Greep naar de macht
(1994)–Bruno De Wever– Auteursrechtelijk beschermdVlaams-nationalisme en Nieuwe Orde. Het VNV 1933-1945
8.4 Migranten, vluchtelingen en joodse burgersTijdens de verkiezingsstrijd van 1936 nam het antisemitische discours sterk toe. In de vnv-propaganda werd het communisme gelijkgesteld met het internationale jodendom. De anticommunistische annex antisemitische campagne duurde voort na de verkiezingen. ‘Vlaanderen moet gered worden uit de klauwen der joden-internationale van Moskou [...]’ blokletterde Strijd op 21 juni 1936. Meestal bleef het vnv-weekblad binnen de grenzen van de antisemitische complottheorie. Impliciet kwam daarbij soms een racistische verklaring ter sprake. De racistische component werd echter zelden uitgewerkt. Eén enkele keer verscheen een artikel dat verder ging, maar dat handelde niet rechtstreeks over de joden. Het was een stuk over het ‘koloniaal vraagstuk’ van de halfbloedGa naar eind68. Het ‘gedrag’ van sommige blanke kolonisten was niet alleen een probleem omdat ze hun eer op het spel zetten, ook de biologische gevolgen waren problematisch. De halfbloeden verzamelden immers alle ondeugden van de blanken en negers in zich en geen enkele goede eigenschap, ondanks de ‘lofpsalmen’ over ‘rassenvermenging’ van de ‘democratische profeten der joodse assimilatie’. Objectieve waarnemers wijzen ‘de rassenchaos waarvan de halfbloed het resultaat is’ af. Dergelijke racistische visie publiceerde Strijd nooit rechtstreeks in verband met de joden. Antisemitische artikelen met xenofobe inslag daarentegen zijn vanaf 1936 legio in de vnv-pers. De varianten zijn bekend. De joods-bolsjewistische overrompeling kwam voortdurend ter sprake in artikelen over de internationale politiek. De Sovjetunie was een joods instrument, het republikeinse Spanje en de Spaanse burgeroorlog waren joodse creaties, in het Frankrijk van Léon Blum zaten de joden op de commandoposten. Instemmend werd verwezen naar Adolf Hitler die de oorlog verklaart aan het internationale jodendomGa naar eind69. De joden waren oorlogszuchtig en dreigden de hele westerse beschaving mee te sleuren in een oorlog om hun belangen veilig te stellenGa naar eind70. Reimond Tollenaere verkondigde dit standpunt in de brochure Komt er oorlog?. Hij ondertekende de tekst ervan ‘voor het vnv’ als algemeen propagandaleider. De verantwoordelijke uitgever was Ernest Van den Berghe. De joodse aanwezigheid in België werd gekoppeld aan communisme en socialisme. Er werd verwezen naar de joodse infiltratie in de socialistische en communistische partij en naar de communistische joodse groepen in België. De joodse aanwezigheid in België werd voorts steevast in verband gebracht met de economische crisis en met financiële schandalen. Joden en andere vreemdelingen zijn vooral een bedreiging voor de middenstand doordat ze oneerlijke praktijken hanteren. Vooral de joodse marktkramers en ‘leurders’ worden geviseerd. In zijn landdagrede van 1939 beschuldigde Staf De Clercq de ‘vreemde joden’ de oorlog na te streven en de middenstand ten gronde te richten. Deze antisemitische opinie kan dus zonder meer worden beschouwd als een officieel vnv-standpunt. De koppeling joodse migratie/middenstandsproblematiek paste in het raam van de vnv-rekrutering in middenstandsmilieus. Middenstandsgroeperingen waren bijzonder gevoelig voor de agitatie tegen ‘vreemde’ concurrenten. Al van in de 19de eeuw moesten vooral in crisisperioden de ‘vreemde’ leurders en marktkramers het ontgelden. De argumenten waren klassiek: de vreemde kleinhandelaar werd afgeschilderd als een ‘sjacheraar’ of een heler die slechte, minderwaardige of verramsjte waren verkocht. Vooral in Antwerpen en in Limburg hielden de middenstandsgroeperingen een geradi- | |
[pagina 302]
| |
caliseerd betoogGa naar eind71. In Antwerpen werkte de joodse bevolking grotendeels in de ambachtelijke sector. In het verlengde van die sector bestond er een belangrijke joodse groep marktkramers en leurders. Vele onder hen werden getroffen door restrictieve wetten (1935) waardoor ze als vreemdeling niet over een leurderskaart konden beschikken. Een aantal belandde erdoor in de illegaliteit, hetgeen natuurlijk voedsel gaf aan de agitatie tegen zeGa naar eind72. Op 6 september 1936 publiceerde Strijd een brief van een Antwerpenaar. Een gefingeerde of een echte lezersbrief? Het was niet de eerste keer dat het vnv-weekblad een krasse mening ventileerde in de vorm van een lezersbrief. Begin 1936 had de redactie aan een soortgelijke brief een verzachtende commentaar toegevoegd. Nu werd de mening van de briefschrijver bevestigd. De persoon in kwestie fulmineerde tegen Camille Huysmans die ongebreideld joodse immigranten in de stad toeliet en daardoor verantwoordelijk werd verklaard voor de ondergang van de middenstand. ‘We zitten met een smouzenplaag. Al wat in andere landen buitengewalst is komt hier in de open armen van Kamiel terecht [...]. Die vreemde luizen zuigen ons laatste beetje bloed af. [...] [Huysmans] laat de Antwerpse handelaars oppeuzelen door dat reukvol maar onsmakelijk ongedierte.’ In de commentaar van Joost Kappers (Staf Van Nuffel) luidde het dat de briefschrijver zich vergiste als hij meende dat alleen Antwerpen met die ‘plaag’ had af te rekenen. Ook in de andere steden, aan de kust en op alle markten deed ze zich voor. Niet alleen joden, ook andere vreemdelingen waren de schuldigen. ‘De geregelde gekende beroepsmarktkramers worden de baard afgedaan door “vreemde luizen” die hen overal op de hun eigen indringerige manier komen wegdrummen.’ Er was ook het politieke aspect: ‘Tussen deze duizenden vreemde gasten zit een meerderheid van communistische raddraaiers die hier hun internationale agitatie komen invoeren. In de laatste stakingen is het in Antwerpen gebleken. Tussen de meest rumoerige benden was het joodse en vreemde element zeer talrijk. Dat is verstaanbaar: de landen waar ze buitengezet werden hebben dat niet voor niets gedaan! Zij weten waarom ze die bacteriën van onrust, rode koorts en ontbindende communistische pest hebben geweerd!’ Dergelijke scherpe taal kwam na 1936 niet meer voor. 1936 was een hoogtepunt van antisemitisme in het vnv-weekblad. Toch blijven artikelen met dezelfde teneur verschijnen. Nog in 1939 schrijft Jan Timmermans over het ‘joodse probleem’ in AntwerpenGa naar eind73. Hij brengt net dezelfde argumenten aan, zij het in een sobere en schijnbaar gematigde taal. Belangrijk is wel dat hij geen onderscheid maakt tussen vreemde joden en Belgische joden. Alle joden vormden een probleem omdat ze hun nationaliteit slechts beschouwden als een etiket. De xenofobie die de Limburgse Vlaams-nationalistische pers al kenmerkte in de beginjaren van het vnv evolueerde naar een heftige antisemitische en anti-vreemdelingenhouding. Dat werd o.m. gestimuleerd door een aantal buitenlanders die binnen de Limburgse migrantengemeenschappen een dienstverlening uitbouwden voor hun landgenoten-mijnwerkers. Deze niet-Belgische caféhouders, marktkramers en winkeliers waren de autochtone middenstand een doorn in het oog. De Limburgse vnv-leiders profileerden zich op het terrein van de strijd tegen de joodse ‘sjacheraars’. Meestal ging het daarbij om joodse migranten en vluchtelingenGa naar eind74. De aanwezigheid van joodse leurders in Limburg was weliswaar zeer beperkt. Dat was blijkbaar geen bezwaar om toch de joden verantwoordelijk te verklaren voor de problemen van de autochtone middenstand. Op 2 april 1938 berichtte Hou-Zee over een propagandatocht van middenstanders die de bevolking opriep niet meer bij joden te kopen. De meetings en protesttochten werden georganiseerd door de ‘Christen Middenstandsbond van Limburg’ die een uitgesproken xenofoob en antisemitisch standpunt innam. Sprekers op de bijeenkomst | |
[pagina 303]
| |
waren o.m. Jef Deumens en Jef Hermans. Ook Theo Brouns sprak op bijeenkomsten van middenstanders over maatregelen tegen de jodenGa naar eind75. Hij pleitte voor een gezonde ‘verweerpolitiek’ tegen de ‘vreemde inwijking en de jodenzwendel’. Bijzonder in Limburg bereikte antisemitisme en vreemdelingenhaat een hoogtepunt toen na Kristallnacht de inwijking uit Duitsland toenam. Gerard Romsee interpelleerde erover in de KamerGa naar eind76. De Limburgse leider betreurde de manier waarop in Duitsland tegen de joden werd opgetreden. Hij vond dat België geen joodse vluchtelingen meer kon opnemen omdat de tolerantiedrempel al was overschreden en de arbeidsmarkt al meer dan verzadigd. Hij waarschuwde dat het ook in België tot ‘betreurenswaardige uitspattingen’ kon komen als de waarschuwing in de wind zou worden geslagen. De joden werden net zoals andere immigranten geviseerd omdat ze de arbeidsmarkt verstoorden en de oorzaak waren van de werkloosheid onder de inheemse bevolking. Romsee vermeed in het parlement ideologisch geladen taalgebruik. In de Limburgse partijpers drukte hij het radicaler uit: ‘Talrijke joodse uitwijkelingen zoeken een toevluchtsoord binnen onze grenzen zodat wij staan voor een dreigend gevaar van overrompeling, waartegen niet kordaat en niet spoedig genoeg kan opgetreden worden. Waar zou er soms voor de vreemdelingen plaats beschikbaar zijn op onze arbeidsmarkt? [...] In het middenstandsbedrijf is [...] tengevolge van de lakse vreemdelingenpolitiek der regering de vreemde indringing uitgegroeid tot een ware joodse overrompeling [...]. Wij kunnen niet dulden dat de joden - evenmin trouwens als andere vreemdelingen - hier zouden komen parasiteren ten koste van ons eigen volk.’Ga naar eind77 Ik heb mij hierboven met opzet beperkt tot de vnv-weekbladpersGa naar eind78 die door de vnv-leiding werd gecontroleerd en tot uitlatingen van leden van de hoogste vnv-leiding. De citaten tonen voldoende aan dat de vnv-leiding, xenofoob, antisemitisch en een enkele maal racistisch gedachtengoed niet alleen tolereerde maar ook propageerde. De Schelde/Volk en Staat was in alle opzichten radicaler dan de vnv-weekbladen. In die krant konden tot november 1937 nationaal-socialisten als Herman Van Puymbrouck en Ward Hermans tegen de zin van de vnv-leiding artikelen publiceren. Het antisemitisme was zonder meer racistisch van inslag. Zo wordt in een hoofdartikel ‘Vlaanderen en het jodenvraagstuk’, 25 september 1936, betoogd dat het Vlaamse volk in de eerste plaats behoed moest worden voor ‘rassenvermenging met Latijnen en joden’. ‘Wie buiten ons volk gaat, is verloren voor ons en werkt de vijand in de hand.’ Het artikel bracht voor de rest de klassieke zaken: joden zijn bedriegers, uitpersers, parasieten, geperverteerden enz... Op 30 juli 1937 verscheen een hoofdartikel onder de titel ‘De joodse kwestie in Vlaanderen’ van de hand van ‘Mr. J.H.’ (Jan Timmermans). Tegen de joden moesten dringend maatregelen worden genomen anders zou het tot gewelduitbarstingen komen. Doordat ze niet vlug over de grens gezet konden worden, moesten ze alvast ‘staatsrechtelijk’ worden afgebakend. Dar impliceerde volgens de auteur een soort apartheidssysteem: afzonderlijke ‘nederzettingen’, afzonderlijke scholen, afzonderlijke rechtbanken enz. Dezelfde auteur beweerde later dat naturalisatie uit den boze was aangezien joden altijd joden blijven ongeacht hun nationaliteit. ‘In de grond blijft [de jood] een kind van zijn eigen volk, behoudt een eigen karakter, eigen levenswijze, eigen behoeften en eigen gedragsnormen.’Ga naar eind79 Ward Hermans verkondigde een soortgelijke theorie in een commentaar op een sterk religieus-antisemitische rede van de Poolse prelaat Trzeciak. Volgens Hermans was het al of niet belijden van het joodse geloof niet essentieel. ‘De geestelijke erfenis van de talmoed van de Schulcham Aruch is de jood [...] als zodanig een in het bloed overgeërfd bezit dat [...] even diep en sterk in zijn politieke en sociale gedragingen overgedragen wordt.’Ga naar eind80 De krant ging voor haar theorieën over het jodendom geregeld te rade bij nationaal-socialistische leermeesters. Zo wordt in een hoofdartikel bericht over een wetenschappelijk congres in München, waar ‘beroemde universiteitsprofessoren’ hadden gewezen op het gevaar van bloedvermenging met joods bloed | |
[pagina 304]
| |
dat zeer vele ‘ongezonde elementen in zich vergaart’. Andere geleerden toonden aan dat de joodse geest steeds gericht was op persoonlijk succes en macht. ‘Hun schijnbaar wetenschappelijke werken zijn steeds bedekt tendentieus en behelzen systematisch propaganda ten gunste van joodse belangen.’Ga naar eind81 De krant verdedigde ook onverkort de antisemitische politiek van het Duitse nationaal-socialistische regime. Hieronder zal blijken dat de vnv-leiding in een open conflict kwam met de hoofdredacteur van Volk en Staat, o.m. wegens de berichtgeving over het nationaal-socialistische Duitsland. Steen des aanstoots was in de eerste plaats de kritiekloze houding tegenover de strijd tussen Kerk en Staat in dat land. Het door dik en dun goedpraten van de antisemitische politiek bleek geen struikelsteen te zijn. Er is wel een vermindering van antisemitische artikelen nadat de vnv-leiding in november 1937 de redactionele controle verwierf. Antisemitische artikelen bleven evenwel sporadisch verschijnen, zij het dan dat de intensiteit en het racistische karakter ervan sterk afnamenGa naar eind82. Alleen Hendrik Borginon kwam in het geweer tegen de antisemitische ontsporingen van de krant. Dat gebeurde naar aanleiding van een uitval tegen de Nederlands-joodse journalist Marcus van Blankenstein. Van Blankenstein had een boek uitgegeven over de Belgische politieke toestandGa naar eind83. Volk en Staat schreef dat Van Blankenstein door de Nieuwe Rotterdamse Courant aan de deur was gezet omdat zijn artikelen ‘begonnen te lijken op bestellingsstukken uit Moskou’ en dat hij zich nu ‘met echt joods aanpassingsvermogen’ op Vlaanderen had geworpen. Uit zijn boek bleek dat hij nauwe contacten onderhield met sommige Vlaams-nationalisten. ‘Gevaarlijk, zeer gevaarlijk’, besloot de krantGa naar eind84. Hendrik Borginon, voor wie de waarschuwing gold, reageerde onmiddellijk. Hij verontschuldigde zich bij Van Blankenstein. ‘Voor dergelijke manifestaties van politieke verwildering en onfatsoen’, schreef hij, ‘zijn Vlaanderen noch het Vlaams-nationalisme rijp.’ Borginon stuurde Herman Van Puymbrouck een doorslag van de brief die hij ‘beschaamd’ naar van Blankenstein had geschreven ‘na de gemene agressie van Volk en Staat’ tegen hem. En hij voegde de hoofdredacteur toeGa naar eind85: ‘[...] Ook wanneer die antijodenhetze niet zulke platte imitatie was, zou de redactie die ons systematisch compromitteert en in onmogelijke verhoudingen plaatst, beter over de joden zwijgen.’ Borginon bezorgde een afschrift van zijn brief aan Staf De Clercq. De vnv-leider reageerde bijzonder kregelig en weigerde op de kern van de zaak in te gaan. Hij keurde de reactie van Borginon af op louter formele gronden. Hij meende dat het ‘onverenigbaarbaar was met de tucht van [de] kamporganisatie’ dat een vnv-lid op een dergelijke manier schreef aan een lid van de Staf. Hij meende bovendien dat het niet paste ‘een vreemdeling, die zeker geen vriend is van het vnv, wapens in de hand te spelen, waarop het vnv, wanneer ze mochten worden gebruikt, beslist en op de meest scherpe wijze zal reageren’. Hij besloot dat Borginon het vnv een onherstelbare ondienst had bewezen. Hij zou de zaak aan de Staf voorleggen en bespreken welke maatregelen getroffen moesten wordenGa naar eind86. Aan Herman Van Puymbrouck schreef de vnv-leider dezelfde dag dat hij de toon van het artikel over Van Blankenstein niet opportuun vond en dat het er alle schijn van had dat het werd geplaatst om de nsb in Nederland te plezierenGa naar eind87. Noch Van Puymbrouck noch Borginon wilde het daarbij laten. Van Puymbrouck schreef een brief aan Borginon waarin hij hem beschuldigde onder invloed te staan van zijn joodse cliënten. Bij Staf De Clercq dreigde Van Puymbrouck ermee dat als de brief van Borginon aan Van Blankenstein zou worden gepubliceerd, hij zijn brief aan Borginon in Volk en Staat zou plaatsenGa naar eind88. Staf De Clercq had alle moeite om een openbaar conflict te vermijden. Uit de hele correspondentie blijkt dat de grond van het conflict hem niet interesseerde. Hij beschouwde het als een bijkomend probleem in zijn strijd voor de redactionele controle over de krant. Op de inhoudelijke argumenten van Borginon ging hij niet in. | |
[pagina 305]
| |
‘Het vnv’, schreef Borginon, ‘heeft zich totnogtoe nooit in antisemitische richting uitgesproken. Volk en Staat gaat er maar op los, en dan niet zozeer door het publiceren van uiteenzettingen over het joodse vraagstuk - dat inderdaad zou dienen te worden onder ogen gezien - maar onder de vorm van onhebbelijke belediging van bepaalde joden.’Ga naar eind89 De virulent antisemitische artikelen in Strijd, midden 1936, waren Borginon blijkbaar ontgaan. Men merke ook op dat er voor de Brusselse advocaat wel degelijk een ‘joods probleem’ bestondGa naar eind90. Hij zou al snel moeten ervaren dat het antisemitisme niet alleen in Volk en Staat welig tierde. Toen hij in 1938 tijdens de campagne voor de gemeenteraadsverkiezingen in Antwerpen optrad, moest hij tot zijn groot ongenoegen spreken onder een spandoek ‘weg met de joden’. Borginon protesteerde maar sprak nietteminGa naar eind91. Toen hij bij de verkiezingscampagne van 1939 opnieuw werd gevraagd, eiste hij vooraf garanties dat dergelijke ‘minderwaardige praktijken’ niet meer zouden voorvallen. Aan de Antwerpse leider Jan Timmermans schreef hijGa naar eind92: ‘Het [jodenprobleem] bestaat en we moeten het niet uit de weg gaan. Maar dan moet een weloverwogen politiek worden vastgelegd en niet zonder meer op minderwaardige driften van de massa gespeculeerd. Ik zal geen tweede keer het woord voeren onder een spandoek met ‘weg met de joden’ erop. Laten we dergelijke demagogische prakrijken aan onze tegenstrevers over.’ Jan Timmermans had toen nog maar net in Strijd een artikel geschreven waarin alle klassieke antisemitische vooroordelen op een rijtje stonden, onder het mom van zg. objectieve vaststellingenGa naar eind93. Overigens kreeg dezelfde Timmermans bij de gemeenteraadsverkiezingen van 1938 steun van de Antwerpse antijoodse organisatie ‘Volksverwering’Ga naar eind94. De verkiezingen van april 1939 brachten Ward Hermans in de Kamer. Hij kon voortaan dit forum gebruiken om zijn antisemitisme te ventileren. Zijn betogen getuigden van een nauwelijks verholen racisme. Tijdens het kamerdebat over de begroting van justitie reageerde hij bijv. tegen de naturalisering van joden en tegen het feit dat joden hun naam mochten laten veranderen. Vanzelfsprekend protesteerde hij ertegen dat joden naar België konden immigreren. Hij kreeg daarbij de steun van Gerard RomseeGa naar eind95. Men kan besluiten dat antisemitisme in het vnv wel degelijk gemeengoed was. De leden kregen geregeld antisemitisch leesvoer. De leiding verzette zich niet tegen krasse antisemitische uitlatingen. De vnv-leider zelf verkondigde op de Landdag van 1939 een antisemitische stelling. Een kritisch man als Hendrik Borginon liet wel protest horen, maar was bereid veel water in de wijn te doen. De gematigde vnv-vleugel nam blijkbaar geen aanstoot aan het virulente antisemitisme waartegen hij protesteerde. Antisemieten als Ward Hermans konden in het hele land hun ideeën zonder problemen op vnv-vergaderingen propagerenGa naar eind96. Dat de vnv-leiding Hermans' theorieën ter zake niet onoverkomelijk vond, mag ook blijken uit het feit dat toen ze censuur uitoefende op een derde uitgave van Hermans' Boek der stoute waarheden, er op geen enkel punt werd geraakt aan het antisemitische karakter ervanGa naar eind97. Het vnv stond beslist niet alleen met zijn antisemitische oprispingen. Het antisemitisme was in de tweede helft van de jaren dertig beslist geen marginaal verschijnsel meer. Tijdens de campagne voor de gemeenteraadsverkiezingen in Antwerpen in 1938, bleek het antisemitisme wijd verspreid. De joodse aanwezigheid was een centraal thema van de verkiezingsstrijd. De nauwe banden van de joodse gemeenschap met de socialistische burgermeester Camille Huysmans waren voor velen een steen des aanstoots. Niet alleen het vnv en Rex, ook de Katholieke Partij leende zich tot antisemitisch opbod. Een zelfde opmerking geldt voor de xenofobe houding van het vnv. Ook hier lieten Rex en de Katholieke Partij zich niet onbetuigd. Vooral de houding van de Katholieke Partij is belangrijk. Ze gaf het vnv de gelegenheid zijn retoriek ter zake te verscherpen. De partij kon | |
[pagina 306]
| |
trachten met radicalere standpunten, aanhang van de Katholieke Partij naar zich toe te trekken. De betrokkenheid van de Limburgse vnv'ers bij de antivreemdelingenacties van de katholieke middenstanders is op dit punt illustratief. |
|