Greep naar de macht
(1994)–Bruno De Wever– Auteursrechtelijk beschermdVlaams-nationalisme en Nieuwe Orde. Het VNV 1933-1945
[pagina 244]
| |
Hoofdstuk 6 Verkiezingen 1938-1939: naar een relatief isolement6.1 De gemeenteraadsverkiezingen van 19386.1.1 Opnieuw concentratie-onderhandelingenBegin 1938 zou de gematigde vleugel van het vnv erin slagen de concentratiegedachte via de gemeenteraadsverkiezingen nieuw leven in te blazen. Op 13 februari 1938 had in Brussel een congres plaats waarop de gemeenteraadsverkiezingen werden voorbereid. Staf De Clercq hield er een belangrijke rede. Hij kondigde aan dat het vnv zich voluit in de gemeenteraadsverkiezingen zou werpen. Hij riep alle vnv'ers op zich tot het uiterste in te spannen om machtsposities in de gemeenten te veroverenGa naar eind1. Het vnv was ook bereid samen te werken met andere politieke groepen die een negen-puntenprogramma aanvaardden: ‘1. Opzijzetting van alle klein gemeentelijk egoïsme en streven naar een opbouwende streek- en zelfs nationale politiek; 2. Het voeren van een vooruitstrevende sociale, urbanisatie- en huisvestingspolitiek, die onze gemeenten en streken opheffen uit de bestaande achterlijkheid; 3. Waken over de degelijkheid en de nationaal-Vlaamse geest van onze onderwijsinstellingen. Steunen en ontwikkelen van essentieel Vlaamse culturele volksverenigingen en werken; 4. Volledige gelijkstelling tussen vrij en officieel onderwijs en met deze verstande dat alleen toelagen worden verleend aan deze onderwijsinrichtingen waar het gehele complex der schoolinrichtingen, ook de niet gesubsidieerde, de bestaande taalwetten op het onderwijs onderhouden en aldus volledig in al hun afdelingen op Vlaamse grondslag zijn ingericht; 5. Volstrekte toepassing der eentaligheid in alle domeinen van het gemeentelijk leven: bestuur, regies, schouwburgen enz.; 6. Volstrekte vernederlandsing van alle door of namens de gemeente gecontroleerde of gesubsidieerde instellingen of kringen; 7. Benoeming tot gemeentelijke en andere functies van uitsluitend betrouwbare Vlaamse kandidaten, bij voorkeur van hen die voortkomen uit zuiver Vlaamse scholen en opleidingsgestichten, vanaf de periode dat de vernederlandsing van het onderwijs werd doorgevoerd; 8. Rehabilitatie en genoegdoening voor gebeurlijke slachtoffers om Vlaams-nationale en activistische redenen, zulks binnen de invloedssfeer der gemeente; 9. Steun verlenen, binnen de mogelijkheden van de gemeentelijke macht in de strijd die gevoerd moet worden te Brussel voor de beveiliging der Vlaamse rechten en belangen.’ In het raam van bovenstaande stellingen was het vnv bereid alle voorstellen te onderzoeken van elke groepering. De afdelingsleiders mochten voorstellen indienen bij de arrondissementsleiders die ze, op hun beurt, in overleg met een door de leiding aangestelde verkiezingscommissie zouden beoordelen. Het standpunt over de samenwerking met anderen was sterk gewijzigd in vergelijking met wat een jaar eerder inzake gemeenteraadsverkiezingen besloten werd op enkele vergaderingen van de Algemene RaadGa naar eind2. Met het oog op het breken of voorkomen van ‘marxistische’ meerderheden werd de samenwerking toen beperkt tot Rex en de kvv. Nu was een samenwerking met iedereen mogelijk en De Clercq verklaarde nog dat zijn voorstel niet | |
[pagina 245]
| |
gericht was tegen bepaalde groeperingen. De rede van Staf De Clercq bevatte geen enkele aanval tegen de bwp. Dat is merkwaardig als men het traditioneel felle antisocialistische discours van de vnv-leiding in overweging neemt. Men kan vermoeden dat de vnv-leider de voorstanders van de Vlaamse concentratie in zijn partij wilde afremmen door de kvv niet te vernoemen als exclusieve partner. In zijn rede liet hij overigens niet na nog maar eens naar de mislukking van het akkoord kvv-vnv te verwijzen als een bewijs dat het vnv in Vlaanderen de enige echte nationale beweging was. Tot driemaal toe herhaalde hij dat zijn voorstellen geen greintje afbreuk deden aan de onafhankelijkheid van het vnv. Natuurlijk was het samenwerkingsvoorstel, gezien de positie van het vnv in het politieke spectrum, de facto alleen aanvaardbaar voor een deel van de kvv en voor Rex-Vlaanderen. Bovendien wees de vierde voorwaarde tot samenwerking in de richting van een samenwerking met de katholieken. Het concentratieweekblad Nieuw Vlaanderen was alvast zeer verheugd. Het noemde de boodschap ‘inzake een mogelijke christelijk-Vlaamse concentratie’ een uitstekende uitgangsbasis om voor de gemeenteraadsverkiezingen tot een akkoord te komenGa naar eind3. De rest van de Vlaamse katholieke pers reageerde gematigd positief. Alleen Elckerlyc, het blad van Frans Van Cauwelaert, reageerde uitgesproken sceptisch. De socialistische, liberale en Franstalige pers spuwden vuur. Een officiële reactie van het kvv-Directorium kwam er in eerste instantie niet. Volk en Staat vroeg zich op 6 maart 1938 af of het Directorium dan helemaal niets te verklaren had i.v.m. de rede van de vnv-leider. De krant vroeg zich verder af of het Directorium misschien onder invloed stond van Frans Van Cauwelaert die er in de schoot van de Katholieke Vlaamse Landsbond op had gewezen dat in Vlaanderen nog wel andere partijen waren dan het vnv waarmee politieke samenwerking mogelijk wasGa naar eind4. ‘Zal de kvv zwichten onder invloed van de middens die blind zijn voor marxistische bedreiging? Of zal zij integendeel, in samenwerking met het vnv, een opbouwende politiek voeren die de toekomst van onze volksgemeenschap moet beveiligen?’ De onderbreking van het antimarxistische (in feite antisocialistische) sermoen was dus van korte duur. De concentratie werd alweer beschouwd als een verzameling van rechtse krachten tegen de marxistische (socialistische) bedreiging. Nieuw Vlaanderen en De Standaard drongen ook aan op een officiële reactie van het kvv-DirectoriumGa naar eind5. De Centrale Raad van het kvohv vroeg met aandrang aan de kvv-leiding om gunstig te reageren op de vnv-voorstellen. De Raad riep zijn leden op in hun gemeenten alvast de samenwerking aan te vattenGa naar eind6. Op 20 maart 1938 reageerde Alfons Verbist namens het kvv-Directorium. Het Directorium constateerde dat het vnv vasthield aan een eigen organisatie en dat daardoor de eenheid van de katholieken in Vlaanderen niet verwezenlijkt kon worden. Maar omdat het Directorium tot elke prijs wilde vermijden dat de ‘openbare macht in de hand zou worden gespeeld van onchristelijke of vrijzinnige personen’, beval het een samenwerking aan van alle katholieke Vlamingen in die plaatsen waar die samenwerking een katholieke meerderheid kon handhaven of veroveren. Het Directorium drukte er ook op dat de gemeentelijke politiek zich strikt moest beperken tot gemeentelijke aangelegenheden en zich niet had in te laten met nationale zakenGa naar eind7. De kvv-leiding deed dus weinig moeite om haar opportunisme te verbloemen. De vnv-leiding reageerde officieel op 30 maart 1938Ga naar eind8. Ze betreurde dat de kvv vasthield aan ‘verouderde partij-opvattingen’ en dat het ‘ruim opgevatte voorstel van het vnv tot gemeenschappelijk opbouwen, aldus verschrompeld wordt tot een benepen belangen berekening, waarbij de kvv andere politieke groeperingen, die op christelijke basis staan, slechts als politieke pasmunt beschouwt’. Niettemin handhaafde de vnv-leiding haar aanbod en gaf de | |
[pagina 246]
| |
plaatselijke vnv-afdelingen de opdracht overal samenwerking na te streven binnen de gestelde voorwaarden. Nieuw Vlaanderen betreurde dat van een officiële concentratie tussen het vnv en de kvv op gemeentelijk gebied niet veel terecht scheen te komenGa naar eind9. Maar de houding van de vnv-leiding liet nog ruimte tot onderhandelingen op plaatselijk niveau. ‘Daarmee is het woord aan de honderden, de duizenden die in Vlaanderen, vroeger en nu hun wil tot daadwerkelijke samenwerking hebben uitgedrukt. Waar twee op elkaar aangewezen groepen op het gemeentelijk terrein tegenover elkaar staan [...], bewijst men nog niet gerijpt te zijn voor de gedachte dat geheel een volk, [...] dat de natie moet worden gered.’ Hiermee waren de posities bepaald. In de vnv-pers en in de katholieke pers werd nog enkele dagen gehakketakt, maar nieuwe elementen kwamen daarbij niet aan het licht. Rex-Vlaanderen komt maar af en toe ter sprake in de artikelen over de gemeentelijke concentratie. Het was voor iedereen duidelijk dat Rex de verkiezingen niet meer zou beheersen. De belangstelling voor de partij was bij het vnv fel verminderd. Toen Paul De Mont in De Nieuwe Staat, 1 april 1938, alle afdelingen van Rex-Vlaanderen vrij liet om concentratielijsten te vormen, werd daar in de vnv-pers maar lauw op gereageerd. Overigens lonkte Rex-Vlaanderen nog in een andere richting. Op 5 april 1938 schreef De Mont dat ook met liberalen en vrijzinnigen kon worden onderhandeldGa naar eind10. Hoe reageerde de radicale vleugel van de vnv-leiding op de pragmatische politiek van de partij i.v.m. de gemeenteraadsverkiezingen? Een artikel van Reimond Tollenaere in Volk en Staat, 22 mei 1938 - de dag waarop de vnv-Landdag plaatshad - onder de titel ‘Naar de macht!’, geeft een goed beeld. Tollenaere verdedigde de pragmatische politiek. Hij reageerde tegen de ‘kritikasters en stuurlui aan wal’ die het vnv aanvielen omdat het een ‘werkelijkheidspolitiek’ voerde. De manier waarop hij dat deed, toont aan dat de vnv-propagandaleider zijn fascistische ideeëngoed niet verloochende: ‘Wij willen de macht. Revolutie zonder macht is ondenkbaar. Wij laten het aan de burgerlijke partijen over te beweren dat een gedachte alleen door overreding en belijdenis tot werkelijkheid kan gebracht worden. Om een idee uit het grauwe rijk der theorieën tot vlees en bloed te maken in het bittere dagelijks leven is een sterke harde arm noodzakelijk. Deze sterke arm die de vijanden onverbiddelijk neerslaat, de gezagsorganen ten dienste stelt van de volkse idee en ons hele volk hersmeedt tot een herenvolk, moet het vnv worden. [...] Het vnv is overtuigd, niet alleen dat zijn doelstelling de juiste is, maar ook dat ze de enige juiste is. Daarom streven wij naar totale macht, in functie van de nieuwe wereldbeschouwing. [...] De middelen om het doel te bereiken worden door de leiding bepaald en vastgelegd. Deze middelen zijn thans de wettelijke. Morgen kunnen het andere zijn. Middelen verschillen volgens de omstandigheden, alleen het doel dient onveranderd hetzelfde te blijven.’ Reimond Tollenaere zal wel goed beseft hebben dat dergelijke taal gesneden brood was voor de tegenstanders van de concentratie binnen de kvv. Het artikel werd overigens niet geciteerd in het persoverzicht van Nieuw Vlaanderen. De vnv-leider die, zoals al voldoende is gebleken, in deze zaak de zijde van de radicalen koos, repte in zijn landdagrede van 1938 met geen woord over de gemeentelijke concentratiepolitiek. Wel viel hij de kvv frontaal aan. Hij noemde het schandalig dat de kvv een Vlaamsvijandige regering bleef steunen. Hij trok het zg. Vlaams-nationale karakter van de kvv in twijfel. Daarmee ging De Clercq in op een verzoek van Jeroom Leuridan. Hij had op 6 mei 1938 aan De Clercq geschreven dat hij in zijn landdagrede de kvv ‘kordaat en kloek [...] te lijf moest gaan’Ga naar eind11. Diezelfde dag ontving de vnv-leider ook een brief van Hendrik Borginon die ervoor pleitte dat de landdagrede zou oproepen tot politieke frontvorming om de kans te grijpen het Belgische regime tot in zijn grondvesten te doen wankelenGa naar eind12. | |
[pagina 247]
| |
Odiel Spruytte die achter de schermen zo'n belangrijke rol had gespeeld bij het mislukken van de concentratie in 1936 en 1937, was ook nu niet afwezig. Hij schreef en ontwierp artikelen voor TollenaereGa naar eind13. Of het bovenstaande artikel van Spruytte kwam, is niet zeker. Hij schreef wél het artikel ‘Wolventrappen en schietgeweren rondom het vnv’ dat onder de naam van Tollenaere in Volk en Staat, 24 juni 1938, verscheen. Het was een frontale aanval tegen de ‘concentratiehutsepot’ en tegen al degenen die met ‘gevlei en mooipraterij, toegevingen en geflikflooi’ het vnv wilden doen verwateren. Het waarschuwde voor de verdekte pogingen om tweedracht te zaaien in het vnv. Het artikel was wellicht een wat late reactie tegen een opmerkelijk stuk van Richard Van Cauteren in De Standaard, 27 mei 1938, n.a.v. de landdagrede van Staf De Clercq. De Leuvense professor, lid van het midden 1936 gestichte ‘leidingcomité’ van de Vlaamse Concentratie, was ondanks de uitval van De Clercq tegen de kvv vol lof over de rede. Hij meende dat de vnv-leider veel katholieke Vlamingen had aangesproken. Van Cauteren stelde vast dat de basis voor een samenwerking tussen kvv en vnv aanwezig was ondanks de vele angels. Een van die angels was volgens Van Cauteren het ‘vooral door de tweede luitenanten [van het vnv] soms zeer gewaagd flirten [...] met uit katholiek en sociaal oogpunt ongezonde totalitaire staatsopvattingen [en een taalgebruik dat] nog steeds doorspekt is met bedenkelijke en enge anti-Belgische uitlatingen’. Het artikel van Van Cauteren weerspiegelt de onrust bij de Vlaamse katholieken. De communautaire spanningen laaiden hoog op in de eerste helft van 1938. Daarvoor zorgde o.m. Flor Grammens. Op 11 januari 1938 was hij als gevolg van zijn acties veroordeeld tot een maand cel. Terug op vrije voeten probeerde hij zo snel mogelijk opnieuw aangehouden te worden. Zo zorgde Grammens doelbewust voor een escalatie die midden 1938 tot een hoogtepunt kwam. Zijn acties waren voor vele vlaamsgezinden het bewijs dat ‘de daad’ veel meer opleverde dan de ‘taalwetterij’ - wat trouwens in bepaalde gevallen juist bleek te zijn. Onvermijdelijk voedde dat het antiparlementarisme. De vnv-propaganda speelde daar op in. We zullen verderop zien dat het vnv ook trachtte de Grammensactie te accapareren. Aan de andere kant zetten de socialistische en de liberale pers alle zeilen bij om de concentratie-onderhandelingen te dwarsbomen. Het vnv werd aanhoudend aangevallen als een fascistische partij die bovendien België wilde uitleveren aan Duitsland. De Sudetencrisis was olie op de golven. Toen de Belgische regering op 27 september 1938 tot een gedeeltelijke mobilisering besloot, kreeg de gespannen internationale toestand voor vele gezinnen een wel zeer reëel karakter. De akkoorden van München, 29 september 1938, koelden de toestand wel wat af. De oorlogsdreiging zal zeker invloed hebben gehad op het stemgedrag. De vnv-propaganda getroostte zich veel moeite om zoals in 1936 de partij voor te stellen als de kampioen van de vrede. De partijen en groepen die tekeergingen tegen het nationaal-socialisme werden voorgesteld als oorlogsstokers die het land om ideologische motieven in de oorlog wilden storten. De polarisering tussen links en rechts beheerste ook deze verkiezingen. Maar de tegenstrijdige verklaringen inzake de concentratie tussen kvv en vnv én het feit dat de kvv, het vnv en Rex-Vlaanderen in de ene plaats concentreerden en in de andere plaats als vijanden tegenover elkaar stonden, maakte het traditioneel al troebele discours van de verkiezingspropaganda bepaald niet helderder. Sommige Vlaamse katholieke kranten deden hun duit in het zakje in de campagne tegen het ‘Duitsgezinde’ vnv, terwijl op herzelfde moment talrijke kvv'ers op één lijst stonden met vnv'ers. | |
[pagina 248]
| |
6.1.2 De lijstenEen analyse van de samenstelling der lijsten is niet eenvoudig. Concentratielijsten kwamen in zeer diverse samenstellingen voor. De kandidaten van kvv, vnv en Rex-Vlaanderen kwamen op in alle mogelijke combinaties: kvv-vnv-Rex, kvv-vnv, vnv-Rex, kvv-Rex. Soms was ook nog een partij van middenstanders erbij betrokken. Het aantal vnv-kandidaten op concentratielijsten was ook sterk verschillend. Meestal ging het om overwegend katholieke lijsten, een enkele maal over een lijst met overwegend vnv'ers. Soms stonden vnv'ers als afzonderlijke kandidaten op katholieke lijsten. In andere gevallen stonden er dan weer onafhankelijke kandidaten op vnv-lijsten. Vooral in de kleinere gemeenten is het zeer moeilijk de precieze politieke samenstelling van een lijst te achterhalen. Soms is het zonder grondig onderzoek zelfs niet uit te maken van welke politieke groep een bepaalde lijst was. Dan was er ook nog het bekende fenomeen van de ‘kleurloze’ lijsten en van de dissidente katholieke lijsten waar soms vnv'ers op stonden. Waar het vnv apart opkwam, gebeurde dit onder de meest diverse benamingen. Nader onderzoek brengt aan het licht dat in een kleine honderd gemeenten lijsten onder de benaming ‘concentratie’ opkwamen: 5 lijsten vnv + Rex; 74 vnv + kvv; 18 vnv + kvv + RexGa naar eind14. Daarbij moeten dan nog een aantal concentratielijsten worden geteld die onder andere benamingen opkwamen en die voorlopig niet geïdentificeerd konden worden (Kristen Vlaams Blok, Katholiek Vlaams-nationaal Blok enz.). Het aantal concentratrielijsten was marginaal in vergelijking met het totaal aantal Vlaamse gemeenten, maar zeker niet onbelangrijk in verhouding met het aantal gemeenten waar Vlaams-nationalisten kandideerden, nl. 1 op 3, in de provincie Antwerpen zelfs de helft. Vooral de ring van concentratiegemeenren rond de stad Antwerpen springt in het oog. De vnv-propaganda maakte zich sterk dat de concentratie de zg. ‘rode ring’ rond Antwerpen zou doorbreken. In de stad zelf mislukte de concentratie. Het vnv sloot daar een voorlopig akkoord met Rex en met het ‘Eenheidsfront van de Middenstand’. Deze ‘kleine concentratie’ trachtte vervolgens tevergeefs tot een akkoord te komen met de kvv. Toen duidelijk werd dat de kvv niet zou toehappen, verbrak Rex het akkoord met het vnv. Het vnv ging ten slotte de verkiezingsstrijd aan in een alliantie met het Eenheidsfront en met Maurits Langohr die opkwam namens een groep ‘ontevreden katholieken’. Nieuw Vlaanderen-medewerker Langohr was al in november 1937 al opgetreden als spreker op het congres van de vnv-organisatie Arbeidsorde. De onderhandelingen tussen het vnv en de Antwerpse Frontpartij liepen spaak. De Frontpartij kwam alleen op en tekende daarmee haar politiek doodvonnis. De partij zou nog nauwelijks duizend stemmen behalen. In de Brusselse regio trad Hendrik Borginon actief op als onderhandelaar. Staf De Clercq mengde zich soms in de besprekingen, maar vooral Borginon was de spilfiguur. Op een voorbereidende vergadering stelde hij dat de tactiek in Brussel onmogelijk dezelfde kon zijn als elders in Vlaanderen. Dat had o.m. te maken met het feit dat Rex er hoofdzakelijk een Franstalige partij was. Niettemin werden in vele gemeenten zowel met Rex als met de Vlaamse katholieken besprekingen gevoerdGa naar eind15. Borginon correspondeerde in het Frans met de Rex-leiding van Sint-Agatha-Berchem. Ook voor hem bleek de strijd tegen links te primeren op andere overwegingen. Toen Rex een onaanvaardbaar voorstel deed i.v.m. de verdeling van de plaatsen, antwoordde Borginon: ‘Rex me paraît oublier une chose fondamentale: le devoir pour tous les éléments d'ordre de barrer la route au socialisme, et par conséquent à Berchem, de renverser la majorité de gauche.’ Ten slotte werd in de Brusselse regio alleen in Vilvoorde een akkoord bereikt tussen de kvv en het vnv. Het vnv wierp op diverse plaatsen nationale of provinciale mandatarissen in de strijd. Een bewijs te meer dat de partij veel belang hechtte aan een geslaagde campagne. Staf De | |
[pagina 249]
| |
Clercq die tot in oktober 1936 zitting had in de gemeenteraad van Kester, kwam niet meer op. Op de lijsten treffen we wel de volgende parlementsleden aan: Hendrik Borginon (Brussel), Piet Finné (Evere), Karel Lambrechts (Vilvoorde), Bert D'Haese (Aalst), Mathieu Croonenberghs (Maaseik), Jef Deumens (Hasselt), Jeroom Leuridan (Ieper), Emile Butaye (Watou), Reimond Tollenaere (Roeselare) en Karel Pelgroms (Geel). | |
6.1.3 Analyse van de verkiezingsuitslagenDe meeste politieke commentatoren waren het erover eens dat het vnv een zware nederlaag had geleden. Ook de resultaten van de concentratie waren ondermaats volgens de liberale, socialistische én christen-democratische kranten. Volk en Staat blokletterde dat de uitslag een ‘vnv-triomf over heel de lijn’ was en dat ‘de concentratie [...] haar sporen glansrijk verdiend’ hadGa naar eind16. Het spreekt vanzelf dat de krant vooral die gemeenten belichtte waar de uitslagen gunstig waren. Strijd kon de ontgoocheling nauwelijks verbergenGa naar eind17: ‘We kunnen natuurlijk niet verwachten dat de massa zich ineens losmaakt van de bedreiging der partijpolitiekers. Wij beschikken niet over de middelen om in de volksmassa die dagelijkse beroering te brengen die haar zou omkeren. Ten andere is zulks niet gewenst. Wat trager groeit, groeit sterk.’ Dat de concentratie beneden de verwachting was gebleven was ook de mening van het concentratieblad Nieuw VlaanderenGa naar eind18. De uitslagen in gemeenten met meer dan 10.000 inwoners tonen aan dat de concentratie haar effect had gemist. Immers, het uitgangspunt van de kvv had als norm gesteld: het behouden van een katholieke, rechtse meerderheid of het breken van een vrijzinnige, linkse meerderheid. In slechts één op drie van de gemeenten werd dat doel bereikt. De uitslagen in de gemeenten met meer dan 10.000 inwoners waar het vnv alleen opkwam, waren aan de magere kant en erg wisselvalligGa naar eind19. Het beeld van stagnatie en verlies overheerst. Vooral in de Brusselse agglomeratie was de uitslag ronduit slecht. In de meeste gemeenten had het vnv niet eens een lijst ingediend. Waar het zich wel in de strijd wierp, boerde het achteruit. In de stad Brussel was de uitslag erbarmelijk. In Sint-Niklaas werd ook een zware nederlaag geleden. Elders in Oost-Vlaanderen tekende zich een lichte winst af, tot zeer goede resultaten in Ninove en in Gent. In West-Vlaanderen ging het vnv bijna overal achteruit. In de stad Antwerpen was de uitslag slecht. De uitslagen in de kleinere gemeenten nuanceren dit beeld. Het vnv boekte in vrijwel alle arrondissementen winst. Uitzonderingen zijn de arrondissementen waar het Vlaams-nationalisme al in 1932 sterk stond, met name Ieper, Aalst en Turnhout waar eerder sprake was van stagnatie. In de andere arrondissementen is er soms forse winst, vooral doordat het vnv in vele gemeenten voor het eerst lijsten indiende. Dat is het geval in de arrondissementen Brugge en Roeselare-Tielt en in de provincie Limburg. Volk en Staat rekende voor dat de Vlaams-nationalisten in vergelijking met de verkiezingen van 1932 een sprong maakten van 274 naar 546 mandatarissen, wat dus een vooruitgang van 272 verkozenen betekende. Daarbij zouden er nog honderden Vlaams-nationalisten verkozen zijn op andere lijsten. Deze cijfers lagen niet zo heel ver van de werkelijkheid, al zijn precieze berekeningen door de vele onzekerheden voorlopig onmogelijk. Voor 1932 komt men aan 337 mandatarissen als men in dubieuze gevallen het vnv het voordeel van de twijfel gunt en als men de niet politiek te duiden verkozenen van kartellijsten zonder meer als vnv'ers beschouwt. Voor 1938 komt men op dezelfde manier aan 619 mandatarissen. Er was dus zeker sprake van een gevoelige vooruitgang. Het bereikte resultaat bleef evenwel ver beneden de verwachtingen en de resultaten in de steden en grotere centra sprongen meer in het oog. Interne documenten maken duidelijk dat ook binnen het vnv de overtuiging leefde dat de uitslagen niet meevielen. Dat blijkt | |
[pagina 250]
| |
o.m. uit een merkwaardig document dat Staf De Clercq opstelde n.a.v. de berichtgeving over de verkiezingen in de Duitse kranten. De vnv-leider was zeer gevoelig voor het imago van zijn partij in de Duitse berichtgeving. Als reactie op berichten dat het vnv een zware nederlaag had geleden en dat vooral in de steden de uitslagen catastrofaal waren, kroop Staf De Clercq zelf in de pen om een repliek te schrijven. Zijn betoog werd in het Duits vertaaldGa naar eind20. Het is niet bekend voor wie dit stuk bestemd was noch of er enige reactie op kwam. De Clercq betoogde enerzijds dat de uitslagen wél een succes waren en anderzijds - in tegenspraak daarmee - verklaarde hij waarom de uitslagen maar waren wat ze waren. Dat kwam volgens de De Clercq door verscheidene factoren: ‘[Het] vnv is gehandicapt wat verkiezingssuccessen betreft: a) door Dietse doelstelling; b) door anti-Belgische houding; c) door Duitsvriendelijkheid; d) door gebrek aan overrompelende middelen. De vlottende massa bepaalt de verkiezingssuccessen. Wij geraakten deze vlottende massa kwijt door de hetze tegen ons, omwille van Duitsland.’ Het is begrijpelijk dat De Clercq in deze notities sterk de nadruk legde op de campagne die door de andere partijen werd gevoerd tegen het ‘Duitsgezinde’ vnv. ‘In fast allen Gemeinde’, schreef hij, ‘wurde einer oder anderer Nationalist beschuldigt bei der Mobilisierung gerufen zu haben: “Heil Hitler”.’ Bladzijden lang noemde hij voorvallen die zijn stelling illustreerden. De uitslagen van 1938 waren voor het vnv vooral ontgoochelend wanneer men ze afweegt tegen de ambities die de partij koesterde. Op een totale machtsgreep via legale weg moest het vnv inderdaad niet rekenen. Diegenen voor wie de hierboven geciteerde brief van vnv-leider Staf De Clercq waarschijnlijk bestemd was, zouden korte tijd later de voorwaarden scheppen om een machtsgreep van het vnv in de gemeenten mogelijk te maken. | |
6.1.4 De sociale rekrutering van het VNV op lokaal niveauBij de analyse van de parlementsverkiezingen van 1936 werd gepoogd verbanden te ontdekken tussen sociaal-economische factoren en de resultaten van het Vlaams Nationaal Blok. Er blijkt een verband te bestaan tussen de aanwezigheid van nijverheid en de uitslagen van de partij. Het Vlaams Nationaal Blok deed het in die streken niet goed. In de provincies Limburg en West-Vlaanderen scoorde het Vlaams Nationaal Blok opmerkelijk goed in agrarische kantons. Voor de andere provincies was dat niet zo duidelijk het geval. Worden deze bevindingen bevestigd door de resultaten van de gemeenteraadsverkiezingen? De tabel in Bijlage 4 geeft hierop een proeve van antwoord. Per provincie wordt de verhouding weergegeven van het aantal gemeenten van elke sociaal-economische categorie waar het vnv één of meer verkozenen behaalde t.o.v. het totaal aantal gemeenten van die categorieGa naar eind21. De resultaten maken de analyse er niet eenvoudiger op. Wat het meest in het oog springt, is het relatief kleine aantal agrarische gemeenten waar het vnv erin slaagde verkozenen te behalen. Alleen in West-Vlaanderen heeft de partij in een kwart van de gemeenten een voet aan de grond. In Limburg haalt het vnv nagenoeg geen verkozenen in agrarische gemeenten. Uit hoofde van de uitslagen bij de parlementsverkiezingen in die provincie kan zoiets er alleen op wijzen dat de vnv'ers op het Limburgse platteland zich op lokaal niveau niet wensten te identificeren met de partij. Men kan zich afvragen in welke mate dit fenomeen zich ook voordeed in andere provincies. In heel Vlaanderen, behalve in Vlaams-Brabant, is het vnv in ieder geval relatief beter ingeplant in gemengde gemeenten dan in specifiek agrarische gemeenten terwijl vier op tien industriële gemeenten één of meer vnv-verkozenen telde. Deze constatering relativeert het bekende beeld van het vnv als een specifieke ‘plattelandsbeweging’. | |
[pagina 251]
| |
De lijsten van de verkiezingen maken het mogelijk deze problematiek vanuit een andere invalshoek te bekijken. Doordat de officiële kandidatenlijsten over het algemeen de beroepen vermelden, kan een sociaal-professionele analyse van de kandidaten worden gemaakt. De tabellen in Bijlage 5 geven - voor de gemeenten van de arrondissementen Gent-Eeklo en Aalst - een verdeling van de kandidaten van de vier grote partijen per beroepscategorie voor de verkiezingen van 1932 en 1938. Alleen voor deze twee arrondissementen was het vereiste basismateriaal te vindenGa naar eind22. De beperking tot die twee arrondissementen uit dezelfde provincie houdt natuurlijk risico's in bij een extrapolatie van de resultaten. Doordat het vnv het voorwerp is van deze studie, werd als principe genomen dat alleen de kandidaten van de gemeenten werden geteld waar in 1938 een lijst opkwam die als een vnv-lijst geïdentificeerd kon worden (of in 1932 een Vlaams-nationalistische lijst). We wilden immers de vergelijking zo zuiver mogelijk houden. Dit brengt inderdaad een verdere versmalling mee van het onderzoeksstaal. Waar enige twijfel bestond over de politieke kleur van een bepaalde lijst, werd ze niet meegeteld. We verkozen deze methode om de groep vnv'ers in 1938 zo zuiver mogelijk te houden. Ook voor de andere partijen werd als principe genomen dat een duidelijke politieke kleur aanwezig moest zijn. Wanneer in één gemeente diverse lijsten van dezelfde kleur opkwamen, werden de kandidaten van beide lijsten opgeteld. Het spreekt vanzelf dat met deze methode de absolute getallen niet de minste comparatieve waarde hebbenGa naar eind23. Slechts de relatieve sterkte van een beroepsgroep van een partij kan worden vergeleken met die van de andere partijen. De tabel geeft dan ook percentages. De tabel dient van links naar rechts gelezen te worden wat de verhouding van de beroepsgroepen binnen iedere partij betreft. 100% komt overeen met het absolute getal in de kolom uiterst rechts. Een verticale lezing geeft een vergelijking tussen de verschillende partijen. De afwijking van een bepaalde beroepsgroep voor een bepaalde partij kan gemeten worden aan het aandeel dat deze beroepsgroep vertegenwoordigt voor alle kandidaten van alle partijen: het zijn de percentages in de onderste rij. Er werd opnieuw onderscheid gemaakt tussen de gemeenten van verschillende sociaal-economische categorie. De percentages van elke beroepsgroep opgedeeld per categorie gemeente worden afgedrukt onder het globale percentage. Voor twee beroepsgroepen werd om verschillende redenen een bijtabel toegevoegd. Het onderscheid tussen ongeschoolde en geschoolde arbeiders werd uit de hoofdtabel geweerd omdat het bronnenmateriaal zo'n opdeling precair maakt. Vele kandidaten gaven als beroep ‘arbeider’ op, zodat niet is uit te maken of het om ongeschoolde dan wel geschoolde arbeid ging. Als principe werd gesteld, ook voor de ambtenaren en de zelfstandigen, dat bij gebrek aan informatie de kandidaat bij de laagste categorie werd ondergebracht. De lagere categorieën zijn dus wellicht iets overschat. Vooral bij de arbeiders kan de vertekening groot zijn. Bij de kleine zelfstandigen wordt een onderscheid gemaakt tussen landbouwers en niet-landbouwers omdat deze informatie van belang is voor de analyse. Een vergelijking tussen 1932 en 1938 voor de Vlaams-nationale kandidaten leert dat weinig verschuivingen zijn opgetreden. Alleen de daling van het aantal arbeiders kan betekenisvol worden genoemd. Dat op de vnv-lijsten toch nog meer dan een kwart arbeiders stonden, van wie een groot deel ongeschoold, is een verrassend resultaat. Opmerkelijk is ook het grote aandeel arbeiders in de agrarische en gemengde gemeenten. Mogelijk speelde de daensistische erfenis in Oost-Vlaanderen een rol. Meer in de lijn der verwachting ligt het hoge aantal kleine zelfstandigen, ambachtslui en landbouwers. Het algemene beeld van het vnv als een ‘partij van kleine middenstanders’ lijkt hiermee bevestigd. Een vergelijking met de andere partijen relativeert meteen deze uitspraak. Behalve in de bwp bekleedde deze sociaal-professionele groep overal het grootste aandeel. De opdeling van deze groep vnv-kandidaten in landbouwers en niet-landbouwers | |
[pagina 252]
| |
levert een interessant resultaat op. Ongeveer een kwart van alle vnv-kandidaten is landbouwer. Ongeveer een gelijk aandeel is middenstander of ambachtsman. Het aandeel van deze laatste groep is in de industriële gemeenten groter dan in eender welke andere partij. Overigens was dat in 1932 voor de Vlaams-nationalistische kandidaten nog duidelijker het geval. Landbouwers, kleine middenstanders en ambachtslui en arbeiders nemen in ongeveer gelijke mate de plaatsen op de vnv-lijsten in. Telt men bij deze groepen ook nog de lagere bedienden en ambtenaren, dan constateert men dat op de vnv-lijsten meer dan 82% van de kandidaten tot de arbeidersstand of de lagere middenklasse behoort. Dat is net evenveel als bij de bwp-kandidaten, maar met een omgekeerde verhouding voor de samengetelde groepen en met het belangrijke verschil dat op de bwp-lijsten nagenoeg geen enkele landbouwer voorkomt. Een sociale analyse van de resultaten en van de kandidatenlijsten van de gemeenteraadsverkiezingen van 1938 leidt tot het besluit dat het vnv vooral aanhang had in streken waar een overgang plaatshad van een agrarische samenleving naar een industriële samenleving. De partij rekruteerde er bij sociale groepen die het sterkst betrokken waren bij die ontwikkeling: landbouwers, arbeiders, ambachtslui en kleine zelfstandigen. |
|