheen, waren er al acht kranten op de markt. Het vnv was nog geen bevoorrechte partner. In de maand juni was er nauwelijks iets te merken van vnv-activiteiten. Volk en Staat zweeg erover. Zelfs het vnv ontkwam niet aan het verbod van de bezetter tot het inrichten van bijeenkomsten. Het vnv moest zich noodgedwongen beperken tot kleine officieuze en besloten vergaderingen die niet aangekondigd mochten worden. Pas midden juli 1940 kreeg het vnv de toelating om volksvergaderingen in te richten. Volk en Staat meldde nu zeer geregeld vergaderingen. Er waren bijeenkomsten over het hele land. Ook de andere vnv-geledingen hervatten hun activiteiten. Volk en Staat kondigt in de tweede helft van juli diverse bijeenkomsten aan van het avnj en het vnvvGa naar eind93. Begin augustus ontpopt Volk en Staat zich weer als partijkrant. Op 4 augustus ondertekende Reimond Tollenaere voor het eerst een artikel met ‘algemeen propagandaleider van het vnv’. In het artikel betoogt hij dat het vnv in de ogen van het volk oprijst ‘als de enige eerbiedwaardige macht die in de nieuwe tijden bereid is het volk te verdedigen, te vertegenwoordigen, te leiden en te organiseren’. Het vnv had groen licht gekregen van het Militaire Bestuur. We moeten deze beslissing passen in het raam van de Flamenpolitik van het Militaire Bestuur. Het Militaire Bestuur besloot van in den beginne een actieve Flamenpolitik te voeren. De intenties ter zake komen duidelijk naar voren in een uitvoerig document dat de Militärbefeklshaber op 31 juli 1940 naar het okh zond. In feite werd het document opgesteld door de Chef van het Militaire Bestuur, Präsident Eggert Reeder. Hij was onder Alexander von Falkenhausen verantwoordelijk voor het uitstippelen en toepassen van de politieke beslissingen van de bezettingsadministratie. Reeder liet zich bij het opstellen van het document adviseren door de historici Werner Reese en Franz Petri, beiden als Kulturreferenten aan zijn administratie verbonden. Beide historici waren goed bekend met de situatie in Vlaanderen. Dat geldt vooral voor Petri die doctoreerde over de vorming van de taalgrens. Petri was ook betrokken bij de vooroorlogse DeVlag. Franz Thedieck, Reeders Generalreferent voor politieke aangelegendheden, werkte er eveneens aan meeGa naar eind94. Vanzelfsprekend moest Reeder handelen uit hoofde van de instructies van hogerhand. Inzake de Flamenpolitik kreeg het Militaire Bestuur ruimte voor een zelfstandige politiek. De grondleggende instructies van Adolf Hitler van 14 juli 1940 gaven wél zeer duidelijk de trend aan: ‘Der Führer hat hinsichtlich der Zukunft des belgischen Staates noch keine endgültige Entschliessung getroffen. Er wünscht einstweilen jede mögliche Förderung der Flamen [...]. Den Wallonen sind keinerlei Vergünstigungen zu gewähren.’ De voorkeursbehandeling van de Vlamingen werd geconcretiseerd in het bevel de Vlaamse krijgsgevangenen vrij te laten, een beslissing die trouwens al op 28 mei was genomen. Albert De Jonghe heeft de genese en het belang van deze instructie uitvoerig behandeld in zijn boek over het politieke lot van België en in de artikelenreeks over de politieke strijd tussen het Militaire Bestuur en de ssGa naar eind95. De aanwezigheid van koning Leopold iii in het bezette land ligt mede aan de basis van de besluiteloosheid van Hitler ten aanzien van de politieke toekomst van België. Het Militaire Bestuur wachtte niet op de juli-instructies om een actieve politiek ten | |
[pagina 363]
| |
opzichte van het nationaliteitenvraagstuk te bepleiten. Het meende dat de uiterste terughoudendheid die het was opgelegd in politieke aangelegendheden niet gehandhaafd kon worden ten aanzien van de Vlaams-Waalse problematiek. Dat blijkt, eind juli, duidelijk uit het document ‘Flamenpolitik’. Hoewel dit document gedateerd is ná de juli-instructies van Hitler, werd het opgesteld voordat Reeder kennis nam van die instructies. Reeder verwees er niet naar, hetgeen hij anders beslist zou hebben gedaan. Men moet er dus van uitgaan dat het document de opvattingen van het Militaire Bestuur weerspiegelde: ‘Bei der die tiefsten Würzeln des belgischen staatlichen Daseins berührenden Bedeutung der Volkstumsfragen konnte die Militärverwaltung vielen Entscheidungen auf dem Gebiete des Flamen-Wallonen-Problems nicht aus dem Wege gehen, sollten nicht schwerwiegende Unterlassungsfehler begangen werden.’ Reeder stelde dus dat de omstandigheden hem dwongen een Volkstumspolitik te voeren. Hij wilde de bestaande wetten, ten gunste van de Vlamingen toepassen. Hij zocht daarvoor loyale partners. Met de traditionele Belgische politieke partijen was in verband daarmee voorlopig niets te beginnen. De ‘organisierte Betätigungsmöglichkeit der Staatsparteien’ werd verboden. De enige partij die actief mocht zijn was het vnv, ‘die einzige aktionsfähige nationale Gruppe’. ‘Falls überhaupt im Lande ein ausreichendes Gegengewicht gegenüber dem belgischen Verwaltungsapparat und den Gefolgsleuten der bisherigen Staatsparteien gefunden werden sollte, konnte eine Zusammenarbeit mit der einzigen aktionsfähigen nationalen Gruppe nicht abgelehnt werden, die ganz Flandern umfaßt uns sich zweifellos auch gewisse Verdienste im Tätigkeitsbereich von okw - Abwehr ii - erworben hat. Wet dieses zeitweilige Zusammengehen mit dem vnv angesichts der niemals von hier übersehenen Fragwürdigkeit mancher Persönlichkeiten und Strömungen innerhalb dieser Partei als überflüssig oder gat gefährlich ansieht, verkennt durchaus die taktischen Notwendigkeiten, die mit jeder praktischen Arbeit verbunden sind, die zunächst dem kämpfenden Heer Ruhe im Operations- und Aufmarschgebiet zu gewährleisten hat. Er übersicht weiterhin, daß die mv grundsätzlich keine politischen Bindungen für die weitere Zukunft einzugehen, sondern jederzeit den Schwebezustand für jede mögliche Entscheidung des Führers zu erhalten hat.’ In een notedop vinden we hier de modaliteiten van wat we een verstandshuwelijk tussen het Militaire Bestuur en het vnv, met een beperkt engagement vanwege de bezetter, kunnen noemen. Het ‘Zusammengehen’ met het vnv was tijdelijk en tactisch. Het hypothekeerde in geen enkel opzicht de toekomst. ‘Der vnv [...] möchte sich selbst gern als Kern einer neuen Einheitspartei anerkannt sehen,’ schreef Reeder. Daar moest de partij voorlopig niet op rekenen. Ze moest er nog veel minder op rekenen dat haar nationaal programma (‘die Forderung einer Vereinigung Hollands, Flanderns und Französisch Flanderns’) door het Militaire Bestuur zou worden aanvaard. Een bestuurlijke scheiding werd evenzeer uitgesloten. De slechte ervaringen tijdens de Eerste Wereldoorlog zullen hier ongetwijfeld een rol hebben gespeeld. Reeder was ook niet blind voor de nadelen van het vnv. De ‘weltanschauliche Haltung’ van de partij was altijd al ‘Uneinheitlich’ geweest. Nu eens leunde men aan bij de Katholieke Partij, dan weer ‘liebäugelte’ men met het nationaal-socialisme. Groot-Nederlanders stonden er naast federalisten. Niet iedereen was voorstander van een toenadering met het nationaal-socialistische Duitsland. Reeder wees op het geval-Hilaire Gravez die volgens hem aan de kant werd gezet omdat hij ‘Deutschland als das große Vorbild des zukünftigen Dietschland zu bezeichnen wagte und sich zu den Werten von Blut und Boden, germanischem Zusammengehörigkeitsgefühl und ähnlichem bekannte’. Ook in de eerste maanden na de Duitse inval gaf het vnv blijk van verdeeldheid. Reeder wees op de maneuvers van vnv'ers die via Hendrik Borginon en Maurice Lippens de koning onder de arm trachtten te nemen, | |
[pagina 364]
| |
terwijl andere vnv'ers dat in geen geval op prijs stelden. Ondanks deze, in Duitse ogen verfoeilijke wanorde, was het vnv voorlopig onmisbaar. Reeder zou in de eerste plaats vnv'ers gebruiken om de Belgische administratie gesmeerd te laten functioneren. Op het moment dat hij zijn rapport over de Flamenfrage opstelde, oefende hij druk uit om Victor Leemans te laten benoemen als secretaris-generaal voor Economische Zaken. Hierboven zagen we al dat vele andere vnv'ers in de administratie werden geparachuteerd. Reeder kreeg op 22 juli 1940 kennis van de juli-instructies van Hitler. Op 23 juli verschenen in Volk en Staat de eerste aankondigingen van grote vnv-manifestaties. Het vnv kreeg de zegen van Reeder. Het licht sprong al snel weer op rood. | |
1.3.2 Augustus 1940: de ‘Militärverwaltung’ fnuikt de VolksbewegingOp 7 augustus 1940 publiceert Volk en Staat de eerste oproep uitgaande van het Algemeen Secretariaat van het vnv. Iedereen werd aangemaand toe te treden tot het vnv en zijn nevenorganisaties. ‘We kunnen thans met zekerheid zeggen dat het vnv de levende kern is van de grote Volksbeweging die Vlaanderen leiden zal naar een betere en eigen toekomst.’ Enkele dagen later, 11 augustus, publiceert Volk en Staat een oproep van Staf De Clercq: ‘Naar een nieuwe Volksbeweging’Ga naar eind96. Het was de start van een intense verruimingsoperatie van het vnv. Het stuk van De Clercq verscheen samen met een oproep van 26 min of meer bekende Vlamingen die opriepen aan te sluiten bij ‘de grote Volksbeweging waartoe het vnv het initiatief heeft genomen’. De Clercq begon zijn artikel met een verwijzing naar de oproep. Hij noemde de ondertekenaars ‘vooraanstaande Vlamingen uit de cultuurwereld’. Hij beperkte zich tot twee namen: August Borms, ‘de beschermheer van de nieuwe volksbeweging’, en Wies Moens, ‘symbool van de groeiende volkseenheid’. Dat was geen toeval. Er bestonden concrete plannen om beiden in de leiding van het vnv op te nemenGa naar eind97. August Borms was het symbool van het activisme en het antibelgicisme. Wies Moens stond bekend als een principiële Groot-Nederlander. Bovendien was hij een van de stichters van het Verdinaso dat opnieuw overkwam als een gevaarlijke concurrent. Wellicht hoopte De Clercq met Moens een aantal dinaso's naar het vnv te brengen. Borms en Moens kunnen beschouwd worden als twee symbolen die onuitgesproken getuigden van wat Staf De Clercq ook niet mocht zeggen: de toekomst van Vlaanderen ligt in een Grootnederlands staatsverband. De Clercq stelde dat een aantal van de ondertekenaars ‘sedert jaren de stille soldaten [...] in de rangen van het vnv’ waren. Anderen stonden al lang in de Vlaams-nationale gelederen zonder lid te zijn van het vnv. Nog anderen hebben ‘op hun eigen plaats beproefd de nieuwe gedachten te doen ingang vinden’. Allen waren ze er nu van overtuigd dat het vnv de weg moest wijzen ‘in de wederopbouw van ons nationale, van ons volks-sociale bestaan’. Iedereen was welkom in het vnv, ook diegenen die in het verleden tegen het vnv hadden geageerd. De vnv-leider maakte twee uitzonderingen: de ‘partijbonzen en partijprofiteurs’ en de ‘verraders’ die vnv'ers hadden overgeleverd aan het Belgische gerecht. Dat De Clercq de ‘partijbonzen en partijprofiteurs’ uitsloot, was te verwachten. Wie er mee bedoeld wordt, is minder duidelijk. Het zal wel de bedoeling zijn geweest in te spelen op de wijdverbreide afkeer van de verantwoordelijken voor het ‘oude regime’. Interessanter is het veto tegen de ‘verraders’ die vnv'ers hadden overgeleverd aan het Belgische gerecht. Het is duidelijk dat De Clercq hier niet alleen refereerde aan degenen die hij verantwoordelijk achtte voor de aanhoudingen en deportaties in de meidagen, maar evenzeer afrekende met zijn vooroor- | |
[pagina 365]
| |
logse tegenstrevers in de strijd voor Volk en Staat. Dat ook zij de strijdbijl niet hadden begraven bewijst Firmin Parasie die in augustus 1940 pogingen ondernam om onder de echte of vermeende autoriteit van de sd, het dossier over de zaak-Volk en Staat bij het Belgische gerecht in beslag te nemenGa naar eind98. De Clercq kondigde aan dat de publikatie van 26 namen maar een start betekende. Spoedig zouden nieuwe lijsten volgen. Op 25 augustus, 1, 9 en 15 september verschenen inderdaad in Volk en Staat nieuwe lijsten, samen 168 namen. Er zouden nóg lijsten gevolgd zijn, ware het niet dat de Duitse overheid verdere publikatie verbood. Hendrik Elias getuigde na de oorlog dat hij in september 1944 het bevel gaf de ongepubliceerde lijsten met honderden namen, meestal van ‘academici’, te verbrandenGa naar eind99. Welke namen treft men aan bij de 168 ondertekenaars? In de eerste plaats bekenden die lid waren van de partij, anderen van wie men om diverse redenen weet dat ze dicht bij het vnv stonden (bijv. omdat ze op een Vlaams Nationaal Blok-lijst hadden gestaan of overwogen hadden zich kandidaat te stellen): Frans Daels, Karel PeetersGa naar eind100, Robert Van Roosbroeck, Joz. Custers, Willem De Meyer, Joris Lens, Edmond Van Dieren, Jozef De Lille, Eugène De Lille, Reimond Speleers, Severien Verdoodt, Clemens De Landtsheer, Marcel D'Haese. Voorts Vlamingen die een actieve partijpolitieke rol speelden buiten het vnv: Edgard Delvo, actief in de bwp in de omgeving van Hendrik De Man, Adelfons Henderickx, de éminence grise van de Antwerpse Frontpartij en Leo Vindevogel, de dissidente katholiek en beslist voorstander van samenwerking met het vnv. Enkele andere bekenden kan men situeren in de hoek van de Vlaamse Concentratie: Filip De Pillecijn, Jan Van Mierlo, Ernest Claes en Piet Meuwissen. Andere ondertekenaars bekleedden leidinggevende functies in Vlaamsgezinde sociaal-culturele verenigingenGa naar eind101: Germain Lefever, Samuel De Vriendt en Joris De Keyser (vos), J.M. Liesenborghs (Algemeen Nederlands Verbond), H. Tanrez (Vlaams Verbond voor Brussel), Jozef Van Overstraeten en Constant Leurs (vtb), Dis Verstraete (Vlaamse Jeugdherbergcentrale), Edgar Wauters (vivo), Frans Geysen (Vlaamse Kampeercentrale), J.R. De Smedt, G. Lefevre en Jozef Goedertier (Vlaams Verbond van Cultuurverenigingen), Gaston Maquoi (VNZ), J. Otquet (Vlaams Nationale Blauwvoetbond), Max Lampaert (Vlaamse Kinderzegen), Jef Van de Wiele (DeVlag). Enkele onder hen waren mogelijk (geheim) lid van het vnv, de meesten bewogen zich zeker in de kringen van de Vlaamse Concentratie. Dat geldt ook voor de vertegenwoordigers van beroepsverenigingen: Huib Hoste (Vlaamse Architectenvereniging), Van Boxstaele (Vlaamse Ingenieursvereniging), Norbert De Vreese (Syndicale Kamer der Bouwmeesters), R. Boodts (Vlaamse Landbouwkundige Ingenieurs), F. Uytterhoeven (Leraatsbond Officieel Middelbaar Onderwijs [omo]), Libbrecht (Vlaams Geneesherenverbond), Jef Van Dingenen (Bond Vlaamse Ambtenaren en Beambten). Voorts nog schrijvers, schilders, beeldhouwers, musici en acteurs. Enkele bekende namen: Staf Bruggen, Jozef Simons, Jozef Cantré, Prosper De Troyer, Arthur Meulemans, Jef Van Hoof, Dirk en Gerard Baksteen, Gaston Feremans, Armand Preud'homme, Urbain Van de Voorde. Een handvol professoren en docenten van de rug ondertekenden de oproepGa naar eind102. Naast de hierboven al genoemde Daels en Leurs: Herman De Vleeschauwer, A. De Waele, Leo ElautGa naar eind103, V. Evrard, Jules Meuwissen, Jos Maes, L.H. Van Houteghem, M. Verdonck, Geo Van de Voorde. Ten slotte veel artsen, advocaten en leraren. Veel verrassingen biedt de lijst van ondertekenaren niet. Het zijn vrijwel uitsluitend Vlamingen die als nationalisten bekendstonden of die sterk aanleunden bij het Vlaams-nationalisme. Bekende figuren die zich voor de oorlog tot de echte tegenstrevers van het vnv rekenden, zijn op de vingers van één hand te tellen. De verruimingsoperatie scheen grosso modo alleen aan te slaan in het milieu van vlaamsgezinden en Vlaams-nationalisten dat zich tussen de kvv en het vnv bevond. Men zou kunnen zeggen dat de Volksbeweging de bekroning scheen van de concentratiepolitiek zoals Staf De Clercq en zijn geestelijk raadsman Odiel Spruytte zich die in 1937 hadden voorgesteld. Het overlijden van Spruytte, november | |
[pagina 366]
| |
1940, kan misschien symbolisch worden genoemd. Alleen de ex-bwp'er Edgard Delvo springt uit de band, maar hij was een alleenstaand geval. Er was geen sprake van een toestroom van socialisten naar het vnv. Delvo was voor de oorlog algemeen secretaris van de Centrale voor Arbeidersopvoeding. In zijn memoires schrijft Delvo dat hij na zijn terugkeer uit Frankrijk door Victor Leemans - die hij al langer kende - werd uitgenodigd toe te treden tot de Volksbeweging. Na één gesprek met Staf De Clecq was Delvo overtuigd. Hij begon aan een steile carrière. Delvo getuigt nog dat hij probeerde Hendrik De Man te overtuigen, toe te treden tot de Volksbeweging maar dat De Man zijn houding scherp afkeurde en verklaarde de Volksbeweging hardnekkig te zullen bekampenGa naar eind104. Wat de ideologische lijn van de Volksbeweging betreft, verwees Staf de Clercq naar de vooroorlogse lijn van het vnv: ‘Nu de partijbanden werden verbroken, nu duizenden en tienduizenden uit de leugen van de partijdemocratie werden verlost, heeft het vnv de plicht de weg aan te duiden bij de uitbouw van de nieuwe volksgemeenschap. [...] Alleen het vnv heeft in de ineenstorting van het oude [...] noch zijn doelstellingen, noch zijn programma te verloochenen. Het was de levende kracht tegen de onnatuurlijkheid van de Belgische Staat, het was de bekende stormram tegen het vermolmde partijwezen.’ Om de samenwerking met de nationaal-socialistische bezetter te belichamen moest het vnv, zoals De Clercq betoogde, zijn vooroorlogse programma nauwelijks geweld aandoen. In de stichtingsproclamatie al liet de partij zich kennen als een besliste tegenstander van een democratisch bestel. Van meet af aan noemde het vnv zich de emanatie van de Vlaamse volkswil. Niet alle vnv'ers aanvaardden de ultieme consequentie van die opvattingen, de vnv-leider bleef ze steeds verdedigen. Hij verkondigde niets nieuws toen hij het vnv de kern van een volksbeweging noemde die het politieke leven in Vlaanderen zou monopoliseren. De Volksbeweging zou ook de nationale doelstellingen van het vnv uitdragen. De oproep zelf bevatte alleen een uitval naar de Belgische staat. De Grootnederlandse doelstelling ontbrak. De Clercq had blijkbaar lering getrokken uit de weigering die zijn 11-juli-rede te beurt was gevallen. Ze zou wel tot uiting komen tijdens de campagne én ook het failliet van de Volksbeweging betekenen. Gedurende enkele weken zou de Volksbeweging buitengewoon actief zijn. In een twintigtal steden werden grote volksvergaderingen gehouden. Volk en Staat kondigde ze aanvankelijk aan in een opvallende opmaak. In feite ging het om vnv-vergaderingen. De Volksbeweging was immers alleen maar een naam. Een aparte organisatie bestond niet. Bij de sprekers treft men naast enkele vooraanstaande vnv'ers vooral ook nieuwe namen aan. Zeer actief was Edgard Delvo die het woord voerde op de helft van de vergaderingen. Ook Wies Moens trad enkele malen op. Twee opvallende namen bij de sprekers zijn die van de toekomstige DeVlag-leider Jef Van de Wiele en van de oprichter van de Vlaamse ss, René Lagrou. August Borms, Filip De Pillecijn en Piet Meuwissen spraken een enkele keer. Van de vnv'ers was vooral Reimond Tollenaere actief. Hij voerde het woord op zowat alle bijeenkomsten van de Volksbeweging. Voorts treft men o.m. Hendrik Elias en Ward Hermans bij de sprekers aan. De Volksbeweging scheen dus de Vlaams-nationale collaboratie grotendeels te overspannen. ‘Eenheid’ was ook de voornaamste boodschap die de sprekers verkondigden. Maar de boodschap had niet voor iedereen dezelfde inhoud. Wanneer Reimond Tollenaere op 15 augustus ‘vrienden uit alle partijen van vroeger’ tot eenheid opriep, dan bedoelde hij eenheid in en rond het vnv. Het valt te betwijfelen of René Lagrou die dag in zijn toespraak ‘de grootse en schone Vlaamse eenheid’ op dezelfde manier interpreteerde. Voor hem was het vnv een van de partijen ‘van vroeger’ die hadden uitgediend. Tekenend is bijv. dat Lagrou zei dat Borms het teken tot eenheid zou geven. Over Staf De Clercq geen woord. Veelzeggend is een artikel van J.M. Liesenborgs (Climax De Dag. Hij was een van | |
[pagina 367]
| |
de ondertekenaren van de oproep om tot de Volksbeweging toe te treden onder de titel ‘Waar blijft de leider?’ Hij betoogde dat er nood was aan een door iedereen aanvaarde leiderGa naar eind105. De leider van het vnv was opvallend afwezig in die hele campagne van de Volksbeweging. Dat was meer dan een teken aan de wand. De afwezigheid van De Clercq bewees dat de Volksbeweging op wankele gronden berustte. Als de Volksbeweging neerkwam op een verruiming van het vnv dan zou Staf De Clercq automatisch de leider van de beweging worden en automatisch de leider van het Vlaamse volk. Het is duidelijk dat niet iedereen in de Volksbeweging het zo begreep. Om dat fundamentele verschil van mening niet aan de oppervlakte te laten komen, bleef de vnv-leider op de achtergrond. Het spreekt vanzelf dat zo'n struisvogelpolitiek niet was vol te houden. De Volksbeweging was hoe ook al dood en begraven nog voor ze goed van start kon gaan. Het Militaire Bestuur gaf de doodsteek door een vergaderverbod af te kondigen. Nog tot half september hadden vergaderingen plaats, maar die waren al langer gepland. Al vanaf eind augustus werden geen nieuwe vergaderingen meer aangekondigd. Sommige aangekondigde vergaderingen gingen gewoon niet door. Vanaf 25 augustus berichtte Volk en Staat niet langer opvallend over de bijeenkomsten. De aankondigingen verschoven van de voorpagina naar de rubriek ‘Uit de Beweging’. Op die manier waren de zg. ‘volksvergaderingen’ eind augustus al gewone vnv-vergaderingen geworden. Er verschenen nog maar korte, weinigzeggende verslagen over de bijeenkomsten. Op 4 september publiceerde Volk en Staat het bevel van Staf De Clercq aan alle vnv'ers om zich met alle krachten te wijden aan de uitbouw van het vnv. ‘Allen in de rangen van het vnv’, blokletterde Volk en Staat. De Volksbeweging was niet meer. Officieel werden veiligheidsredenen opgegeven voor het niet langer organiseren van grote volksvergaderingen. Door de ‘slag om Engeland’ woedde toen de luchtoorlog en Engelse bommenwerpers maakten ook het Belgische grondgebied onveilig. Dat dit de werkelijke reden zou zijn voor het verbod is beslist onjuist. De Volksbeweging werd door het Militaire Bestuur gefnuikt om politieke redenen. In zijn Tätigkeitsberichte over de maanden augustus en september schreef Reeder er geen woord over. De reden voor dat afkeurende stilzwijgen staat klaar en duidelijk vermeld in het Jahresbericht aan het OKH, augustus 1941, waarin de mv-Chef terugblikte op het beleid van het Militaire BestuurGa naar eind106. Het vnv nam in augustus 1940 nog geen houding aan die Reeder bevredigde. De Grootnederlandse doelstelling en de angst voor verduitsing stonden ‘einem freien und rückhaltlosen Bekenntnis zur Schiksalsmäßigen Verbundenheit Flanderns mit Deutschland’ in de weg. Reeder verwees ook naar het feit dat het vnv zich voor de bezetting herhaaldelijk had gedistantieerd van het nationaal-socialistische Duitsland. Om die redenen besloot Reeder af te wachten en het vnv af te remmen. Had de Volksbeweging enige kans op slagen gehad indien de bezetter haar de ruimte had gegeven? Hendrik Elias meende na de oorlog dat de Volksbeweging waarschijnlijk hoe dan ook zou mislukken. Een van de redenen daarvoor was volgens hem het feit dat het vnv in geen enkel opzicht aantrekkingskracht had op de socialistische achterbanGa naar eind107. Toch kan men zich afvragen of het vnv er niet zou in geslaagd zijn een groter deel van de Vlaamse katholieke aanhang in te palmen. Bepaalde tekenen in dit milieu wezen op een zekere bereidheid tot samenwerken. Zo onderhandelde op 16 augustus de algemeen secretaris van het vnv, Ernest Van den Berghe, met de secretaris van het Davidsfonds, Eduard Amter. Ook de voorzitter van de vtb, Jozef Van Overstraeten, nam aan het gesprek deel. Amter beschouwde Van Overstraeten als dé raadsman van het vnv inzake culturele aangelegenheden. Na het gesprek ondertekende Amter de oproep van de Volksbeweging. Hij was er blijkbaar van overtuigd dat in de gegeven omstandigheden het Davidsfonds alleen maar kon overleven door een akkoord met het vnv. Dat blijkt nog eens duidelijk uit een nota ten | |
[pagina 368]
| |
gerieve van het hoofdbestuur om zijn ondertekening van het manifest van de Volksbeweging te legitimeren: ‘Indien Duitsland het wint, schijnt [het] vnv het, in Vlaanderen, te halen. In het andere geval, meen ik Vlaanderen en [de] Vlaamse strijd reddeloos verloren.’ Lode Wils besluit dat Amter ‘Vlaanderen’ gelijkstelde met het Vlaams-nationalismeGa naar eind108. Amter zou na overleg met sommige leden van het hoofdbestuur zijn handtekening terugtrekken. Misschien werd hij op de hoogte gebracht van de richtlijnen van ‘Mechelen’: in geen geval samenwerking met het onvaderlandse vnv. Uit de hele context blijkt dat het Davidsfonds in de eerste plaats probeerde zijn belangen en integriteit veilig te stellen in de strijd om de macht in de culturele sector. De afdelingen werden eraan herinnerd dat ze niet mochten toetreden tot andere organisaties. Het neemt niet weg dat voor vele gewone leden het manifest begrepen werd als een steunbetuiging aan de campagne voor de Volksbeweging en dat Amter aanstuurde op een samenwerking met het vnv. Nog betekenisvol voor het klimaat bij de katholieke vlaamsgezinden was dat in de eerste nummers van het sinds oktober 1940 opnieuw verschijnende Nieuw Vlaanderen, het concentratiecongres van juli 1936 werd opgerakeld. J.M. Liesenborghs schreef op 5 oktober in ‘Bij de kentering der tijden’ dat de tijd van het liberalisme voorbij was en dat een nieuwe orde een totale omwenteling in de beschaving zou meebrengen. De houding van vos is eveneens van belang. Deze vereniging was wijdvertakt en had een brugfunctie tussen Vlaams-nationalisten en katholieke vlaamsgezinden. Op 9 augustus 1940 verscheen in diverse kranten een bijdrage van voorzitter Germain Lefever. Onder de titel ‘vos en de nieuwe tijd’ lezen wij dat vos wou meewerken aan een nieuwe orde, onder één leiding. Lefever had het over de vermolmde en verouderde democratische regimes die voorgoed verleden tijd waren en over een nieuwe economische orde op het Europese vastelandGa naar eind109. Men mag bij dit alles niet vergeten dat tijdens de campagne voor de Volksbeweging Volk en Staat om de haverklap uitpakte met een bericht over de benoeming van een vnv'er, of van iemand die bij het vnv aanleunde. Er waren de al gesignaleerde benoemingen van Victor Leemans, Michiel Bulckaert, Gerard Romsee en Paul Beeckman, alle in augustus 1940. Nog andere leden van de Volksbeweging werden in augustus en september met een ambt bekleed. Staf Bruggen werd directeur van de Nederlandse Schouwburg in Gent, Piet Meuwissen leider van de Landbouwcorporatie, Herman De Vleeschauwer lid van de Commissie van Toezicht op de Taalwetten. Vier leden van de Vlaamse Ingenieursvereniging, waarvan de secretaris zich bij de Volksbeweging had aangesloten, werden benoemd tot provinciaal commissaris voor de Wederopbouw. Leo Wouters die nog aan de wieg van het vnv had gestaan, werd adjunct-commissaris voor Prijzen en Lonen. Op lagere echelons, o.m. op gemeentelijk vlak, werden evenzeer vnv'ers en Vlaams-nationalisten benoemd. In werkelijkheid gebeurden al die benoemingen zonder dat de vnv-leiding er hoe dan ook bij betrokken werd. Voor buitenstaanders had het er alle schijn van dat de partij nu de lakens zou uitdelen. De gewone vnv-militanten zelf zagen hun partij in ieder geval op weg naar de macht. Het kon niet vlug genoeg gaan. Op het vnv-secretariaat regende het klachten over het feit dat de oude garde op haar plaats bleef. Vele vnv'ers stonden te dringen om hun plaats in te nemen. Ernest Van den Berghe zag zich verplicht de vnv-arrondissementsleiders een circulaire te zenden waarmee hij de opdracht gaf te reageren tegen de geruchten als zou de vnv-leiding de benoemingen in de Belgische overheidsdiensten bepalen. Dat was helemaal niet het geval, waarschuwde de algemeen secretarisGa naar eind110: ‘Het vnv heeft noch de leiding, noch de macht. De leiding van het vnv spant al haar krachten in om de macht te veroveren en tracht middelwijl broksgewijze de vesting binnen te dringen.’ De vnv-leiding kon zich na het verdwijnen van de Volksbeweging beraden hoe ze het vertrouwen van het Militaire Bestuur kon winnen. Het was de noodzakelijke voorwaarde | |
[pagina 369]
| |
om te kunnen participeren aan de macht. De toenadering tussen het vnv en het Militaire Bestuur zou er uiteindelijk komen onder invloed van een nieuwe factor: de ss verschijnt op het politieke toneel. |
|