Greep naar de macht
(1994)–Bruno De Wever– Auteursrechtelijk beschermdVlaams-nationalisme en Nieuwe Orde. Het VNV 1933-1945
[pagina 262]
| |
Hoofdstuk 7 De organisatorische en ideologische ontwikkelingsgang 1936 - mei 19407.1 Grondbeginselen, partijprogramma en nieuwe stijlIn de context van de gewijzigde politieke verhoudingen na de verkiezingen van 1936 kondigde Staf De Clercq op de Algemene Raad van september 1936 een nieuwe marsrichting van het vnv af. Het vnv zou van dan af als onmiddellijk doel de ‘zelfregering’ nastrevenGa naar eind1. De gematigde vleugel van de vnv-leiding greep de koersverandering aan om aan te dringen op een duidelijk federalistisch programma. Dit was van belang met het oog op de onderhandelingen met de kvv. Staf De Clercq remde af met zijn verklaring dat de zelfregering slechts een ‘wachthalle’ was voor de Dietse volksstaatGa naar eind2. De invulling van het concept ‘zelfregering’ leidde begin 1937 tot interne spanningen. Hendrik Elias pleitte in zijn pinkstermemorandum voor een realistische politieke koers. Dat hield o.m. in dat een federalistisch programma zou worden aanvaard als praktisch politiek streefdoel. Zelfregering moest het ‘sluitstuk’ worden van de vnv-politiek, ook al zou een scheuring in de partij daarvan het gevolg zijnGa naar eind3. Het is in die context dat Elias het nieuwe vnv-programma redigeerde. Het verscheen in maart 1937, bijna twee jaar na De Dietse Volksstaat, en opnieuw ging het om een anonieme brochure. Het stuk droeg als titel Hier is het Vlaams Nationaal Verbond. Doelstelling en programma en weer was het door Hendrik Elias opgesteldGa naar eind4. De tekst was niet alleen veel beknopter dan het eerste programma, er waren ook enkele belangrijke wijzigingen in aangebracht. Elias schrijft zelf dat de stelling over het federalisme die twee jaar eerder nog werd geschrapt, nu wél werd opgenomenGa naar eind5. In feite was het opnieuw een compromis tussen de Grootnederlandse en de federalistische vleugel van de partijleiding. Als ‘nationale doelstelling van het vnv’ vermeldde het stuk ‘de politieke vereniging, in éénzelfde staat, van de Nederlandssprekende gewesten bij de lage landen aan de zee’. Maar het vnv wordt niet geleid door ‘stratosfeer-politiekers’. Daarom ‘is het vnv van oordeel dat in de huidige omstandigheden de weg naar Dietsland gaat over de zelfregering van het Vlaamse volk binnen de Belgische staat’. Maar het stuk vermeldde ook dat de Grootnederlandse Gedachte ‘rijp is voor propaganda [...]’. De Grootnederlandse vleugel kon dus rustig doorgaan met het verspreiden van steile verklaringen en daarmee elke coalitiepolitiek onmogelijk maken. Precies dáárom had Elias er in zijn pinkstermemorandum voor gepleit de zelfregering het ‘sluitstuk’ te maken van de vnv-politiek. Groot-Nederland kon wat hem betreft best gereduceerd worden tot een vrome wens, zonder enige praktische politieke betekenis. Het nieuwe vnv-programma ging lang niet zover. Het bevestigde slechts de politieke lijn die sinds de zomer van 1936 werd gevolgd. Het vnv-programma sprak ook de principiële wens uit samen te werken met al ‘de niet-marxistische elementen’ die ijveren voor de ‘verovering van de Vlaamse zelfstandigheid’. Op de andere punten bleef het vnv-programma van begin 1937 binnen de lijnen die getrokken werden in De Dietse Volksstaat. Het vnv ageerde binnen de wettelijkheid zolang het niet ‘buiten de wettelijkheid wordt gedrongen’. Het vnv stelde zich op een ‘nationaal-solidaristisch’ standpunt en verwerpt de liberale staatsidee en de liberale democratie: het partijenregime. Het wilde de maatschappij op cor- | |
[pagina 263]
| |
poratieve basis omvormen. Het concept van de ‘organische democratie’ komt als zodanig niet meer aan bod. De maatschappelijke inzichten zijn evenwel niet gewijzigd. De ‘volkscontrole’ moet gehandhaafd worden door middel van een ‘vrij verkozen beraadslagend lichaam’, een zg. ‘volksraad’, die als taak heeft controle uit te oefenen op de regering door het al of niet verlenen van kredieten. Waar De Dietse Volksstaat nog in het midden liet of de ‘volkscontrole’ ook het algemeen enkelvoudig stemrecht impliceerde, werd nu gesteld dat de volksraad werd samengesteld ‘op grondslag van een werkelijk vrij stemrecht uit te oefenen door de algeheelheid der politiek mondige bevolking’. Een duidelijke keuze voor het algemeen enkelvoudig stemrecht was dit nog altijd niet. Wie is politiek mondig? Alle meerderjarige mannen en vrouwen? Zijn er bepaalde categorieën burgers uitgesloten van het stemrecht omdat ze niet politiek mondig zijn? Zijn er burgers die meer stemmen kunnen uitbrengen? Wat wordt bedoeld met wérkelijk vrij stemrecht? Belangrijk is de aftakeling van het politieke parlement. Naast de volksraad kwam immers een ‘standenvertegenwoordiging’ die de ‘werkelijke draagster is van het openbare leven’. De standen of corporaties namen, met uitzondering van de controletaak en de behandeling van de budgetten, de meeste taken van het parlement over. Waar in De Dietse Volksstaat het praktisch functioneren van de corporaties nauwelijks aan bod kwam, krijgt dit nu meer aandacht. De corporatie verzamelde degenen die betrokken zijn bij een zelfde produktieproces. Dit zijn ‘de wergevers die het kapitaal aanbrengen, de werknemers die de arbeid aanbrengen en de handelaars die voor de verdeling der productie te zorgen hebben’. De corporatie regelde de arbeidsvoorwaarden, stelde arbeidsrechtbanken aan voor de regeling van geschillen en organiseerde een stelsel van maatschappelijke zekerheid. Vertegenwoordigers van de corporaties hebben zitting in een ‘corporatieve kamer’ die instaat voor de ‘ordening van de productie’. Veel opheldering bracht deze uitleg niet. Over de precieze machtsverhoudingen in de corporatie werd met geen woord gerept. Wel werd gestipuleerd dat staking en lock-out onwettig waren. De bedrijfsleider die zich niet onderwierp aan de beslissingen van de corporatie zou door de staat worden onteigend, de arbeider die staakte, bevond zich in een ‘toestand van rechteloosheid’. Vrije vakbonden - ‘partijsyndicaten’ - waren uit den boze. De arbeiders hadden wel het recht zich te verenigen in ‘groeperingen van privaatrechtelijke aard tot behartiging van geestelijke en andere belangen’. In de praktijk betekende dit dat de arbeidersbeweging totaal werd gefnuikt. Ze kon het wapen van de staking niet meer hanteren en was als privaatrechtelijke instelling bijzonder kwetsbaar. De arbeidersmedezeggenschap in het bedrijfsleven via de corporatie was een lege doos. Immers, een van de principes van het corporatisme was de ‘verantwoordelijkheid van de bedrijfsleider’. Ondanks alle vaagheid werd door de concrete invulling van het vnv-corporatisme duidelijk dat het stelsel in de eerste plaats komaf wilde maken met de georganiseerde arbeidersbeweging. Noch in de corporaties, waar de werknemers slechts één van de drie geledingen vormden, noch in de bedrijven was er plaats voor een betekenisvolle arbeidersparticipatie. Staf De Clercq stuurde de tekst van Elias voor advies naar zijn raadgever Odiel Spruytte. Spruytte beoordeelde het programma in zijn geheel goedGa naar eind6. Hij was wel van mening dat het te verstandelijk was, te ‘rechnerisch’ en dat het te weinig rekening hield met het gevoel. Hij legde ook de belangrijkste inconsistenties van het stuk bloot. Spruytte vroeg zich af hoe men zich kon uitspreken tegen de partijen en toch pleiten voor het voortbestaan van de verscheidenheid in het geestelijk leven. De partijen waren daar precies de emanatie van, merkte Spruytte terecht op. De volksraad en het idee van de gelijkheid van de burgers tot medezeggenschap van het bestuur van het land was een liberale idee, betoogde hij. De kwestie was te onderzoeken op welke wijze de volkscontrole kon gebeuren zonder dat er partijen ontstonden. Spruytte dacht aan de ‘Middeleeuwse democratieën’ [!]. Daar werd ‘de staatslei- | |
[pagina 264]
| |
ding [niet] gecontroleerd door individuen of partijgroepen van individuen volgens persoonlijke opinie gerangschikt’. Odiel Spruytte kon zijn sociaal-conservatieve visie niet doordrukken in het vnv-programma. Het stuk werd gedrukt zonder rekening te houden met zijn terechte opmerkingen. De poging om enkele democratische principes te verzoenen met een in wezen sociaal-conservatieve maatschappijvisie kon niet zo geslaagd worden genoemd. Hier is het Vlaams Nationaal Verbond was het laatste belangrijke programmatische geschrift dat vóór mei 1940 verscheen. In zijn landdagredes legde Staf De Clercq welbepaalde klemtonen, maar hij bleef grosso modo op programmatisch gebied binnen de vastgelegde grenzen. De Clercq borduurde voort op de krachtlijnen van het vnv-programma. Door de dubbel-zinnigheid van de gehanteerde termen is het niet altijd duidelijk of de vnv-leider zich weleens niet even over de grens waagde. Op de Landdag van 1939 greep hij terug naar het concept van de organische democratie die in de plaats moest komen van de ‘parlementaire partijendemocratie’. Het model van de organische democratie moest men niet ‘in den vreemde zoeken’, betoogde De Clercq, ‘doch in onze eigen Dietse geschiedenis der Middeleeuwen, toen de Vlamingen inzake politieke gemeenschapsbouw het voorbeeld gaven aan andere volkeren’Ga naar eind7. De organische democratie was dus een partijloze staatsvorm. Odiel Spruytte kwam opnieuw om het hoekje kijken. In 1937 werd gebroken met een jarenlange traditie. De Landdag werd niet langer gehouden op de Kesterheideheuvel in het Pajottenland, maar in Gent. Ook de volgende jaren zouden de vnv-Landdagen in de Artevelde-stad plaatsgrijpen. De beslissing om de Landdagen in een grote stad te houden beantwoordde aan de wens om van de manifistatie een machtsvertoning te maken die indruk moest maken op de buitenwereld. De Gentse Landdagen zorgden voor politieke beroering en de pers besteedde er ruim aandacht aan. De behoefte om zich te manifesteren steeg naarmate het vnv sterker geïsoleerd geraakte. De Landdagen moesten niet alleen voor de buitenwereld een bevestiging zijn van de vnv-macht, ze moesten ook de eigen leden overtuigen dat het vnv naar de macht marcheerde. De Landdag ging gepaard met allerlei nevenmanifestaties die deel uitmaakten van de machtsontplooiing. De Landdag zelf had plaats in een zaal. De nevenmanifestaties speelden zich af op verschillende plaatsen in de stad. Een persconferentie voor de binnen- en buitenlandse journalisten ontbrak uiteraard niet. In 1937 vormde er zich volgens de vnv-pers na afloop van de Landdag een ‘spontane’ optocht. In 1938 was de optocht een vast onderdeel van het gebeuren. Volk en Staat schreefGa naar eind8: ‘Overweldigend is het aantal deelnemers, overweldigend de indruk van Orde. Waar zijn de ordeloze stoeten die het Vlaams-nationalisme in zijn ongebundelde vorm kenmerkten! Het zijn politieke soldaten die marcheren, met martiale stap, de onverwoestbare geestdrift stralend uit de heldere blik van het stoere Kerelsvolk.’ De nieuwe stijl die sinds de Landdag van 1936 werd ingevoerd, beheerste ook de Gentse Landdagen. Toch valt het op hoe de berichtgeving in Strijd veel minder de nadruk legde op het martiale karakter van de Landdag. De foto's tonen massa's volk, geen marcherende geüniformeerde vnv'ers. Er zijn nauwelijks foto's van vnv'ers die de Romeinse groet brengen. Dat was geen toeval: geüniformeerde en groetende vnv'ers waren er wel, zoals in de vorige jaren. Door Reimond Tollenaere werd zelfs net voor de Landdag campagne gevoerd om meer vnv'ers als geüniformeerde Wachtbrigademannen te laten deelnemen aan de LanddagGa naar eind9. De vnv-propaganda probeerde voor de buitenwereld duidelijk het martiale karakter van de Landdagen te matigen. Strijd fulmineerde vooral tegen Vooruit omdat die krant in haar berichtgeving over de Landdag ‘hetzte’Ga naar eind10: ‘Foto's van leiders die met gestrekte arm de groet brengen, avnj'ers in uniform moeten aan goedgelovigen het zoveelste bewijs brengen van onze duitsgezindheid.’ Vooruit nam inderdaad het voortouw in de agitatie tegen de vnv- | |
[pagina 265]
| |
Landdagen. In 1939 voerde Vooruit een systematische campagne tegen de vnv-Landdag. Van 13 mei af verscheen op de voorpagina elke dag een artikel tegen de Landdag. De krant riep de Gentse liberale burgemeester Alfons Vander Stegen op de optocht te verbieden. Vander Stegen vroeg aan de minister van Binnenlandse Zaken om op te treden, maar die liet weten dat er geen reden was tot interventieGa naar eind11. Vooruit kreeg steun uit de academische wereld. Op 19 mei publiceerde de krant een open brief van 22 professoren, docenten en assistenten van de rug die aan de burgemeester vroegen de optocht te verbiedenGa naar eind12. De Landdagen waaraan vele duizenden vnv'ers deelnamen, waren voor de militanten zeker een bewijs van de groeiende macht van hun beweging. De vnv-propaganda speelde daar op in. In 1936 waren er volgens de vnv-pers 15.000 aanwezigen, in 1937 20.000 en in 1938 30.000. Enige twijfel tegenover de vnv-cijfers is gerechtvaardigd. Dat ze met een korreltje zout genomen moeten worden, blijkt alvast uit de tegenspraak in de vnv-pers zelf. Het Limburgse weekblad Hou-Zee schreef op 28 mei 1938 dat ‘18.000 vnv'ers, mannen, vrouwen en kinderen’ in Gent de leider hadden toegejuicht. Volk en Staat en De Nieuwe Kempen hadden het over 30.000 ‘politieke soldaten’. In 1939 werd deze blunder niet herhaald. Behalve Strijd, dat 30.000 aanwezigen zag, sprak de vnv-pers unaniem over 25.000 aanwezigen. De Standaard telde in 1939 15.000 aanwezigenGa naar eind13. Vooruit, had als teller een onafhankelijk niet-socialistisch vlaamsgezind journalist ingehuurd, die in de optocht 6.830 deelnemers turfdeGa naar eind14. De kern van iedere landdagrede van de vnv-leider was de bevestiging van het feit dat het vnv de macht zou veroverenGa naar eind15. ‘De zege is een kwestie van dapperheid en wil,’ zei hij in 1937Ga naar eind16. De Landdag van 22 mei 1938 greep plaats onder het motto ‘Arbeid en Macht’. De economische crisis en het machtsstreven van het vnv werden gekoppeld. De nieuwe orde die het vnv nastreefde, zou komaf maken met armoede en uitbuiting. Het hoeft geen betoog dat de vnv-leider noch een recept gaf voor de crisis noch een concreet plan voor de machtsovername. Zijn toehoorders moesten blind geloven dat het vnv steeds machtiger werd en dat de tegenstrevers steeds zwakker werden. Ze waren machteloos omdat ze niet zoals het vnv gelóófden in de macht. ‘Onze tegenstrevers zijn machteloos. Zij zijn machteloos elk op zich zelf genomen door hun gemis aan programma en bezieling. Zij zijn machtelozer in hun monsterverbond van compromissen en zwakheden.’Ga naar eind17 Naarmate de uiterlijke tekenen (mislukking van de concentratie, electorale stagnatie) erop wezen dat de machtsgreep van het vnv niet voor de deur stond, zwol de retoriek. Er groeide immers een steeds grotere kloof tussen het groeiende machtsgevoel van de basis en de politieke werkelijkheid. Die kloof kon maar overbrugd worden door een politieke cultuur, steunend op retoriek. |
|