volkte Limburg. In 1939, ongetwijfeld onder de invloed van de verkiezingsoverwinning in Antwerpen, kwam daarin verandering. Antwerpen klom nu op gelijke hoogte met de sterke provincies. Aan de vooravond van de bezetting telden ze elk ca. 4.000 vnv'ers. In Limburg waren er ca. 2.000 leden. In verhouding met de bevolking bleef Antwerpen veruit de zwakste provincie voor het vnv, terwijl West-Vlaanderen veruit de sterkste was.
Er bestonden grote verschillen onder de arrondissementen. Ook in de verhoudingen van het soort leden waren er zeer grote verschillen. Hetzelfde gold voor de verhouding tussen het electoraat en het ledental. Het wijst erop dat sommige arrondissementele organisaties ten dele hun eigenheid behielden. Dat was het geval voor Limburg en Turnhout. Nergens was de verhouding tussen het aantal vnv-leden en het aantal kiezers zo klein. Dat het vnv in die streken een electorale massapartij was, speelde daarbij een rol. Ondanks dat verliep na de verkiezingen van 1936 de integratie van de beide kvv's in het vnv zonder noemenswaardige problemen.
In het arrondissement Antwerpen hadden de perikelen rondom de verkiezingen van 1936 diepe wonden geslagen. De Frontpartij bloedde dood. Toen ze bij de gemeenteraadsverkiezingen in 1938 apart opkwam, bleek dat ze nog nauwelijks aanhang had en totaal werd overvleugeld door het vnv. Toen ze bij de verkiezingen van 1939 haar volgelingen opriep te stemmen voor Florimond Grammens op de Vlaams Nationaal Blok-lijst, was dat hoofdzakelijk een teken van onmacht.
Van de parallelorganisaties van het vnv kon alleen vns gelijke tred houden met de ontwikkeling van de partij.
De verkiezingen van 1936 brachten de leider en twee secretarissen van het vns in het parlement. Ook in de provinciale besturen hadden verscheidene vns-secretarissen zitting. De politieke mandaten konden worden aangewend om de organisatie te doen groeien. Tegelijk werd het vns sterker aan de partij gebonden. De vnv-leiding bepaalde het beleid, van enige autonomie was geen sprake. Toen de vnv-leiding besliste dat het vns niet langer een eigen blad mocht uitgeven, legde de vns-leiding zich daar morrend bij neer. De afhankelijkheid bleek zeer duidelijk bij de oprichting van Arbeidsorde in november 1936, wegens het akkoord Rex-vnv. Lokale vns-functionarissen zagen zich verplicht samen te werken met rexisten, hetgeen de meesten met weerzin deden. De vns-leiding moest accepteren dat haar organisatie werd ingeschakeld bij Arbeidsorde, onder leiding van Victor Leemans. Leemans moest op zijn beurt al snel ervaren dat hij niets kon ondernemen zonder de goedkeuring van de vnv-leiding. Toen hij na de opzegging van het akkoord Rex-vnv een opening zocht naar het acv, werd hem dat onmogelijk gemaakt doordat het vnv het vns verbood eraan mee te doen. Leemans had geen keuze. Zonder de steun van het vns had hij immers niets achter zich. Het vns was in Arbeidsorde de enige operationele structuur. De organisatie telde vóór de bezetting ca. 30.000 leden, grotendeels vnv'ers.
De belangrijkste activiteit van het vns bestond in het werven van leden, wat gelijkstond met de uitbreiding van de vnv-invloed. De vakbondsactie werd hoofdzakelijk beschouwd als ondersteunende activiteit voor de politieke actie in de partij. Het verhinderde niet dat de vnv-propaganda fel van leer trok tegen de grote vakbonden die totaal gepolitiseerd werden genoemd.
avnj-leider Hilaire Gravez slaagde er niet in de vnv-jeugdbeweging een elan te geven. Zijn politieke houding in de ogen van de vnv-leiding liet bovendien te wensen over. Gravez kon slecht verteren dat hem de militantenorganisatie werd onttrokken. Hij probeerde een eigen koers te varen met zijn organisatie. Hij onderhield contacten met Grootnederlandse groepen buiten het vnv en vertoonde een al te opzichtige bewondering voor het nationaal-socialistische Duitsland. Om al die redenen besloot de vnv-leiding zijn macht in te krimpen. Eerst werden er aparte vnv-studentenorganisaties opgericht. Vervolgens werd onder