Greep naar de macht
(1994)–Bruno De Wever– Auteursrechtelijk beschermdVlaams-nationalisme en Nieuwe Orde. Het VNV 1933-1945
[pagina 310]
| |
Hoofdstuk 9 De buitenlandse politiek van het VNV: 1936 - mei 19409.1 De officiële politiek van het VNV tegenover het Nieuwe Duitsland en een dreigende oorlogDe opzegging van het Frans-Belgisch militair akkoord in maart 1936 had de kritiek van het vnv op de Belgische buitenlandse politiek allerminst doen luwen. Tijdens de verkiezingscampagne van 1936 was de Belgische buitenlandse politiek een van de belangrijkste thema's van de vnv-propaganda. In de nieuw afgesloten akkoorden bleef België aan Frankrijk geklonken en Frankrijk was op zijn beurt verbonden met de Sovjetunie, aldus de vnv-leus. België zou onvermijdelijk worden meegesleurd in een oorlog waar het linkse regime in Frankrijk en de bolsjewisten in het oosten op aanstuurden. Door de militarisering van het Rijnland was de internationale spanning danig toegenomen. De vrees voor een nieuwe oorlog was algemeen. Minister Albert Devèze maakte plannen voor een diensttijdverlenging. Net voor de verkiezingen hield hij 3.000 miliciens in de kazerne die hun normale diensttijd achter de rug hadden. De protesten klonken luidGa naar eind1. Het is niet onwaarschijnlijk dat dit klimaat in het voordeel van het vnv heeft gespeeld. De partij wierp zich immers op als de anti-oorlogspartij bij uitstek. vos, dé motor van de campagne tegen het Frans-Belgisch militair akkoord, zette met het oog op de verkiezingen alle zeilen bij. Begin mei 1936 zond de oud-strijdersvereniging een vragenlijst naar alle kandidaten. Hun werd gevraagd of ze tijdens de volgende regeerperiode op hun erewoord zouden streven naar 1. de opzegging van het ‘nieuw Frans-Belgisch militair akkoord van 6 maart 1936’; 2. het afzien van elk nieuw militair akkoord met welk land dan ook; 3. het afzien van elk verdrag dat België beschouwt als waarborgende mogendheid; 4. de inkrimping van de militaire uitrusting van het land; 5. de toenadering tot en vriendschap met al de buurvolkeren, als eerste uitvloeisel van een zelfstandige politiek van strikte neutraliteit. Er kwamen 173 antwoorden binnen waarvan 82 van Vlaams Nationaal Blok-kandidaten. Deze laatsten deden vrijwel allemaal zonder voorbehoud hun toezegging. Zowat de hele vnv-top treft men bij deze groep aan. Slechts vier Vlaams Nationaal Blok-kandidaten hadden reserves ten aanzien van één of meer eisen. 78 Vlaams Nationaal Blok-kandidaten, voor het overgrote deel vnv'ers, beweerden dus voorstander te zijn van een eenzijdige ontwapeningGa naar eind2. De campagne voor een vrijwillige neutraliteit ging na de verkiezingen onverminderd voort. vos hield in mei en juni een reeks betogingen in de provincies. De vereniging lag mee aan de basis van de agitatie onder de dienstplichtigen die wegens een uitzonderlijke verlenging van de diensttijd niet naar huis kondenGa naar eind3. In de Kamer interpelleerde Thomas Debacker over de zaakGa naar eind4. Hendrik Borginon interpelleerde net voor het zomerreces over de buitenlandse en militaire politiek van de regeringGa naar eind5. Hij noemde het ontoelaatbaar dat het parlement met reces was zonder een duidelijke regeringsverklaring over de buitenlandse politiek. Hij vroeg welke maatregelen waren getroffen o.m. in verband met de verdediging van de zuidgrens. Hij pleitte ten slotte voor een onafhankelijke buitenlandse politiek die sterker zou zijn dan welke alliantie ook en waardoor België in een moreel onaantastbare positie zou komen te staan. Het kwam tot hevige woordenwisselingen met de linkerzijde. De communist Joseph Jacquemotte zei dat Borginon ‘les journaux hitlériens’ napraatte. De Brusselse socialist Fernand Brunfaut riep: ‘Vive la France du Front Populaire!’ | |
[pagina 311]
| |
In zijn landdagrede van 1936 trok Staf De Clercq van leer tegen het Frans-Russische akkoord en de Frans-Belgische akkoorden. België dreigde meegesleurd te worden in een oorlog die door Moskou werd geplandGa naar eind6. Anticommunisme en buitenlandse politiek werden op die manier gekoppeld. Het betoog van de vnv-woordvoerders ter zake zat volledig ingebed in een anticommunistische en antisocialistische campagne die toen in volle hevigheid plaatsvond. Voorts sprak de vnv-leider zich uit tegen de Volkenbond, die hij een statenbond noemde. De geschiedenis had bewezen dat dit orgaan niet functioneerde en dat grote staten geen enkele garantie gaven voor de bescherming van kleine staten. Ook een nieuw Locarno wees hij af. Het vnv zou streven naar een politiek van vrijwillige neutraliteit. De verkiezingsoverwinning van het vnv zal allicht hebben bijgedragen tot de versnelling van de al aan de gang zijnde heroriëntering van de Belgische buitenlandse politiek. Op 14 oktober 1936 sprak koning Leopold iii de welbekende rede uit die de onafhankelijkheidspolitiek inluidde. De rede baarde opzien in binnen- en buitenland. Hoewel er nog druk werd gespeculeerd over de precieze interpretatie, werd al snel duidelijk dat er een keerpunt was gekomen in de Belgische buitenlandse politiekGa naar eind7. Het vnv reageerde met de verspreiding in heel Vlaanderen van een aanplakbrief met de tekst: ‘De Koning geeft ons gelijk’Ga naar eind8. De koninklijke rede kwam op een goed moment. Het vergemakkelijkte de verstandhouding tussen het vnv en Rex. Rex kon haar royalistische achterban wijzen op het feit dat het vnv achter de koning stond. Het vnv kreeg de gelegenheid om aanhangers te werven in het politieke centrum die tot dan afkerig waren geweest van de antiroyalistische houding van de partij. In het licht van de concentratie-onderhandelingen met de kvv was zoiets niet onbelangrijk. Aan de andere kant dreigde er een onderscheid te ontstaan in de houding van het vnv en vos. De koninklijke rede voorzag immers in een ernstige opvoering van de defensieve inspanningen van België, o.m. met een diensttijdverlenging om de onafhankelijkheidspolitiek waar te maken. vos bleef op zijn standpunt staan dat de defensie moest worden gewaarborgd met niet-militaire middelen. Ging het vnv akkoord met de opdrijving van de defensie-inspanningen? Deze kwestie kwam aan bod in de parlementaire rede van Staf De Clercq naar aanleiding van het debat over de militiewet, begin december 1936Ga naar eind9. Voor de aanvang van het debat had vos nog eens alle namen gepubliceerd van de parlementsleden die zich tijdens de verkiezingen onvoorwaardelijk hadden verbonden tot het streven naar de inkrimping van het militaire apparaat. De vnv-leider verklaarde dat zijn partij geen voorstander was van een eenzijdige ontwapening. Dat bleek impliciet uit zijn verklaring dat het vnv bereid was ‘alle doelmatige maatregelen te treffen tot verweer, wanneer er gevaar mocht dreigen dat het Vlaamse volk zou verlaagd worden tot de rol van een knechtenvolk’. Deze houding had niets te maken met militarisme, aldus De Clercq. Het vnv bleef antimilitaristisch. ‘Doch mochten wij eenmaal te kiezen hebben tussen lafheid en geweld, dan verkiezen wij geweld.’ Het vnv was in principe zelfs bereid de Belgische defensie-inspanningen te steunen. Die houding werd ingegeven door realisme omdat een buitenlandse overrompeling de door het vnv nagestreefde ‘zelfregering’ onmogelijk zou maken. Niettemin verklaarde De Clercq dat zijn fractie tegen de militiewet zou stemmen. De vnv-leider motiveerde die houding door te betogen dat de regeringspolitiek afweek van de politiek van de koning. Alles wees erop dat de regering haar oude alliantiepolitiek met Frankrijk tegen Duitsland wilde voortzetten. De Clercq sprak zijn overtuiging uit dat niet Duitsland een gevaar was maar Frankrijk. Het koninklijk pleidooi voor een neutraal België kon slechts geïnterpreteerd worden als een bewijs dat nu ook de koning tot die overtuiging was gekomen. De vnv-leider eindigde zijn goed onderbouwd betoog met een steunbetuiging aan de politiek van de koning. Op die manier slaagde Staf De Clercq er handig in de politiek van de koning te onderschrijven en tegelijk de consequenties van die politiek inzake defensie af te | |
[pagina 312]
| |
wijzen. Door tegen de militiewet te stemmen, kwamen de Vlaams-nationalisten hun belofte tegenover vos na, in tegenstelling tot sommige socialisten en katholieken die ook onvoorwaardelijk de vos-eisen hadden onderschreven en toch de militiewet stemden. Vooral de socialisten werden daarover in de vnv-pers en ook in de Kamer zwaar aangepaktGa naar eind10. Het is merkwaardig dat de politieke tegenstrevers van het vnv niet probeerden om de duidelijke principiële verschillen tussen het vnv-standpunt en het vos-standpunt uit te buiten. Zelfs binnen de Vlaams-nationalistische fractie kwamen de principiële verschillen aan het licht. Jozef De Lille, als niet-vnv'er niet door de partijtucht gebonden, verkondigde een integraal pacifistisch standpunt en verklaarde zelfs dat het ‘moord is [...] te sterven voor [een] nationaliteit’Ga naar eind11. De verklaring op 30 januari 1937 van Adolf Hitler dat de Duitse regering bereid was België en Nederland te erkennen als onschendbare zone, was koren op de molen van het vnv. Hendrik Borginon en Reimond Tollenaere interpelleerden in de Kamer n.a.v. het debat over de begroting van het ministerie van Buitenlandse Zaken. Ze eisten dat de Belgische regering een duidelijk standpunt zou innemenGa naar eind12. Maar de binnenlandse politiek kreeg voor enkele maanden alle aandacht wegens de verkiezingsstrijd Degrelle-Van Zeeland. De Brits-Franse verklaring, 24 april 1937, die België onthief van elke verbintenis voortspruitend uit het Locarno-verdrag terwijl Britten en Fransen zelf hun waarborg- en bijstandsverbintenis handhaafden, bracht de buitenlandse politiek weer in het brandpunt van de politieke belangstellingGa naar eind13. Minister van Buitenlandse Zaken Paul-Henri Spaak las op 29 april 1937 in de Kamer het instemmend antwoord van de Belgische regering op deze verklaringen voor. Hij lichtte de krachtlijnen van de Belgische buitenlandse politiek toe. België moest een defensiepolitiek voeren die elke agressor ervan zou weerhouden het Belgische grondgebied binnen te vallen. Hij besteedde speciale aandacht aan twee punten. Het betwiste artikel 16 van het Volkenbondpact bepaalde dat troepen die belast waren met de uitvoering van een Volkenbondbeslissing vrije doorgang moest worden verleendGa naar eind14. Het werd door de Vlaams-nationalisten fel bekampt omdat het België kon meesleuren in een oorlog. Spaak zei dat de Volkenbond eerst een precieze interpretatie moest geven van het artikel en dat, wat zijn interpretatie betrof, het doorgangsrecht gold pas na toestemming van het betrokken land. Het tweede punt had betrekking op de Frans-Belgische militaire stafbesprekingen. Vooral op het behoud van dit punt had Frankrijk tijdens het diplomatieke steekspel dat de Frans-Britse verklaring voorafging, aangedrongenGa naar eind15. Spaak verklaarde dat de periode van de Frans-Belgische militaire akkoorden definitief voorbij was. Hij voegde er in een bijzonder wollige verklaring aan toe dat het België vrij bleef in alle vrijheid en onafhankelijkheid technische problemen op te lossen. In feite was in het diplomatiek overleg tussen Franrijk en België voorzien dat ‘stafcontacten’ mogelijk bleven. Toen hij in de Senaat dezelfde verklaring aflegde, werd hem door vnv'er Jef Lysens gevraagd wat de precieze betekenis was van zijn opmerking. Spaak negeerde de vraag. In de Kamer legde Hendrik Borginon naar aanleiding van deze kwesties namens zijn fractie een verklaring af waarin hij de regering volledige steun toezegdeGa naar eind16. Het valt te betwijfelen of Borginon hiermee het partijstandpunt verkondigde. De vnv-leiding liet zich het wapen van de strijd tegen het Frans-Belgisch militair akkoord niet zomaar uit handen slaan. Op de Landdag van 6 juni 1937 sneed Staf De Clercq een thema aan dat hij tot aan de bezetting zou blijven behandelen: het Frans-Belgisch militair akkoord was nu wel onder druk van de Vlaamse opinie opgezegd, maar ‘de geest’ van het akkoord leefde voort. De Belgische defensie bleef een onderdeel van de Franse strategie. Ze was uitsluitend tegen Duitsland gericht. De Clercq kon voorts wijzen op het voortzetten van de besprekingen tussen de militaire staven van België en Frankrijk en op artikel 16 van het Volkenbondpact. De Volkenbond noemde hij een instrument van Frankrijk en Engeland zodat het doortochtrecht | |
[pagina 313]
| |
enkel tegen Duitsland gericht kon zijn. Ten aanzien van Engeland wijzigde de vnv-leider zijn standpunt. Waar hij in september 1935 nog had verkondigd dat het vnv ten opzichte van Engeland een politiek van brede sympathie voerde omdat ‘Engeland [...] op zich zelf, nooit een gevaar [zal] zijn voor de lage landen aan de zee’, luidde het nu dat Engeland meer en meer in het vaarwater van Frankrijk kwam zodat het ‘niet meer als de historische waarborg van de onafhankelijkheid der Lage Landen aan de zee kan worden beschouwd’. Hij had eind mei aan Ward Hermans al de opdracht gegeven een artikel te schrijven over het gevaar van de Engelse politiek. In Volk en Staat verscheen achtereenvolgens op 1, 3 en 11 juni een artikel onder de titel ‘Engeland speelt gevaarlijk spel’. Het waarschuwde voor de Engelse buitenlandse politiek die een gevaar voor de verwezenlijking van Dietsland werd genoemd. De Clercq wees ook een militaire toenadering tussen België en Nederland af omdat Nederland via België in de Franse invloedssfeer zou geraken. Het kon immers als een axioma gelden dat ‘België nooit tegen Frankrijk zal vechten’. Een Belgisch-Nederlands militair akkoord zou dus in de praktijk tegen Duitsland gericht zijn. Zulke reactie moet gezien worden in het licht van de nieuwe politieke koers van het Verdinaso die een toenadering tussen België en Nederland voorstond en die ook in Vlaams-katholieke kringen gunstig werd onthaaldGa naar eind17. De kern van De Clercqs boodschap in zijn landdagrede van 1937 was dat het vnv zich verzette tegen elke politiek die tegen Duitsland was gericht. Het was ook de kern van de brochure die hij eind december 1937 uitgaf: Meer dan ooit los van FrankrijkGa naar eind18. De uitgesproken duitsvriendelijke houding van de vnv-leider kan maar begrepen worden in het raam van zijn geheime politieke. De vnv-leider ondernam net voor de Landdag van 1937 een geheime reis naar Duitsland waar hij vertegenwoordigers van het Propagandaministerium (Promi) trachtte te overtuigen hun steun aan Volk en Staat rechtstreeks aan hem over te maken i.p.v. aan de hoofdredacteurGa naar eind19. Hiervoor zagen we dat Staf De Clercq vrijwel zeker vroeger al geheime contacten onderhield met Duitse instanties. De wens om De Schelde/Volk en Staat onder controle te krijgen speelde daarbij een rol. Hierna lezen we dat de krant de directe aanleiding was voor de geheime reis naar Duitsland. De vnv-leider wilde de krant het koste wat het wil onder controle krijgen, o.m. omdat ze een ernstig risico betekende voor de binnenlandse politieke positie van het vnv. Hoofdredacteur Herman Van Puymbrouck ontpopte zich tot een vurig bewonderaar van het nationaal-socialisme. Zijn houding ergerde een aantal vnv-zwaargewichten. Midden 1937 kwam het tot zware spanningen n.a.v. de berichtgeving in Volk en Staat over het conflict tussen Kerk en Staat in Duitsland. De politieke tegenstanders van de partij konden de kritiekloze houding van de krant uitstekend tegen het vnv uitspelen. De katholieke achterban toonde zich gevoelig voor de kritiek en het is niet verwonderlijk dat steeds meer vnv-leiders aandrongen op een duidelijke stellingname van de vnv-leiding ten aanzien van het nationaal-socialisme en de Kerk. Staf De Clercq verkeerde in een uiterst moeilijke positie. Aan de ene kant moest hij de Duitsers die Herman Van Puymbrouck de hand boven het hoofd hielden, ervan overtuigen de hoofdredacteur te laten vallen. De Clercq wilde daarom bewijzen dat hij evenveel garanties bood ten opzichte van de Duitse belangen. Aan de andere kant moest hij tegemoet komen aan de druk van de groeiende groep vnv'ers die een kritische stellingname eisten i.v.m. de houding van het nationaal-socialisme tegenover de Kerk en die precies struikelden over de houding van de zg. vnv-krant. In die context moet Staf De Clercqs fel opgemerkt artikel over het Duitse nationaal-socialisme worden begrepen. Het artikel verscheen in Volk en Staat, 27 juni 1937, en in Strijd, 4 juli 1937, onder de titel ‘vnv en het Duits nationaal-socialisme’. De tekst werd ook verspreid als brochureGa naar eind20, waarin de verklaring van de vnv-leider werd ingeleid met de mededeling dat ze bindend was voor alle leden van het vnv. Volgens Hendrik Elias was het een scherpe terechtwijzing aan het adres van Duitsland inzake de politiek tegenover de KerkGa naar eind21. Mij lijkt het | |
[pagina 314]
| |
vooral een scherpe afrekening met degenen die het vnv identificeerden met het Duitse nationaal-socialisme en die de strijd tegen de Kerk in dat land wilden uitspelen tegen het vnv. De tekst van de brochure formuleert deze doelstelling in de eerste regels: ‘Deze verklaring is bedoeld als een ondubbelzinnig en waardig antwoord op al de gemene verdachtmakingen, de gezochte leugens, waarmee een door partijdrift vergiftigde pers het vnv aanvalt.’ Over de toestand in Duitsland zei De Clercq alleen dat hij geen vergoelijkende omstandigheden wil bepleiten voor de kerkvervolgingen en dat de strijd tegen het politiek katholicisme nog geen propaganda voor een atheïstische doctrine legitimeerde: ‘Wij maken er geen bezwaar van de nationaal-socialistische campagne tegen de katholieke kerk te kwalificeren zoals zij verdient: als een aanslag niet alleen op een soort misbruikelijk politiek katholicisme, doch op het katholicisme zelf.’ Voorts beklemtoonde De Clercq in het artikel vooral dat het vnv zich in geen enkel opzicht moest richten naar het Duitse nationaal-socialisme, een specifiek Duits stelsel. Het vnv daarentegen putte uit de Dietse nationale traditie: ‘Wij weten goed hoe diep de zin voor persoonlijkheid, vrijheid, zelfbestuur, enz. in de geschiedenis en de aard der Nederlanden geworteld is om te denken dat de regeringsmethodes van over de Rijn ons zouden bevallen.’ Maar dat belette volgens de vnv-leider niet ‘bij vreemde volkeren een leerschool te nemen’, als men maar ‘het goede en het kwade weet te onderscheiden’. Het was zeker geen reden om hetze te voeren tegen het Hitler-regime. De Clercq wenste daar zelfs geen uitspraak over te doen. De vnv-leider deed niemand pijn met die uitspraken. Het artikel werd trouwens in het Duits vertaald, allicht ten behoeve van zijn Duitse contactpersonen, bij wie De Clercq trouwens - zoals ik verderop zal aantonen - zich al bij voorbaat had ingedektGa naar eind22. Voor vele vnv'ers was de princiepsverklaring van hun leider een hele opluchting. Het enthousiasme bij sommige arrondissementsleiders was zo groot dat ze vroegen de rede in brochurevorm op duizenden exemplaren in hun arrondissement te mogen verspreiden. De Clercq bleef uiterst voorzichtig. Hij stond maar toe een beperkt aantal exemplaren te drukken, ten gerieve van niet-lezers van Volk en Staat, voor wie het nuttig kon zijn kennis te nemen van het standpunt. Op de wens van sommige kaderleden om op de Algemene Raad van het vnv duidelijk de houding van de krant aan de kaak te stellen, weigerde De Clercq in te gaan. Ondanks alle voorzichtigheid kon hij niet voorkomen dat al vlug het gerucht liep dat zijn geschrift op tienduizenden exemplaren was verspreidGa naar eind23. In werkelijkheid zouden maar 825 exemplaren gedrukt zijn, waarvan 250 naar Mechelen werden gezonden met het bevel ze te verspreiden. Arrondissementsleider Ward Hermans werd door velen in het vnv verantwoordelijk gehouden voor de aanstootgevende artikelen in Volk en Staat. Half augustus liet De Clercq aan de vnv-secretaris van Mechelen vragen hoeveel brochures er verspreid waren, en naar wie. De secretaris kreeg het bevel het antwoord te schrijven in de marge van de brief waarin hem de vraag werd gesteldGa naar eind24. Het illustreert de voorzichtigheid van De Clercq: geen snipper papier mocht in de verkeerde handen komen. Dat Hermans het artikel van De Clercq in Duitsland exploiteerde, besefte de leider van het vnv maar al te goed. Het bevel de tekst van De Clercq in het arrondissement Mechelen te verspreiden was een uitdaging van de leider aan het adres van zijn weerbarstige arrondissementsleider. Het waren Hermans en Van Puymbrouck die de leider van het vnv bleven uitdagen door artikelen te publiceren over het gewraakte onderwerp. Pas nadat de hoofdredacteur was buitengewerkt, zweeg Volk en Staat erover. Men kan besluiten dat het artikel over de houding van het vnv tegenover het Duitse nationaal-socialisme vier doeleinden nastreefde. In de eerste plaats kon het gebruikt worden als wapen tegen de degenen die het vnv stigmatiseerden als een nazi-gezinde partij. Het artikel was ook een tegemoetkoming aan diegenen in de partij die al langer aandrongen op een verklaring van de leiding. Het was een poging de dissidenten van Volk en Staat te discipli- | |
[pagina 315]
| |
neren. Ten slotte moest de tekst voorkomen dat de geheime politiek van Staf De Clercq in het gedrang kwam. Niet alleen de radicale nationaal-socialistisch gezinde vnv'ers brachten De Clercqs eierdans in gevaar, ook de gematigde vleugel deed het. De politiek van Duitsland maakte het steeds moeilijker de vredelievende bedoelingen van dat land te verdedigen. De Oostenrijkse Anschluß was nog enigszins te verdedigen. Staf De Clercq verwees ernaar in zijn landdagrede van 1938 als een lichtend voorbeeld voor de Grootnederlandse politiek: ‘Austria docet!’Ga naar eind25. Onmiddellijk na de Anschluß verscheen in de vnv-pers een verklaring van de vnv-leiding dat ze de gebeurtenissen beschouwde als ‘het onvermijdelijke gevolg [...] van het streven, krachtens hetwelk volksdelen gebonden door eenheid van taal en cultuur, ook hun volkseenheid willen beveiligen door staatseenheid’Ga naar eind26. Toen de Duitse politiek de Tsjechoslovaakse staat bedreigde, was zoiets minder gemakkelijk te verdedigen. Men moet er rekening mee houden dat de geschiedenis van Tsjechoslovakije de meeste Vlaams-nationalisten niet onbekend was. Vaak werd gewezen op de gelijkenis tussen het activisme en het verzet van de Tsjechen tegen Oostenrijk tijdens de Eerste Wereldoorlog. De term ‘sublieme deserteurs’ had in oorsprong betrekking op de Tsjechen die tegen Oostenrijk vochten. De Tsjechische held en eerste president van het onafhankelijke Tsjechoslowakije Thomas Masaryk werd vaak vergeleken met August Borms. Nog tijdens het amnestiedebat midden 1937 was de vergelijking niet van de lucht. De vnv-pers hamerde op het zelfbeschikkingsrecht van de Sudeten en op de onverkorte naleving van de onafhankelijkheidspolitiek. België mocht niet betrokken worden in een oorlog om Tsjechoslowakije. Reimond Tollenaere gaf namens het vnv een pamflet uit waarin hij betoogde dat de Sovjetunie en Frankrijk op oorlog aanstuurdenGa naar eind27. De Tsjechen, ‘zetbazen van Rusland en Frankrijk’, onderdrukten Slovaken, Duitsers, Hongaren, Polen en Roemenen. Tsjechoslovakije was een ‘oorlogsfabricaat, een onmogelijke staat, een monsterstaat, geboren uit haat, geboren uit internationale berekening’. Toch was er in het vnv-standpunt een zekere reserve aanwezig tegenover Duitsland. Op 27 september 1938 legde Staf De Clercq naar aanleiding van de gedeeltelijke mobilisatie een verklaring af waarin hij o.m. stelde niet te kunnen geloven dat ‘rijkskanselier Hitler de wereldopinie tegen zich zou opstellen door [...] Europa te vuur en te zwaard te zetten’Ga naar eind28. Toen na de akkoorden van München de spanning gebroken was, nam Hendrik Borginon de kans te baat om een koersverandering van het vnv te forceren. Op 26 oktober 1938 sprak Borginon in Brussel voor het kvohv een fel opgemerkte rede uit: ‘Na München, het nieuw beeld van Europa en de Vlaams-nationale positie’. Wellicht was het de beroering die de Tsjechische crisis bij vele vnv'ers had veroorzaakt die Hendrik Borginon ertoe aanzette zijn kans te wagen, al mag niet worden vergeten dat de gemeenteraadsverkiezingen net voorbij waren en het vnv het in de verkiezingscampagne zwaar te verduren had gekregen als ‘Duitsgezinde partij’. Borginon verschilde inzake de buitenlandse politiek al langer van mening met de vnv-leiding. Hij had veel minder reserves ten aanzien van de loyale uitvoering van de onafhankelijkheidspolitiek van de regering. Op 21 oktober 1937 pleitte hij in de Kamer voor een Belgisch-Nederlandse samenwerking op defensiegebied, daar waar Staf De Clercq zo'n samenwerking op de Landdag van 1937 nog van de hand had gewezenGa naar eind29. Borginon noemde de uitlatingen van De Clercq op de Landdag bedenkelijk en niet realistischGa naar eind30. Toen De Clercq hem om advies vroeg i.v.m. de landdagrede van 1938, legde Borginon er de nadruk op dat alles erop wees dat de contacten tussen België en Frankrijk inderdaad verbroken waren en dat dit zowel de maat als de toon van de anti-Franse vnv-campagne diende te verzachtenGa naar eind31. Met zijn rede in Brussel probeerde Borginon tweemaal te scoren. Hij koppelde zeer handig de buitenlandse aan de binnenlandse politiek. Hij betoogde dat, gezien de internatio- | |
[pagina 316]
| |
nale toestand, Duitsland voortaan een grotere bedreiging vormde dan Frankrijk. Een splitsing tussen Vlaanderen en Wallonië zou Vlaanderen militair weerloos maken. Het was veel opportuner dat Vlaanderen via België samenwerking zocht met Nederland op economisch, politiek en militair terrein. Een dergelijke samenwerking kon pas slagen als enerzijds de Vlaams-nationalisten zich van elk autoritarisme en totalitarisme afkeerden en wanneer anderzijds door een federalisering van de Belgische staat een verzoening van de Vlaams-nationalisten met die staat mogelijk wordt. Borginon speelde hoog spel. Hij had bewust de vnv-leiding links laten liggen in de hoop een schokeffect teweeg te brengenGa naar eind32. Binnenlandse en buitenlandse kranten besteedden volop aandacht aan de rede. In Duitsland ging de rede uiteraard niet onopgemerkt voorbij. Sommige waarnemers meenden dat door Borginons rede de Duitse Flandernpolitik helemaal herzien moest wordenGa naar eind33. De meeste Belgische commentatoren waren het erover eens dat Borginon een belangrijke koerswijziging van het Vlaams-nationalisme in het vooruitzicht stelde. De Courant, 28 oktober 1938, schreef de relevantste commentaar: ‘Men vraagt zich met nieuwsgierigheid af, welke de reactie zal zijn in Vlaams-nationalistische middens. Sprak de heer Borginon alleen in eigen naam of voelde hij zich geruggesteund door een deel van zijn vrienden uit het vnv? Zal hij gevolgd worden door zijn partij of zal het tot een nieuw schisma komen in het Vlaams-nationalisme?’ Dat zou inderdaad de kwestie worden. Staf De Clercq die zich opnieuw een uitstekend evenwichtskunstenaar toonde, slaagde erin de hele zaak met een sisser te laten aflopen. Als reactie op de opgewonden kranteberichten na Borginons rede, begon hij de essentie van wat Borginon had gezegd ter discussie te stellen met het beproefde recept: wat had Borginon eigenlijk gezegd en wat had hij ermee bedoeld? In Volk en Staat schreef De Clercq dat er geen vaste tekst bestondGa naar eind34. Daarmee suggereerde hij dat de persberichten onjuist of onnauwkeurig waren. Voorts kon hij niet dulden dat iemand van het vnv een standpunt naar buiten zou brengen, zonder de goedkeuring van de leiding. Maar zoiets had Borginon ook niet gedaan, volgens De Clercq. Wel noemde hij het door Borginon voorgestelde Belgisch-Nederlandse militair akkoord onrealistischGa naar eind35. Borginon van zijn kant verklaarde in dezelfde krant twee dagen later dat de misverstanden te wijten waren aan de verdraaide berichtgeving en dat zijn rede op geen enkel punt afweek van wat het vnv altijd al had verkondigd. Naar buiten toe werd de berichtgeving verantwoordelijk gesteld voor de misverstanden. In de papieren over de kwestie vindt men diverse gestencilde schema's van Borginons rede. Blijkbaar vond de vnv-top het nodig ze te verspreiden om de geruchten de kop in te drukken. Borginon had daartoe spontaan de voorbereiding van zijn rede bezorgd aan De ClercqGa naar eind36. Het schema verschilt op één essentieel punt met de inhoud van Borginons rede zoals ik die kon afleiden uit het verslag in Nieuw Vlaanderen en uit de tien stellingen die Borginon zelf opstelde. Er staat niet met zoveel woorden te lezen dat hij voortaan het grootste gevaar aan Duitse zijde zag. Het verslag in Strijd over de rede vermeldt zelfs dat Borginon zou verklaard hebben dat ‘het gevaar uit het Zuiden [...] voor België thans veel groter [is] dan uit het Oosten’, diametraal het tegenovergestelde van Borginons derde stelling: ‘Sedert het wegruimen van het Tsjechoslowaaks bolwerk, is voor België een inval wellicht meer te vrezen van Duitsland dan van Frankrijk.’ Opvallend is dat noch Borginon noch De Clercq in hun commentaar na de rede over dit punt repten. Nieuw Vlaanderen publiceerde op 5 en 12 november 1938 een lange tekst waarvan de redactie meldt dat het de tekst van de voordracht betrof, opgesteld op basis van Borginons aantekeningen. De tekst behelsde in wezen dezelfde stellingen, maar bevatte zoveel nuances dat een dubbelzinnige interpretatie mogelijk werd. Het heeft er alle schijn van dat Borginon begonnen was aan een strategische terugtocht. Voelde Borginon aan dat hij er eens te meer niet in slaagde het vnv op een ander spoor te zetten? Bond hij in toen bleek dat door de houding van de vnv-leider zijn poging was mis- | |
[pagina 317]
| |
lukt? Dat lijkt bevestigd te worden door het antwoord van Borginon aan Paul Beeckman op diens uitnodiging de rede te herhalen voor het kvohv-Kortrijk. Borginon wees ze voorlopig af om tactische redenenGa naar eind37: ‘Ik heb in heel deze aangelegendheid zeer bewust de vnv-leiding links laten liggen. Het probleem is thans gesteld. Het ware wellicht een psychologische fout de schijn aan te nemen van een overrompelingspoging.’ Op een soortgelijk antwoord aan het kvohv-Leuven gaf hij op als reden dat hij de indruk wilde vermijden sommigen ‘het mes op de keel’ te willen zettenGa naar eind38. Toch kan men besluiten dat Borginon precies dát beoogde, maar dat zijn opzet mislukte. Op 17 november 1938 nam Borginon ontslag als voorzitter van de Vlaams-nationale kamerfractie. Het ontslag zal wel niet vreemd zijn geweest aan de mislukking. In een brief aan de leden van de fractie schreef hij dat hij om professionele redenen ontslag nam, maar hij schreef erbij - het zal wel de echte reden zijn geweest - dat er tussen de leiding van het vnv en hemzelf ‘in allerlei kapitale kwesties een te zeer verschillend inzicht bestond’. ‘Het onthaal van mijn optreden in kvohv’, schreef Borginon verder, ‘heeft dit verschil [...] scherper en pijnlijker doen aanvoelen.’ Toch wijst niets erop dat hij zijn positie van fractieleider opgafGa naar eind39. Bij de verkiezingen van 1939 liet hij zich coöpteren als senator. Borginon hechtte meer aan het vnv en aan zijn politiek mandaat dan hij zelf wilde toegeven. De demarche van Borginon in oktober 1938 heeft de officiële buitenlandse politiek van het vnv niet kunnen wijzigen. Het vnv bleef het internationale gevaar ten volle in de Franse hoek plaatsen en bij de hetze tegen Duitsland. In zijn nieuwjaarsboodschap blikte de vnv-leider terug op de jongste oorlogsdreigingGa naar eind40. Hij stelde vast dat de ‘massa blindelings door pers en radio opgezweept werd tegen Duitsland’ en hij vroeg zich af ‘hoe België met zulke mentaliteit, de verdediging van het land tegen een eventuele Franse doortocht zou hebben gebolwerkt’. Toen Duitsland in maart 1939 Tsjechoslovakije - in volle verkiezingstijd - bleef liquideren, kreeg het vnv het steeds moeilijker om vol te houden dat er van Duitsland weinig gevaar uitging. De vnv-propaganda probeerde de schuld van de gebeurtenissen op de verdrukkende Tsjechen en op de Tsjechoslovaakse unitaire staatsstructuur te laden en trok daarbij parallellen met België. Heel overtuigend was dat nietGa naar eind41. Hendrik Elias getuigt dat de Duitse inval in Praag de vnv-leiding diep schokte en tot een gevoel van wantrouwen en achterdocht leidde ten opzichte van DuitslandGa naar eind42. Voor het eerst, aldus Elias, beperkte Hitler zich niet tot het herstel van Groot-Duitsland. De vnv-leiding had vanaf toen geen vertrouwen meer in de grondslagen van de buitenlandse politiek van het Duitse Rijk. Dit lag mede aan de oorzaak van de aarzeling om de collaboratie in te gaan, aldus de historicus-medespeler. Enige reserve tegenover deze visie is gepast. Elias staaft zijn getuigenis met een verhaal over een artikel van de redacteur buitenland van Volk en Staat: Robert Van Roosbroeck (Dr. C.) reageerde zo scherp tegen Duitsland dat de hoofdredacteur Antoon Mermans het geraden vond het fiat te vragen van Elias die in de redactie zowat fungeerde als het kritische oog van de partij. Elias gaf opdracht het artikel onverkort te publiceren. Hoe luidde de ‘scherpe reactie’ van Dr. C.? ‘Wanneer Duitsland, afbreuk doende aan zijn volkse opvattingen, de Tsjechen overrompelt, dan zijn de Vlaams-nationalisten logisch met hun diepgewortelde opvattingen over volk [...] en vrijheid der kleine volkeren, wanneer zij deze handelwijze in de hoogste mate als afkeurenswaardig bestempelen.’ Mij lijkt dit een erg voorzichtige reactie. Als Mermans het nodig vond voor zo'n passage de uitdrukkelijke goedkeuring van de partijleiding te vragen, bewijst dat alleen maar in welke de mate de krant duitsgezind was. Bovendien las Elias de vnv-krant nogal selectief. Op 30 april 1939 verscheen een grote tekening, overgenomen uit het Nederlandse pro- | |
[pagina 318]
| |
nationaal-socialistische blad De WaagGa naar eind43. Men ziet een Germaanse schone, bloemen in het haar, omringd door een groep kinderen. Het onderschrift luidt: ‘Germania: zijn jullie bang voor mij? Koor van kleine staten: nee...’. De prent was niet sarcastisch bedoeld! Zonder twijfel stelde de vnv-pers zich gereserveerder op tegenover Duitsland. Toch bleef ze zonder meer Duitsvriendelijk. Dat geldt ook voor StrijdGa naar eind44. Veruit de meeste aandacht ging naar de verdediging van een volstrekte neutraliteit en de aanval op al degenen die ze in gevaar brachten. Dat waren o.m. de politieke groepen die zich afzetten tegen het nationaal-socialistische Duitsland. Men moet er natuurlijk rekening mee houden dat het vnv door deze opponenten ongenadig werd aangevallen als pro-Duitse nazi-partij. In het parlement werd het vnv geregeld op de korrel genomen. Op 13 juni 1939 interpelleerden de socialisten August Balthazar, Louis Piérard en Arthur Wauters over de ‘drijverijen van de nazi-partij in België’Ga naar eind45. De Gentse bwp probeerde een vnv-optocht ter gelegenheid van de Landdag van 1939 te doen verbieden. Ze kreeg de steun van een groep Gentse hoogleraren die het vnv een nazi-partij noemde, in dienst van een vreemde mogendheid. Op de Landdag, die plaatsvond onder het motto ‘Volk - Vrijheid - Vrede’ en die vrijwel volledig in het teken stond van de internationale spanning, verklaarde de vnv-leiderGa naar eind46: ‘Wanneer wij [...] zien uit welke mannen de regeringsploeg bestaat, wanneer wij acht geven op de francofiele richting bij de Walen, wanneer wij zien wat de Belgische patriottische pers, zij weze conservatief of democratisch, schrijft, dan bekruipt ons voortdurend een grote angst. Wij Vlaams-nationalisten zeggen: onverduitst! Wij willen van Vlaanderen geen doormarsgebied laten maken voor de vreemde, hij weze Duitser, Fransman of Brit. Wie ons aanvalt is de vijand. Wij zeggen evenzeer: onverfranst! [...] Wij Vlamingen vechten niet voor vreemde belangen [...]. Geen vnv'er kan er ooit aan denken Vlaanderen tot een Duits protectoraat om te vormen. Geen vnv'er zou een vinger uitsteken om zulke plannen [...] in de hand te werken.’ Staf De Clercq sprak ook dreigende taal. In een rede voor de Kamer, 26 april 1939, door hem opgesteld, maar uitgesproken door Reimond Tollenaere waarschuwde hijGa naar eind47: ‘Ik neem de gelegenheid te baat om hier te verklaren, ten aanzien van België en van het buitenland, dat wat zich tijdens de jaren 1914-1918 met het Vlaamse volk heeft afgespeeld, geen tweede maal meer zal gebeuren. Daar staat het vnv borg voor.’ De vnv-leider verwees hier ongetwijfeld naar een soort bij voorbaat door het vnv georganiseerde Frontbeweging. Verderop zullen we zien dat hier ook een geheime organisatie mee wordt bedoeld en dat De Clercq in het raam van die geheime organisatie contacten onderhield met de Abwehr. Zijn geheime politiek week zeer ver af van de officiële partijpoltitiek en maakte de verklaring dat het vnv de agressor als vijand zou beschouwen tot een loze belofte. Na het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog in september 1939 hield Staf De Clercq zich hoofdzakelijk bezig met de opbouw van een vnv-organisatie in het Belgische leger. De oorlogsdreiging werd nu wel zeer reëel en de vnv-leider wilde op alles voorbereid zijn. Officieel verklaarde het vnv de neutraliteitspolitiek van de regering volkomen te onderschrijven. In de Kamer zei Gerard Romsee op 5 september 1939 het buitenlandse beleid van de regering loyaal te steunen ‘in de mate waarin de regering onwrikbaar volhardt in haar opzet om deze onzijdigheid metterdaad en naar alle zijden, tegen welkdanige aanval ook, te handhaven. [...] Wij moeten vastberaden ons geloof in de neutraliteit durven te belijden. Niemand is onze vijand. Door niemand worden wij bedreigd’Ga naar eind48. Direct na het uitbreken van de oorlog werd de Algemene Raad van het vnv tweemaal kort op elkaar samengeroepen. Staf De Clercq legde er zeer belangrijke verklaringen afGa naar eind49. Bij het begin van de vergadering drukte hij de aanwezige vnv-leiders op het hart dat de mededelingen van zeer vertrouwelijke aard waren. De komende tijd, zo hield De Clercq zijn gehoor | |
[pagina 319]
| |
voor, zou beslissend zijn voor de toekomst van het Vlaamse volk. De vnv-leiding wilde bij de bepaling van haar politiek in deze cruciale fase geïnformeerd zijn over de mening van de hoogste vnv-kaders. De aanwezigen kregen een uitgebreide lijst vragen waarin alle mogelijke scenario's van de betrokkenheid van België bij de oorlog ter sprake kwamenGa naar eind50. De vnv-kaders moesten hun mening geven over de politiek van het vnv in elk van de scenario's. Zowel een inval van Frankrijk, Engeland als van Duitsland kwam aan bod. Telkens werd de mogelijkheid geopperd dat België de andere partij ter hulp zou roepen of niet, en dat het Belgische leger zich zou verzetten, of niet. Er werd ook aandacht besteed aan een inval in Nederland en aan de verschillende scenario's die daar konden uit voortvloeien. De vnv-leider informeerde wel naar de mening van de partijkaders maar eiste tegelijk carte blanche voor zijn geheime politiek. Hij stelde dat de vnv-leiding geconfronteerd werd met tal van problemen die een grote verantwoordelijkheid met zich meebrachten en ‘waarvan de elementen der beslissing niet kunnen aan het klokzeel worden gehangen, zelfs niet van beperkte vergaderingen. In al deze zaken eist de leiding van het vnv het recht op, het grootste geheim te bewaren, op gevaar af door de ongeduldigen niet altijd te worden begrepen’. De Clercq waarschuwde voor een overdreven geloof in de neutraliteitspolitiek van België. Er waren zoveel anti-neutraliteitskrachten aan het werk dat de toestand snel kon veranderen. Het vnv moest daarom de neutraliteit krachtig ondersteunen. ‘België [blijft] in feite altijd de vijand. Aan die vijand kan voorlopig krediet worden gegeven [omdat] zijn tijdelijk belang als Staat, parallel loopt met het eeuwig belang van ons volk. [...] Het staat buiten kijf dat machtige vijanden als Frankrijk, Duitsland of Engeland eenmaal meester over België, veel gevaarlijker vijanden zouden zijn voor onze Vlaamse en Dietse zelfstandigheid dan België.’ De vnv-leider had het nog over de opbouw van een vnv-organisatie binnen het leger. Er werden opdrachten gegeven om een netwerk van contacten tussen de vnv-hiërarchie en de gemobiliseerde vnv'ers tot stand te brengen. Ten slotte werd een redactiecomité aangesteld dat een officiële verklaring moest opstellenGa naar eind51. De steun aan de neutraliteit moest erin uitgedrukt worden, maar ook een ernstige waarschuwing m.b.t. de schendingen van de neutraliteit en de Vlaamse rechten. Eind september volgde inderdaad een gezamenlijke verklaring van de vnv-leiding en de Vlaams-nationale fracties in Kamer en Senaat waarin de neutraliteitspolitiek steun werd toegezegd. Met betrekking tot de rechten van de Vlaamse gemobiliseerden stelde men eisen en protesteerde men scherp tegen de inbeslagneming door het gerecht van de ‘Open Frontbrieven’Ga naar eind52. De dag daarop verscheen een verklaring van Staf De Clercq onder de titel: ‘Een waarschuwend woord tot de regering’Ga naar eind53. Hij eiste maatregelen tegen al degenen die de neutraliteit schonden - ambtenaren die defaitistische praatjes verspreiden, cinema-exploitanten die ‘hetzefilms’ vertoonden, parlementsleden die pro-Franse verklaringen aflegden... - en koppelde daaraan zijn waarschuwing: ‘Gij hebt het zelf in handen of het vnv én op het gebied der neutraliteitskwestie én op elk ander gebied in zijn loyale houding ten overstaan der regeringspolitiek zal blijven volharden!’ Zo luidde dus het officiële vnv-standpunt. Was het ook de ware overtuiging van de partijleiding? De antwoorden op de vragen m.b.t. de verschillende oorlogsscenario's zouden een antwoord kunnen bieden. Ik heb jammer genoeg maar vier reacties kunnen vinden waarvan ik er maar twee kan identificeren, nl. die van Jeroom Leuridan en van Reimond TollenaereGa naar eind54. De laatste stond alvast niet achter de stelling dat wie het land binnenviel de vijand was. Op de vraag wat de houding van het vnv moest zijn bij een Duitse inval antwoordde hij: ‘Ik kan mis zijn, maar ik wed op de kaart van Duitsland in deze oorlog. Wij moeten als volk kunnen profiteren van de oorlogskansen. Zie de Tsjechen in 1916.’ Leuridan ging niet zover. Hij meende dat ‘het neutraliteitsbeginsel [...] tot loyalisme [noopt]. We zouden een | |
[pagina 320]
| |
andere houding niet kunnen verantwoorden tegenover het volk dat [...] nu al anti-Duits gestemd is’. Leuridans enthousiasme om tegen een eventuele Duitse inval te reageren was niet bijzonder groot en stond schril in contrast met de ijver waarmee hij een Brits-Franse inval te lijf wilde gaan. In het laatste geval meende hij dat een Duitse inval onvermijdelijk was wanneer België zou weigeren zich te verdedigen. Een ‘nieuw activisme binnen en buiten het leger’ was dan aangewezen. Ook de twee anonieme antwoorden stellen dat het vnv zich bij een Duitse inval diende te verzetten. Een eventuele Frans-Britse hulp moest ‘zonder geestdrift’ worden aanvaard en er moest gepoogd worden ‘agitatie onder de Vlaamse soldaten [te] verwekken’. Er moest gestreden worden ‘zonder overtuiging’. Als België de Frans-Britse hulp afwees, kon zelfs overwogen worden de soldaten aan te zetten tot het neerleggen van de wapens. Uit de antwoorden blijkt duidelijk dat bij de vnv-top alleen maar een consensus bestond over de houding die moest worden aangenomen tegenover een Frans-Britse inval. Tegenover een Duitse inval bestond die consensus niet. Dat bleek bijv. uit de toon die Thomas Debacker aansloeg in De Nieuwe Kempen. Begin 1940 pleitte hij voor een verzoening tussen België en Vlaanderen. De eendrachtigheid in het leger kon daarvoor een stimulans zijn en de oud-strijders moesten het voorbeeld geven: Rond dezelfde tijd publiceerde het blad een merkwaardig artikel van Victor Leemans dat een nauwelijks verholen kritiek op de vnv-leiding inhield. Leemans betoogde dat de tijden veranderd waren en dat het nodig was ‘onze vastgeroeste leuzen en slagwoorden [...] achterwege te laten [om] te zoeken naar een gemeenzaam front’. Het leger was een voorbeeld van eendrachtGa naar eind55. Het gebrek aan overeenstemming bleek nog uit de standpunten van enkele top-vnv'ers tijdens informele gesprekken met mensen uit de ministeriële kabinetten. Gerard Romsee, Ernest Van den Berghe, Victor Leemans en waarschijnlijk ook Antoon Mermans hadden in de loop van de maanden december 1939 en januari 1940 drie ontmoetingen met Maurice Naessens, toen verbonden aan het ministerie van Openbare Voorlichting, en met F.J. Willems, verbonden aan het kabinet van de eerste minister. De Vlaams-nationalisten verklaarden dat het vnv zich in geen geval zou lenen tot een tweede activisme bij een Duitse inval. Ze verklaarden dat het vnv loyaal zou blijven en aan zijn leden het bevel zou geven de wapens op te nemen. Romsee verklaarde dat het vnv bereid was mee te werken aan een regering van nationale eenheid. Naessens stelde vragen over de pro-Duitse berichtgeving in Volk en Staat en over de reizen van Staf De Clercq naar Duitsland. De vnv'ers ontkenden het eerste en lachten het tweede wegGa naar eind56. Mogelijk waren de gesprekken het gevolg van de voorgenomen regeringsmaatregelen tegen de vnv-pers. De vnv-pers zou zich gedurende de volgende maanden werpen op alles en iedereen die volgens haar de neutraliteit in gevaar brachten. Er kwam steeds meer kritiek op de taaltoestanden in het leger en op het militair beleid in het algemeen. De vnv-pers steunde de vredesinitiatieven van Leopold iii in het raam van de Oslo-groep. Maar een concreet Belgisch-Nederlands bijstandsverdrag zoals gepropageerd door o.m. het ‘Verbond voor nationale zelfstandigheid’, werd afgedaan als een anti-neutralistische maneuverGa naar eind57. De hyperneutralistische houding die het vnv in de pers en in het parlement aannam, was in overeenstemming met de Duitse politiek. De Belgische onafhankelijkheids- en neutraliteitspolitiek werd door het Duitse regime in het licht van zijn buitenlandse politiek als zeer waardevol beschouwd. Steun aan het Vlaams-nationalisme mocht dit positieve beeld absoluut niet in gevaar brengen. De Duitse ambassadeur in Brussel liet aan Paul Van Zuylen, directeur-generaal van de politiek op het ministerie van Buitenlandse Zaken, weten dat Adolf Hitler een openlijke stellingname ten gunste van de Vlaamse Beweging van de hand wees. Bepaalde prominenten in Duitsland drongen daar ten zeerste op aan. Hitler wilde de relaties met België op geen enkele wijze verstoren. Daar kwam geen verandering in na 1 sep- | |
[pagina 321]
| |
tember 1939. Het neemt niet weg dat de politiek van het Vlaams-nationalisme naar waarde werd geschat. De Vlaams-nationalisten waren een goede waakhond voor de neutraliteit van BelgiëGa naar eind58. De Belgische overheid trad herhaaldelijk op tegen de vnv-pers. Op 18 december 1938 werd Strijd verboden lectuur in de kazernes. Hetzelfde lot onderging De Vos, maar dat blad werd weer toegelaten nadat het de ondertitel ‘Antimilitaristisch weekblad’ en de leuze ‘De wapens neer’ schrapte. Strijd bleef verbodenGa naar eind59. Volk en Staat kreeg van 18 januari tot 27 februari 1940 een publikatieverbod opgelegd. Aanleiding was het artikel van Staf De Clercq ‘Beschouwingen rond de jongste paniek’. De vnv-leider becommentarieerde het uitroepen van de staat van hoogste paraatheid van het leger, naar aanleiding van de noodlanding op 10 januari 1940 van een Duits verkenningsvliegtuig bij Mechelen-aan-de-Maas. Aan boord zaten twee Duitse officieren, in het bezit van de aanvalsplannen voor het westen en waaruit bleek dat België niet zou gespaard blijven. De legerleiding verzocht de Franse en de Britse garanten om hulp. In de nacht van 13 op 14 januari 1940 werden op sommige plaatsen in Henegouwen de versperringen weggenomen waardoor het Franse Leger België kon binnenkomen. Het Franse leger marcheerde in de richting van de grens en op 14 januari verzocht de Franse minister Daladier de onmiddellijke toelating om op Belgisch grondgebied te komen. Koning Leopold iii wilde evenwel de neutraliteitspolitiek niet wijzigen en weigerde toestemming te verlenen. De ware toedracht van het incident in Mechelen-aan-de-Maas en het diplomatieke pokerspel dat erop volgde, werd geheimgehouden. Niettemin was de onrust niet ontsnapt aan de aandacht van de binnenlandse en de buitenlandse persGa naar eind60. De leider van het vnv liet zich evenmin onbetuigd. In Volk en Staat van 16 januari 1940 waarschuwde hij voor een geënsceneerde paniek die het de legerleiding zou mogelijk maken ‘ingrijpende militaire maatregelen te treffen’. Verder wees hij op de desastreuze economische gevolgen van de mobilisatie en pleitte hij ervoor de helft van de soldaten terug naar huis te sturenGa naar eind61. Het was de aanleiding om Volk en Staat het zwijgen op te leggen. Het gerecht begon een onderzoek. De zegels werden gelegd op de persen, documenten werden in beslag genomen en er werden diverse huiszoekingen gedaan. In de Senaat interpelleerde Hendrik Borginon over het publikatieverbod. Minister Arthur Vanderpoorten antwoordde dat het artikel van Staf De Clercq slechts de druppel was die de emmer had doen overlopen. De ‘Commissie voor de publicaties en vertoningen’ had al herhaaldelijk negatief gerapporteerd over Volk en Staat. Vanderpoorten noemde de artikelen naar aanleiding van het verbieden van het boek met de ‘Open Frontbrieven’, de nieuwjaarsboodschap van Staf De Clercq, de artikelen over de taaltoestanden in het leger en de separatistische artikelsGa naar eind62. Men kan vermoeden dat het gerechtelijk onderzoek tegen de krant tengevolge van de affaire-Parasie ook een rol heeft gespeeldGa naar eind63. Later beweerde Antoon Mermans dat hij tijdens een onderhoud met minister Gustave Sap vernam dat niet het artikel van De Clercq de aanleiding was tot het gerechtelijk optreden maar een aanklacht van Firmin ParasieGa naar eind64. Naar aanleiding van het gewraakte artikel werd - op basis van de artikelen 8 en 11 van de besluitwet van 11 oktober 1916 - door de procureur-generaal de opheffing gevraagd van de parlementaire onschendbaarheid van Staf De Clercq. Deze artikelen stellen het uitoefenen van een nadelige invloed op de geest van de troepen strafbaar. Het verzoek werd door de parlementaire commissie voor justitie afgewezenGa naar eind65. De commissie laakte wel het artikel van De Clercq in Volk en Staat, maar achtte het niet voldoende om de opheffing van de parlementaire onschendbaarheid te rechtvaardigen. Op 22 februari 1940 nam De Clercq in de Kamer het woord voor de algemene stemming. Zijn rede was geen voorzichtige verdediging. Hij ging resoluut in de aanval. Hij stelde dat het verbod van Volk en Staat en de aanval op zijn persoon | |
[pagina 322]
| |
niets anders waren dan een poging om de Vlaamse Beweging lam te leggen. Het paste in een intimidatiepolitiek waar nog anderen het slachtoffer van waren. Hij verwees naar de arrestatie van de Oudenaardse arrondissementsleider André Van den Berghe. Van den Berghe werd op 22 januari 1940 opgesloten op verdenking van spionage. Hij bleef 27 dagen in de gevangenis. Waarschijnlijk hield zijn arrestatie verband met de zaak-Volk en StaatGa naar eind66. De geruchtenstroom tengevolge van het onderzoek tegen Volk en Staat liet De Clercq niet onbesproken. Hij beschuldigde de procureur-generaal ervan zich te bedienen van provocateurs en vervalste documenten. Hij hield vol dat het de vnv-leden waren die de krant in leven hielden, niemand anders. Hij ontkende formeel de geruchten dat de vnv-krant geld uit Duitsland kreeg. De Clercq speelde het hoog. Hij aarzelde niet bedreigingen uit te sprekenGa naar eind67: ‘In 1940 zullen de anti-Vlaamse hyena's, indien ze loskomen, tegen wat anders botsen dan in 1919 en 1920! Mocht er een nieuwe bladzijde geschreven worden in de geschiedenis van Vlaanderen, dan houde men als voor gezegd dat het Vlaams Nationaal Verbond er zal voor zorgen dat het geen bladzijde weze van Vlaamse volgzaamheid zonder meer, van Vlaamse machteloosheid, van Vlaamse berusting en zeker niet van Vlaamse schande.’ Wenste de vnv-leider een vervolging uit te lokken? Of was de houding van de commissie geruststellend genoeg om een radicale houding te rechtvaardigen? Voor de parlementsleden wogen de beschuldigingen tegen De Clercq in ieder geval niet zwaar genoeg. Door zitten en opstaan stemden ze tegen de opheffing van de parlementaire onschendbaarheid. Enkele dagen na de rede van Staf De Clercq mocht Volk en Staat weer verschijnen. De krant bleef tot aan de Duitse inval de strikte neutraliteit verdedigen, net zoals de vnv'ers in het parlement dat dedenGa naar eind68. De overrompeling van Denemarken en Noorwegen door Duitse troepen bracht hierin niet de minste verandering. Men kan voorlopig besluiten dat de officiële politiek van het vnv altijd Duitsvriendelijk is gebleven, ondanks de groeiende interne en externe druk. Het was het gevolg van de geheime politiek van Staf De Clercq. De vnv-leider wenste zijn geheime buitenlandse politiek niet in het gedrang te brengen, hij wenste evenmin dat zijn geheime politiek het vnv in verlegenheid zou brengen. Vandaar dat de vnv-leider zich nooit openlijk heeft geïdentificeerd met nazi-Duitsland. Zijn openbare verklaringen over Duitsland gingen van warme sympathie en steun tot vriendelijke reserve. Het waren vooral de ontwikkelingen van de opinie binnen het vnv en de interne conflicten inzake de buitenlandse opstelling die De Clercq zijn houding deden bepalen binnen de gestelde limiet. Nooit liet de leider zich uit over Duitsland op een manier die zijn relaties met dat land ernstig zou kunnen schaden. Hij zorgde ervoor dat noch zijn officiële noch zijn geheime politiek met dat land hem of het vnv ernstig in gevaar bracht. Zo valt het op dat De Clercq nooit als eregast werd uitgenodigd op een Reichsparteitag in Nürnberg. In de praktijk was het zo dat alle geïnteresseerde Duitse diensten - en dat waren er heel wat - mensen mochten voordragen van wie ze het nuttig achtten dat ze zouden worden uitgenodigd. Natuurlijk moesten ze ‘Fehlgriffe’ vermijden en ervoor zorgen dat de voorgedragen personen een uitnodiging op prijs stelden. De diplomatieke diensten moesten trouwens hun fiat geven alvorens iemand werd uitgenodigd. De Clercq kwam zelfs niet voor bij de voordrachten. Dat kan er m.i. alleen op wijzen dat hij bij voorbaat een uitnodiging had afgewezen. Ik kan me namelijk niet voorstellen dat niet één Dienststelle eraan gedacht zou hebben de leider van het vnv voor te dragen als eregast. Vlaams-nationalisten waren bovendien niet slecht vertegenwoordigd onder degenen die wel werden uitgenodigd: Arseen Kennes, Jan Timmermans, Robert Van Roosbroeck, Ward Hermans, Antoon ver Hees en Hendrik EliasGa naar eind69. Men constateert dat Staf De Clercq erin slaagde zijn politiek door te zetten. Het is hem gelukt zowel de officiële als de geheime politiek in de hand te houden. Pas aan de vooravond | |
[pagina 323]
| |
van de bezetting bracht zijn geheime politiek de officiële buitenlandse politiek van de partij ernstig in het gedrang. Het Belgische gerecht verzamelde meer en meer bewijzen. De Clercq had een eerste aanval met succes kunnen afslaan, maar men kan zich de vraag stellen hoelang hij dat nog had kunnen volhouden. |
|