Greep naar de macht
(1994)–Bruno De Wever– Auteursrechtelijk beschermdVlaams-nationalisme en Nieuwe Orde. Het VNV 1933-1945
[pagina 223]
| |
5.2 Vlaamse en rechtse Concentratie5.2.1 De Vlaamse ConcentratieNa de politieke aardschok van 24 mei 1936 volgde in de Belgische politiek een woelige periode van grote verwarring en dreigende polarisering. Kern van het destabiliseringsproces was de ontreddering van de Katholieke Partij die een zware interne crisis doormaakte. Bovendien hadden 400.000 katholieken voor een andere partij gestemd. Dat de bwp in het parlement de sterkste fractie werd en niet meer genegeerd kon worden als coalitiepartner, was voor velen van de rechterzijde onverteerbaarGa naar eind55. Binnen de partij gingen stemmen op voor het zoeken naar nieuwe bondgenootschappen. Op 30 augustus 1936 pleitte de katholieke senator de Dorlodot voor een rechtse concentratie tegen een dreigend volksfront van socialisten en communisten. Op het zesde Katholiek Congres in Mechelen riep kardinaal Van Roey op tot een katholieke concentratie, waarbij hij zich ook duidelijk richtte tot Rex en vnv. Vrijwel gelijktijdig startte premier Van Zeeland een offensief tegen die partijen. Op 7 september 1936 sprak hij in een radiotoespraak over een nationale concentratie van de traditionele partijen. Boven op die concentratiemaneuvers was er nog vanwege de Vlaamse Concentratie een poging om alle katholieken in Vlaanderen te bundelen om zo een staatshervorming af te dwingenGa naar eind56. Toen Staf De Clercq in zijn landdagrede van 12 juli 1936 de deur openzette voor onderhandelingen met Vlaamse katholieke groepen, waren de besprekingen feitelijk al aan de gang. Men kan zich trouwens afvragen of de landdagrede niet in sterke mate werd bepaald door de gematigde vleugel van het vnv. De wens om uit het politieke isolement te treden, was bij sommige zwaargewichten van het vnv zeer groot. De succesvolle coalitievorming met de Katholieke Partij in drie provincieraden bewees dat het mogelijk was door te stoten naar machtsposities. Al onmiddellijk na de verkiezingen waren er drukke contacten tussen verkozen vnv'ers en de Katholieke Partij. Alleen al de coalitiebesprekingen in de drie provinciebesturen maakten intensieve contacten noodzakelijk. Vooral Hendrik Borginon speelde een actieve rol. Hij was voorzitter van de ‘Landelijke Commissie van het Vlaams Nationaal Blok voor Verkiezingsaangelegenheden’. De pijnlijke omstandigheden waarin zijn kandidaatstelling waren verlopen en de dure eed die hij had gezworen na zijn verkiezing ‘het vnv niet meer te kennen’, weerhielden hem niet meteen al een eersterangsrol te spelen. Ook binnen de vnv-Hoofdraad waren er enkele mensen die een samenwerkingspolitiek met de Vlaamse katholieken genegen waren. Hendrik Elias en Gerard Romsee waren van in den beginne betrokken bij de onderhandelingen. Aan katholieke zijde speelde De Standaard een stimulerende rol in de toenadering tot het vnv. Sinds het blad in het begin van de jaren dertig overging in handen van Gustaaf Sap fungeerde het als een ontmoetingsplaats tussen katholieken en Vlaams-nationalisten. Het spreidde ook een fel anticommunisme tentoonGa naar eind57. Vooral Nieuw Vlaanderen speelde een bindende rol. Het blad verscheen voor het eerst in december 1934 en was een spreekbuis van de katholieke vlaamsgezinde burgerij, vooral intellectuelen, met als kern een groep Leuvense hoogleraren. Ze hadden in maart 1936 ook het Katholiek Vlaams Oud-hoogstudentenverbond (kvohv) gesticht als ondersteunende organisatie van het weekblad. Bij de medewerkers van het blad en de organisatie trof men tal van Vlaams-nationalisten aanGa naar eind58. Het blad stelde dat de bakens in federalistische zin verzet moesten worden. Het corporatistische ideeëngoed was evengoed manifest aanwezig. Lode Wils meent dat Nieuw Vlaanderen vooral moet worden beschouwd als ‘een brug van de Katholieke Partij naar het vnv’Ga naar eind59. Als reactie op de verkiezingsuitslagen kwam het weekblad tot de conclusie dat de oude | |
[pagina 224]
| |
Katholieke Partij niet meer te redden was. Vlaanderen had zo fel Vlaams-nationaal gereageerd dat de Katholieke Partij zich diende te bezinnen over haar grondslagen. Ze moest onder ogen zien dat de ‘overgrote meerderheid van de denkende Vlamingen onder de veertig [...] alle belangstelling voor haar verloren heeft [...]’. Meer nog werden de kolommen van Nieuw Vlaanderen na de verkiezingen beheerst door het idee van een rechts front in Vlaanderen tegen een dreigende linkse coalitie. Op 13 juni 1936 riep het blad, onder de titel ‘Grote politiek tegenover de rode vloed’, op tot de vorming van een ‘volksbeweging’ tegen de ‘bedreigingen uit Moskou’. Het was op de dag dat Paul Van Zeeland een regering van nationale unie vormde en op het moment dat het land verlamd werd door een stakingsgolf die dreigde te escaleren. In Frankrijk was enkele weken eerder in een woelig sociaal klimaat het ‘Front Populaire’ aan de macht gekomen. Strijd schreef, niet ten onrechte, dat Nieuw Vlaanderen een getrouwe echo gaf van wat het vnv-blad al jaren schreef. In het 11-julinummer van Nieuw Vlaanderen verscheen een oproep voor een ‘Congres der Vlaamse Concentratie’ te Leuven, op 19 juli 1936. De oproep was ondertekend door Albert Bouweraerts namens de Katholieke Vlaamse Landsbond, en de Leuvense professor Hendrik Van de Wijer namens het kvohv. Laatstgenoemde zou het congres voorzitten. Als secretaris trad de Leuvense professor Richard Van Cauteren op. Onder de sprekers op het congres treffen we enkele Leuvense professoren aan: Gaston Eyskens en Fernand Van Goethem; de Gentse professor, maar in Leuven gevormde filosoof, Edgar De Bruyne; de katholieke politici Albert Bouweraerts en Leo Delwaide, kvohv'er Paul Beeckman, het Verdinaso-lid Frantz Van Dorpe. Namens het vnv sprak Hendrik EliasGa naar eind60. Het congres riep op tot ‘de gemeenschappelijke verdediging van het Vlaamse volksbestaan en het opbouwen van een christelijke en volkse orde in Vlaanderen’Ga naar eind61. Ze zou gestoeld zijn op het christelijk solidarisme. Deze nieuwe maatschappelijke ordening was een van de belangrijkste thema's van het congres. Paul Beeckman sprak erover op het congres. Zijn maatschappelijke ideeën waren niet bepaald veranderd in vergelijking met enkele jaren geleden. Hij verdedigde nog steeds, zoals in de beginmaanden van het vnv, een soort standenstaat geleid door een ‘politieke adel’ waarin het algemeen stemrecht en de partijen zouden worden afgeschaft. Hendrik Elias hield een voorzichtige afwachtende rede, maar liet niet na de ‘onmiddellijke strijd tegen het linkse Volksfront’ als een prioriteit voorop te stellen. De congresbesluiten beperkten zich tot de eis voor Vlaamse zelfstandigheid, vertaald in de concrete eis tot splitsing van de bestuurlijke diensten en 's lands sociale en economische instellingen. De volledige opzegging van het Frans-Belgisch militair akkoord en volledige amnestie voor de activisten waren twee andere concrete eisen. Op het congres werd een ‘leidingcomité’ aangesteld. Hendrik Van de Wijer zat het comité voor. In het comité vindt men de meeste sprekers van het congres: Gaston Eyskens, Fernand Van Goethem, Edgar De Bruyne, Richard Van Cauteren, Leo Delwaide, Carlos De Vriendt, Paul Beeckman en Hendrik Elias. Traden nog toe: de Gentse professor en voorzitter van het IJzerbedevaartcomité Frans Daels, de katholieke politicus Maurice Orban en de vnv'er Gerard Romsee. De leiding van de Vlaamse Concentratie bestond dus uit mensen van Nieuw Vlaanderen, uit enkele katholieke politici van de burgerlijke vleugel van de partij, twee top-vnv'ers en enkele mensen die zich bevonden in de schemerzone tussen katholicisme en Vlaams-nationalisme. Het Verdinaso had geen vertegenwoordiger, maar er werd ruimte gelaten voor een eventuele uitbreiding van het comité. Joris Van Severen zou zich echter snel distantiëren van de Vlaamse ConcentratieGa naar eind62. Verder zal niettemin blijken dat hij niet onverschillig bleef voor het klimaat van de politieke bondgenootschappen. Nieuw Vlaanderen kondigde de geboorte aan van de Vlaamse Concentratie - ‘het Vlaamse Volksfront’-Ga naar eind63. De socialistische pers sprak over een klerikaal-burgerlijke bijeenkomst van | |
[pagina 225]
| |
antidemocraten. Het acw blies koud en warm tegelijk. Op een algemene vergadering einde juli 1936 verklaarde Paul-Willem Segers met sympathie de vorming van het Vlaamse Volksfront te volgen, maar ook met wantrouwen tegenover de strekking van sommige sprekers die op het congres spraken over de sociaal-economische structurenGa naar eind64. Binnen de Vlaamse katholieke wereld bestond dus verdeeldheid over de Vlaamse Concentratie. In de schoot van het leidingcomité zelf bleken ook algauw ernstige ‘misverstanden’ te ontstaan. Tijdens de eerste vergadering van het leidingcomité, enkele dagen na het congres, verklaarde Edgar De Bruyne dat hij niet instemde met het idee van een volledige politieke autonomie van Vlaanderen in België. Met dit standpunt overschreed hij de minimumgrens van het mandaat waarbinnen de vnv'ers deelnamen aan de Vlaamse Concentratie. Staf De Clercq had tijdens zijn landdagrede op 12 juli 1936 verklaard dat het vnv slechts wilde samenwerken met groepen die de Vlaamse zelfstandigheid aanvaardden. Het is niet onbelangrijk te vermelden dat Edgar De Bruyne voorzitter was van de redactieraad van Elckerlyc, het weekblad dat in feite onder de politieke controle stond van Frans Van Cauwelaert en opgericht tegen Nieuw Vlaanderen. Van Cauwelaert had zich steeds verzet tegen de federalistische ideeGa naar eind65. Niettemin had Elckerlyc de besluiten van het congres van de Vlaamse Concentratie onderschreven en zich aangesloten bij het ‘volksfront’. De positie van Edgar De Bruyne en ook van Frans Van Cauwelaert zelf was dus op zijn minst dubbelzinnig te noemen. Lode Wils reikt een verklaring aan voor deze dubbelzinnigheid. Van Cauwelaert beoogde in de eerste plaats een Vlaamse katholieke concentratie door het aantrekken van zoveel mogelijk krachten naar een zelfstandige Vlaamse katholieke partij. Hij dacht allerminst aan een concentratie mét het vnv. Al in 1935 knoopte hij gesprekken aan met vnv'ers (Hendrik Borginon, Gerard Romsee, Adiel Debeuckelaere e.a.) die ontevreden waren over de ideologische koers van het vnv. De hele concentratiebeweging was echter aan zijn controle ontsnapt, net zoals Van Cauwelaert de controle verloor over de katholieke vlaamsgezinde intelligentsia die zich steeds meer politiek dakloos opstelde tussen het vnv en de Katholieke Partij en waarvan Nieuw Vlaanderen een produkt wasGa naar eind66. Nu de hele opzet van de Vlaamse Concentratie zijn doel ver was voorbijgeschoten, probeerde Van Cauwelaert van binnen uit bij te sturen. De Vlaamse Concentratie stierf na een opgemerkte geboorte een stille dood. Hendrik Elias schrijft dat de organisatie onvoldoende kracht bezat om een werkelijke ‘volksbeweging’ in het leven te roepen. Toch zou de Vlaamse Concentratie nog een politieke nageboorte opleveren. | |
5.2.2 Het akkoord Rex-vnvDe snelle ontwikkeling in de verhouding met de andere overwinnaar van de rechterzijde toont aan dat het vnv gretig gebruik wilde maken van de gunstige politieke omstandigheden. Tijdens de verkiezingsstrijd hadden de beide partijen elkaar niet gespaard. In zijn landdagrede van 12 juli 1936 nog noemde De Clercq Rex een gevaar voor Vlaanderen omdat de partij wezenlijk Belgisch en anti-Vlaams-nationaal was. Maar er was méér. Het vnv vreesde dat de nieuwe partij, goed voor 72.000 stemmen in Vlaanderen, in de toekomst een ernstige electorale bedreiging dreigde te worden. Beide partijen mikten immers ten dele op hetzelfde publiek. Ook het vnv had in de voorbije verkiezingscampagne geappelleerd aan de gevoelens van frustratie en angst bij vele burgers. Het feit dat Degrelle in Vlaanderen een politiek voerde die zich niet uitsluitend tot de francofonen richtte, verontrustte de vnv-leiding in hoge mate. Uit de verkiezingsuitslagen had ze al kunnen uitmaken dat Rex niet alleen Franstalige Vlamingen aantrok. | |
[pagina 226]
| |
Degrelle kondigde bovendien de oprichting aan van een autonoom Vlaams secretariaat. Rex zou federaal worden opgebouwd. De Rex-leider bood de bekende vlaamsgezinde toneelschrijver en sportjournalist Paul De Mont een senaatszetel aan en maakte hem bovendien hoofdredacteur van De Nieuwe Staat, een krant die vanaf 1 september 1936 zou verschijnen. De Mont schreef in zijn eerste hoofdartikel over ‘de ombouw van de huidige Belgische staat’. Hij pleitte voor federalisme en een eentalig Vlaanderen. Enkele dagen later kwam hij tot de conclusie dat het Vlaams-nationalisme en het Rexisme, hoewel uitgaand van een tegengesteld uitgangspunt, ter zake wezenlijk op dezelfde golflengte zaten. Het waren verrassende geluiden, niet het minst voor de vnv-leiding. Ze werd tot een nieuwe houding verplicht... of waren de artikels van De Mont al een onderdeel van geheime besprekingen tussen vnv'ers en rexisten? Volgens Hendrik Elias was het Paul De Mont die pas midden september 1936 voor het eerst contact zocht met het vnv. In feite waren er al vroeger en zelfs al tijdens de verkiezingen losse contacten geweest. Ook toen gingen die uit van rexistische zijdeGa naar eind67. Volgens de biograaf van Jules Callewaert zou de Gentse dominicaan op 29 juli 1936 het bezoek hebben gekregen van Léon Degrelle, Xavier de Grunne en Paul De Mont, in gezelschap van Hilaire Gravez om de verhouding tussen Rex en het vnv te bespreken. Callewaert gaf de rexisten het advies rechtstreeks met Staf De Clercq contact op te nemenGa naar eind68. Arthur de Bruyne beweert, zonder bronvermelding, dat Ernest Van den Berghe en Bert D'Haese eind juli 1936 in Aalst besprekingen voerden met Paul De MontGa naar eind69. Als deze beweringen gegrond zijn, dan is het opmerkelijk te noemen dat er aan vnv-zijde in eerste instantie uitsluitend Aalstenaars betrokken zijn bij de besprekingen. Een verklaring kan misschien gevonden worden in het feit dat Ernest Van den Berghe goede contacten onderhield met het Nationaal Vlaams Volkstoneel van Staf Bruggen waar De Mont geregeld voor werkte, en dat beide mannen zo elkaar kenden. De Bruyne beweert nog dat na de voorbereidende gesprekken van de Aalstenaars de onderhandelingen zich verplaatsten naar de Brusselse woning van Gerard Romsee. Hij zou aan vnv-zijde de belangrijkste architect zijn van het akkoord tussen vnv en Rex. Wie er van vnv-zijde aan de gesprekken deelnam, is niet bekend. Elias getuigde dat hij alle besprekingen meemaakteGa naar eind70. Dat er in ieder geval al begin september 1936 besprekingen werden gevoerd en mogelijk zelfs een basis van akkoord werd bereikt, blijkt uit een document van het Duitse gezantschap in BrusselGa naar eind71. Léon Degrelle had tegenover de Duitse gezant beweerd dat hij tot een akkoord was gekomen met het vnv. Dat de Rex-leider niet terugschrok voor bluf is genoegzaam bekend. Men is geneigd zijn bewering te aanvaarden, aangezien hij al de krachtlijnen aangaf van het akkoord zoals het een maand later effectief werd ondertekend. De besprekingen leidden al op 6 oktober 1936 tot een akkoord. Het werd ondertekend door de leiders van beide partijen. Geen wonder dat Staf De Clercq niet lang hoefde te twijfelen om zijn handtekening te plaatsen. Het akkoord was uitermate gunstig voor het vnv: Rex en het vnv zouden samen ijveren voor een gefederaliseerd België onder de kroon van Saksen-Coburg. Het vnv gaf evenwel zijn Dietse doelstelling niet op. Rex verklaarde mee te zullen helpen om een einde te maken aan de verfransing van Brussel. Alle uitingen van Rex in Vlaanderen, met uitzondering van de spreekbeurten van Degrelle, moesten in het Nederlands gebeuren. Rex zou zelfs mee ijveren voor de reïntegratie van de ‘taalvervreemden’ in de Vlaamse volksgemeenschap. Rex-Vlaanderen en het vnv zouden streven naar een eenheidsformatie. Voorlopig moest het akkoord geheim blijvenGa naar eind72. Wellicht heeft Elias gelijk waar hij stelt dat Degrelles bereidheid om een zo nadelig akkoord te ondertekenen, voortsproot uit Degrelles overtuiging dat het vnv niet bestand was tegen het dynamisme van RexGa naar eind73. Degrelle wilde vooral ook de andere partijen intimiderenGa naar eind74. Misschien wou Degrelle zijn nieuwe bondgenoot al een eerste slag toebrengen toen hij twee dagen na de ondertekening het akkoord, tegen de afspraken in, toch bekendmaakte. | |
[pagina 227]
| |
Bij de vnv-basis kwam het bericht inderdaad hard aan, in die mate zelfs dat al op 12 oktober 1936 inderhaast een algemene vergadering werd samengeroepen. Het verzet van de kaderleden was zeer groot. Ze zagen zich immers gedwongen samen te werken met mensen die ze tot dan toe als franskiljons hadden bestreden. De Clercq verklaarde waarom hij besloten had het akkoord te ondertekenen en hij deelde de volledige inhoud ervan mede. Hij stelde de vergadering voor de keuze, het akkoord loyaal uit te voeren of een nieuwe leider en een nieuwe leiding aan te stellen. Voor zulk een bedreiging ging het vnv-kader door de knieënGa naar eind75. In zijn rede tot de kaderleden ontwikkelde De Clercq een merkwaardige redeneringGa naar eind76. Hij schetste een scenario waarbij Rex spoedig een autoritaire Belgische staat zou vormen die ‘kan doen wat wij onbetwijfelbaar zouden doen indien we in een eigen staat de macht in handen zouden nemen. Wij zouden hem niet laten kapotmaken’. De vnv-leider voorspelde dat zo'n regime elke politieke activiteit van het vnv onmogelijk zou maken. Het vnv kon twee dingen doen: zich voorbereiden op een bloedige strijd vanuit de catacomben, waarbij het verplicht zou worden met marxisten in dezelfde boot te zitten. Zoiets was voor de leider van het vnv uitgesloten. Daarom bleef alleen de tweede weg open: door een akkoord met Rex ervoor zorgen dat het vnv aan de kant staat van de toekomstige machthebbers. Als garantie voor de vrijheid van het vnv was in het akkoord voorzien in het behoud van een politiek parlement, op grondslag van het algemeen stemrecht. ‘[...] want we zijn nog in België en voor ons, Dietse nationalisten, ligt nog altijd een zekere waarborg, zolang wij tot België behoren, in de ontbindende democratische vrijheden. Doch wij vermoeden dat de overgang niet anders kan zijn dan autoritair.’ De Clercq liet tijdens die besloten vergadering sterk in zijn kaarten kijken. Voor hem waren democratische vrijheden maar een middel om macht te verwerven. In de Dietse volksstaat moesten ‘staatsontbindende’ krachten niet op die luxe rekenen. Door het akkoord met Rex moest De Clercq zijn radicale achterban een voorlopige aanvaarding van het federalisme en de Belgische monarchie door de strot drukken. De koerswijziging had De Clercq al aangekondigd op de Algemene Raad van september 1936. Het was tevens een voorwaarde om de besprekingen i.v.m. de Vlaamse Concentratie mogelijk te maken, een oude wens van de gematigde vleugel van het vnv. Dat neemt niet weg dat voor alles, de besprekingen met Rex verantwoordelijk waren voor de koerswijziging. De Clercq stelde op de Algemene Raad dat het vnv zich de politieke mogelijkheden moest ten nutte maken die geboden werden door de samenwerking met krachten die ijverden voor de Vlaamse zelfstandigheidsgedachte. De noodzaak van een rechts eenheidsfront tegen een dreigende communistische dictatuur gebood volgens De Clercq ook die samenwerking. Bovendien voorspelde hij dat het vnv alleen maar voordeel zou halen uit de samenwerking. Om dat mogelijk te maken moest de partij onvermijdelijk wat gas terugnemen. De Clercq herhaalde wel tien keer dat het vnv in geen geval zijn Dietse doelstelling noch zijn solidaristische levensvisie verloochende. Eigenlijk trachtte hij daardoor het wezenlijke dat hij had mee te delen te verbloemenGa naar eind77. ‘[...] de Leiding van het vnv heeft beslist alle kansen te aanvaarden en te gebruiken die ons tot zelfregering kunnen brengen en bevestigt dat, in de huidige omstandigheden, de weg naar de Dietse volksstaat gaat over de zelfregering van Vlaanderen in de Belgische staat onder de kroon van Saksen-Coburg.’ Later zou De Clercq op een werkvergadering i.v.m. de concentratie spreken over een ‘matsrichting’ die het vnv insloeg. Ze kon onmogelijk in de beginjaren van de partij worden afgekondigd. De partij zou zijn ondergegaan in eindeloze twisten. Hij argumenteerde dat zijn tactiek de enig juiste was gebleken aangezien door de sterke organisatie de scherpslijpers nu geen kans meer hadden de organisatie te doen exploderenGa naar eind78. De Clercq vermeed om | |
[pagina 228]
| |
begrijpelijke redenen te spreken over een nieuwe marsrichting. Maar daarmee erkende hij in feite impliciet dat het vnv in de eerste jaren geen duidelijke koers had gevaren. Ik betwijfel of de leider van het vnv werkelijk een strategie leidde die erop gericht was de radicalen langzaam een federalistische koets ‘op te dringen’, zoals hij dat zelf uitdrukte. De Clercq was ervan overtuigd dat er in België een omwenteling voor de deur stond en hij wilde in geen geval de boot missen. Rex zou in Wallonië alle andere partijen overtroeven en daarom moest het vnv in Vlaanderen Rex neutraliseren om zelf te profiteren van de dynamiek die met de omwenteling gepaard zou gaan. Die overtuiging had tot gevolg dat hij meehielp aan het tot-stand-komen van het akkoord en het ondertekende. Het akkoord Rex-vnv stuitte op merkwaardig weinig weerstand van de radicale Groot-Nederlanders die reden genoeg hadden om zich te roeren. Hun nationale opvattingen moesten wijken voor een ideologisch bondgenootschap dat uitzicht bood op een rechtse omwenteling. Ook voor hen woog dit blijkbaar door. Men kan vraagtekens plaatsen bij de houding van de zg. gematigde vnv'ers. Tenslotte waren zij het, met Gerard Romsee en Hendrik Elias op kop, die over het akkoord onderhandelden. Ze wisten dat Léon Degrelle een machtsovername op korte termijn nastreefde, dat hij contacten onderhield met het fascistische Italië en nazi-Duitsland en zelfs steun kreeg van deze regimes. Degrelle vertelde ze dit namelijk zelfGa naar eind79. Wellicht hoopte de gematigde vleugel met een akkoord Rex-vnv druk te kunnen uitoefenen op de Katholieke Partij en een sterkere onderhandelingspositie te kunnen verwerven bij de besprekingen met de Vlaamse vleugel van deze partij. De bekendmaking van het akkoord Rex-vnv maakte in alle politieke kringen grote ophef. In de Kamer citeerden de politieke tegenstrevers met wellust de commentaren van het vnv op Rex tijdens de verkiezingsperiode. Het samengaan van het vnv met een ‘anti-Vlaamse en anti-volkse’ partij, met de ‘fine fleur van alles wat dringt naar franskiljonisme en sociale reactie’ - dixit August Balthazar - werd in alle toonaarden aan de schandpaal genageldGa naar eind80. De algemene teneur van de perscommentaren was dat het hier ging om wederzijds huwelijksbedrog. Dat was gedeeltelijk ook het gevolg van de soms tegenstrijdige interpretaties, zowel aan vnv- als aan Rex-zijde. De inhoud van het akkoord zou pas later, in 1937, officieel worden vrijgegevenGa naar eind81 In Wallonië werd Degrelle fel aangevallen omdat hij de zaak van de Vlaams-nationalisten diende. La Nation Belge schreef smalend dat Léon Degrelle zich liet rollen ‘par un paysan du Payottenland’Ga naar eind82. De Vlaamse commentatoren meenden dat De Clercq spoedig in Degrelle zijn meerdere zou erkennen. Belangrijk is evenwel dat de Vlaamse-Concentratiebladen Nieuw Vlaanderen en De Standaard positief reageerden op het akkoord. Voor Elckerlyc was het een gelegenheid om afstand te nemen van de Vlaamse Concentratie. Het acw voerde een hevige campagne tegen het gevaar van de rechtse dictatuurGa naar eind83. De socialistische pers hekelde het akkoord. Een fascistisch front was in de maak, aldus de commentatoren. Het Verdinaso reageerde voorzichtig. In de schoot van deze groep bestond onenigheid. Aan de ene kant namen Verdinaso-vertegenwoordigers deel aan besprekingen met Rex en vnv en ook met de Katholieke Partij, aan de andere kant stelde Joris Van Severen voorwaarden die elke overeenkomst onmogelijk maakten. Op 27 december 1936 onthulde Volk en Staat dat er tussen vnv en Rex-Vlaanderen enerzijds en het Verdinaso anderzijds onderhandelingen hadden plaatsgevonden. De besprekingen werden afgebroken toen Van Severen een 24-puntenplan voorstelde dat erop neerkwam dat eenieder die met het Verdinaso wilde samenwerken, moest toetreden tot het Verdinaso. Dat het akkoord ook in regeringskringen indruk maakte, bewijst de verhitte aanval van Spaak tijdens een meeting in Schaarbeek. Hij verklaarde er dat de regering een anti-Rex- en anti-vnv-beweging zou opstarten. Hij pleitte voor wettelijke maatregelen tegen degenen | |
[pagina 229]
| |
die de instellingen van het land in gevaar brachten. De regering-Van Zeeland was vroeger al, in een poging een concentratie te bewerkstelligen tussen de drie traditionele partijen, een offensief begonnen tegen de krachten die een nationale polarisering in de hand werkten. In een gezamenlijk manifest van 23 oktober 1936 antwoordden Staf De Clercq en Léon Degrelle dat ze de dictatuur verwierpen, dat ze garant stonden voor het algemeen stemrecht en de vakbondsvrijheden en dat een federalisering het voortbestaan van het koninkrijk niet in gevaar brachtGa naar eind84. Aanleiding tot het manifest was het verbieden van een grote volksvergadering te Brussel die Rex voor 25 oktober had gepland. Elias hield op 29 oktober een scherp betoog in het parlement, vooral tegen het optreden van Spaak. Hij richtte zich rechtstreeks tot de katholieken die hij uitnodigde tot een concentratie met hun natuurlijke bondgenoten: het vnv in Vlaanderen en Rex in WalloniëGa naar eind85. De gematigde verklaringen van de beide leiders hadden twee doelstellingen: in de eerste plaats wilden ze effectieve maatregelen van de regering voorkomen (bijv. het verbod voor ambtenaren om lid te zijn van een van de twee organisaties) en op de tweede plaats waren ze een stimulans tot onderhandelen met katholieke groepen. Het akkoord Rex-vnv heeft inderdaad geleid tot een versnelde toenadering tussen het vnv en de hervormde Katholieke Partij. Het zorgde evenzeer voor een diep en onoverbrugbaar wantrouwen bij bepaalde geledingen in de KP. De hele concentratiegeschiedenis bracht vooral aan het licht dat de Katholieke Partij ten prooi was aan verwarring en aan een dreigende desintegratie. Aan de ene kant nam ze deel aan een regering die de strijd aanbond met Rex en vnv, aan de andere kant werd via verschillende kanalen gepoogd met deze partijen samen te werken. | |
5.2.3 Het akkoord kvv-vnvHet idee van een Vlaamse concentratie leefde intussen verder. Na het opgemerkte congres in Leuven was er niet veel beweging meer geweest. Wel had in Mechelen van 10 tot 13 september het zesde Katholiek Congres plaats onder het voorzitterschap van kardinaal Van Roey. Van Nederlandstalige zijde namen ook rexisten en Vlaams-nationalisten eraan deel. Paul Beeckman sprak er in dezelfde zin als op het Leuvense congres. Van acw-zijde liet men duidelijk verstaan dat men het allerminst kon vinden met Beeckmans opvattingenGa naar eind86. Na het congres, op 4 oktober 1936, hadden besprekingen plaats bij de Lokerse notaris Prosper Thuysbaert. Deze Leuvense hoogleraar was de voorzitter van de Oostvlaamse provincieraad (waar Katholieken en vnv'ers samen de deputatie vormden) en had als ondervoorzitter meegewerkt aan het Mechelse congres. Met het oog op de besprekingen waren uitgenodigd: leden van Rex-Vlaanderen, Verdinaso en vnv naast vertegenwoordigers van de Vlaamse Concentratie en de Katholieke Unie. Namens het vnv nam Bert D'Haese deel, weliswaar zonder mandaat van de partij. De bijeenkomst lag volledig in de lijn van wat kardinaal Van Roey beoogde: de vorming van een katholieke concentratie. Bert D'Haese bracht Thuysbaert op de hoogte van het nakende akkoord tussen vnv en Rex-VlaanderenGa naar eind87. Het bekend worden van het akkoord Rex-vnv bracht opnieuw schot in de onderhandelingen tussen het vnv en de Vlaamse katholieken. Vrijwel onmiddellijk kwam het tot onderhandelingen nadat de Katholieke Partij een grondige hervorming had ondergaan. Op 8 oktober 1936, precies op de dag dat het geheime akkoord Rex-vnv uitlekte, kwam het hoofdbestuur van de Katholieke Unie bijeen om een hervormingsplan te bespreken. Zowel het feit dat het hervormingsplan niet bood wat ervan verwacht werd als de nu wel zeer acuut geworden dreiging van een alternatief katholiek front, leidden tot een verrassende wending. Er werd een directorium aangesteld met uitgebreide volmachten en de partij werd gefederaliseerd. De Vlaamse afdeling werd voortaan Katholieke Vlaamse Volkspartij | |
[pagina 230]
| |
(kvv) genoemd en in het Vlaamse Directorium was de groep-Nieuw Vlaanderen manifest vertegenwoordigd door Gaston Eyskens. Op de dag van de oprichting van het Vlaamse Directorium legde het een verklaring af waaruit bleek dat naar een concentratie werd gestreefd van ‘alle gezonde volkskrachten in Vlaanderen, op een ondubbelzinnige Vlaams-nationale en christelijke grondslag’Ga naar eind88. Lode Wils betoogt dat de oprichting van de kvv de vrucht was van het werk van Frans Van Cauwelaert die sinds lang pleitte voor een communautarisering van de Katholieke Partij. Het lag in zijn bedoeling met een verzelfstandigde Vlaamse Katholieke Partij de open wonde te dichten die was ontstaan door het systematisch afvloeien van katholieken naar het Vlaamsnationalisme of naar groepen die zich tussen de Katholieke Partij en het vnv opsteldenGa naar eind89. Op 20 oktober 1936 nodigde kvv-partijleider Alfons Verbist Staf De Clercq uit voor onderhandelingen over de vorming van ‘één Christelijke Vlaamse partijformatie’Ga naar eind90. Hij distantieerde zich van de oorlogsverklaring die Spaak tijdens zijn beruchte redevoering in Schaarbeek aan het adres van het vnv en Rex had uitgesproken. De Clercq antwoordde dat hij Hendrik Elias en Gerard Romsee de opdracht had gegeven de modaliteiten van de besprekingen vast te leggen. Van vnv-zijde zat ook Hendrik Borginon aan de onderhandelingstafel; hij ontpopte zich spoedig als de delegatieleider. Het is niet de eerste keer dat ik mij de vraag stel wat Borginon bezielde om op te treden als woordvoerder van een partij waarmee hij zo sterk in onmin leefde. Het antwoord moet gezocht worden in twee richtingen. In de eerste plaats zag Borginon een nieuwe kans om de politiek van het vnv om te buigen. Dacht hij De Clercq te kunnen overtuigen van de opportuniteit van een realistische machtspolitiek binnen het Belgische politieke bestel? Waarschijnlijk wel, maar Borginon overschatte nog maar eens zijn invloed op de vnv-leider. Staf De Clercq stond uiterst wantrouwig tegenover de onderhandelingen. Het is zelfs de vraag of De Clercq niet door zijn gematigde vleugel tot een toenadering werd gedwongen. Een jaar later beweerde hij tegenover Borginon dat hijzelf er niet verantwoordelijk voor was en dat de acties van Elias en Romsee haastige beslissingen waren geweest in een tijd dat het vnv in een zware crisis verkeerde. Letterlijk schreef De ClercqGa naar eind91: ‘Dat is gebeurd op een ogenblik waarop het vnv op springen stond en was het gevolg van een “coup de tête”.’ Vermoedelijk verwees De Clercq naar de spanningen in het vnv-kader n.a.v. de bekendwording van het geheim akkoord Rex-vnv. Romsee en Elias zouden dus van deze beroering gebruik hebben gemaakt om van de vnv-leider groen licht te krijgen tot onderhandelen met de kvv. De tweede motivatie die Borginon en ook Elias en Romsee dreef, was het uitzicht op machtsposities. Onthullend is hetgeen Borginon toevertrouwde aan Pieter Geyl. Geyl schreef erover naar Herman VosGa naar eind92: ‘Het ongeluk is dat zelfs een man als Borginon met de Vlaamse socialisten nauwelijks meer rekent. [...] De tacticus Borginon aanvaardt de verwijdering tussen katholieken en socialisten als een feit en ziet meer kans om er zonder de socialisten te komen. Hij rekende het mij precies voor: de katholieken, de rexisten, de Vlaams-nationalisten: daar zat een mogelijke regeringsmeerderheid.’ Het is niet waarschijnlijk dat de Vlaams-nationalistische onderhandelaars meenden dat op korte termijn een fusie mogelijk was tussen vnv en kvv. Maar een nauwe samenwerking tussen het Vlaams Nationaal Blok en de Katholieke Vlaamse kamer- en senaatsgroepen, met de mogelijkheid van een kartel bij de volgende verkiezingen en het uitzicht op ministerportefeuilles, behoorde volgens hen zeker tot de mogelijkheden. Staf De Clercq zat evenwel op een hele andere golflengte. Voor hem mochten de onderhandelingen de positie van het vnv in genen dele verzwakken. Concentratieonderhandelingen mochten alleen een versterking van het vnv tot doel hebben door het aantrekken van degenen die zich opstelden tussen het vnv en de kvv. | |
[pagina 231]
| |
De vnv-leider liet zich hierbij leiden door een verborgen raadgever wiens ideeën allesbehalve strookten met die van de gematigde vleugel. Priester Odiel Spruytte schreef in lange epistels voor hoe De Clercq diende te handelenGa naar eind93. De Clercq van zijn kant verstrekte Spruytte alle brieven en documenten over de onderhandelingen. Spruytte was ook de auteur van menig niet-ondertekend kritisch artikel in Volk en Staat over de onderhandelingenGa naar eind94. We wisten al dat Odiel Spruytte een van de belangrijkste ideologen is achter de Grootnederlandse radicale jongeren. Wanneer er voor het eerst rechtstreeks contact ontstond tussen de kapelaan uit Slijpe en Staf De Clercq is niet duidelijk. De intensieve contacten tussen beide mannen vingen blijkbaar aan in de periode van de concentratie-onderhandelingen. Tot die vaststelling komt ook de Spruytte-biograaf Pieter Jan VerstraeteGa naar eind95. Al in september werd Spruytte uitgenodigd voor een vergadering i.v.m. de Vlaamse ConcentratieGa naar eind96. De visie van de Westvlaamse priester was deels gestoeld op een correct inzicht in de situatie, deels sproot ze voort uit opvattingen die mijlenver verwijderd waren van elke realistische politiek. Hij wees terecht op het feit dat noch de onderhandelaars van de kvv, noch de kvv zelf de werkelijke macht vormden in de Katholieke Partij. Hij overtuigde De Clercq van het feit dat de onderhandelingen alleen gericht waren op een katholieke concentratie, en dus tegen het vnv. Ook daarin vergiste Spruytte zich niet. Daarom moest De Clercq zich volgens Spruytte afzijdig houden van de onderhandelingen en zich tot niets verbinden. De concentratie mocht rustig verder sudderen om ten slotte dood te bloeden. Ondertussen bleef het parool: de idee van zelfregering zo sterk mogelijk propageren in katholieke rangen om aldus het radicaliseringsproces te stimuleren. Odiel Spruyttes ideeën over de mogelijkheden en de positie van het vnv binnen het Belgische politieke landschap waren minder realistisch. Hij hanteerde bovendien een geïdeologiseerde en hybridische taal. Een treffend voorbeeld daarvan is zijn commentaar bij de tekst van het beginselakkoord kvv-vnv. De Clercq had de tekst van het akkoord aan zijn raadgever bezorgd. De commentaar die hij van Spruytte had ontvangen verwerkte hij in een brief die hij op 6 december 1936, twee dagen voor de ondertekening van het beginselakkoord, bezorgde aan Gerard Romsee, Hendrik Elias, Hendrik Borginon en Jeroom Leuridan.Ga naar eind97 De Clercq liet weten niet opgezet te zijn met de onderhandelingen. Hij citeerde Spruytte vrijwel woordelijk: ‘Wij moeten die concentratie achter hun rug in het volk doordrijven en wel door langs de weg van ons dynamisme en onze trouw alles mee te slepen wat niet star en oud is. Intussen zullen zij leren. Gij, niet meer dan ik, vindt niet dat het nodig is dat het vnv morgen reeds de regering in handen neemt. Wij hebben nog veel te werven, veel werk in de breedte en nog meer in de diepte moet gedaan worden, opdat wij zouden bestand en sterk genoeg zijn van geest en hart, zonder gevaar te verdrinken het staatsbestuur in handen te nemen. Als partij der onwrikbare trouw en der dapperheid worden wij iedere dag meer en meer het ware Vlaanderen en zij... het vermolmde Vlaanderen.’ De Clercq wenste zich evenwel niet te verzetten tegen een akkoord. Ook dat advies nam hij van Spruytte over die hem wel op het hart drukte zelf afzijdig te blijven en elk gerucht over een mogelijke samensmelting de kop in te drukken. Uit hoofde van de onloochenbare invloed van de kapelaan van Slijpe op de leider van het vnv, is het gewettigd de vraag te stellen of De Clercq het licht wel op groen zou hebben gezet (weliswaar met oranje waarschuwingslicht), indien het advies anders was geweest. Op 8 December 1936 werd het beginselakkoord tussen de kvv en het vnv ondertekend. De tekst was bijzonder vaag en liet alle ruimte voor een dubbelzinnige interpretatieGa naar eind98. Het akkoord omvatte drie punten. Het eerste punt handelde over de rol van de katholieke Kerk in de maatschappij en in ‘de vorming van een gemeenschappelijke partij’. Aan de ene kant werd gesteld dat de Kerk in de samenleving haar zending moest kunnen vervullen. Concreet | |
[pagina 232]
| |
werden alleen de schoolvrede en de schoolgelijkheid gewaarborgd. Aan de andere kant werd gesteld dat de gemeenschappelijke partij niet op confessionele grondslagen zou berusten. Eenieder die de grote waarde van de katholieke godsdienst en het katholieke karakter van het Vlaamse volk erkende, kon toetreden. Het tweede punt omvatte de princiepsverklaring dat het ‘volksbelang’ primauteit heeft op de ‘staatsinrichting’. Hierop volgde de verkondiging van de noodzaak ‘van een publiekrechtelijk statuur voor de Vlaamse volksgemeenschap, verwezenlijkt en gewaarborgd door een zelfstandige politieke vertegenwoordiging’. Daaraan werd de eenheid van België gekoppeld, economisch en op het terrein van de buitenlandse, militaire en koloniale politiek. De Belgische eenheid werd gewaarborgd door de dynastie en door de gemeenschappelijke wetgevende en uitvoerende macht. Het derde deel sprak zich uit over de staatsinrichting. Aan de ene kant werd een politiek parlement en de ‘werkelijk vrije volksstemming’ verdedigd. Aan de andere kant vermeldt het akkoord de noodzaak van vrije corporaties of ‘bedrijfsschappen’ waaraan de culturele, maatschappelijke en economische ordening zou worden toevertrouwd. Deze instellingen waren in laatste instantie wel onderworpen aan het parlement dat ook nog de begroting behandelde, de ‘politieke wetgeving’ uitvaardigde en de uitvoerende macht controleerde. Het akkoord werd ten slotte afgesloten met twee paragrafen die uitmuntten in dubbelzinnigheid: ‘Ten aanzien van de huidige maatschappelijke ordening bevestigen wij uitdrukkelijk de vrijheid der sociale en syndicale verenigingen, en erkennen de noodzakelijkheid van sociale organisaties op Christelijke grondslag. In de geest van de pauselijke encyclieken zal bij de verwezenlijking der corporatieve herordening ernaar gestreefd worden om het economische en sociale leven van de politieke strijd los te weken.’ Het communiqué werd afgesloten met de bepaling dat de ondertekenaars van het akkoord de wens uitdrukten ‘op basis van deze principes een gemeenschappelijke formatie tot stand te brengen en hun verdere actie te leiden in deze geest’. Als ondertekenaars werden vermeld: Hendrik Borginon, Hendrik Elias, Gerard Romsee, Edgar De Bruyne, Gaston Eyskens en Alfons Verbist. De omstandigheden waarin de ondertekening van het beginselakkoord plaatsgreep zijn merkwaardig. Volgens Hendrik Elias gebeurde de ondertekening onverwacht: Gerard Romsee kon zelfs niet aanwezig zijn. Van katholieke zijde drong men erop aan toch tot ondertekening over te gaan. Elias weigerde, maar Borginon verklaarde namens Romsee te zullen tekenen, een daad waar Elias uitdrukkelijk niet de verantwoordelijkheid voor op zich wilde nemen. Men vraagt zich af waarom Borginon zo gehaast was. Hoopte hij dat het beginselakkoord de definitieve stoot zou geven waardoor het vnv weer aansluiting zou vinden bij het politieke centrum? Rekende hij daarvoor op de steun van de vele plattelandsgemeenten waar al concentratiecoalities bestonden? Wilde hij De Clercq voor voldongen feiten plaatsen? De afwezigheid van Romsee bij de ondertekening lijkt verdacht. Elias beweert dat de Limburger door de onverwachte en haastige afhandeling zich niet meer kon vrijmakenGa naar eind99. In 1937 schreef hij, terugblikkend op de onderhandelingen, dat Romsee maar met de mond akkoord ging met hem en Borginon over de inhoud die aan het begrip federalisme werd gegeven. Zij handelden bovendien, aldus Elias in 1937, op dit punt zonder de goedkeuring van De ClercqGa naar eind100. Dat zou kunnen overeenstemmen met wat Odiel Spruytte schreef over de omstandigheden waarin het beginselakkoord tot stand was gekomen. Hij kreeg de informatie van Jeroom Leuridan. Staf De Clercq zou zich verzet hebben tegen de ‘vermindering van de zelfregering’, zoals in de tekst was voorzien. Hij ging evenmin akkoord met de wens om tot een eenheidsformatie te komenGa naar eind101. Staf De Clercq zelf verweet Hendrik Borginon in september 1937 dat het redigeren van het akkoord buiten zijn weten was gebeurdGa naar eind102. | |
[pagina 233]
| |
Hoe het ook zij, Borginon misrekende zich deerlijk. Hoewel het beginselakkoord alleen een niet gespecificeerde verdere samenwerking wenste inzake enkele vage principes, was de bereikte overeenkomst nog voor de aanvang van het nieuwe jaar rijp voor de prullenmand. Daarvoor zorgden in de eerste plaats de tegenstanders binnen de Katholieke Partij. Vooral het verzet van het acw was hevig hoewel de algemeen secretaris, Paul Willem Segers, aanwezig was bij de ondertekening, maar niet zelf ondertekendeGa naar eind103. Precies in de week dat het akkoord ondertekend werd, begon het acw een campagne tegen het totalitarisme (fascisme en communisme). Deze ‘offensiefweek’ kreeg op 28 november 1936 een extra zweepslag door de oprichting van Arbeidsorde. In de christen-democratische pers werd Arbeidsorde zwaar aangevallen. Over het beginselakkoord werden vooral vragen gesteld i.v.m. de houding van het vnv ten aanzien van de vrije vakverenigingen en het corporatisme. De tegenstrijdige verklaringen i.v.m. het akkoord werden naast elkaar afgedrukt. ‘“Fiat lux”: het worde licht’ blokletterde Het Volk boven zo'n reeks verklaringenGa naar eind104. Het vnv reageerde ontstemd op de krant en beschuldigde het acv en het acw ervan te kiezen voor het linkse volksfrontGa naar eind105. De schermutselingen in de pers escaleerden. Aan vnv-zijde speelde Volk en Staat een belangrijke rol. Het is duidelijk dat de krant het akkoord zo snel mogelijk wilde begraven. Ze deed geen enkele moeite om de tegenstrijdigheden te camoufleren, ze zette ze integendeel goed in de verf. De gematigde vleugel van het vnv die geen enkele vat had op de krant moest dat noodgedwongen gedogen. De leider zelf van het vnv torpedeerde het akkoord. Al op 13 december 1936 publiceerde Volk en Staat een interview met De Clercq, de dag na de ondertekening afgenomen. De Clercq verklaarde dat er geen sprake was van een akkoord, en dat maar gegevens werden verzameld waarop eventueel een akkoord kon worden bereikt. Voorts legde hij er de nadruk op dat het einddoel van het vnv nog steeds de Dietse volksstaat was en dat zelfregering maar beschouwd kon worden als een ‘wachthalle’. Er kon geen sprake van zijn dat het vnv ook maar een greintje zelfstandigheid zou verliezen. Uit de kladnotities van een briefje dat De Clercq in die dagen aan zijn raadsman schreef, blijkt dat hij overwoog het beginselakkoord ongeldig te verklaren wegens de interpretatie ervan aan katholieke zijde. Het zal niemand verbazen dat hij daarmee inging op een suggestie van Spruytte zelf. Misschien was diens waarschuwing voor het gevaar van een ‘revolutie [...] in het vnv’, ook de reden waarom De Clercq het akkoord uiteindelijk afweesGa naar eind106. De nekslag voor het al zieltogende akkoord kwam toen de Belgische bisschoppen zich op Kerstmis 1936 in een gezamenlijke herderlijke brief uitspraken tegen diegenen die een autoritaire staatsinrichting voorstondenGa naar eind107. Emmanuel Gerard stelt in een recent boek over de christelijke arbeidersbeweging dat het acw mee aan de basis lag van de kerstbrief van het episcopaat. Na een bezoek aan bisschop Lamiroy van Brugge liet de proost van het acw aan Paul-Willem Segers weten dat het collectieve schrijven van de bisschoppen ‘helemaal in de voorgestelde lijn lag. [...] Er is wijwater voor de enen (wij zijn er bij, en wij mogen het exploiteren van Mgr.) en een slagje met de staf voor anderen [...]’Ga naar eind108. Gerard voert aan dat het acw aanstuurde op een bisschoppelijk ingrijpen omdat het niet meer uit zijn eigen dubbelzinnigheid geraakte. De beweging voerde het anticommunisme even hoog in het vaandel als het vnv en Rex en streefde naar een concentratie van katholieke anticommunistische krachten. Onvermijdelijk bracht dat de regering-Van Zeeland in gevaar waardoor het acw in feite in de kaart speelde van vnv en Rex. De nieuwjaarsboodschap van Staf De Clercq gaf het akkoord de genadeslag. De Clercq verklaarde dat het vnv nooit zijn volledige en alzijdige zelfstandigheid zou opgevenGa naar eind109. Toen Alfons Verbist uitleg vroeg, kon Hendrik Borginon alleen maar beamen dat de uitlatingen van de vnv-leider niet strijdig waren met het beginselakkoordGa naar eind110. Borginon wist dat hij moest capituleren. Een maand later, in een rede met als titel ‘Waarom de concentratie er niet kwam’, | |
[pagina 234]
| |
wentelde hij de verantwoordelijkheid af op het Directorium dat de geledingen van de Katholieke Partij niet onder controle had kunnen houdenGa naar eind111. Arie Willemsen merkt terecht op dat Borginon er had kunnen aan toevoegen: ‘En ikzelf de leider van het vnv niet’Ga naar eind112. Borginon besefte dat maar al te goed. Toen hij veel later zijn visie gaf over de mislukking, aarzelde hij niet ‘de invloed van extremisten en pastoors’ op De Clercq, als de oorzaak naar voren te schuivenGa naar eind113. De schaduw van Odiel Spruytte hing nog lange tijd over de vnv-politiek. Toen hij tot zijn voldoening het verdwijnen van de ‘stofwolk concentratie’ waarnam, trachtte hij Staf De Clercq ervan te overtuigen dat het tijd werd een goed federaal statuut op te stellen. Het vnv moest door een klare eis tot zelfregering zelf het centrum worden van een concentratie. Met het oog daarop moest de vnv-gedachte worden verspreid. De partij mocht in geen geval deelnemen aan een Belgische regering, moest integendeel elke Belgische regering met de eis van zelfregering bestrijdenGa naar eind114. De Clercq verwerkte deze suggesties in een nota voor de stafvergadering van 9 februari 1937Ga naar eind115. Hij vroeg De Clercq de leden van zijn staf ontwerpen voor een federaal statuut op te stellen. De ontwerpen die binnenkwamen werden doorgezonden naar Slijpe waar de kapelaan blijkbaar niet moe werd zijn visie ten beste te geven in lange commentaren. Zijn visie bepaalde in belangrijke mate ook de politieke boodschap die De Clercq op de Landdag van 1937 meegaf aan zijn volgelingen. De hieronder geciteerde passage kwam helemaal uit de koker van SpruytteGa naar eind116. ‘Wij werken geduldig aan de scholing van mensen wier krachten wij oproepen en vormen. Wij gehoorzamen aan een aandrang van volkse eenheid die uit de diepte stamt. Wij bekampen als een der grootste kwalen, de geest van gemakzuchtige compromissen, van halfslachtigheid, bodemloze diplomatenkunst die de tegenstellingen overdekt door sportieve slimmigheden in de plaats van vechtend te zegevieren. Wij willen wekkers zijn en geen politiekers in de vulgaire zin van het woord. Wij geloven in de onuitroeibare kracht van ons volk en ons aloud recht.’ Op de vergadering van de Algemene Raad van 13 februari 1937 formuleerde De Clercq minder poëtisch waar het op stondGa naar eind117: ‘Wij moeten de oude pretentie van voor zes maanden om alleen baas te zijn opnieuw bovenhalen. [...] Wij zijn Vlaanderen, kameraden en daarmee uit! Dat is recht! Wij hebben de pretentie dat alleen te zijn en wij hebben tevens de koppige wil de anderen op ons peil te brengen, doch niet ons op hun peil te verlagen.’ Zulke opvattingen zijn een onmisbaar element om de politieke collaboratie van het vnv tijdens de Tweede Wereldoorlog te verklaren. Het is natuurlijk onzinnig de ideologische ontwikkeling van een partijleider te zien als enige oorzaak van een breed politiek proces. Maar De Clercqs visie, die zoals ten overvloede bewezen, door anderen werd uitgedokterd, was onmiskenbaar een richtingaanwijzer. Het vnv was in de praktijk geen revolutionaire beweging. Van bij de stichting werd geopteerd voor een politieke strijd binnen de Belgische wettelijkheid. Maar van het revolutionaire doel, nl. de vernietiging van de staat, werd nooit afgeweken. Daarmee stond het vnv in feite voor een dilemma. Het doel langs wettelijke weg bereiken was in de Belgische politieke constellatie onmogelijk. Misschien heeft De Clercq na de verkiezingen van 1936 geloofd dat de politieke macht in het bereik lag. Dat was dan in de periode dat hij meende dat Rex een omwenteling zou teweegbrengen waar het vnv gebruik zou van maken om aan de macht te komen. De Clercq sprak in februari 1937 over de zes maanden oude pretentie om alleen aan de macht te komen. Daarmee refereerde hij overduidelijk aan de onderhandelingen met Rex. Maar de politieke realiteit deed de leider beseffen dat de weg naar de macht over het compromis liep en dat de prijs ervoor zeer hoog was. Een akkoord met de kvv moest in zijn ogen - waarschijnlijk niet ten onrechte - onvermijdelijk aanleiding geven tot een scheuring in eigen rangen. Die prijs wilde hij niet betalen. | |
[pagina 235]
| |
5.2.4 De opzegging van het akkoord Rex-vnvVrij vlug na het sluiten van het akkoord Rex-vnv bleek dat Léon Degrelle een politieke bok had geschoten. Het bondgenootschap discrediteerde hem in diverse milieus waaruit hij steun ontving. Toen de verwachte politieke omwenteling er niet kwam, bleef Degrelle zitten met een bijzonder nadelig akkoord. In tegenstelling tot De Clercq slaagde hij er slecht in het akkoord in eigen rangen te doen aanvaarden. Dat kwam niet het minst doordat hij zelfs zijn topmedewerkers niet had geïnformeerd over het akkoordGa naar eind118. Het vnv wachtte niet met de uitvoering van de afspraken. Belangrijk in dit verband is de oprichting op 28 november 1936 van de Vlaamse Arbeidsorde, o.l.v. Victor Leemans. Ze moest in principe in Vlaanderen de gemeenschappelijke sociale organisatie worden van de twee partijen, maar waarin het vnv de eerste viool speelde. De vnv-leiding werd onmiddellijk overstelpt met klachten van zijn kaderleden die werden geconfronteerd met onwil en tegenwerking vanwege de plaatselijke vertegenwoordigers van Rex. Staf De Clercq aarzelde niet Léon Degrelle tot de orde te roepen. De belangrijkste bevinding was wel dat Rex in Vlaanderen niets om het lijf had. Er was geen sprake van een coherente organisatie: aan de basis heerste een volslagen anarchie. Zo had Karel Lambrechts met het vns een enquête gehouden over de aanhang en het organisatieniveau van de Rex-vakbonden. Het resultaat was bedroevendGa naar eind119. De Clercq zou tijdens zijn contacten met Degrelle ervaren dat hij veel beter op de hoogte was van wat er reilde en zeilde in Rex-Vlaanderen dan de leider zelfGa naar eind120. Ook De Clercq kreeg spoedig af te rekenen met de nadelen van het akkoord. In maart 1937 beging Degrelle opnieuw een blunder van formaat. Op 7 maart 1937 kondigde hij aan dat het Brusselse rexistische kamerlid Alfons Olivier samen met al de plaatsvervangers voor Brussel zou aftreden om tussentijdse verkiezingen uit te lokken. Degrelle stelde zich kandidaat. Toen premier Van Zeeland zich in de strijd wierp als gemeenschappelijk kandidaat van de andere partijen, werd de inzet duidelijk. Degrelle had De Clercq niet op de hoogte gesteld van zijn opzet, laat staan dat hij hem had geraadpleegd. Ondanks de hevige ontstemming bij de vnv-top werd besloten het akkoord uit te voeren en Degrelle te steunen. Van Zeeland plaatste de verkiezing volledig in het teken van de strijd van de democratie tegen het fascisme. Degrelle voerde de verkiezingsstrijd in ongunstige omstandigheden en kreeg bovendien een tik van de kardinale kromstaf. Op de vooravond van de verkiezingen werd Rex expliciet veroordeeld door kardinaal Van Roey. Die interventie werd weliswaar door Degrelle zelf uitgelokt door op een kiesvergadering onvoorzichtig te suggereren dat ‘Mechelen’ welwillend stond tegenover zijn partij. Het was evenwel Paul Van Zeeland die rechtstreeks en bijna dwingend de kardinaal om een reactie verzochtGa naar eind121. De nederlaag was onvermijdelijk. Degrelle behaalde minder stemmen dan Rex en het Vlaams Nationaal Blok samen in 1936. Uit de uitslagen bleek bovendien dat vooral vnv-kiezers het parool van hun leider hadden gevolgd. Niettemin verloor ook het vnv stemmenGa naar eind122. Tijdens de campagne werd Degrelles akkoord met het vnv zijn zwaarste handicap. Zinspelend op een andere beruchte tussentijdse verkiezing werd de bekende Rex-slagzin ‘Rex vaincra!’ door zijn tegenstanders omgebogen tot ‘Votez Degrelle... Borms vaincra!’. Hij werd zwaar onder druk gezet om de tekst van het akkoord te publiceren. Tot dan toe waren daar slechts onvolledige en vaak tegenstrijdige versies over verschenen en Degrelle had niet zelden onjuiste interpretaties gegeven. Hij poogde nu van De Clercq gedaan te krijgen dat hij het akkoord gewijzigd mocht publiceren. Hij antwoordde prompt dat hij onmiddellijk de oorspronkelijke tekst zou publiceren indien Degrelle er ook maar een letter aan veranderdeGa naar eind123. Volk en Staat zou de volledige tekst van het akkoord pas op 11 april 1937, de dag van de verkiezing, publicerenGa naar eind124. | |
[pagina 236]
| |
De vnv-leiding zelf kreeg het bij de eigen achterban almaar moeilijker wegens de uitlatingen van Degrelle en de Rex-leidingGa naar eind125. Rex-leiders verkondigden bijvoorbeeld dat men de Grootnederlandse doelstelling van het vnv niet al te ernstig moest nemen. Het vnv was veeleer bereid samen met Rex een sterke Belgische staat te vormen onder het gezag van de koningGa naar eind126. Degrelle had bovendien in een poging om het stigma van activistenbondgenoot kwijt te raken, herhaaldelijk zwaar uitgehaald naar Borms. Staf De Clercq wist dat weinig dingen zo gevoelig lagen bij zijn militanten als de figuur van Borms. Hij moest bovendien tot zijn grote ergernis vaststellen dat in Volk en Staat de richtlijnen inzake de verkiezingen genegeerd werdenGa naar eind127. De extreme Groot-Nederlanders binnen en buiten het vnv begonnen zich steeds heviger te roeren. Aanvankelijk was het protest beperkt gebleven tot enkele kleine dissidente groepen buiten het vnvGa naar eind128. Maar het verzet in het vnv groeide en Volk en Staat gaf voedsel aan dat verzet. Staf De Clercq zag zich herhaaldelijk verplicht de hoofdredacteur op het matje te roepenGa naar eind129. Vooral toen bleek dat Degrelle een nederlaag had opgelopen, liet Volk en Staat de kritiek de vrije loopGa naar eind130. Er werd niet de minste moeite gedaan de nederlaag te verbloemen. ‘De kiezers hebben gesproken. Van Zeelandisten verbeteren hun stellingen. Rexisten zijn vaandelvluchtig’ blokletterde de krant op 12 april 1937. Het verschil met Strijd is zonder meer opmerkelijk. Het blad repte met geen woord over het verloop van de verkiezingen, noch over de campagne noch over de uitslagen noch over de politieke gevolgen ervan. De onvrede in het vnv met het akkoord verergerde alleen maar toen enkele maanden later Rex actief werd in de hetze n.a.v. de behandeling van het amnestievoorstel in het parlement. Toen op een anti-amnestiebetoging te Brussel veel rexisten en rexistische parlementsleden aanwezig waren zag Staf De Clercq zich ten slotte genoodzaakt het akkoord te schorsenGa naar eind131. De beslissing werd genomen op 24 juni 1937, de dag na de betoging. Het was ongetwijfeld ook een reactie op een artikel van Degrelle in De Nieuwe Staat, 21 juni 1937, waarin hij zich afzette tegen de idee dat het akkoord Rex-vnv betekende dat Rex in Vlaanderen het terrein aan het vnv zou laten. Daarmee was duidelijk dat de belangrijkste doelstelling van het vnv teniet werd gedaan. De schorsing van het akkoord was maar een eerste stap naar de verbreking ervan. Op 17 september 1937 werd het ten slotte definitief opgezegd, waarschijnlijk naar aanleiding van een demarche van Hendrik Borginon die op 13 september 1937 als leider van de Vlaams-nationale kamergroep, aan Staf De Clercq schreef dat de onduidelijke verhouding tot Rex in het parlement een onmogelijke situatie creëerdeGa naar eind132. De opzegging van het akkoord Rex-vnv was zeker niet alleen het gevolg van de groeiende interne oppositie in het vnv. Toen steeds duidelijker bleek dat Rex zijn expansiekracht had verloren, werd het akkoord voor het vnv politiek oninteressant, terwijl ook de Rex-leiding blij was verlost te zijn van het nadelige akkoord. | |
5.2.5 Concentratie versus revolutieNu het avontuur met Rex faliekant was afgelopen en de deur naar de kvv was dichtgeworpen, was het vnv verder van de macht af dan ooit. De propaganda kon de gewone vnv-militant misschien overtuigen dat het vnv onstuitbaar marcheerde naar een totale zegepraal die de nieuwe maatschappij en Groot-Nederland met zich mee zou brengen, vele vnv-topleiders zagen het anders. Hendrik Elias schreef op pinksterdag 1937 een lang memorandum waarin hij het hierboven geschetste probleem behandeldeGa naar eind133. De vnv-leiding moest volgens Elias een duidelijk antwoord formuleren op twee essentiële vragen: ‘1. Streeft het vnv op eigen krachten naar een dusdanige machtsontwikkeling dat geen regering meer mogelijk is, tenzij tegen de meerderheid van het Vlaamse volk, ofwel in zoda- | |
[pagina 237]
| |
nige voorwaarden van structuurvervorming dat zelfregering de losprijs is van onze steun [...]?; 2. Zoekt het vnv naar bondgenoten tot machtsovername?’ Elias verklaarde zich een beslist voorstander van de tweede weg. Hij twijfelde er niet aan dat een scheuring in eigen rangen onvermijdelijk zou zijn maar dat schrikte hem niet af omdat een heroriëntering noodzakelijk was. De tijd was immers rijp voor het vnv om deel te nemen aan een regering samen met christen-democraten, katholieke Vlamingen, rexisten en de strekking Hendrik De Man binnen de bwp. Elias ging volkomen voorbij aan het feit dat niet alleen het nationalistische programma van het vnv een hinderpaal vormde. Met name de niet-aanvaarding van de politieke democratie vormde een onoverbrugbare kloof tussen de partij en de genoemde groepen uit het politieke centrum. Misschien hoopte Elias dat de aansluiting bij het centrum ook een herwaardering zou teweegbrengen van het democratische model. Maar die fundamentele discussie komt in zijn memorandum niet aan bod. De vnv-leider wilde echter zo'n scheuring te allen prijze vermijden. De vnv-leider was als de dood voor Grootnederlandse dissidenties. Hij vreesde de Grootnederlandse groepjes die buiten het vnv stonden en niets onverlet lieten om in het vnv verdeeldheid te zaaien. Ze kregen bovendien meer en meer de steun van de dissidente hoofdredacteur van Volk en Staat. Hij gaf een forum aan de dissidente stemmen binnen en buiten het vnv. Op 8 augustus 1937 drukte het blad een artikel af van de Oudenaardse arrondissementsleider Maurice Ponette onder de titel ‘Het gevaar der Concentratie’ dat een rechtstreekse aanval was op de gematigde vleugel van de vnv-leiding. Het artikel werd gretig overgenomen door De Dietsche Voorpost, een blad dat in elk nummer van leer trok tegen het verraad van de vnv-leidingGa naar eind134. Het riep de ‘echte’ Groot-Nederlanders in het vnv, zoals Jeroom Leuridan, Reimond Tollenaere, Maurice Ponette en Ward Hermans, op niet langer te zwijgen ter wille van de tucht en de eenheid. In dit klimaat sprak Staf De Clercq op 5 september 1937 tijdens een kampdag in Sint-NiklaasGa naar eind135. Hij vertolkte er het standpunt dat de strijd voor de zelfstandigheid moest worden gevoerd in het licht van de Grootnederlandse doelstelling van het vnv. Elke concrete politieke strategie die eventueel tot een federale hervorming van de Belgische staat zou kunnen leiden, wees hij van de hand. Hij was van mening dat het vnv zich niet kon vastpinnen op een federaal statuut. Ten aanzien van Brussel mocht het vnv alleen maar eisen stellen. ‘Het vnv zal, zolang wij er zijn, niet doodlopen in plannen van intellectueel gerichte mensen. [...] Het zou ver gekomen zijn met onze nationale beweging, wanneer wij niets anders hadden om ons tegenover België te doen gelden dan meerderheden in het parlement en statuten van geleerden en juristen.’ Voor degenen die het nog niet zouden begrepen hebben, zette De Clercq de puntjes op de i. Over de concentratie zei hij letterlijk: ‘Dat wildvreemde woord dient uit ons woordenboek geschrapt.’ Daarmee kwam hij dus tegemoet aan de radicale vleugel. Maar in dezelfde rede bracht de vnv-leider hulde aan Hendrik Borginon, ‘de leider van de Vlaams-nationale oppositiegroep in de Kamer’. Het was typisch voor de tactiek van De Clercq: hij sloeg en zalfde tegelijk. Borginon had de boodschap begrepen. Op 13 september 1937 schreef hij een lange brief aan Staf De Clercq waarin hij nog maar eens zijn ongenoegen vertolkte over de vnv-politiek en met name over de Grootnederlandse en anti-Belgische opstelling van het vnv en over de steriele politiek die daar volgens Borginon het gevolg van was. Hij stelde dat de vnv-leiding de concentratie met het kvv torpedeerde en daarmee een reële kans op machtsuitoefening tenietdeed. Borginon wond er geen doekjes om: ‘In hoeverre kunnen wij [...] het beste, meest energieke en offervaardige gedeelte van de Vlaamse strijdkrachten opsluiten in een strijd die, in zijn huidige vorm tot gevolg heeft dat al onze medestanders worden geweerd uit de commandoposten, niet alleen van het politieke, doch meer nog van het sociale en economische leven.’ | |
[pagina 238]
| |
Weerom stelde Borginon een ultimatum. Hij dreigde ermee op te stappen als voorzitter van de kamergroep. Hij waarschuwde nogmaals tegen de fraseologie van Odiel Spruytte. De Clercq zond het epistel door naar zijn raadgever in SlijpeGa naar eind136. Staf De Clercq reageerde beslist maar - zoals altijd - voorzichtigGa naar eind137. Hij schreef dat Borginon de zaken trachtte te forceren. Hij wees elke verantwoordelijkheid van de hand voor de manier waarop de concentratie-onderhandelingen eind 1936 waren verlopen. Hij beweerde zelfs dat Hendrik Elias en Gerard Romsee destijds gebruik hadden gemaakt van een crisissituatie om het akkoord te forceren. Het was het gevolg van een ‘coup de tête’, schreef hij. Niettemin verklaarde hij zich akkoord om opnieuw over het probleem te vergaderen met leden van de Staf, Hendrik Borginon en Paul Beeckman. Hij zou aan de laatste vragen een preadvies op te stellen. Begin oktober 1937 hadden besprekingen plaats over de concentratiepolitiek waaraan topleiders van het vnv deelnamen, samen met Beeckman en Borginon. Odiel Spruytte was niet van de partij. Waarschijnlijk had Staf De Clercq het hem wel gevraagd. Spruytte wees het aanbod af omdat hij niet buiten de ‘persoonlijke sfeer’ wenste te gaan. Spruytte meende overigens dat ook De Clercq er beter zou wegblijven. Hij vond het niet gepast dat een autoritair leider zich inliet met één bepaalde ‘club’Ga naar eind138. Uitgangspunt van de discussie was een ‘preadvies’ van Paul BeeckmanGa naar eind139. Beeckman ging in zijn stuk uit van de vraag of het wenselijk of noodzakelijk was dat het vnv samenwerkte met andere politieke groeperingen; op welk terrein moest die samenwerking gebeuren en met welke doeleinden; onder welke voorwaarden, met welke middelen en volgens welke methode moest een samenwerking verlopen; met welke groeperingen kon worden samengewerkt? In de lijn van wat Hendrik Elias in zijn pinkstermemorandum betoogde, stelde Beeckman vast dat de concrete politiek die het vnv het afgelopen jaar had gevoerd in feite al een antwoord had gegeven. De samenwerking had in de praktijk al lang plaats. In verband met het doel van de samenwerking bleef Beeckman stilstaan bij de volgens hem sofistische tegenstelling tussen ‘zelfstandigheidsgedachte’ en federalisme. Daarmee reageerde hij tegen recente uitlatingen van Staf De Clercq die - de adviezen van Odiel Spruytte volgend - o.m. in zijn rede in Sint-Niklaas en in diverse artikelen in Volk en Staat had betoogd dat het vnv alleen de zelfstandigheidsgedachte mocht bevorderen en zich niet had in te laten met de concrete verwezenlijking van het federalismeGa naar eind140. Dit was volgens Beeckman onhoudbaar en inconsequent aangezien vnv'ers zich in de praktijk bezighielden met bestuursaangelegenheden. Het vnv moest duidelijk formuleren dat het de zelfregering wilde veroveren en dat het federalisme de concretisering is van de zelfregering. Om de zelfregering te verwezenlijken moest het vnv kunnen rekenen op een brede steun in de openbare opinie, aldus Beeckman. Daarom moest samenwerking worden gezocht met diegenen buiten het vnv die het federalisme voorstonden. Hij meende dat het vnv de besluiten van het Leuvense concentratiecongres als uitgangspunt moest nemen voor een politieke samenwerking. ‘De vraag is,’ zo eindigde Beeckman zijn betoog, ‘propageren wij een gedachte zonder meer? Kweken wij alleen een geesteshouding aan, of willen wij tegelijk deze gedachte en deze geesteshouding schragen door staatkundige verwezenlijkingen?’ Staf De Clercq gaf een uitvoerige kritiek op dit betoogGa naar eind141. Hij wees erop dat Beeckman de meest essentiële kwestie niet had aangeraakt, nl. met welke organisatie het vnv zou samenwerken. Dat was niet zo verwonderlijk aangezien er geen organisaties waren waarmee het vnv kon ‘concentreren’. Het was nu duidelijk bewezen dat het kvv in feite een façade was van acw en Boerenbond. Naast het kvv stonden slechts individuen, waar niets of niemand achter stond. Daarom moest het vnv zich intern verstevigen en afwachten tot deze individuen zouden overkomen. ‘Ik vind dat de toekomst van het vnv ligt in het hooghouden van zijn waardigheid. Wij | |
[pagina 239]
| |
zullen veel meer vertrouwen en eerbied inboezemen wanneer wij sterk staan op het punt dat voor ons een punt van eer moet zijn, namelijk dat het vnv de enige nationale beweging is en de enige vertegenwoordiging van Vlaanderen.’ Elk concentratiestreven deed afbreuk aan deze doelstelling. ‘Wij zouden onze vrijheid van actie voor jaren vastleggen met een of andere groep die nationaal bekeken geen waarborgen biedt. Op slag zouden wij door dergelijke organisatorische en principiële concentratie onze eer en voorrang dé nationale beweging te zijn, prijsgeven. Dat is geen kwestie van ijdelheid, maar van voorzichtigheid. De scherpe punt van onze beweging zou gebroken zijn en onze werking met onze “concentratiezuster” - die ik niet zie - zou zich logischerwijze gaan verstikken in het Belgische parlement. Dat zou [...] een sukkelstraatje worden. [...] Compromissen zonder eind en naar aanleiding van alles.’ Ten slotte behandelde De Clercq de kwestie van het federalisme. Hij wees het opstellen van een concreet federalistisch programma, ‘een federaal statuut’, van de hand. Hij meende dat dit probleem alleen intern kon worden bestudeerd, voor de propaganda was het onbruikbaar. De vnv-leider vertolkte dus het standpunt dat hij vroeger al had ingenomen i.v.m. de concentratie met de kvv. Het was het standpunt van de partijleider die het partijbelang centraal stelde. Het was ook een totalitair standpunt. Het vnv alleen vertegenwoordigde het ‘echte’ Vlaanderen. Het vnv-standpunt was te nemen of te laten. De andere politieke stromingen in Vlaanderen - die volgens de verkiezingsuitslagen van 1936 zo'n 90% van de bevolking in Vlaanderen vertegenwoordigden - hadden zich te plooien naar het vnv-standpunt. Het vnv wees elk compromis af. Het formuleerde geen concreet plan ter hervorming van de staat omdat de realiseerbaarheid ervan automatisch compromissen vergde. De vnv-leider week niet af van de politieke lijn die hij van bij de stichting van het vnv had gevolgd: het vnv was een revolutionaire partij. Het moest een gesloten partij blijven. Elke gerichtheid op de concrete werkelijkheid zou de ‘revolutie in de geesten’ afremmen. De Clercq negeerde de opmerking van Beeckman dat het vnv in de praktijk wél compromissen sloot om meer macht te verwerven. Compromissen konden alleen indien ze uitzicht gaven op de totale macht. Daarom was het revolutionaire karakter van het vnv ook nog antidemocratisch. Het standpunt van de vnv-leider haalde op de vergadering de bovenhand. Op 9 oktober 1937 publiceerde Staf De Clercq in Volk en Staat het artikel ‘Zelfregering voor Vlaanderen’. Hij schreef dat de vnv-leiding Groot-Nederland beschouwde als rijp voor de propaganda en de zelfregering rijp voor de verwezenlijking. Voor de verwezenlijking van de zelfregering kon samenwerking met andere Vlaamse partijen en groepen geboden zijn. ‘Dat betekent in generlei mate dat het vnv bereid is zich te gaan vervlakken op het peil van andere groepen of organisaties, die geen nationale verdienste hebben of geen verleden. [...] Wij hebben [...] voor ogen te houden dat agerende kwalitatieve minderheden veel meer kunnen dan logge en laffe meerderheden. Meerderheden vormen of helpen vormen voor grondwetsherzieningen, het onmogelijk maken van regeringen [...] kunnen middelen zijn, doch dat is niet het enige. Daar zijn Goddank nog vele andere en zekerder wegen dan de wegen van getal en meerderheid.’ Wat was die andere en zekerder weg? Dat was de revolutie. Op 12 en 13 oktober 1937 verscheen hierover in Volk en Staat een lang hoofdartikel van Berthold (schuilnaam van Odiel Spruytte) onder de titel: ‘Is onze nationale beweging revolutionair?’. Spruytte betoogde dat het vnv essentieel een rechtse revolutionaire beweging was. De rechtse revolutie was een ‘herstellende revolutie’. Ze stond in tegenstelling met de linkse revolutie: de ‘alles vernielende revolutie’. De herstellende revolutie werd belichaamd door een volksgemeenschap | |
[pagina 240]
| |
die staatsgemeenschap wilde worden en gedragen werd door een ‘nationale beweging’ die in Vlaanderen vorm kreeg in het vnv. ‘De nationale beweging huldigt als herstellende waarden: familie, beroep, volk, persoonlijkheid, arbeid, macht, orde. Zij erkent de godsdienstige aanleg van het menselijk wezen en zij beschermt de katholieke Kerk om midden ons volk haar zending te volbrengen.’ Het vnv stond nu op een tweesprong: ‘[Het] kan een van de partijen worden in het onmachtige bewind van België, een van de partijen die stilaan zachte nationale leuzen beginnen aanvaarden. Ofwel kan zij getrouw blijven aan haar revolutionaire roeping om Vlaanderen alzijdig te herstellen en te hervormen - en de Dietse toekomststaat voor te bereiden.’ De herstellende revolutie is essentieel een vreedzame revolutie. Ze bedient zich van parlementaire en extraparlementaire middelen, van legale en vreedzame illegale middelen, maar ze kan ‘onder druk der omstandigheden tot geweld [...] worden gedwongen’. Wat het vnv betrof: ‘In de huidige omstandigheden beperkt [het] zich tot vreedzame middelen, [het] grijpt niet naar de middelen van geweld. Geweld is echter niet a priori uitgesloten want het zelfbehoud der volksgemeenschap kan geweld wettigen. [...] Alles hangt af van de omstandigheden en van de historische situatie [...].’ Men denkt terug aan wat Staf De Clercq verklaarde op de Landdag van 1934. Zolang de revolutie geen kans van slagen had, moest de voorbereiding ertoe beperkt blijven tot de geesten. De visie van Spruytte lag in dezelfde lijn van Staf De Clercqs overtuiging. Het is duidelijk dat deze visie zowel binnen (Hendrik Elias, Gerard Romsee, Ernest Van den Berghe) als buiten (Hendrik Borginon, Paul Beeckman) de leiding werd gecontesteerd door een niet onaanzienlijk deel van de zwaargewichten in de partij. Na het verschijnen van zijn artikel van 9 oktober 1937 zag De Clercq zich genoodzaakt zich te verantwoorden op een stafvergadering. Hij verklaarde ervan overtuigd te zijn dat hij nauwkeurig had verwoord wat op de staf was besloten. Hij begreep dan ook niet waarom het gerucht werd verspreid - De Clercq vernam het van Borginon - dat er een verwijdering plaatsvond tussen de staf en de leider. Hij betreurde dat de conflicten die in de besprekingen onstonden, buiten de staf ter sprake kwamen en hij stelde de vertrouwenskwestie. Wie meende dat hij, De Clercq, schadelijk was voor de beweging, moest dit duidelijk uitspreken zodat hij zijn conclusie kon trekken. De vnv-leiding sprak haar vertrouwen uit. De gematigde vleugel beschikte blijkbaar niet over een alternatiefGa naar eind142. |
|