Greep naar de macht
(1994)–Bruno De Wever– Auteursrechtelijk beschermdVlaams-nationalisme en Nieuwe Orde. Het VNV 1933-1945
7.2 De Leiding en de leiderIn de tweede helft van 1936 onderging de Hoofdraad een ingrijpende verandering. Hij verdween in zijn oorspronkelijke vorm en werd vervangen door een kleiner beslissingsorgaan. Wanneer dit precies gebeurde, is niet met zekerheid vast te stellen. Midden 1936 was de Hoofdraad nog in functieGa naar eind18. Het partijprogramma dat in de lente van 1937 verscheen, sprak niet meer over de Hoofdraad maar over een ‘Politieke Staf’ die de leider bijstond in zijn dagelijks werkGa naar eind19. Deze Staf had volgens een organogram van eind 1937 of begin 1938, naast leider Staf De Clercq vijf leden: Hendrik Elias (‘Leider van het Sociaal-Economisch Bureau’), Reimond Tollenaere (‘Propagandaleider’), Herman Van Puymbrouck (‘Leider der Cultuurcentrale’), Gerard Romsee (‘Leider der Financiële Centrale’) en Ernest Van den Berghe (‘Algemeen Secretaris’)Ga naar eind20. De gouwleiders waren als zodanig niet meer in de topleiding vertegenwoordigd. Ze werden voortaan ‘gevolmachtigden van de Leider’ genoemd. Het waren | |
[pagina 266]
| |
Jeroom Leuridan voor West-Vlaanderen, Hendrik Elias voor Oost-Vlaanderen, Edgar Lehembre voor Antwerpen, Gerard Romsee voor Limburg en Piet Finné voor Brabant. Slechts twee van hen zaten in de Staf. Ook de centraleleiders behoorden niet meer automatisch bij de topleiding. Luc Matthys, leider van de Sociaal-Economische Centrale, Hilaire Gravez leider van de Jeugdcentrale en Magda Gravez-Haegens leidster van de Vrouwencentrale waren er geen lid van. Van de Perscentrale werd niet meer gesproken. Bert D'Haese bekleedde geen functie meer. Alle gevolmachtigden en centraleleiders zaten uit hoofde van hun functie wel in de Algemene Raad waar ook de arrondissementsleiders deel van uitmaakten, en Bert D'Haese als ‘vertrouwensman zonder functie’. Belangrijk is niet alleen de flinke afslanking van het hoogste bestuursorgaan, maar evenzeer dat men niet meer automatisch uit hoofde van een bepaalde functie tot de topleiding behoorde. In het stuk over de organisatie en werking van het vnv (1936) stond gestipuleerd dat de leider ‘eigenmachtig en naar goeddunken’ de leden van de leiding aanwijst. De samenstelling van de Staf zoals vermeld in het organogram van 1937/38 is theoretisch. Elke provincie had in de leiding haar vertegenwoordiger in deze theoretische samenstelling: Brabant (Staf De Clercq), Oost-Vlaanderen (Hendrik Elias), West-Vlaanderen (Reimond Tollenaere), Antwerpen (Herman Van Puymbrouck), Limburg (Gerard Romsee). Drie onder hen waren de feitelijke leiders in hun gouw of provincie: Staf De Clercq, Hendrik Elias en Gerard Romsee. De laatste verving nu officieel Hendrik Ballet, maar was officieus altijd al de Limburgse leider geweest. Jeroom Leuridan was de feitelijke leider in West-Vlaanderen. Hoewel hij formeel niet tot de Staf behoorde, bleef hij een rol spelen aan de top van de partij. Er rijzen vragen bij de naam van Herman Van Puymbrouck. Uit hoofde van zijn verhouding met de vnv-leiding die al in 1937 totaal verziekt was, is het niet waarschijnlijk dat hij toen nog een effectief lid was van de Staf. Men kan niet zeggen dat met het verdwijnen van Herman Van Puymbrouck Antwerpen zijn vertegenwoordiger verloor. Van Puymbrouck vertegenwoordigde immers voornamelijk zichzelf. Dat niemand Van Pumbrouck opvolgde in de leiding, bewijst dat er in die provincie geen echte kopman was. Men kan besluiten dat de feitelijke leiding van het vnv, ongeacht de officiële samenstelling van de Staf, in handen berustte van een kleine groep mensen die reeds betrokken was bij de oprichting van het vnv en waarvan allen een belangrijk geografisch deel van het vnv vertegenwoordigden: Staf De Clercq, Jeroom Leuridan, Hendrik Elias en Gerard Romsee. Ook Ernest Van den Berghe behoorde tot de groep. Hij trad nadrukkelijker naar voren dan in de beginjaren en werd de vertegenwoordiger van de belangrijke Aalsterse organisatie. Propagandaleider Reimond Tollenaere liet zich minder gelden dan tijdens de stichtingsperiode van het vnv. Zijn verkiezing in het parlement had een matigend effect. Hendrik Elias getuigt dat door die ontwikkeling de leiding van het vnv na de verkiezingen homogener werdGa naar eind21. De verkiezingsoverwinning van 1936 verhoogde het prestige van Staf De Clercq. Voor zijn eigen troepen was hij de man die het Vlaams-nationalisme naar de grootste stembusoverwinning had geleid. Het kwam zijn imago van autoritair leider uiteraard ten goede. Dat imago werd doelbewust verder uitgebouwd. In gedrukte richtlijnen uit 1936 ten behoeve van het vnv-kader werd bij het optreden van de leider al voorzien in een heus protocolGa naar eind22. Hij moest begeleid worden door een erewacht en met een speciale groet onthaald. In een brochure voor militanten werd voorgeschreven dat mededelingen van de leider tijdens een kernvergadering staande voorgelezen en aangehoord moesten wordenGa naar eind23. De Clercq zou niet meer verschijnen op plaatselijke vergaderingen, aldus de richtlijnen. Alleen op gouw - en arrondissementsvergaderingen en op grote volksvergaderingen zou hij nog aanwezig zijn. Hij zou zich ook niet meer vertonen op grote bijeenkomsten als IJzerbedevaart en Vlaams Nationaal Zangfeest waar hem geen bijzondere behandeling te beurt viel: | |
[pagina 267]
| |
‘De leider IS het vnv: als dusdanig kunnen wij niet aanvaarden dat hij als een gewoon toeschouwer wordt behandeld. Waar hij komt heeft hij recht op een ereplaats. Men stelt zich niet voor dat de Koning of de Kardinaal op dergelijke bijeenkomsten zouden aanwezig zijn en officieel genegeerd worden. Wat zij betekenen voor België of voor de Katholieke Kerk in België, moet de Leider voor ons betekenen in de strijd. Wij alleen bestreven het juiste doel met de gepaste middelen; met ons staat of valt het Vlaamse volk: onze Leider is de verpersoonlijking van dit geloof.’ Het protocol en de voorschriften voor het openbaar optreden van Staf De Clercq waren er duidelijk op gericht een afstand te creëren tussen de militanten en de leider. Een gewoon lid of zelfs plaatselijke leiders konden in principe geen beroep doen op de leider. Alleen arrondissementsleiders konden dat als ze het niet eens waren met een beslissing van hun gouwleider. Het gezag van De Clercq mocht niet worden aangetast door verwikkelingen in allerei conflicten. In de praktijk kwam Staf De Clercq wel tussenbeide in plaatselijke aangelegenheden. Militanten bleven rechtstreeks een beroep op hem doen. In de brochure werd trouwens expliciet uitzondering gemaakt voor de provincie Brabant, waar hij zijn rol als plaatselijke leider handhaafde. In de andere arrondissementen groeide duidelijk de afstand tussen de leider en de volgelingen. De Clercqs deelneming aan de verkiezingen en zijn optreden als parlementslid deden ook afbreuk aan het imago van de autoritaire leider. In het parlement was hij lid naast de andere parlementsleden. Na de verkiezingen van 1936 had het grootste deel van het arrondissementeel kader van het vnv zitting in het parlement. Het was onmogelijk tussen hen en de leider een kloof te doen ontstaan. Staf De Clercq bleef voor een aantal van hen de oude bekende medestander. Ook in gezelschap van de belangrijkste leiders van het vnv gedroeg De Clercq zich als een gelijke. Dit gedrag verstevigde de indruk van een collectieve leiding. Ik meen voldoende te hebben aangetoond dat als puntje bij paaltje kwam, De Clercq zijn wil doordrukte. De geschiedenis van het akkoord kvv-vnv toont aan dat De Clercq de confrontatie niet uit de weg ging. Hij vermeed steeds een frontale botsing. Theoretisch was de macht van de leider zeer groot. De richtlijnen stipuleerden: ‘De Leider is de verpersoonlijking van het vnv. Hij alleen treedt naar buiten op als wetgevende macht van het vnv; alle andere leiders kunnen slechts in zijn naam spreken. [...] Alle gezag in het vnv berust bij de Leider en zijn Hoofdraad.’ In dezelfde richtlijnen wordt vermeld dat de leider volledig autonoom de leden van de Hoofdraad aanwijst. Of hij ze naar eigen goeddunken mocht ontslaan, wordt niet vermeld. Het is niet bekend of De Clercq eigenmachtig een rol speelde in de bovenvermelde hervorming van de Hoofdraad. |
|