Greep naar de macht
(1994)–Bruno De Wever– Auteursrechtelijk beschermdVlaams-nationalisme en Nieuwe Orde. Het VNV 1933-1945
7.6 De nevenorganisaties7.6.1 Het Vlaams Nationaal Syndicaat en ArbeidsordeDe verkiezingen van 1936 brachten duidelijk de afhankelijke relatie van het vns ten aanzien van het vnv aan het licht. Op de vnv-lijsten stonden talrijke vns-functionarissen. Vele onder hen werden verkozen. In de Kamer werden vns-leider Karel Lambrechts en de secretarissen Jef Deumens en Jef Devroe verkozen. In de Oostvlaamse provincieraad werd algemeen secretaris Marcel De Ridder verkozen. Hij werd ook lid van de Bestendige Deputatie na het bestuursakkoord tussen Vlaams-nationalisten en katholieken. In de Westvlaamse provincieraad werden twee vns-secretarissen verkozen: Achiel Soenens en August Cauwelier. In de Limburgse provincieraad had vns-secretaris Jef Hermans zitting. | |
[pagina 278]
| |
De Vlaams Nationaal Blok-formule bood tijdens de verkiezingsstrijd de gelegenheid de samenwerking tussen het vnv en het vns voor te stellen als een samenwerking tussen twee onafhankelijke organisaties. Al vlug was er van dat onderscheid geen sprake meer. De meeste verkozen vns'ers oefenden hun mandaat uit als vnv'ers. Het feit dat vns-leider Karel Lambrechts kort na de verkiezingen van 1936 een kaderfunctie in het vnv aanvaardde, onderstreept de feitelijke symbiose. Dat wil echter niet zeggen dat de symbiose tussen vnv en vns rimpelloos verliep. Sommige lokale vns'ers zagen in de Vlaams Nationaal Blok-formule een goede gelegenheid om onafhankelijk van het vnv een politieke werking te starten. Zo kwamen er in het arrondissement Mechelen moeilijkheden met vns-secretaris Edmond De Ridder. In Willebroek stichtte hij een ‘Vlaams Blok’-afdeling. In een dispuut dat rees toen vnv-arrondissementsleider Ward Hermans hiertegen reageerde, zou De Ridder gerepliceerd hebben dat er in het parlement veel meer leden van het Vlaams Nationaal Blok zaten dan vnv'ers en dat de oprichting van Vlaams Blok-kernen dan ook gerechtvaardigd wasGa naar eind68. Doordat het vns een aparte organisatie vormde met specifieke doeleinden waren conflicten tussen vns- en vnv-functionarissen nooit helemaal uitgesloten. Zolang de conflicten zich niet konden identificeren met politieke tegenstellingen bleven dit soort problemen geïsoleerd. Na de zomer van 1936 lijken ze veel minder frequent voor te komen, al verdwenen ze niet helemaal. Een typisch en betekenisvol incident had betrekking op de ziekenfondsvoorzitter in Waregem. De Vlaams-nationalistische ziekenfondsen waren evenmin als het vroegere Vlaams Nationaal Vakverbond onberoerd gebleven bij de politieke ontwikkelingen in het Vlaams-nationalisme. Net zoals het vakverbond waren de meeste fondsen gaan aanleunen bij het vnv en dat deed ook de overkoepelende Landsbond. Jan De Neve, de voorzitter van de ‘Landsbond der Vlaams Nationale Mutualiteiten’ was in 1936 op de Vlaams Nationaal Bloklijst te Aalst verkozen als senator. Luc Matthys, de leider van de Sociale Centrale van het vnv, was de voorzitter van het dagelijks bestuur van de Landsbond. Noël Vanhoutte, ziekenfondsvoorzitter in Waregem, leefde in onmin met de vnv'ers uit zijn streek. Dat kwam doordat hij niet vnv-gezind zou zijn geweest. Begin 1938 deed arrondissementsleider Frans Strubbe daarover zijn beklag bij gouwleider Jeroom Leuridan die zich op zijn beurt tot Staf De Clercq wendde. Volgens Leuridan kreeg Vanhoutte steun van Jef Devroe omdat hij zijn werk uitstekend deed. Devroe was al voor de verkiezingen van 1936 een voorstander van een onafhankelijk vns. Het is dus niet zo verwonderlijk hem partij te zien kiezen voor een competent ziekenfondsvoorzitter. Jeroom Leuridan zag in het feit dat de man in kwestie inderdaad bekwaam was, een reden te meer om in te grijpen: ‘daarin juist ligt het groeiend gevaar: stijgende invloed; lastiger opruiming in de toekomst’. De houding van Leuridan illustreert treffend de manier waarop het vnv de zg. onafhankelijke sociale organisaties in zijn kielzog taxeerde: ze stonden in functie van het vnv en hun optreden mocht alleen het belang van het vnv dienen. Het vns ondervond dit naar aanleiding van de oprichting van Arbeidsorde, na het sluiten van het akkoord vnv-Rex. Het akkoord vnv-Rex bevatte de bepaling dat Rex zou streven naar de aansluiting van zijn ziekenfondsen en vakverenigingen bij ‘Ik Dien’Ga naar eind69. Het was een merkwaardige bepaling. ‘Ik Dien’ was in feite de werklozenkas van het vns. Men mag aannemen dat de bepaling eigenlijk betekende dat Rex zou ijveren voor de aansluiting van haar leden bij het vns en bij de Vlaams-nationalistische ziekenfondsen. Wellicht was de vermelding van ‘Ik Dien’ in de overeenkomst een handigheidje van de vnv-onderhandelaars die hoopten dat de neutrale naam de rexisten gemakkelijker zou doen toehappen. Niets wijst erop dat de vnv-leiding de vns-leiding consulteerde i.v.m. het akkoord vnv- | |
[pagina 279]
| |
Rex. Tegen een eenvoudige toetreding van rexisten tot het vns zal de leiding wel geen bezwaar hebben gemaakt. Het valt wel te betwijfelen of dat zo bleef toen de concrete plannen bekend werden. In de onderhandelingen die plaatsgrepen na de ondertekening van het akkoord werd beslist dat vnv en Rex een gemeenschappelijke ‘sociale organisatie’ zouden vormen: Arbeidsorde. Alweer wijst niets erop dat de vns-leiding werd geconsulteerd. Men mag aannemen dat waar de commotie bij het vnv groot was naar aanleiding van de samenwerking met Rex, dit niet minder het geval was in vns-kringen. Daar nam de samenwerking immers een wel zeer concrete vorm aan. Op 28 november 1936 werd de ‘Vlaamse Arbeidsorde’ officieel gesticht. In Brussel had een stichtingsvergadering plaats waar Victor Leemans, de leider van de organisatie, het woord voerde. Hij stelde er de Algemene Raad van Arbeidsorde voor: daarin hadden zitting voor het vns: Karel Lambrechts, Luc Matthys en August De Wilde. Deze laatste was vns-secretaris in Gent, waar hij ook politiek actief was in de entourage van Hendrik Elias. Van de zijde van Rex waren de vertegenwoordigers: Paul De Mont, Robert Gits en Eugène Mertens de Wilmars. De leiding van Arbeidsorde bestond dus uit vnv'ers (vns'ers) en Vlaamse rexisten. De organisatie werd aanvankelijk de Vlaamse Arbeidsorde genoemd om een onderscheid te maken met een nog op te richten organisatie in Wallonië. Toen de rexisten zich later terugtrokken werd het gewoon Arbeidsorde. Over de contacten en onderhandelingen die aan de stichting van Arbeidsorde voorafgingen, is weinig bekend. Door wie en wanneer werd bijv. Victor Leemans aangezocht als leider? Het beschikbaar archief van Victor Leemans leert hierover niets. Het archief bevat trouwens geen enkel stuk waaruit blijkt dat Leemans voor de oorlog een actieve rol speelde in het vnvGa naar eind70. Hendrik Elias getuigde na de oorlog dat hij Leemans al in de beginperiode van het vnv trachtte over te halen mee te werken om het vnv in het Waasland - Leemans woonde in Stekene - op gang te trekken. Leemans kon daartoe niet bewogen worden omdat hij het vnv te onvoldragen vond en het niet beantwoordde aan zijn opvattingen. Toen het vnv na de verkiezingen van mei 1936 eindelijk doorbrak in het Waasland en er voor het eerst een volksvertegenwoordiger werd verkozen, die bovendien als een volgeling van Leemans beschouwd kon worden, was het tij gekeerd. Toen de vnv-leiding hem de leiding van Arbeidsorde aanbood hapte hij meteen toe, aldus EliasGa naar eind71. Victor Leemans had zich een reputatie opgebouwd als hoofdredacteur van Jong Dietschland. In het vnv en bij vele vlaamsgezinde katholieken genoot hij aanzien als kenner van sociale en economische systemen. Leemans had zijn kennis verworven aan Duitse universiteiten. In Duitsland beschikte hij over een uitgebreid netwerk van contacten, ook met functionarissen van het nieuwe regimeGa naar eind72. Hij was een aanhanger van het Duitse en Oostenrijkse corporatisme waarover hij talloze artikelen schreef en lezingen gaf. Ook inzake het nationaal-socialisme en het fascisme ging hij door als een specialist. Het baart geen verwondering hem aan te treffen in de kring rondom Odiel Spruytte met wie hij nauwe contacten onderhield en die hem zeer beïnvloedde. Samen met Spruytte oriënteerde hij zich op de ‘universalistische’ leer van Othmar SpannGa naar eind73. In de lezing die Leemans in de Brusselse ‘Brasserie Flamande’ hield ter gelegenheid van de stichting van Arbeidsorde schetste hij zijn ideeën over arbeid, economie en maatschappijGa naar eind74. Het is een idealistisch-utopische visie die een corporatistische ordening van de maatschappij voorstond. In een bijzonder wollige taal had hij het over de ‘corporatieve zelforganisatie van de maatschappij’. Het is onmogelijk uit zijn tekst te begrijpen wat hij er precies mee bedoelde. In ieder geval wees hij staatsinterventie in de economie af en vanzelfsprekend moesten ook de vakbonden eraan geloven. Het voluntarisme was het sluitstuk van zijn | |
[pagina 280]
| |
theorie. Voor de arbeiders zou de Vlaamse Arbeidsorde het socialisme verwezenlijken, ‘niet door de socialisering van de productiemiddelen maar door de socialisering van het hart en de geest [...]’. Volgens Leemans was er maar ruimte voor een harmonieuze samenleving, vanzelfsprekend een katholieke samenleving, daarover kon geen twijfel bestaan. De sociale orde kon maar gedijen in een nieuwe politieke orde die komafmaakte met de ‘materialistische partijenstaat’. In wezen verschilden Leemans' opvattingen niet zo heel veel van wat het vns tot dan toe had verkondigd. Doctrinair betekende de oprichting van Arbeidsorde allerminst een breuk. Organisatorisch zou er trouwens niet veel veranderen. Leemans zei in zijn maiden-speech dat Arbeidsorde vooral studiewerk zou leveren. Het was niet de bedoeling afdelingen van Arbeidsorde op te richten. In de praktijk betekende het dat op het terrein de vns-organisatie gewoon voortwerkte. In theorie zou het vns als arbeiders- en bediendenvereniging een aparte corporatie vormen in Arbeidsorde, waar ook nog in corporaties zou worden voorzien voor werkgevers, ambtenaren, landbouwers, onderwijzend personeel en mensen uit de medische sector. De aankondiging van de oprichting van enkele van die corporaties verscheen in Volk en Staat, maar van een effectieve werking was er nooit sprakeGa naar eind75. Arbeidsorde heeft nooit een ledenwerking gehad buiten het vnsGa naar eind76. Arbeidsorde had buiten Victor Leemans zelf geen bezoldigde medewerkers die door het vns werden betaald. Arbeidsorde bracht ook niet de minste verandering in de afhankelijkheidsrelatie van het vns ten opzichte van het vnv. Het enige effectieve gevolg van de oprichting van Arbeidsorde was het organiseren van enkele congressen en de oprichting van het maandblad Arbeidsorde dat vanaf 1938 verscheen. Daarin kon Victor Leemans zijn theorieën kwijt. Voordien verschenen van hem geregeld artikelen in de vnv-pers. Met een beetje slechte wil zou men kunnen stellen dat Arbeidsorde in feite een papieren organisatie was die Victor Leemans op een elegante manier bij de vnv-werking betrok. De stichting van Arbeidsorde had wel enige consequenties voor het politieke terrein. Het bemoeilijkte ten zeerste de toenadering tussen het vnv en de kvv. Het akkoord kvv-vnv werd weliswaar tien dagen na de oprichting van Arbeidsorde getekend, maar het is duidelijk dat de stichting van Arbeidsorde het verzet van het acv en het acw fel heeft aangewakkerd. Het acw voerde de week na de oprichting van Arbeidsorde een campagne tegen het totalitarisme, waarmee het communisme én het fascisme werd bedoeld. Arbeidsorde werd daarin niet gespaard. In de christen-democratische pers werd sterk de nadruk gelegd op het feit dat het vnv en Arbeidsorde de vakbondsvrijheid wilden fnuiken. De inbreng van Rex in Arbeidsorde bleef een dode letter aangezien Rex nauwelijks over een sociale organisatie beschikte. Dat bleek uit een onderzoek bij het vns. Eind maart 1937 hield Karel Lambrechts een enquête in zijn organisatie. Hij peilde naar de kwaliteit van de rexistische bonden en naar de weerslag van een samenwerking op het vns. Twaalf rapporten van regionale vns-leiders kwamen binnen. Geen enkel antwoord was positief over het plaatselijk vakverbond van Rex. In twee streken was er geen organisatie actief, in de andere was de organisatie maar zwak uitgebouwd. De leden van de bonden worden meestal beschouwd als mensen die zich verplicht voelden zich te organiseren omdat hun werkgever een rexist was. De meesten hadden geen overtuiging of het waren ‘slippedragers van de patroons’. Geen enkele respondent was van mening dat een samenwerking met de Rex-bonden enig voordeel kon opleveren. Integendeel, sommigen meenden dat dan elke vns-werking onmogelijk zou worden. Enkelen maakten van de gelegenheid gebruik om te signaleren dat het akkoord-Rex-vnv al leden had gekost. De enquête-uitslagen waren totaal afwijzend tegenover een samenwerking met de Rex-bonden. Ze bracht bovendien aan het licht dat sommi- | |
[pagina 281]
| |
gen de samenwerking vnv-Rex reeds rampzalig vonden. De respondent uit Zottegem schreef dat het vns af te rekenen had met een campagne van de socialistische bonden die het vns beschuldigden samen te werken met Rex. Vooral in de industriecentra Ronse, Geraardsbergen en Zottegem had zoiets gevolgen. De vns-enquête zal voor de vnv-leiding wel een reden te meer geweest zijn om haar beleid t.a.v. Rex bij te sturen. Toen het akkoord na de nederlaag van Léon Degrelle bij de tussentijdse verkiezingen op 11 april 1937, bovendien politiek erg oninteressant werd en er ook in het vnv zelf steeds meer verzet rees, trok de vnv-leiding haar conclusies en schorste het akkoord om het later, september 1937, op te zeggenGa naar eind77. Met de opzegging van het akkoord hield ook de (theoretische) medewerking van Rex aan Arbeidsorde op. Op het eerste congres van Arbeidsorde treffen we alleen nog Vlaams-nationalistische sprekers aan. Het eerste congres werd op 7 november 1937 in Antwerpen gehouden. Het was een groots opgezette manifestatie. In de ochtend hadden acht verschillende sectievergaderingen plaats in zoveel diverse zalen in de stad. De sociale en economische problematiek in zowat het hele maatschappelijk spectrum kwam aan bod. 's Middags kwam een algemene vergadering samen met als belangrijkste sprekers Robert Van GenechtenGa naar eind78 over ‘De zelfmoord van het kapitalisme’ en Victor Leemans over ‘De ontworpen bedrijfsorganisatie en de sociale ordening’Ga naar eind79. Naast vnv'ers (Karel Lambrechts, Luc Matthys, Jef Deumens e.a.) treft men bij de andere sprekers, voorzitters en secretarissen van de secties, mensen aan uit dat moeilijk af te bakenen gebied tussen Vlaams-nationalisme en politiek katholicisme: Ferdinand BrievenGa naar eind80, Maurits LangohrGa naar eind81, Piet MeuwissenGa naar eind82, Jos CustersGa naar eind83, Paul Beeckman en Tony Herbert. Het congres kan zeker gezien worden als een poging om de Vlaamse Concentratie nieuw leven in te blazen. In vergelijking met het congres van de Vlaamse Concentratie een anderhalfjaar eerder, konden nu maar tweederangsfiguren ten tonele worden gevoerd. Victor Leemans was enkele maanden eerder al betrokken bij een poging om een zogenaamde apolitieke concentratie van sociale organisaties tot stand te brengen. Concreet ging het over contacten tussen hem en Antoon Wolfs, secretaris van de Centrale van Openbare Diensten van het acv. Wolfs had al in het midden van de jaren twintig zijn sympathie voor het Vlaams-nationalisme laren blijkenGa naar eind84. Nu stelde hij een plan op voor een versmelting van de ‘christelijke syndicale organisatie’ dat hij bezorgde aan Victor Leemans. Leemans vond het een basis voor een principe-akkoordGa naar eind85. De vnv-leiding besliste er anders over. De manier waarop deze beslissing werd geformuleerd, geeft een goed beeld van de onderlinge verhoudingen. De vnv-leiding liet eerst weten voorstander te zijn van een gedepolitiseerde sociale organisatie. Het vnv ‘steunde’ het vns maar voorlopig, tot wanneer een apolitieke vakbond ontstond. De leiding had kennis genomen van de onderhandelingen tussen de leider van Arbeidsorde en een lid van het hoofdbestuur van het acv. Als het acv echte waarborgen bood - wat nu niet het geval was - voor een duurzame depolitisering, dan zou de vnv-leiding ‘met welwillendheid het vraagstuk van de eenheidsorganisatie [...] bespreken en hiertoe haar gezag in de schaal [...] werpen tegenover vns’. Voorlopig bestond er geen enkele aanleiding ‘om de leiding van het vns te betrekken in de besprekingen’. De vnv-leiding besliste dus wat de vns-leiding te doen en te laten had. Omdat een concentratie niet paste in het politieke kraam van de vnv-leiding, of althans van een deel van de vnv-leiding - Gerard Romsee was bijvoorbeeld betrokken bij de besprekingen met Wolfs - mocht vns niet deelnemen aan de besprekingen. Het is wel frappant dat in hetzelfde stuk de vnv-leiding zich voorstander noemt van gedepolitiseerde vakbonden! Door deze beslissing floot de vnv-leiding Victor Leemans terug, want zonder de steun van vns had hij helemaal niets achter zich. De werkelijke omvang van het vns is niet gemakkelijk te achterhalen. Zoals de vnv-pro- | |
[pagina 282]
| |
paganda sprak de vns-berichtgeving voortdurend over expansie. De werfacties volgden elkaar op. Net zoals in de partij kregen de afdelingen concrete opdrachten, afhankelijk van hun grootte en potentiële werfcapaciteit. vns-leiders kregen de opdracht leden te werven door huis-aan-huisbezoeken. In november 1937 gaf de vns-leiding De Catechismus van de huisbezoeker uit, een vademecum om efficiënt leden te werven. In het vns-weekblad Sinjaal en in de vns-rubrieken van de vnv-bladen verschenen geregeld zegeberichten over de bereikte resultaten. Zelden werd gerept over het totale ledental. Volgens Marcel De Ridder in Sinjaal van 11 september 1938 telde vns toen 25.000 leden. Dat lijkt een realistisch getal. Het acv schatte het aantal vns'ers in maart 1939 op 26.622Ga naar eind86. De Schelde schreef op 15 september 1939 dat vns toen 30.047 leden telde. Dat aantal wordt overgenomen in een document dat tijdens de oorlog door Arbeidsorde aan de bezetter wordt overhandigd. Daarin wordt opgegeven dat het vns eind april 1940 30.047 leden teldeGa naar eind87. Meteen wordt duidelijk dat één van de twee opgaven onjuist is. Het is immers niet zeer waarschijnlijk dat het vns in september 1939 en april 1940 precies evenveel leden had. Men mag niettemin aannemen dat het vns net voor de bezetting een 30.000-tal leden teldeGa naar eind88. Men constateert dat het vnv toen ongeveer evenveel leden had. Het genoemde oorlogsdocument geeft ook een opgave van de ledentallen van de diverse ‘centrales’ van het vns. Eigenlijk gaat het om een opgave van de verzekerden tegen werkloosheid, opgedeeld volgens sector, aangezien er in het vns geen centrales bestonden. De aanwezigheid van vns in de meeste sectoren is marginaal te noemen. Alleen in de landbouw, de mijnbouw en de hout-, bouw- en meubelsector had vns meer dan 10% van het totaal aantal Vlaamse vakbondsleden. Het meest in het oog springt het grote aandeel (meer dan 40%) werknemers in de hout-, bouw- en meubelsector in het totale vns-ledental. Een verklaring hiervoor ligt niet voor de hand. De werklozenkas ‘Ik Dien’ noteerde eind 1937 een saldo van 9.325.397,61 frank. Ze behoorde daarmee tot de middelgrote werkloosheidskassen van België. Ter vergelijking: de Centrale der Liberale Vakbonden had toen iets meer dan 16 miljoen frank in kas, de grootste kas meer dan 75 miljoenGa naar eind89. Op 25 augustus 1938 telde het vns 21 hoofdkantoren en acht gewestelijke kantoren. Oost-Vlaanderen bleef met negen hoofdkantoren en drie gewestelijke kantoren het kerngebied van het vns. Ook in West-Vlaanderen was er een relatief dichte organisatie: vijfhoofden twee gewestelijke kantoren; volgden nog Antwerpen met zes kantoren (3-3), Brabant met drie (3-0) en Limburg met één kantoorGa naar eind90. De leiding van het vns bleef grotendeels ongewijzigd. De algemene leiding bestond uit ‘Hoofdvoorzitter’ - de democratische terminologie bleef gehandhaafd - Karel Lambrechts, ondervoorzitter Jef Devroe, hoofdsecretaris Marcel De Ridder en Luc Matthys. Victor Leemans maakte er ook deel van uit. Zo had men de merkwaardige situatie dat de leider van Arbeidsorde tegelijk lid was van de leiding van een in principe ondergeschikte organisatie. De vnv'ers/vns'ers in het parlement ontwikkelden een bijzondere aandacht voor sociaal-economische aangelegenheden, in het bijzonder voor de sociale wetgeving. Karel Lambrechts diende diverse wetsvoorstellen in. Op 17 november 1936 diende hij een voorstel in om het betaald verlof uit te breiden tot de Belgische werknemers die in het buitenland werkten voor rekening van een Belgische ondernemingGa naar eind91. Op 11 juni 1937 diende hij een wetsvoorstel in tot het uitvaardigen van amnestie voor strafmaatregelen tegen werklozen die de werkloosheidsreglementering hadden overtreden zonder bedrieglijke bedoelingenGa naar eind92. Overtredingen waren onvermijdelijk gezien de ingewikkeldheid van de reglementen, aldus Lambrechts in de toelichting van zijn voorstel. Jef Devroe diende op 23 december 1937 samen met enkele partijgenoten een wetsvoorstel in dat in een regeling voorzag voor het ouderdomspensioen van mensen die niet de vereiste stortingen hadden gedaanGa naar eind93. Op 25 mei 1939 diende Devroe een voorstel in dat de loonregelingen die getroffen werden door de | |
[pagina 283]
| |
paritaire commissies in de bedrijven, bij Koninklijk Besluit verplicht zou stellen voor alle werknemers van het bedrijfGa naar eind94. Het vns verloor einde 1938 zijn orgaan Sinjaal. Onder druk van de vnv-leiding besliste de vns-leiding dat de vns'ers voortaan Strijd zouden ontvangen waarin een vaste rubriek van het vns verscheen. De beslissing had in de eerste plaats te maken met de financiële moeilijkheden waarin de vnv-pers zich bevond. De vnv-leiding was van in den beginne al niet enthousiast voor een apart vns-orgaan. Ze vreesde immers dat daardoor het onafhankelijkheidsstreven zou worden aangewakkerd. Na het verdwijnen van Sinjaal werd het voor de vns-leiding moeilijk om de schijn te redden. Terwijl ze het ideaal van gedepolitiseerde vakbonden hoog in het vaandel voerde, moest ze nu gedogen dat haar leden een partijweekblad kregen. Het dictaat van de vnv-leiding zorgde niet voor grote problemen, noch bij de vns-leiding noch bij de basis. Het bewijst slechts dat het vns in feite een vnv-organisatie was. Op alle echelons bestond het vns voor het overgrote deel uit vnv'ers. De vakbondsactie werd hoofdzakelijk beschouwd als een ondersteunende activiteit voor de politieke actie van de partij. De belangrijkste activiteit van het vns bestond in het werven van leden, wat gelijkstond met de uitbreiding van de vnv-invloed. De eigenlijke vakbondswerking was totaal ondergeschikt aan dit doelGa naar eind95. | |
7.6.2 Het Algemeen Vlaams Nationaal Jeugdverbond, de VNV-studenten en de WerfbrigadeOp de Algemene Raad van 12 februari 1937 meldde Staf De Clercq dat de vnv-studenten aan de universiteiten voortaan georganiseerd zouden worden in aparte verenigingen. De Gentse leider was Theo Luykx, de Leuvense ene Van de Weerdt. De algemene leider van de ‘studentenbrigades’ was de Aalsterse arrondissementsleider Jozef Coene. Vanaf februari 1937 werd een maandblad uitgegeven voor de vnv-studenten: Volkskamp. Theo Luykx en Jozef Ampe behoorden tot de redactie. Luykx getuigde dat Hendrik Elias in feite de eindcontrole over de inhoud had. Elias paste ook de tekorten van het tijdschrift bijGa naar eind96. In 1939 telde de vnv-studentenvereniging 61 ledenGa naar eind97. Men moet er rekening mee houden dat er onder de studenten meer sympathisanten zijn geweest dan effectieve leden. Louis Vos stelt dat in Leuven de vnv-studentenvereniging relatief sterk stond. De vnv-studenten vielen op door hun soldateske stijlGa naar eind98. avnj-leider Hilaire Gravez voelde deze ontwikkeling aan als een nieuwe aanslag op zijn bevoegdheid. Hij had zich niet neergelegd bij de sedert begin 1936 van kracht zijnde bepaling dat jongeren die ouder waren dan 18 jaar niet meer door het avnj georganiseerd mochten worden. Op de Algemene Raad van 12 februari 1937 zei de vnv-leider dat hierover nog steeds discussie bestond, maar dat de vnv-leiding had beslist dat de 18-jaargrens gehandhaafd bleef. Staf De Clercq stelde eind 1937 Jan Seghers aan als leider van de ‘Volksjeugd’. De Volksjeugd omvatte de jongeren tot 18 jaar, m.a.w. het eigenlijk avnj. Hilaire Gravez vatte dit - niet helemaal ten onrechte - op als een maneuver om hem nu helemaal buiten spel te zetten. De vnv-leiding had twee redenen om Gravez terzijde te schuiven. Ten eerste slaagde hij er niet in het avnj op poten te stellen. Hij had een drukke artsenpraktijk, zetelde sinds 1936 in de Senaat, was voorzitter van het Vlaams Geneesherenverbond en hoofdredacteur van Deltakamp. Veel tijd voor de praktische organisatie van het avnj bleef er niet over. Begin 1938 was er eigenlijk alleen in West- en Oost-Vlaanderen een beperkte avnj-werking. In West-Vlaanderen was het avnj bovendien tot stand gekomen buiten Gravez om. Toen Staf De Clercq in maart 1938 een vergadering hield voor het avnj-kader kwamen tien avnj-leiders opdagen. Dat was, aldus De Clercq, nagenoeg het volledige kader. Een tweede reden om | |
[pagina 284]
| |
Gravez' bevoegdheid in te krimpen was diens groeiende onwil om zich te onderwerpen aan het gezag van de vnv-leiding. Hij schaarde zich steeds openlijker aan de zijde van de Grootnederlandse dissidenten buiten het vnv (o.m. het akds) en de extreem duitsgezinden binnen het vnv. Deltakamp straalde meer en meer de ‘Diets-Germaanse geest’ uit, zoals Gravez dat zelf uitdrukteGa naar eind99. Deltakamp toucheerde overigens een kleine subsidie van het bureau-Holthöfer. Het ging om een maandelijkse steun van 100 RM die door het Auslandpressebüro werd verstrekt. In het begin van 1938 werd de steun al stopgezetGa naar eind100. Binnen het vnv groeide het verzet tegen de al te pro-Duitse houding van het blad. Gravez van zijn kant belegde geheime vergaderingen met de bedoeling het avnj te onttrekken aan de invloed van het vnv. De benoeming van Jan Seghers tot redactiesecretaris van Deltakamp deed voor Gravez de deur dicht. Hij liet Staf De Clercq weten dat hij de aanstelling van Seghers zou negeren. Toen de vnv-leider hem hierover uitleg vroeg, verklaarde Gravez op een bijeenkomst, 24 maart 1938, dat hij het avnj als een zelfstandige organisatie beschouwde en dat hij daardoor geen rekenschap hoefde te geven. Gravez zei nog dat hij onderhandelingen had aangeknoopt met het djv van Edgar Boonen. Die contacten beloofden een succes te worden op voorwaarde dat het avnj zich als een zelfstandige jeugdorganisatie zou opstellenGa naar eind101. Staf De Clercq reageerde onmiddellijk. Drie dagen later, 27 maart 1938, riep hij in Gent een vergadering samen. Een aantal vnv-leiders die in hun ambtsgebied avnj-kernen hadden, de leiders van de vnv-studenten, de stafoverste van de Werfbrigade en het avnj-kader waren aanwezig. Staf De Clercq gaf er zijn relaas van de feiten en deelde zijn beslissing mee: Hilaire Gravez werd als avnj-leider vervangen door Edgar Lehembre die voortaan de titel ‘Diets jeugdleider’ zou dragen. De Clercq verzocht alle aanwezige jeugdleiders na naamafroeping op te staan en de groet te brengen als teken van hun akkoord. Behalve de leider van Aalst die bedenktijd vroeg, volgden alle aanwezigen dit verzoek op. Voorts ontsloeg De Clercq iedereen van de eden die eerder voor Gravez waren afgelegd en nam vervolgens van ieder afzonderlijk een nieuwe eed af. Zo verliep de ceremonie waarbij allen naar voren traden en de eed aflegden: ‘Ik zweer trouw aan Dietsland, aan het vnv en aan de Leider’, waarop De Clercq telkens antwoordde: ‘Uw eed is aanvaard.’Ga naar eind102 Heel het gebeuren illustreert de bloedige ernst waarmee Staf De Clercq zijn autoritaire leiderschap opnam. Zo verloor Hilaire Gravez in één slag de organisatie waarvan hij zich de leider waande. Hij ontpopte zich tot een hevig tegenstander van het vnv en zou tijdens de bezetting bij de ss terechtkomen. Deltakamp werd nog een tijdje door Gravez uitgegeven. Het avnj gaf voortaan het maandblad Jong Dietschland uit, onder hoofdredactie van Jan SeghersGa naar eind103. Niets wijst erop dat het avnj nu beter functioneerde. Wel was het gevaar geweken voor een politieke dissidentie van de jongeren. Een van de redenen waarom Hilaire Gravez van het vnv vervreemdde, lag in het feit dat hij het onttrekken van de militantenorganisatie moeilijk kon verteren. Begin 1936 kreeg Herman Van Ooteghem de verantwoordelijkheid voor de uitbouw van de zg. ‘Grijze Brigade’ die begin 1937 werd omgedoopt tot ‘Werfbrigade’. Deze geüniformeerde militantenorde ontving haar bevelen rechtstreeks van de vnv-leider. Staf De Clercq ijverde van bij de stichting van het vnv voor een organisatie van trouwe militanten die te zijner beschikking stond, los van de regionale organisaties. Dit streven veroorzaakte spanningen bij de lokale vnv-leiders die in hun territorium een organisatie zagen opduiken waarover ze in principe geen controle hadden. Op de Algemene Raad van 12 februari 1937 meldde Staf De Clercq dat een regeling zou worden getroffen inzake de verhouding tussen de Werfbrigades en de arrondissementsleidersGa naar eind104. In het vnv-programma dat in de lente van 1937 verscheen, werd de Werfbrigade vermeld als een aparte geleding van het vnv, naast mannen-, vrouwen- en jeugdorganisatiesGa naar eind105. In de praktijk was de Werfbrigade een ordedienst die vooral optrad op grote bijeenkom- | |
[pagina 285]
| |
sten. Vooral op de vnv-Landdagen liepen de geüniformeerde leden in de kijker. In de dagelijkse werking van de partij werd de Werfbrigade ingeschakeld voor allerlei praktische klussen. De plaatselijke leiders waardeerden de Werfbrigade als een bruikbaar instrument om allerlei karweien op te knappen. In het vnv-programma van 1937 stond: ‘De Werfbrigade: de stille en naamloze werkers in het grauwe uniform. Zij hebben de verbintenis aangegaan bij dag en bij nacht klaar te staan voor de strijd: geen werk is hun te min, geen taak is hun te zwaar. Zij vormen het keurkorps der propagandisten. Zij vragen geen lof en zij krijgen geen lof. Zij zijn nummers in het gelid [...].’ Staf De Clercq verwees naar de Werfbrigademan als het prototype van de ‘politieke soldaat’. De incidenten in Edingen op 6 maart 1938, waarover ik verderop nog zal uitweiden, bewijzen dat Staf De Clercq de notie ‘politieke soldaten’ ernstig opnam. Hij meende dat een gemilitariseerde kern militanten een belangrijke rol kon spelen in het politieke proces. Het was geen lyriek toen de vnv-leider op de Landdag van 1938 ten overstaan van de Werfbrigade verklaardeGa naar eind106: ‘Uw ziel, uw toewijding en uw geloof [zal] uw totnogtoe betrekkelijk klein aantal in Vlaanderen doen uitgroeien tot het weleens alles overrompelende leger der duizenden politieke soldaten in dienst van ons Diets ideaal.’ Einde 1938 deed Herman Van Ooteghem zijn beklag bij de vnv-leiderGa naar eind107. Hij was zijn ‘nummerstatus’ blijkbaar een beetje beu. Hij meende dat hem de mogelijkheid moest worden gegeven zijn militanten geestelijk te vormen. ‘Geen discussies, maar hun ex professo verkondigen aan de hand van brochures wat het vnv wil.’ In Gent, het arrondissement waar hij woonde, was hem te verstaan gegeven dat hij zich daar niet mee had te bemoeien. De arrondissementsleiding beschouwde hem net goed genoeg om de militanten te drillen. ‘Zorg alleen dat wij soldaten hebben’, kreeg hij te horen. Van Ooteghem klaagde er ook over dat de vergoedingen die hem door de algemeen secretaris waren toegezegd niet werden uitbetaald. De klachten zijn ongeveer dezelfde als die van Reimond Tollenaere toen hij begin 1934 probeerde in de schoot van het vnv een Kernbeweging te organiseren. De Clercqs mogelijkheden waren beperkt. Hij stond in principe achter de Werfbrigade, maar een conflict met belangrijke vnv-leiders kon hij zich niet permitteren. De belangrijkste boodschap die hij Van Ooteghem meegaf, was dat hij vooral niet in conflict mocht komen met Hendrik Elias. De Clercq zou zelf wel een en ander proberen te regelen. Tot aan de bezetting bleef de Werfbrigade een eerder bescheiden groep. In het licht van de buitenlandse politiek van de vnv-leider won een goed georganiseerde militantenorganisatie wel aan belang. Het is allicht geen toeval dat de Werfbrigade in 1939 onder het bevel werd geplaatst van Reimond Tollenaere. Herman Van Ooteghem werd ‘Stafoverste’. De Werfbrigade werd de kern van de Militaire Organisatie waarover ik verderop zal handelen. | |
7.6.3. Het Vlaams Nationaal VrouwenverbondDe ontwikkelingsgang van het vnvv tussen 1936 en 1940 is bij gebrek aan bronnenmateriaal niet gemakkelijk te beschrijven. Het maandblad Nele leert niet veel over de organisatorische ontwikkeling en de vnvv-berichten in Strijd al evenmin. Heel uitgebreid is het vnvv niet geweest. In de pers zijn het steeds dezelfde afdelingen die verslagen van hun activiteiten publiceren. In Aalst waar vnvv-leidster Magda Gravez-Haegens woonde, was er een actieve afdeling. Uit andere plaatsen kwamen de berichten zeer onregelmatig, soms maar een enkele maal, binnen. De nationale activiteiten van het vnvv vielen meestal samen met die van het vnv. Zelden organiseerde het vnvv zelf een nationale bijeenkomst. Zo had in Brussel op 30 oktober 1938 | |
[pagina 286]
| |
een studiedag plaats voor alle vnvv-afdelingsleidsters. Op het programma stond een rede van Jan Timmermans over Tsjechoslowakije en het Sudeten-vraagstuk, een uiteenzetting over de samenwerking tussen het vnvv en de Vlaams-nationale ziekenfondsen, het aanleren van meerstemmige liederen en een les door Magda Gravez-Haegens over de vnvv-organisatie. Dit alles geeft een indruk over de lokale vnvv-werking. Uit de werkingsverslagen blijkt dat het vnvv een soort politieke gezelligheidsvereniging was. Politieke lessen - vrijwel steeds gegeven door mannen - werden afgewisseld met allerlei culturele, educatieve en sociale activiteiten. De samenwerking tussen het vnv en het vnvv verliep zonder veel problemen. Uit een mededeling van Staf De Clercq op de Algemene Raad van 13 maart 1937 blijkt wel dat sommige vnv-leiders contacten onderhielden met de concurrerende Vlaamse Landsbond voor Rooms-Katholieke Vrouwen en Meisjes van Angela Dosfel. De Clercq vaardigde een streng verbod uit deze organisatie hoe dan ook te steunen. Alle vnv-leiders hadden de plicht het vnvv krachtdadig te ondersteunen. De Clercq prees Magda Gravez-Haegens om haar voorbeeldige inzet en noemde het vnvv een modelorganisatie. Hij wees erop dat Gudrun, het orgaan van de Vlaamse Landsbond, het vnv vijandig gezind was. Nadat op 27 maart 1938 Hilaire Gravez door Staf De Clercq was afgezet als avnj-leider, werd de verhouding tussen diens vrouw en de vnv-leider problematisch. De vnvv-leidster probeerde onafhankelijker te worden van het vnv. Op de Landdag van 1939 verklaarde zij dat het vnvv ‘naast’ het vnv wilde strijden als een onafhankelijke organisatie. Hendrik Elias getuigde na de oorlog dat de vnv-leiding toen de beslissing nam haar als vnvv-leidster de laan uit te sturenGa naar eind108. Het zou pas tijdens de bezetting gebeuren. Voorlopig bleef Magda Gravez-Haegens in haar functie gehandhaafd. Haar relatie met de vnv-leiding zakte wel onder het vriespunt. Midden 1939 verweet Staf De Clercq haar in een brief misbruik van vertrouwen. Zij intrigeerde volgens de vnv-leider tegen de partij. Hij verklaarde haar niet meer te willen ontvangen zolang zij zich niet schriftelijk aan de partij onderwierp. Ik weet niet of hieraan enig gevolg werd gegeven. Het conflict had voor het vnvv voorlopig geen zichtbare gevolgen. Nele publiceerde vooral vormende artikels. Er was weinig verschil merkbaar met wat in de vnv-pers verscheen. Vanzelfsprekend verscheen er heel wat over de specifieke rol van de vrouw in de samenleving. Hoewel de vnvv-afscheiding van de Vlaamse Landsbond o.m. het gevolg was van de actievere rol die sommige vrouwen wilden spelen in het politieke leven, verschilde Nele niet zoveel van Gudrun inzake de beeldvorming over de vrouw. De rol van de vrouw was in de eerste plaats die van de moeder. Haar voornaamste taak lag thuis bij de opvoeding van de kinderen. Zij moest zich aan het gezin opofferen. Hogere ambities zouden haar van die primordiale taak afleiden. Werk buitenshuis of een politieke carrière was maar weggelegd voor zeer uitzonderlijke vrouwenGa naar eind109. De regel was dat door het huwelijk de vrouw aan de haard hoorde. In afwachting van het huwelijk kon ze een ‘vrouwelijk beroep’ kiezen. Het gezin werd vanzelfsprekend beschouwd als de pijler van de samenleving. Nele waarschuwde in alle toonaarden voor de teloorgang van het gezin. Zowat alle uitingen van de moderne tijd (van dans tot fabrieksarbeid) werden gezien als een aanslag op het gezin. Nele verschilde op emancipatorisch gebied nauwelijks van het aartsconservatieve Gudrun. De vnv-leider hield er dezelfde opvattingen op na. Op de Landdag van 1938 sprak hij het vnvv toeGa naar eind110: ‘Gij meisjes en vrouwen, leden van het vnvv: uw taak is in de eerste plaats de familie en het familieleven in ere te herstellen. [...] Uit uw leven moet groeien de kinderrijkdom die de waarborg is van het voortbestaan als volk, uit uw bestrevingen moet groeien de knapenschap die ons ideaal zal voordragen. [...]. Gij zijt geen politieke suffragettes, maar naar het woord van de dichter, de moeders van het komende Dietse geslacht!’ |
|