Greep naar de macht
(1994)–Bruno De Wever– Auteursrechtelijk beschermdVlaams-nationalisme en Nieuwe Orde. Het VNV 1933-1945
[pagina 202]
| |
Hoofdstuk 5
| |
[pagina 203]
| |
de verkozenen aan banden te leggen door ze financieel afhankelijk te maken. Verkiezingsafspraken waren alleen mogelijk mits de goedkeuring van de partijleiding en binnen de smalle marges die werden aangegeven. De bovenaangehaalde principes werden februari 1936 volkomen tenietgedaan door de beslissing dat het vnv niet onder eigen naam zou opkomen maar onder de naam ‘Vlaams Nationaal Blok’. Het vnv-programma werd opzij geschoven voor een breed verkiezingsprogramma. Bovendien konden nu gemakkelijk niet-vnv'ers worden opgenomen. De weg naar een verkiezingskartel lag wijd open. Op 23 februari 1936 motiveerde Staf De Clercq de beslissing in De Schelde. Op grond van de gespannen internationale toestand was het van het grootste belang dat het Vlaams-nationalisme een verkiezingsoverwinning behaalde. De krachten moesten gebundeld worden. Op 8 april 1936 verscheen in De Schelde voor het eerst het volledige verkiezingsprogramma van het Vlaams Nationaal Blok. Het programma had drie delen: een nationaal (‘Orde’), een sociaal-economisch (‘Welvaart’) en een internationaal (‘Vrede’)Ga naar eind3. Op nationaal gebied werd enerzijds de ‘politieke zelfstandigheid voor het Vlaamse volk’ geëist en anderzijds een staat die de belangen van de gemeenschap beschermde. Bij de eerste eis werden de klassieke communautaire thema's betrokken. Aan de tweede eis werd wel de strijd tegen het ‘liberaal-parlementair partijenstelsel’ gekoppeld, maar over het parlementaire systeem werd gezwegen. Termen als corporatisme, solidarisme of organicisme werden vermeden. Niettemin werd als programmapunt een corporatistisch systeem opgenomen: ‘de uitbouw van een sociaaleconomische volksordening op grond van de zelfstandig gegroepeerde beroepen’. Over de precieze functie van de beroepsorganisaties en hun verhouding tot een politiek parlement werd niets vermeld. Voorts werd uitgehaald naar de ‘kapitalistische wanorde’, ‘de bankiersstaat’ en de ‘Groot-Financie’. Het sociaal-economische deel bevatte een resem eisen met betrekking tot de werklozen, de loon- en weddetrekkenden, de middenstand en de boeren. Het waren eisen die erop gericht waren een zo breed mogelijk spectrum van de lagere klasse en van de middenklasse tevreden te stellen. Wat de boeren betreft, werd ondubbelzinnig partij gekozen voor de pachters voor wie een wettelijke bescherming werd geëist tegen de landeigenaars. Bovendien werd de eis gesteld van ‘een tol- en contingenteringspolitiek die de opbrengst van de landbouw waarborgt’. Het internationale deel bevatte uiteraard de eis tot opzegging van het Frans-Belgisch militair akkoord en de terugkeer naar een politiek van neutraliteit. Ook de afschaffing van de legerdienst en een ‘politiek van volledige ontwapening’ behoorden tot de eisen. In het licht van de nakende verkiezingen greep het vnv dus terug naar de klassieke communautaire thema's en naar thema's die van oudsher door het Vlaams-nationalisme werden vooropgesteld. Ideologisch geladen thema's werden vermeden, afgezwakt of verhuld zodat een Vlaams-nationalistisch eenheidsfront kans van slagen had. Op 2 maart 1936 meldde De Schelde dat succesvolle onderhandelingen werden gevoerd met ‘volksvertegenwoordiger De Lille’, met het vns, met het kvv en met de Frontpartij. ‘Er is geen enkele Vlaams-nationale scheurlijst: het Vlaams Nationaal Blok vertoont geen barsten of kloven. Van zekere zijde wordt nog gevreesd, dat leden van het vnv zouden gebruik maken van deze verkiezingscampagne om het vnv-programma op de voorgrond te stellen. Een dergelijk “gebruik” zou beslist “misbruik” zijn, dat ongetwijfeld door de leider van het vnv zal worden beteugeld. Trouwens het vnv is geen electorale organisatie. Verkiezingen zijn voor het vnv slechts een incident.’ Zo werden de radicale elementen in het vnv gesust. De gematigde verklaringen die werden afgelegd in de verkiezingsstrijd kwamen niet op rekening van het vnv. | |
[pagina 204]
| |
In een memorandum van Hendrik Borginon, in maart 1936 aan de vnv-leider gericht, schreef eerstgenoemde terechtGa naar eind4: ‘In extremis heeft [...] het vnv, na eerst de enige logische beslissing te hebben genomen de verkiezingsstrijd aan te binden op zijn integrale programma, de bakens verzet, en wel zo volkomen dat het nu als organisme niet aan de verkiezingen deelneemt en zijn leden machtigt, ja zelfs aanzet, tezamen met andere nationalistische groepen samen te werken op een basis die niet specifiek nationalistisch meer is.’ Het vnv koos inderdaad voor de meest opportunistische oplossing. Bij de samenstelling van de lijsten vierde het pragmatisme hoogtij. Alle beginselverklaringen ten spijt werd gekozen voor kandidaten die de meeste kansen op succes boden, ook als daarvoor vnv-kaderleden moesten sneuvelen. | |
5.1.2 De samenstelling van de lijstenIn Limburg werd de Vlaams Nationaal Blok-formule niet gevolgd. De Limburgse kiezer zag de oude vertrouwde kvv de kiesstrijd aanvatten. De Limburgse vnv-gouwleider Hendrik Ballet voerde campagne als ‘voorzitter der kvv van Limburg’. Dat was meer dan een electorale maneuver. Het Limburgse verbond was wel formeel geïntegreerd in het vnv, maar in werkelijkheid bleef het verbond onafhankelijk. Het was bijvoorbeeld ondenkbaar dat de vnv-leiding zich zou inlaten met de samenstelling van de lijsten, wat niet inhoudt dat het vnv helemaal geen inspraak zou hebben gehad. De onafhankelijkheid van de Limburgse leiding blijkt nog uit het feit dat ze, met het oog op het vormen van een kartel, op eigen houtje onderhandelingen aanknoopte met de leiding van de Limburgse Katholieke Partij. Tot driemaal toe vonden besprekingen plaats waaraan van kvv/vnv-zijde o.m. Gerard Romsee, Hendrik Ballet, Simon Lindekens en Jef Deumens deelnamen. Op 11 maart 1936 verklaarde het kvv zich bereid tot een kartel op voorwaarde dat het zijn eigenheid kon behouden. Uiteindelijk sprongen de besprekingen midden april 1936 af omdat men het niet eens geraakte over de samenstelling van de lijstenGa naar eind5. Niets wijst erop dat de Limburgers overleg pleegden met de vnv-leiding i.v.m. de onderhandelingen. Op de Limburgse kvv-lijsten treffen we de bekende figuren aan. Lijstaanvoerders waren Hendrik Ballet en Gerard Romsee. Simon Lindekens was eerste op de senaatslijst. Op de tweede plaats treffen we telkens een vns-secretaris aan: Jef Hermans in Hasselt en Jef DeumensGa naar eind6 in Tongeren-Maaseik. Het wijst erop dat het kvv speculeerde op een electorale aanhang bij de arbeiders en de mijnwerkers. Voorts treft men op de lijsten voornamelijk dokters en advocaten aan, wellicht lokale stemmentrekkers. Het waren gedeeltelijk dezelfden die in 1932 op de lijsten stonden. Alleen de twee vns'ers op verkiesbare plaatsen kunnen beschouwd worden als een echte vernieuwing. Wellicht een gevolg van de vnv-invloed. In Brussel was Staf De Clercq opnieuw de lijstaanvoerder op de kamerlijst. Het feit dat de vnv-leider zich persoonlijk in de verkiezingsstrijd wierp, is belangrijk. Natuurlijk liep hij weinig risico. Zijn verkiezing stond vast. Zijn deelname was toch betekenisvol voor het belang dat de vnv-leider hechtte aan de verkiezingen. Het zal ongetwijfeld voor de tijdgenoten de totalitaire aanspraken van het vnv gerelativeerd hebben. In het vnv zelf leidde de deelname van Staf De Clercq tot spanningen. Sommigen meenden dat het afbreuk deed aan het imago van de autoritaire leider. Hij zou zich moeten onderwerpen aan de geplogenheden van de verkiezingscampagnes, hetgeen inderdaad soms ontluisterend was. Essentiëler is dat De Clercq na zijn verkiezing in het parlement frequent in contact zal staan met de belangrijkste vertegenwoordigers van de gematigde vleugel van zijn partij. Zo konden ze gemakkelijker invloed op hem uitoefenen. Op de tweede verkiesbare plaats voor de Kamer stond vns-leider Karel Lambrechts. Voor | |
[pagina 205]
| |
de Senaat was Piet Finné de lijstaanvoerder in Brussel en in Leuven. In 1932 was hij de kamerlijstaanvoerder geweest voor Leuven. In dat arrondissement was nu avnj-propagandaleider Arthur Bogaerts de lijsttrekker voor de Kamer. In Gent stonden net als in 1932 Hendrik Elias en Jozef De Lille op de eerste en de tweede plaats. Voor de Senaat voerde Hilaire Gravez de lijst aan. Op de tweede plaats stond Gabriel De Lille, broer van Jozef. Jozef De Lille die zich in het parlement als een ‘wilde’ had opgesteld, werd dus niet gestraft, integendeel. Luc Matthys, toch leider van de Sociale Centrale, kreeg pas de derde plaats. De electorale opportuniteit won het dus van het principe dat de ‘meest vooraanstaande kampgenoten’ voorrang genoten. In Aalst werd Bert D'Haese lijsttrekker. Op de tweede plaats treffen we opnieuw een vns-functionaris aan: Marcel De Ridder, de algemeen secretaris. Voorts waren het allen bekende figuren van de Aalsterse organisatie. De senaatslijst werd aangevoerd door de gewezen daensist Jan De Neve. In Sint-Niklaas stond Jan Seghers op de eerste plaats. Hij had in 1932 nog in Dendermonde de lijst aangevoerd. Gerard De Paep verhuisde daardoor naar de tweede plaats. De plaatselijke arrondissementsleider Gerard De Rijcker was de eerste opvolgende kandidaat. Hendrik Elias beweerde later dat de Wase kandidaten in feite totaal afzijdig stonden van het vnvGa naar eind7. In Dendermonde werd de kamerlijst aangevoerd door de Aalstenaar Staf Van Nuffel. Hij was verbonden aan de Aalsterse drukkerij. ‘Aalst’ bezette met Van Nuffel in Dendermonde en Gravez in Gent dus twee eerste plaatsen in aangrenzende arrondissementen. In Oudenaarde ten slotte voerde arrondissementsleider Maurice Ponette de lijst aan. In het arrondissement Ieper was vanzelfsprekend Emiel Butaye de lijstaanvoerder voor de Kamer. Marcel Van den Bulcke stond op de verkiesbare eerste plaats van de senaatslijst. De Ieperse arrondissementsleider Achiel Verstraete stond op een onverkiesbare derde plaats. In Kortrijk trad arrondissementsleider Frans Strubbe op als lijsttrekker voor de Kamer. In het arrondissement Veurne-Diksmuide-Oostende bleef gouwleider Jeroom Leuridan lijstaanvoerder voor de Kamer. Arrondissementsleider Joris Vansteenland moest zich tevredenstellen met de tweede plaats. Vansteenland was ook de eerste opvolgende kandidaat en had daardoor uitzicht op een parlementair mandaat. Leuridan had immers voor de verkiezingen verklaard ontslag te zullen nemen als parlementslid. Blijkbaar wilde hij consequent zijn met zichzelf. In Brugge stond vns-secretaris Jef Devroe op de eerste plaats, gevolgd door Eugeen De Lille, lid van de bekende Maldegemse politieke dynastie. Devroe kreeg de eerste plaats, ook al was hij toen binnen vns een hevig voorstander van een onafhankelijke houding tegenover de partijGa naar eind8. Arrondissementsleider Fernand Quintens stond op de laatste plaats. De senaatslijst werd aangevoerd door Odile Maréchal-Van den Berghe. Als een van de schaarse vrouwen op de Vlaams Nationaal Blok-lijsten (drie in totaal) kreeg zij een verkiesbare plaats. In Roeselare-Tielt voerde Reimond Tollenaere de kamerlijst aan. Tollenaere was pas in april 1936 uit Mechelen overgekomen waar hij plaats moest maken voor Ward Hermans. Met enige verbazing constateert men dat achter hem, op de tweede plaats, Léon De Lille voorkwam. Dat de ambitieuze familie De Lille vier van haar leden in de strijd wierp in drie verschillende arrondissementen, is niet verwonderlijk. Dat het vnv een beroep op ze deed evenmin: de De Lilles hadden in 1932 hun electorale waarde bewezen. Verwonderlijk is dat de radicale propagandaleider met een De Lille op één lijst staat. Toen hij in april 1935 vernam dat Hendrik Elias bij de volgende verkiezing opnieuw met Jozef De Lille een kartel zou vormen, schreef hij aan de vnv-leider: ‘Alors adieu vnv!!’Ga naar eind9 Ook voor Tollenaere lonkte blijkbaar het pluche van de Kamer. Hij was niet te beroerd om in de verkiezingscampagne te verklaren dat hij dankzij de door De Lille ‘royaal aangeboden samenwerking’ rekende op een verdubbeling van het stemmenaantal en op zijn verkiezing. | |
[pagina 206]
| |
Nergens in de hierboven genoemde arrondissementen gaf de samenstelling van de lijst aanleiding tot problemen. In de provincie Antwerpen was dat wel het geval. Er was in de eerste plaats het arrondissement Turnhout waar het Kempense kvv zich weer had losgescheurd van het vnv, nadat Thomas Debacker in december 1935 was ontslagen als vnv-arrondissementsleider. Een verzoening was nodig voor beide partijen. Voor het vnv zou het afzijdig blijven van de kvv electoraal zeer nadelige gevolgen hebben. Debacker dreigde bovendien in het isolement te geraken toen zijn achterban een toenadering tot de Katholieke Partij afwees. De Vlaams Nationaal Blok-formule effende het pad voor de samenwerking tussen kvv en vnv. Debacker ging echter de kiesstrijd in als kvv-leider. Op de senaatslijst voor Turnhout-Mechelen was Edmond Van Dieren weer de lijstaanvoerder. Van Dieren was geen vnv'er, hij behoorde tot de gematigde Vlaams-nationalistische vleugel en trad op als onafhankelijk kandidaat. Op 28 maart 1936 schreef Debacker in De Nieuwe Kempen dat de eendracht groeide ondanks de vele meningsverschillen in het Vlaams-nationalisme. Hij hoopte dat hij weldra een eenheidsfront met het vnv en het Antwerpse Front zou kunnen aankondigen. De onderhandelingen die toen inderdaad tussen de Antwerpse Frontpartij en het vnv plaatsvonden, zullen zonder twijfel Debacker hebben aangezet de breuk met het vnv te herstellen. Om een kartel van het vnv met het Antwerpse Front mogelijk te maken, moest een voor beide partijen aanvaardbare lijsttrekker gevonden worden. Eind maart 1936 werd Hendrik Borginon daartoe aangezocht. De Antwerpse arrondissementsleider en waarnemend gouwleider Maurits Lambreghts moest de baan ruimen voor een niet-vnv'er. Borginon van zijn kant wilde van deze gelegenheid gebruik maken om het vnv tot een koerswijziging te forceren. Hij stelde een hele reeks eisen. Een eventuele kandidatuur van Ward Hermans in Mechelen was onaanvaardbaar. Thomas Debacker had midden 1935 Hermans' toetreding tot het vnv geforceerd, precies met de bedoeling in Mechelen over een valabele electorale partner te beschikken. Er scheen dus geen onderhandelingsruimte te zijn. Dat de onderhandelingen toch nog succes hadden, toont aan dat alle betrokkenen zwichtten voor het opportunisme. Eind maart 1936, enkele dagen nadat Borginon vernomen had dat aan hem werd gedacht als mogelijke ‘eenheidskandidaat’ voor Antwerpen, schreef de Brusselse advocaat een uitvoerig memorandum voor de vnv-leiderGa naar eind10. Hij herhaalde wat hij al zo vaak had geschreven en waarvoor hij uiteindelijk in september 1935 ontslag had genomen als vnv-lid. Hij legde nu wel meer de nadruk op de politieke methode dan op de ideologie. De agitatorische kracht van het Vlaams-nationalisme werd verspild aan ‘utopische denkbeelden’. De kaders waren daardoor totaal ‘bedorven’. Borginon stelde drie eisen om de kandidatuur te aanvaarden: 1. hij moest zonder reserve door de beide Antwerpse groepen worden gesteund; 2. hij moest de volledige leiding krijgen over de verkiezingscampagne in Antwerpen. Dat hield ook in dat ‘De Schelde [zich moet] verbinden tot na de verkiezingen mijn directieven te aanvaarden in alles wat op de verkiezingen enige invloed kan hebben’; 3. hij moest waarborgen krijgen voor ‘de homogeniteit en het eensgezind optreden van de parlementaire groep’. Wat hij met de laatste eis precies bedoelde, wordt duidelijk uit de rest van het memorandum. Borginon betoogde dat de Vlaams-nationalisten in het parlement een kleine machteloze groep waren. Alleen een homogene en degelijke parlementaire vertegenwoordiging kon daar verandering in brengen. Als dit niet gegarandeerd werd, was het voor Borginon niet de moeite een poging te wagen. Borginon sprak daarom zijn veto uit tegen Reimond Tollenaere, Jeroom Leuridan en Ward Hermans. Borginon speelde het spel dus wel bijzonder hard. Voor zijn kandidatuur moesten de boegbeelden van de radicale vleugel eraan geloven. Stelde hij zo'n eis omdat hij, zoals hij zelf beweerde, zijn kandidatuur onmogelijk wilde maken? Het vervolg van de feiten maakt dit twijfelachtig. M.i. heeft Borginon werkelijk gemeend een koersverandering in het vnv te kunnen bewerkstelligen. | |
[pagina 207]
| |
Staf De Clercq reageerde tactisch maar beslist. Hij schreef dat Borginons eisen het onmogelijk maakten dat het vnv verder zou aandringen op zijn kandidatuur. Staf De Clercq achtte het niet denkbaar dat de vnv-verkozenen niet het vnv-standpunt zouden mogen verkondigen in het parlement. Hij vond exclusieven tegen personen onaanvaardbaar. De vnv-leider sloeg evenwel de deur niet dicht. Hij zei te kunnen accepteren dat er vooraf regelingen getroffen konden worden. Aangezien hijzelf zou deel uitmaken van de parlementaire groep zou hij persoonlijk erop toezien dat de afspraken stipt werden nageleefd, zeker door de vnv-ledenGa naar eind11. Borginon trok zijn conclusies. Op 27 maart 1936 schreef hij aan de vnv-leider dat zijn antwoord op het memorandum duidelijk genoeg wasGa naar eind12. Hij beschouwde de hele zaak als afgehandeld. Hij schreef verder nog dat hij meende dat een objectieve raadpleging van zowel de Hoofdraad als van de propagandisten en de leden van het vnv zou duidelijk maken dat de meerderheid zijn visie onderschreef. De dag nadat hij dit schreef had Borginon een onderhoud met De Clercq. Er werd merkwaardig genoeg toch nog een akkoord bereikt. Nog dezelfde dag maakte Borginon een verslag van wat afgesproken werd. Hij schreef aan De Clercq dat hij als kandidaat in Antwerpen zou opkomen omdat zijn drie voorwaarden werden aanvaardGa naar eind13. Borginon schreef nog dat hij er akte had van genomen dat De Clercq zich na de verkiezingen niet zou verzetten tegen het ontslag van Jeroom Leuridan als kamerlid. Hij drong erop aan dat De Clercq ervoor zou pleiten dat Paul Beeckman zou worden aangewezen als opvolgende kandidaat. Beeckman zou een grote aanwinst zijn voor de fractie. Borginon verzekerde dat ook Gerard Romsee voor de kandidatuur gewonnen was. Dat Leuridan zijn ontslag in het vooruitzicht stelde, had allicht te maken met het feit dat zijn visie op de parlementaire deelname niet door de partij werd gedeeld. Het mag misschien verwonderlijk lijken dat Borginon pleitte voor Beeckman, een man die bij de stichting van het vnv tot de radicale, fascistische vleugel behoorde. De Kortrijkse advocaat was echter fel geëvolueerd. Hij ontpopte zich als een voorstander van het federalisme en van een samenwerking met de Katholieke Partij. Borginon rekende er dus op dat hij alvast bevrijd zou worden van Jeroom Leuridan. Toen Borginon dit schreef, opereerden Reimond Tollenaere en Ward Hermans nog in hetzelfde arrondissement zodat maar één van hen verkozen kon worden. Borginon die overtuigd was dat de verkiezingsuitslagen zouden tegenslaan, speculeerde er misschien op dat geen van beiden een kans maakte. Zo zou geen van de drie tegen wie hij exclusieven had uitgesproken zitting krijgen in het parlement. Als De Clercq inderdaad had toegezegd dat de parlementsfractie zou werken binnen de contouren van het verkiezingsprogramma en dat de vnv-leider in de fractie de partijtucht zou laten gelden, dan had Borginon meer bereikt dan dat hij mocht verhopen. Men vraagt zich af of Staf De Clercq zijn vriend Borginon niet heeft gelijmd met loze beloften. Of Borginon oprecht was toen hij in zijn brief schreef dat hij zich gelukkig zou achten mocht er in Antwerpen een andere oplossing worden gevonden, is al even betwistbaar. Borginon beoogde zeer duidelijk een sleutelpositie in het vnv om zijn politiek te kunnen doordrukken. Zijn verkiezing onder de gestelde voorwaarden was daartoe een vereiste. Wat werkelijk op het spel stond, blijkt uit zijn brief van 29 maart 1936 aan de vnv-leider. Hij had vernomen dat Staf De Clercq de vnv-kamerleden wilde verplichten altijd zijn directieven op te volgen. Dat was onaanvaardbaar omdat het volgens Borginon tegen het bereikte akkoord inging. De vnv-verkozenen werden immers onderworpen aan een andere discipline dan die van de kamergroep. Borginon wilde van de parlementaire fractie een onafhankelijk orgaan maken waarvan hij - daar kan weinig twijfel over bestaan - de leiding zou nemen. Op termijn zou de parlementaire groep allicht de werkelijke leiding van de partij vormen. | |
[pagina 208]
| |
Borginon gaf alvast zijn directieven bij de verkiezingsonderhandelingen in andere arrondissementen. Aan Bert en Frans D'Haese schreef hij op 4 april 1936 dat in Oost- en West-Vlaanderen de kwestie-De Lille moest worden opgelost. Hij meende dat in beide provincies enig succes maar mogelijk werd als met de De Lilles een akkoord werd bereikt. Opnieuw wierp hij daarvoor zijn kandidatuur in de waagschaalGa naar eind14. Doordat Borginon steeds nieuwe eisen stelde, bleef zijn kandidatuur onzeker. De Antwerpenaren hebben daarom naar alternatieven gezocht. Op 29 maart 1936 had een ontmoeting plaats tussen Leo Augusteyn, Arseen Kennes, Jan Timmermans enerzijds en Frans Daels anderzijds. De Antwerpenaren boden Daels de eerste plaats aan. Daels meende dat hij als voorzitter van het IJzerbedevaartcomité het aanbod niet kon aanvaarden. Hij zou de leden van het comité raadplegen en daarna zijn houding bepalen. Hij was dus niet a priori tegen het voorstel gekant. Daels raadpleegde enkele Antwerpse leden van het comité. Ze gaven een negatief advies. Daels liet op 4 april 1936 weten dat hij geen kandidaat wasGa naar eind15. Op 6 april 1936 aanvaardde Borginon ten slotte zich kandidaat te stellen. In een lange nota aan de Antwerpse politieke leiders herhaalde hij de bedongen voorwaarden en gaf hij zijn visie op de te volgen politieke lijnGa naar eind16. Staf De Clercq ontving er een kopie van. De vnv-leider kon dus kennis nemen van het beleid dat Borginon in het parlement wilde voeren. Hij stelde dat komaf moest worden gemaakt met het steriele pricipiële radicalisme. Er moest geijverd worden voor een federaal statuut dat als een Vlaams-nationalistisch minimum het uitgangspunt kon zijn voor een samenwerking met al degenen die dat minimum aanvaardden. Borginon wees dus al in de richting van de concentratiepolitiek die van die zomer af door de gematigde vleugel van het vnv werd gevoerd. In verband met de staatsinrichting wees hij een overdreven versterking van het uitvoerende gezag van de hand. Hij was wel van mening dat een functionele decentralisatie van de wetgevende macht nodig was door de oprichting van publiekrechtelijke beroepsorganisaties. Maar in laatste instantie moest het staatsgezag door het parlement worden gedragen dat niet gereduceerd mocht worden tot een orgaan dat louter over de begroting stemde. Deze nota bewijst opnieuw dat Borginon de ambitie koesterde na zijn verkiezing de politieke lijn van het vnv fundamenteel te wijzigen. Het is de vraag of Borginon zijn invloed en zijn macht in het vnv niet overschatte. Het vervolg van het verhaal toont dat mijns inziens duidelijk aan. Op 9 april 1936 stuurde Borginon een zoveelste waarschuwing aan het adres van de vnv-leiderGa naar eind17. Hij had vernomen dat Reimond Tollenaere in Roeselare lijstaanvoerder zou zijn waardoor ‘voor deze zuivere onder zuiveren, smadelijke hulp van De Lille een ernstige kans krijgt om verkozen te worden’. Dat daaruit zou volgen dat Ward Hermans nu in Mechelen op de lijst kwam, zou voor Borginon de deur dichtdoen. Hij waarschuwde De Clercq dat hij in dat geval zijn conclusies zou trekken. Hij had bovendien vernomen dat er geen sprake meer was van de vervanging van Jeroom Leuridan door Paul BeeckmanGa naar eind18. In Antwerpen waren er ook moeilijkheden. Borginon schreef dat Maurits Lambreghts een echte hetze tegen hem ontketende. Niet zonder sarcasme constateerde Borginon dat het vnv een autoritaire beweging heette te zijn terwijl een gouwleider openlijk stookte tegen de plannen van de leiding. Maurits Lambreghts was hevig ontstemd over het feit dat hij gepasseerd werd als lijsttrekker. Het Antwerpse Front had een veto tegen hem uitgesproken. Maar ook binnen het Antwerpse vnv waren er enkele zwaargewichten zoals Jan Timmermans en Frans Daeseleire die Lambreghts met plezier zagen sneuvelen. Ook Herman Van Puymbrouck kantte zich tegen zijn kandidatuur. Lambreghts nam ontslag als gouwleider toen Hendrik Borginon de eerste plaats op de lijst aanvaardde. Hij verdween uit het vnv toen hij kort na de verkiezingen als lid werd geschraptGa naar eind19. In de polemiek die plaatsvond n.a.v. zijn ontslag beweerde Lambreghts dat hij op geen enkel moment werd geraadpleegd i.v.m. de samenstelling van | |
[pagina 209]
| |
de lijsten. Hoewel Lambreghts de kern van het conflict ideologisch noemde - het Vlaams Nationaal Blok-programma negeerde de Dietse doelstelling - is het zonder meer duidelijk dat het in de eerste plaats om een personenkwestie gingGa naar eind20. Hij was vermoedelijk wel verantwoordelijk voor een campagne tegen Hendrik Borginon in de schoot van het Antwerpse vnv. Zo werd o.m. een pamflet verspreid dat de vnv'ers opriep geen voorkeurstem te geven aan de ‘zoetwaterfederalist’ BorginonGa naar eind21. De belangrijkste problemen kwamen toen Borginon vernam dat Ward Hermans in Mechelen de eerste plaats zou krijgen. Borginon schreef nog dezelfde dag een ultimatum aan de vnv-leiderGa naar eind22: ‘Ward kandidaat, op welke plaats op de lijst ook, betekent dat ik het te Antwerpen opgeef [...].’ Staf De Clercq antwoordde dat hij geen rekening kon houden met exclusieven tegen personen en dat hij nooit een ondertekende overeenkomst zou loochenen. Hij verwees naar het akkoord dat op 20 augustus 1935 met Hermans was gesloten en dat het de kandidatuur van Hermans niet uitsloot. Hij schreef dat noch hijzelf noch Ward Hermans een blaam trof. Het was Herman Van Puymbrouck die Borginon de verzekering had gegeven dat Hermans zich geen kandidaat zou stellenGa naar eind23. Borginon trok zijn conclusies. Hij meldde aan de Antwerpse partijen dat hij zich terugtrok. Van het Antwerpse Front ontving hij prompt een telegram dat het bestuur het met zijn beslissing eens was en dat de kandidatuur van Hermans werd verworpenGa naar eind24. Van vnv-zijde bleef men aandringen dat hij alsnog zou aanvaardenGa naar eind25. Een ultieme vergadering had plaats in Brussel. Een delegatie uit Antwerpen trachtte Borginon te overtuigen. Van deze bijeenkomst werd geen verslag teruggevonden. Hendrik Elias, die er aanwezig was, getuigt dat Borginon hardnekkig bleef weigeren totdat August Borms in een emotioneel moment hem bezwoer te aanvaarden opdat de eenheid in Antwerpen hersteld kon wordenGa naar eind26. Borginon zwichtte. Op 29 april schreef hij een bittere brief aan Staf De ClercqGa naar eind27: ‘Op dit ogenblik zult gij vernomen hebben dat ik, in de smadelijkste voorwaarden, de kandidatuur te Antwerpen heb aanvaard, omdat uw schitterend beleid ons in een straat zonder eind had geholpen. Van de wensen door mij gesteld en die aangenomen waren, blijft niets recht dat enige waarde heeft. [...] Ik wens dan ook het schip schoon te vegen en ontsla U uitdrukkelijk van elke verbintenis, zowel betreffende medekandidaturen als voor de verkiezingsstrijd te Antwerpen of elders, de houding van De Schelde, of, voor later, het optreden van de vnv'ers in de Kamer, het al of niet in de wind slaan van het verkiezingsprogramma, het bepalen van de collectieve gedragslijn enz. Van mijn kant, indien ik verkozen word, en ik zou straks het tegendeel gaan wensen, ben ik vast besloten het vnv niet meer te kennen, noch het in iets te ontzien, verre ervan dat ik mij er in de minste mate solidair mee zou achten. Zo weten we tenminste wat we aan mekaar hebben.’ Alleen het onverstoorbare pragmatisme van Staf De Clercq maakt het begrijpelijk dat de leider van een autoritaire partij een dergelijke lijsttrekker aanvaardde. Waarom Borginon uiteindelijk aanvaardde, is moeilijk te verklaren. Was de wens opnieuw zitting te hebben in het parlement sterker dan zijn afkeer voor de vnv-politiek? Dat is niet onmogelijk. Toch lijkt zijn verzaking geen pose te zijn, zodat men kan twijfelen of politieke ambitie de belangrijkste drijfveer was. Hoe het ook zij, politiek had Borginon een zware nederlaag geleden. De poging om met zijn kandidatuur een koerswijziging in het vnv te bewerkstelligen was totaal mislukt. Hij veroorzaakte integendeel de verdere teloorgang van de Antwerpse Frontpartij. In de Frontpartij was de samenwerking met het vnv slechts moeizaam aanvaard. O.m. voorzitter Leo Augusteyns en Adelfons Henderickx hadden er zich fel tegen verzetGa naar eind28. De | |
[pagina 210]
| |
kandidatuur van Borginon had het verzet doen wegebben, vooral doordat de voorwaarden die hij stelde hoop lieten voor de toekomst. Toen Borginon zich niet langer kandidaat stelde, besliste de Algemene Vergadering van het Front de besprekingen met het vnv af te breken. Er werden zelfs contacten gelegd met de Antwerpse ‘Radicale Partij’. Toen Borginon ter elfder ure dan toch aanvaardde, forceerde een deel van het bestuur van de Frontpartij een nieuwe samenwerking met het vnv. Het had zware spanningen in het bestuur tot gevolg en leidde uiteindelijk tot het ontslag van voorzitter Leo Augusteyns, secretaris Karel Angermille en ondervoorzitter Laureys. Ook op lagere echelons namen bestuursleden ontslag. Een van hen schreef aan Borginon dat hij ontslag nam omdat hij niet, zoals Borginon wel had gedaan, zijn eigen voorwaarden wilde verloochenenGa naar eind29. Leo Augusteyns motiveerde in De Dag zijn ontslag. Hij weigerde nog politieke verantwoordelijkheid te dragen voor een partij die scheep ging met Ward Hermans, een man die aan de lijst ‘niet alleen een fascistisch, maar op de koop toe een Hitleriaans karakter’ geeftGa naar eind30. Het is de ironie van de geschiedenis dat Hendrik Borginon tot tweemaal toe de teloorgang van de Antwerpse Frontpartij - in feite zijn ideologische bondgenoten - onvrijwillig in de hand werkte. Dat had hij gedaan toen hij zich in 1934 had ingespannen om Herman Van Puymbrouck met De Schelde naar het vnv te halen. Dat deed hij nu weer aangezien hij onrechtstreeks medeverantwoordelijk was voor een nieuwe scheuring in de Frontpartij. In Antwerpen konden door de affaire met Borginon de lijsten pas op de valreep worden samengesteld. Op de tweede plaats stond de arts Edgar Lehembre, die pas begin 1936 actief was geworden in het vnv. Hij werd leider benoemd van het gewest Antwerpen-Noord. In mei 1936 bracht hij het tot arrondissementsleider, in vervanging van Maurits LambreghtsGa naar eind31. Als eerste opvolgende kandidaat voor de Kamer fungeerde de Fronter Hendrik Picard die ook de senaatslijst trok. De samenstelling van de Vlaams Nationaal Blok-lijsten was gericht op het behalen van een maximaal succes. De Antwerpse geschiedenis toont aan dat vnv-prominenten werden opgeofferd als dat nodig werd geacht. Maurits Lambreghts had tenslotte het Antwerpse vnv opgericht en uitgebouwd. Zijn tegenstanders ontkenden die verdiensten niet. Hij moest sneuvelen om de samenwerking met het Antwerpse Front mogelijk te maken. Niet alleen in Antwerpen kregen niet-vnv'ers verkiesbare plaatsen toegewezen: er was de familie De Lille in Oost- en West-Vlaanderen die praktisch zeker was van een zetel en die later bij de provincieraadsverkiezingen een tweede mandaat zou veroveren. Er was Edmond Van Dieren in Turnhout-Mechelen. Merkwaardig is ook de sterke vertegenwoordiging van vns: Jef Hermans en Jef Deumens in Limburg, Karel Lambrechts in Brussel, Marcel De Ridder in Aalst en Jef Devroe in Brugge. Het vns had uitzicht op verscheidene verkozenen. Het wijst erop dat in de vns-kandidaten grote verwachtingen werden gesteld. Door de geslaagde strategie van het Vlaams Nationaal Blok waren er nauwelijks Vlaams-nationalistische dissidenties. In Aalst kwam het aftredende kamerlid Karel Van Opdenbosch op met een afzonderlijke lijst. Hij koppelde zijn lijst met die Van Hector Plancquaert in Sint-Niklaas. In Kortrijk waagde Gustaaf Doussy opnieuw zijn kans. | |
5.1.3 De verkiezingsstrijdHet vnv-weekblad Strijd hanteerde consequent de terminologie van het verkiezingsprogramma. Orde, welvaart en vrede waren de parolen. De benaming Vlaams Nationaal Blok werd systematisch gebruikt. De Grootnederlandse doelstelling werd ingeslikt en de antidemocratische doelstelling afgezwakt en verhuld. De propaganda richtte zich tegen alle andere partijen. Toch werd vooral de bwp het mikpunt van de vnv-propaganda. De socialisten werden voorgesteld als de wegbereiders | |
[pagina 211]
| |
van het communisme. Betekenisvol is dat de voorpagina van Strijd op 24 mei 1936, de verkiezingsdag, volledig in het teken stond van het communistische gevaar. De weken daarvoor was er op dat thema gehamerd. Het volksfront in respectievelijk Spanje en Frankrijk was koren op de molen van de propaganda. ‘Na Spanje, Frankrijk; na Frankrijk, België’ was een courante slogan. Het Frans-Russische pact van maart 1935 en de verkiezingsoverwinning van het Franse volksfront boden een uitstekende gelegenheid om het gevoelige thema van de militaire relatie van Belgie en Frankrijk te koppelen aan het anticommunisme. Het hele anticommunistische register werd opengetrokken. In een verkiezingspamflet heette hetGa naar eind32. ‘De regering-Van Zeeland marcheert onder de zweep van communisten en socialisten. Vandaag de zweep, morgen de brandtoorts om onze huizen en kerken in brand te steken; morgen de dolk en de kogel om priesters en kloosterlingen te vermoorden; morgen het nieuwe bolsjewistische evangelie, tot vernietiging der familie en het wegcijferen van de eigendom.’ De bwp werd vereenzelvigd met fraude en verkwisting. Het vnv van zijn kant werd door de bwp bekampt als een fascistische partij, wat door de vnv-propaganda ten zeerste werd gelogenstraftGa naar eind33. De Katholieke Partij werd vooral zwakheid verweten. De partij capituleerde voortdurend op Vlaams gebied en ze kon onmogelijk een dam opwerpen tegen het communistische gevaar. De vnv-propaganda hield er rekening mee dat veel kiezers twijfelden tussen de Katholieke Partij en het Vlaams Nationaal Blok. Er werd gelonkt naar de groep rond Nieuw Vlaanderen. De Schelde nam op 24 maart 1936 uit dit weekblad een artikel over omdat het bewees ‘hoe dicht deze strijdgenoten [...] bij het Vlaams Blok staan’. Strijd blokletterde op de dag van de verkiezingen: ‘Er bestaat in Vlaanderen slechts een enkele manier om tegelijk Vlaams en Katholiek te stemmen: stemt Vlaams-nationaal’. Rex kreeg de volle laag in de vnv-propaganda. De partij werd voorgesteld als franskiljons en demagogisch. Vooral De Schelde ging hevig tekeer tegen Rex. ‘Rex... crêvera. Achter het mom van Rex verschuilt zich de Belgische reactie en 't franskiljonisme’, schreef de krant op 8 mei 1936. Maar tussen de regels door merkt men de onzekerheid over de werfkracht van Rex. De kop ‘Het Rex-tij is uitgeschuimd. De vnv-vloed komt op’Ga naar eind34 typeert goed de campagne tegen Rex. Men besefte dat Rex op een niet geringe aanhang kon rekenen, ook in Vlaanderen. Strijd van 17 mei 1936 titelde defensief: ‘Rex is een gevaar voor Vlaanderen. Katholieke Vlamingen laat U weer niet misleiden. In 1932 “de ziel van het kind”! In 1936 Rex?’. Rex werd voorgesteld als een katholieke maneuver. Het was een zet van het partijkatholicisme. Na de verkiezingen zouden de Rex-verkozenen gewoon tot de katholieke partij toetreden en de Franstalige vleugel ervan versterkenGa naar eind35. Ten aanzien van de ‘scandalitis’ reageerde de vnv-pers dubbelzinnig. Aan de ene kant werd Rex sensatiezucht verweten, aan de andere kant had de vnv-propaganda ter zake niets te leren van Rex. Een enkele keer werd Rex als een bondgenoot van het vnv voorgesteld in de strijd tegen het partijgeknoei. ‘Rex heeft gelijk. [...] Aan de bezemdragers van Rex onze kampgroet’, schreef arrondissementsleider Frans Strubbe in De ScheldeGa naar eind36. Naarmate de verkiezingen naderden werden allerhande politiek-financiële schandalen dikker in de verf gezet. Alle partijen hadden er zich aan schuldig gemaakt. ‘Het vnv is arm maar eerlijk’ blokletterde Strijd op 8 maart 1936. De middenstanders vormden een groep waar de Vlaams Nationaal Blok-propaganda speciaal op mikte. Vrijwel iedere week publiceerde Strijd een artikel over de middenstandsproblemen. Speciale strooibiljetten werden verspreidGa naar eind37. Er werd gewezen op de handelaars die op de Vlaams Nationaal Blok-lijsten stonden. Het vnv had een speciale commissie opgericht om de middenstandsbelangen te integreren in het Vlaams Nationaal Blok-program- | |
[pagina 212]
| |
maGa naar eind38. Het wetsvoorstel-Elias van 27 februari 1936 tegen de warenhuizen diende als uitgangsbasis en was natuurlijk een belangrijke propagandistische troef. Belangrijker dan alle andere verkiezingsthema's was in de vnv-propaganda de oorlogsdreiging. Het Vlaams Nationaal Blok wierp zich op als de enige echte anti-oorlogspartij. Antimilitaristische slogans waren niet van de lucht. Het Frans-Belgisch militair akkoord stond natuurlijk centraal. vos werd rechtstreeks aangesproken. Het Vlaams Nationaal Blok schaarde zich achter alle eisen van de oud-strijdersGa naar eind39. Men wees erop dat de Vlaams-nationale verkozenen zich hadden ingespannen voor de behartiging van de oud-strijdersbelangen. Toen vos een enquête hield over de houding van de verkiezingskandidaten in het parlement inzake landsverdediging in het algemeen en het ‘nieuwe Frans-Belgisch militair akkoord’ in het bijzonder, antwoordden alle belangrijke vnv'ers in de door vos gewenste zinGa naar eind40. Het is duidelijk dat vos werd beschouwd als een potentieel stemmenreservoir voor het Vlaams Nationaal Blok. Daarbij mag niet worden vergeten dat de oud-strijders er het afgelopen jaar in waren geslaagd een brede mobilisatie op gang te brengen tegen het Frans-Belgisch militair akkoord. | |
5.1.4 De uitslagen van de parlementsverkiezingenDe uitslagen van het Vlaams Nationaal Blok waren uitstekend. De groep behaalde voor de Kamer 166.737 stemmen, een winst van 35.982 in vergelijking met de verkiezingen van 1932 en van 34.161 in vergelijking met 1929 toen de Vlaams-nationalisten een belangrijke overwinning behaalden. Het vnv behaalde in de Vlaamse provincies en de arrondissementen Leuven en Brussel 11,5% (+2,3%) van de stemmen. Vooral de zetelwinst was spectaculair. Het Vlaams Nationaal Blok behaalde 16 verkozenen. Dat was een verdubbeling in vergelijking met 1932 en 6 verkozenen meer in vergelijking met 1929. De zetelwinst voor de Senaat was nog spectaculairder. Met 160.212 stemmen (11,4% in Vlaanderen en Brussel) behaalde het Vlaams Nationaal Blok vijf rechtstreeks verkozen senatoren. Met nog één gecoöpteerd senator en drie provinciale senatoren bracht dat het totaal op negen senatoren. Dat waren er acht meer dan in 1932 en vijf meer dan in 1929. De grote verschuiving in het zetelaantal was niet alleen het gevolg van de stemmenwinst. Er waren in de Kamer vijftien zetels meer te verdelen. In 1932 waren door dissidentie enkele zetels op het nippertje verloren gegaan. Nu hadden de dissidente lijsten geen noemenswaardige schade berokkend. De lijst-Van Opdenbosch behaalde in Aalst slechts 897 stemmen. Doussy deed het in Kortrijk met 419 stemmen nog slechter en Plancquaert telde met 302 stemmen in Sint-Niklaas niet meer mee. De daensistische of democratische Vlaams-nationalistische dissidentie behaalde in het totaal 1.618 stemmen en was dus virtueel uitgeschakeld. Hierna bespreken we de resultaten per arrondissement. De electorale kaart in Bijlage 3 biedt een totaal overzicht. Het Vlaams Nationaal Blok was overal vooruitgegaan, behalve in de arrondissementen Antwerpen, Aalst en Dendermonde. | |
AntwerpenHet arrondissement Antwerpen bleef een zwakke plek. De Blok-lijst behaalde er 10.584 stemmen (5,2%), nauwelijks enkele honderden meer dan de rampzalige uitslag die de Frontpartij er behaald had in 1932. Rekent men de 870 stemmen mee die de dissidente Kristelijke Vlaamse Volkspartij behaald had in 1932 dan boerde het Vlaams-nationalisme in Antwerpen 0,4% achteruit. Hendrik Borginon kreeg 778 voorkeurstemmen. Lehembre op de tweede plaats 483 en Arseen Kennes, de eerste Fronter op de derde plaats slechts 71. Herman Van | |
[pagina 213]
| |
Puymbrouck kreeg op de voorlaatste plaats 9 voorkeurstemmen, Jan Timmermans als lijstduwer 23. Het verhoopte Borginon-effect had dus niet gewerkt. Een bevestiging daarvoor levert de senaatslijst die het met 11.335 stemmen beter deed dan de kamerlijst. Voor Vlaanderen bedroeg het gemiddeld aantal senaatsstemmen voor het Vlaams Nationaal Blok 96% van die van de Kamer. In Antwerpen 107%. Nergens lag dat cijfer hoger. De Fronter Hendrik Picard behaalde op de senaatslijst 760 voorkeurstemmenGa naar eind41. Ook de opvallend betere uitslag bij de provincieraadsverkiezingen twee weken later is een aanwijzing. Hendrik Borginon werd pas na apparentering verkozen. In een van zijn brieven i.v.m. de kandidatuur van Ward Hermans in Mechelen, had hij geschreven dat die er niet aan moest denken ‘langs mijn rug opnieuw naar het parlement [...] te klauteren’Ga naar eind42. In feite werd Borginon verkozen met de Mechelse stemmen. Hendrik Picard werd later verkozen als provinciaal senator. Op die manier werd het Antwerpse Front toch nog beloond. De uitslag in Antwerpen kan niet geïnterpreteerd worden zonder de gebeurtenissen te memoreren die de verkiezingen waren voorafgegaan. De lijsten waren uiterst moeizaam en op de valreep tot stand gekomen. De beide partijen hadden af te rekenen met zware interne spanningen. Net voor de verkiezingen leidde dat ertoe dat de beide groepen a.h.w. werden onthoofd. Bij het vnv stapte arrondissementsleider Maurice Lambreghts op, samen met enkele medestanders, bij het Front ging de hele partijtop weg. Dit heeft zonder twijfel electorale gevolgen gehad. Het precieze effect van die perikelen is moeilijk in te schatten. Opvallend is dat het verlies zich voordeed in de stedelijke kantons (Antwerpen, Berchem, Borgerhout) terwijl de landelijke kantons gemiddeld 1% vooruitgingen. De afkalving van het stedelijk electoraat ging dus verder. Wellicht stapte opnieuw een deel van de aanhang van de Fronters over naar andere partijen. In het arrondissement Antwerpen was de ideologische discussie de afgelopen jaren zeer hevig geweest, precies omdat de Frontpartij er overleefde als de democratische exponent van het Vlaams-nationalisme. Men kan zich afvragen of na al wat was voorgevallen het Vlaams-nationalisme nog enige geloofwaardigheid had bij degenen die principieel vasthielden aan de democratie. Maar werden ook niet veel radicalen afgestoten? Zowel Herman Vos als Hendrik Borginon waren, elk in hun eigen context, ‘democratische’ boegbeelden. Er waren nog andere factoren die het Antwerpse beeld mee bepaalden. Frans Van Cauwelaert behaalde als lijstduwer een monsterscore van meer dan 20.000 voorkeurstemmen. De aanvallen die hij van Rex en van het vnv te verduren kreeg, hadden zijn populariteit niet geschaad. Misschien hebben ze voor het Vlaams Nationaal Blok als een boemerang gewerkt doordat een aantal vlaamsgezinde stemmen naar het belaagde flamingantische boegbeeld gingen. Het verklaart misschien de uitzonderlijke verhouding tussen kamer- en senaatsstemmen van het Vlaams Nationaal Blok. Rex deed het in Antwerpen bijzonder goed. De lijst behaalde enkele duizenden stemmen meer dan het Vlaams Nationaal Blok. De middenstanders op wie het vnv mikte, konden bovendien ook nog kiezen voor een anti-belastingpartij. Ten slotte was er nog de lijst van de pacifist Leo Frenssen die een aantal proteststemmen binnenreef. In Mechelen behaalde Ward Hermans een relatief succes. De kamerlijst behaalde er 5.157 stemmen (7,4%), dat was bijna 1% meer dan de twee Vlaams-nationalistische lijsten in 1932 hadden behaald. De winst bleef dus bescheiden. Hermans kreeg 1.007 voorkeurstemmen. Zijn populariteit was flink gestegen. In Mechelen speelde de verdeeldheid evenzeer een rol. De Mechelse tak van de Frontpartij had laten weten dat hij niet zou stemmen voor de kamerlijst, wel voor de senaatslijst. Het bestuur schreef aan Hendrik Borginon dat de uitslag zou bewijzen dat Ward Hermans de slechtst denkbare kandidaat wasGa naar eind43. Dat bleek een vergissing te zijn. In tegenstelling tot het arrondissement Antwerpen scoorde de senaatslijst in Mechelen-Turnhout slechter dan de | |
[pagina 214]
| |
kamerlijsten. Edmond Van Dieren werd wel rechtstreeks verkozen. Hij behaalde 2.266 voorkeurstemmen, dat waren er 773 meer dan in 1932. De bescheiden resultaten in Antwerpen en Mechelen werden ruimschoots gecompenseerd door de klinkende overwinning die Thomas Debacker in Turnhout behaalde. Zijn lijst kreeg met 14.260 (+4.007) stemmen meer dan een kwart van de kiezers achter zich. Debackers voorkeurstemmen waren meer dan verdubbeld: 3.027. Voor het eerst was hij erin geslaagd de Katholieke Partij haar absolute meerderheid te ontfutselen. De spreiding van de stemmen vertoonde hetzelfde beeld als bij de vorige verkiezingen: Debacker stond sterk in de kantons Mol, Westerlo (meer dan 30%) en zwak in de katholieke bastions Hoogstraten en Turnhout (resp. 14% en 18%). Thomas Debacker werd rechtstreeks verkozen. Na apparentering sleepte Turnhout nog een tweede verkozene in de wacht. Dat moest normaal Arthur Heylen worden, die tweede op de lijst stond. Hij verkoos echter zijn mandaat van provincieraadslid te verlengen. De eerste opvolgende kandidaat Karel Pelgroms vergezelde Debacker naar de Kamer. | |
Oost-VlaanderenIn Oost-Vlaanderen was er winst en verlies te noteren: verlies in Aalst en Dendermonde, winst overal elders. De Aalstenaar Staf Van Nuffel had het niet kunnen waarmaken in Dendermonde. Het Vlaams Nationaal Blok verloor er meer dan 1.000 stemmen in vergelijking met de uitslag van de Frontpartij in 1932. Twee populaire figuren waren weggevallen: de dienstweigeraar Joris De Leeuw was in het zog van Herman Vos overgestapt naar de bwp en de katholieke dissident Paul Seghers had zich teruggetrokken. De senaatslijst deed het nog veel slechter in Dendermonde-Sint-Niklaas. Het aantal stemmen bedroeg slechts 84,6% in vergelijking met die van de Kamer. Nergens elders in Vlaanderen was die verhouding zo zwak. In Aalst zelf was voor de tweede achtereenvolgende verkiezing verlies te noteren. Het Vlaams Nationaal Blok behaalde er 10.723 stemmen (-1.437) of 16,2% (-2,7%). De stemmen van Karel Van Opdenbosch die in 1932 nog de lijst van de Frontpartij had getrokken, compenseerden dit verlies maar voor de helft. Van Opdenbosch behaalde zijn stemmen vooral in het kanton Aalst (501), waar het Vlaams Nationaal Blok er 643 verloor. De rest van het verlies werd opgelopen in de kantons Zottegem en Ninove, kantons waar de dissidenten een paar honderd stemmen behaalden. Wellicht waren het vooral daensistische kiezers die afhaakten, die ofwel Van Opdenbosch trouw bleven ofwel naar een andere partij overstapten. Dat wordt bevestigd door het feit dat de senaatslijst die getrokken werd door de oud-daensist en ziekenfondsvoorzitter Jan De Neve, een kleine 600 stemmen meer behaalde dan de kamerlijst. Men kan vermoeden dat de daensistische kiezers hier nog niet afhaakten. Na apparentering ging Bert D'Haese naar de Kamer. Hij behaalde 1.275 voorkeurstemmen. Jan De Neve werd verkozen voor de Senaat. Hij behaalde 1.198 voorkeurstemmen. In het arrondissement Sint-Niklaas bleven de Vlaams-nationalisten nagenoeg op een status-quo: 5.205 stemmen (+47) of 10,2%. In het kanton Sint-Niklaas was er 1% verlies, terwijl in Sint-Gillis-Waas bijna 5% winst te noteren was. Voor het relatieve succes in Sint-Gillis was ongetwijfeld de daar wonende lijsttrekker Jan Seghers verantwoordelijk. Hij behaalde 575 voorkeurstemmen. De Wase arts Gerard De Paep deed ook zijn duit in het zakje. Hij kreeg nog 78 voorkeurstemmen meer. Door het spel van de apparentering ging Seghers naar de Kamer. In Oudenaarde boekte het Vlaams Nationaal Blok 2% winst, wat de score op 2.308 stemmen bracht, of 6,8%. De winst in Oost-Vlaanderen werd vooral in Gent-Eeklo geboekt. Het Vlaams Nationaal Blok ging er 5% vooruit tot 15,6%: 22.922 stemmen (+7.668). Het leverde twee verkozenen op: | |
[pagina 215]
| |
Hendrik Elias en Jozef De Lille. Net als in 1932 droeg De Lille in belangrijke mate bij tot dit succes. Hij behaalde 8.831 voorkeurstemmen, dat waren er nog 1.555 meer in vergelijking met zijn persoonlijke score van 1932. In de kantons waar het De Lille-effect toen voor een verveelvoudiging van het stemmental had gezorgd, behaalde het Vlaams Nationaal Blok nu nog 3.100 stemmen meer. Behalve in Eeklo zelf waar De Lille wellicht het plafond had bereikt met 35,7% (+4,7%), werd in deze kantons een winst geboekt, ver boven het arrondissementeel gemiddelde: Zomergem: 43,9% (+16,2%); Nevele: 43,7% (+12,7%); Deinze: 22,5% (+7,7%); Kaprijke: 32,2% (+7,4%). Bovendien werd in de aangrenzende kantons van dit gebied relatief gezien de sterkste stijging genoteerd: Waarschoot: 23,8% (+9,5%); Nazareth: 23% (+10,8%); Oosterzele: 19,3% (+15,3%), samen goed voor een winst van 2.101 stemmen. Men kan zich dus afvragen of het zich uitbreidende De Lille-effect hier ook niet ten dele meespeelde. In de Gentse agglomeratie deed het Vlaams Nationaal Blok het veel minder goed: Gent: 5,3% (+1,8%); Ledeberg: 8% (+3%); Evergem: 12% (+3,9%). In de noordelijke kantons Assenede en Lochristi lag de winst net onder het gemiddelde: resp. 8,6% (+4,9%) en 9,2% (4,4%). Hendrik Elias verbeterde zijn persoonlijke score gevoelig. Hij behaalde nu 1.197 voorkeurstemmen, 773 meer dan in 1932 toen hij nog maar pas in de actieve partijpolitiek kwam. Dat voor de analyse van de resultaten in Gent-Eeklo toch vooral rekening moet worden gehouden met de factor De Lille, wordt ook aangetoond door de uitslag voor de Senaat. Gabriel De Lille behaalde er op de tweede plaats een record aantal voorkeurstemmen: 9.014. Hilaire Gravez behaalde er op de eerste plaats net geen 1.000. In 1932, toen Victor De Lille de senaatslijst duwde, was er een verschil van meer dan 1.000 stemmen in vergelijking met de kamerlijst. Nu was dit verschil nagenoeg verdwenen. Na apparentering werd Gravez verkozen. | |
West-VlaanderenIn de provincie West-Vlaanderen boekte het Vlaams Nationaal Blok winst over de hele lijn. Met 41.623 stemmen (16%) ging de partij er 10.482 stemmen op vooruit (+3,7%). De winst tekende zich af in alle kantons, behalve in Menen waar licht verlies werd geleden. In het arrondissement Roeselare-Tielt was de winst het grootst. Het Vlaams Nationaal Blok sprong er naar 9.488 stemmen (+3.882) of 18,5% (+7,3%). Reimond Tollenaere behaalde op de eerste plaats 743 voorkeurstemmen, Léon De Lille op de tweede plaats 962. Na apparentering werd Tollenaere verkozen. Dat het De Lille-effect ook hier een rol speelde, blijkt uit het feit dat de beste resultaten geboekt werden in de kantons grenzend aan het ‘kerngebied’ van de familie: Ruiselede: 37% (+11,6%); Oostrozebeke: 28,6% (+14,6%); Meulebeke: 22,3% (+12,7%). Ook het zwakke resultaat van de senaatslijst kan hiervoor een aanwijzing zijn (87,5% van de stemmen voor de Kamer). De effectieve impact is evenwel moeilijk te meten. Dat er andere factoren een rol speelden, blijkt uit de relatief tragere groei in Izegem en Roeselare (resp. +1% en +3,7%). Jeroom Leuridan deed het in Veurne-Diksmuide-Oostende uitstekend. Met 10.499 stemmen (+2.757) behaalde hij 20,7% (+4,9%). Alleen in het kanton Oostende was de groei (2,5%) merkelijk kleiner en ook de andere kustkantons bleven onder het arrondissementeel gemiddelde. Oostende was met 8,9% duidelijk het zwakke broertje te midden van kantons die alle meer dan 20% scoorden. Jeroom Leuridan zag zijn persoonlijke populariteit bijna verdubbeld met 2.080 voorkeurstemmen. Michiel Bulckaert behaalde als lijsttrekker voor de Senaat een mooi resultaat met 1.587 voorkeurstemmen. Hij werd opgevist via de provincieraad. In het arrondissement Brugge boekte het Vlaams Nationaal Blok 2.457 stemmen winst. 7.792 stemmen leverden 15,7% op (+4,7%). Opnieuw kan er van een De Lille-effect gesproken worden. Eugeen De Lille behaalde op de tweede plaats 880 voorkeurstemmen. Lijsttrekker Jef Devroe behaalde er 99 minder. Na apparentering werd Devroe verkozen. Eugeen De Lille werd enkele weken later in de provincieraad verkozen. De familie De Lille kreeg op die | |
[pagina 216]
| |
manier een tweede mandataris. Odile Maréchal-Van den Berghe kreeg op de senaatslijst 897 voorkeurstemmen. Zij werd in de Senaat gecoöpteerd, wellicht een beloning voor haar lange politieke carrière in het Vlaams-nationalisme. In Ieper kon Emiel Butaye zijn comfortabele positie verder uitbouwen. Hij behaalde nog bijna 1.000 stemmen meer en kwam daarmee op 28,9% (+2,6%). Merkwaardig in Ieper was dat de Katholieke Partij stemmen moest prijsgeven aan alle andere partijen: ook de bwp en de Liberale Partij boekten winst. In de kantons Roesbrugge-Haringe, Passendale en Ieper was het Vlaams Nationaal Blok de grootste partij, met meer dan 40% in de twee eerstgenoemde kantons. Alleen in de kantons Menen en Wervik stond het Blok met respectievelijk 22,5% en 13,4% pas op de derde plaats, na de bwp en de Katholieke Partij. Emiel Butaye behaalde 1.302 voorkeurstemmen. Hij ging opnieuw naar de Kamer. Marcel Van den Bulcke behaalde op de senaatslijst 1.421 voorkeurstemmen en werd verkozen als provinciaal senator. In het zwakke arrondissement Kortrijk bleef de winst beperkt tot 0,4% (5,5%). Die geringe winst deed zich voor in alle kantons behalve in het kanton Menen waar 0,4% verlies werd geleden. Lijstaanvoerder Frans Strubbe behaalde 569 voorkeurstemmen, en werd later verkozen in de provincieraad. Het Verdinaso had opnieuw opgeroepen blanco te stemmen. Om de impact van het Verdinaso te meten is het dus nuttig vooral in West-Vlaanderen het verloop van de blancostemmen te volgen. In 1936 waren er in de provincie 5,8% blanco- of ongeldige stemmen, dit is 2,8% meer dan in 1932. Deze stijging tekende zich in het hele land af zodat men ze bezwaarlijk aan de Verdinaso-oproep kan toeschrijven. Dat het Verdinaso in West-Vlaanderen niet helemaal kan worden weggecijferd mag blijken uit het feit dat het arrondissement Roeselare-Tielt, de bakermat van het Verdinaso, met 6,4% blanco- en ongeldige stemmen de spits afbeet. In 1929, toen Joris Van Severen er nog opkwam, telde dit arrondissement in verhouding het kleinste aantal blanco- en ongeldige stemmen: 3,2% (4,2% in de provincie). Het was ook het enige arrondissement waar in 1932 het aantal blanco- en ongeldige stemmen steeg: 3,7% (3% in de provincie). Deze cijfers tonen vooral de zeer beperkte invloed van het Verdinaso op de verkiezingsuitslagen aan. Als men de verdubbeling van de blanco- en ongeldige stemmen in het arrondissement Roeselare-Tielt tussen 1929 en 1936 volledig op rekening van het Verdinaso zou schrijven, dan gaat het nog altijd maar over 1.901 stemmen. | |
BrabantDe uitslag in het arrondissement Brussel was een groot persoonlijk succes voor Staf De Clercq. Het Vlaams Nationaal Blok behaalde er met een winst van 6.446 stemmen een totaal van 20.139 stemmen of 5,9% (+1,8%). Procentueel was de stijging niet zo groot, maar in het voor de Vlaams-nationalisten zeer moeilijke arrondissement Brussel betekende het heel wat. De Clercq behaalde er 3.888 voorkeurstemmen. Geen enkele vnv'er kreeg bij de verkiezingen van 1936 meer voorkeurstemmen dan de vnv-leider. Driekwart van de 25% voorkeurstemmers bracht een stem op hem uit. vns-leider Karel Lambrechts behaalde op de tweede plaats tienmaal minder voorkeurstemmen. Hij ging na apparentering samen met De Clercq naar de Kamer. De machtsbasis bleef in de plattelandskantons liggen met het Pajottenland als epicentrum. In Sint-Kwintens-Lennik en Asse behaalde de partij respectievelijk 28,3% (+6,7%) en 25,4% (+10,4%). Beide kantons waren goed voor bijna 7.000 stemmen, of 1/3 van het totaal. In de kantons Wolvertem en Halle behaalde de partij respectievelijk 15,9% en 12,7%, samen goed voor 4.165 stemmen. In de landelijke kantons behaalde het Vlaams Nationaal Blok dus 55,2% van het totaal aantal stemmen. In het kanton Vilvoorde behaalde de partij 1.522 stem- | |
[pagina 217]
| |
men of 9,4% (+3,1%). Het Vlaams Nationaal Blok behaalde dus 62,8% van zijn stemmen buiten de Brusselse kantons. In 1932, toen Hendrik Borginon lijstaanvoerder was, maar 59,6%. Niettemin scoorden de Vlaams-nationalisten in zes van de acht Brusselse kantons hun beste resultaat van het Interbellum. Anderlecht en Schaarbeek waren de beste kantons, met respectievelijk 1.291 (4,3%) en 1.601 (3,9%) stemmen. In de andere kantons werd geen 3% behaald. In het kanton Sint-Gillis werd verlies geleden. Op de senaatslijst behaalde Piet Finné 2.338 voorkeurstemmen. Na apparentering werd hij verkozen. In het arrondissement Leuven bleef de winst beperkt tot 2%. Het Vlaams Nationaal Blok behaalde er 6.813 stemmen (8%). De winst was groter in de specifieke plattelandskantons Glabbeek-Zuurbemde (+5,8%) en Haacht (+5,6%) dan in de meer verstedelijkte kantons waar de winst beperkt bleef tot 1 à 2% (Aarschot, Diest, Leuven, Tienen). In Zoutleeuw werd zelfs 1% verlies geleden. Arthur Bogaerts behaalde 472 voorkeurstemmen. | |
LimburgIn de provincie Limburg boekten de Vlaams-nationalisten de grootste overwinning. Met 23.681 stemmen behaalde het kvv er 24,3%. Dat was een winst van 8,2% of 8.346 stemmen. De winst was nog iets groter in Tongeren-Maaseik (25,8%) dan in Hasselt (22,5%), respectievelijk +8,5% en +6,4%. In Hasselt spreidde de winst zich uit tussen +3,9% in het mijnkanton Beringen en +9,2% in het plattelandskanton Herk-de-Stad. In Tongeren-Maaseik liepen de verschillen veel sterker uiteen: van +1% in Tongeren tot +15,1% in Bilzen. In dit laatste kanton was de kvv met 42,6% van de stemmen de grootste partij. Het zal wel geen toeval geweest zijn dat De Bilsenaar er gedrukt werd. In het kanton Maaseik waar Maas- en Kempenbode, het andere kvv-blad, verscheen, behaalde de partij 33,6%, na Bilzen en Herk-de-Stad (34,6%) het hoogste percentage in Limburg. In alle kantons behaalde het kvv meer dan 20%, behalve in de zuidelijke kantons Sint-Truiden (13,4%), Tongeren (10,4%) en Zichen-Zussen-Bolder (14,1%). Het zijn drie kantons waar de bwp 20% en meer behaalde maar niettemin veld verloor, en waar Rex het sterkst stond in de provincie. Hendrik Ballet behaalde op de eerste plaats 2.892 voorkeurstemmen. Hij werd verkozen. vns'er Jef Hermans kreeg op de tweede plaats maar 126 stemmen, het kleinste aantal van de lijst. Hij werd samen met de twee andere kandidaten Jan Geurts en Karel Wouters opgevist via de provincieraad. Opvallend in het arrondissement Tongeren-Maaseik is het groot aantal populaire figuren. Gerard Romsee was er met 3.117 voorkeurstemmen onbetwist de koploper. vns'er Jef Deumens behaalde op de tweede plaats 460 stemmen maar moest Mathieu Croonenberghs op de derde plaats met 562 stemmen en Lucien Van Roey op de vierde plaats met 703 stemmen laten voorgaan. Deumens ging niettemin samen met Romsee naar de Kamer. Croonenberghs en Van Roey kregen later een zetel in de provincieraad. Merkwaardig voor de senaatslijst was het groot aantal voorkeurstemmen van Simon Lindekens. Met 6.427 voorkeurstemmen was hij veruit de populairste politicus van Limburg. Lindekens werd rechtstreeks verkozen. Wellicht zorgde zijn grote aanhang ervoor dat op de senaatslijst van het kvv meer stemmen werden uitgebracht dan op de kamerlijsten. Naast Lindekens ging de advocaat en medestichter van het Limburgse kvv, Jef Lysens, als provinciaal senator naar het parlement. Hij was op geen enkele lijst vermeld geweest. Hij werd in de provincieraad verkozen op de gemeenschappelijke lijst van de Katholieke Partij en de kvv. Lindekens zou niet lang meer zitting hebben in de Senaat. Hij overleed op 16 november 1937. Een stoelendans was het gevolg. Hij werd opgevolgd door de eerste opvolgende kandidaat Jef Deumens die ontslag nam als kamerlid. Deumens werd in de Kamer opgevolgd door | |
[pagina 218]
| |
de eerste opvolgende kandidaat Mathieu Croonenberghs die in de provincieraad werd opgevolgd door Jan Van Venckenray, de uitgever van Maas- en KempenbodeGa naar eind44. | |
5.1.5 De provincieraadsverkiezingenTwee weken na de parlementsverkiezingen werden op 7 juni 1936 de provincieraadsverkiezingen gehouden. De verkiezingscampagne kwam nu vrijwel volledig in het teken van de links-rechtspolarisatie. Alle andere verkiezingsthema's werden er volledig door overschaduwd. ‘Moskou werd in Vlaanderen verslagen’ blokletterde Strijd op 31 mei 1936. Alle koppen in Strijd van 7 juni 1936 gingen erover: ‘Wie niet Vlaams-nationalistisch gestemd heeft op 24 mei, heeft gestemd voor Moskou en oorlog’; ‘De socialistische partij staat onder de bevelen van Moskou en stelt reeds als een der doeleinden van de aanstaande regering een bedekt pakt met de Sovjetrepublieken’; ‘Het congres der socialisten. De Vlaamse socialisten mogen weer meelopen, zij hebben niets te zeggen in de partij. Moskou beveelt!’; ‘Tegen Moskou: Front! Gaan de ogen open?’; ‘Weg met Moskou! Communisme is honger!’. De verkiezingsanalysten van het vnv hadden blijkbaar uit de uitslag van de parlementsverkiezingen afgeleid dat vooral met dit thema stemmen gewonnen konden worden. Ongetwijfeld zal de overwinning van Rex hen in die overtuiging hebben gestijfd. Men kan zich afvragen of de anticommunistische lawine niet onrechtstreeks tegen Rex was gericht. Het kon de analysten toch niet ontgaan zijn dat vooral de Katholieke Partij, ook in Vlaanderen, zware klappen had gekregen. Dat de ca. 80.000 stemmen die Rex in Vlaanderen had behaald daar voor een belangrijk deel debet aan hadden, beseften ze ook wel. Wellicht hoopten ze dat het Vlaams Nationaal Blok bij de provincieraadsverkiezingen een deel van die stemmen zou opvangen. Het zal wel geen toeval zijn dat het enige communautair gerichte artikel dat Strijd tijdens deze twee weken publiceerde, over Rex handelde. Op 7 juni nam het blad een artikel uit La Wallonie Nouvelle over waarin werd betoogd dat Rex een Belgisch-nationalistische beweging was die zich tegen het Vlaams-nationalisme richtte. Over het groot succes van Rex werd gezwegen. In anticommunistische artikels putten de publicisten zich uit om te bewijzen dat in Vlaanderen het Vlaams Nationaal Blok het enige antwoord was op het communistische gevaar. De Schelde trok op dezelfde manier van leer tegen Rex. De krant besteedde er veel aandacht aan. Het zal wel te maken hebben met het feit dat Rex in Antwerpen uitstekende resultaten behaalde. Het Antwerpse Vlaams Nationaal Blok richtte zich in zijn propaganda voor de provincieraadsverkiezingen opvallend rechtstreeks of onrechtstreeks (propaganda speciaal ten gerieve van de middenstand) tegen Rex. De Vlaams-nationalistische lijsten behaalden 176.194 stemmen, 9.457 stemmen meer dan bij de kamerverkiezingen. Het leverde 49 mandaten op (+17). De meeste verkozen provincieraadsleden waren ‘gezakte’ kandidaten van de parlementsverkiezingen. De winst in vergelijking met de kamerverkiezingen tekende zich af in alle provincies, behalve in de provincie Limburg waar de kvv-lijsten 2.276 stemmen minder behaalden. In het kiesdistrict Borgloon werd de kvv-lijst geschrapt, omdat ze te laat was voorgedragen. Bij de kamerverkiezing had het kvv 2.373 stemmen behaald, zodat men in Limburg in normale omstandigheden geen verlies zou hebben geleden. Het feit dat het Vlaams Nationaal Blok op 24 mei tot de overwinnaars behoorde, zal natuurlijk wel hebben bijgedragen tot de nog grotere overwinning op 7 juni. Enkele uitslagen zijn zo uitzonderlijk dat ze enige commentaar vragen. In Antwerpen was de winst het grootst. Het totaal van 35.054 stemmen oversteeg de uitslag van de Kamer met 5.053 stemmen. In vergelijking met de parlementsverkiezingen werd 7,5% winst geboekt. De winst werd vooral in de Antwerpse agglomeratie behaaldGa naar eind45. | |
[pagina 219]
| |
Het is een merkwaardige uitslag, niet het minst omdat de spanningen in Antwerpen tijdens de weken tussen de parlements- en de provincieraadsverkiezingen tot een uitbarsting waren gekomen. Maurits Lambreghts vertelde aan iedereen die het horen wilde dat de uitslag van de parlementsverkiezingen bewees dat Hendrik Borginon had gefaald. Tussen Lambreghts en het vnv kwam het tot een definitieve breuk toen hem ook geen verkiesbare plaats voor de provincie werd aangeboden. De gramschap van de gewezen gouwleider verhinderde de gevoelige vooruitgang niet. Hijzelf zag er een nieuw bewijs in van zijn groot gelijk i.v.m. de kandidatuur van Hendrik Borginon. Was de uitslag niet eerder het bewijs dat bij de kamerverkiezingen vooral kiezers van de Frontpartij hadden afgehaakt en die nu opnieuw voor hun eigen kandidaten stemden? Of het Vlaams Nationaal Blok in Antwerpen kiezers afsnoepte van Rex, kan worden betwijfeld. Ook Rex verbeterde zijn score in het arrondissement en ging, in vergelijking met de parlementsverkiezingen, in alle districten vooruit. In de provincie Oost-Vlaanderen werd een opvallend resultaat geboekt. Het Vlaams Nationaal Blok behaalde er voor de provincieraad 4.141 stemmen meer dan voor de Kamer. De winst tekende zich vooral af in het district Temse-Beveren. Als enige verklaring zie ik het feit dat de populaire arts Gerard De Paep er lijstaanvoerder was. Misschien oordeelde een aantal kiezers dat een stem op De Paep nu wel ‘nuttig’ was, terwijl dat niet het geval was voor de parlementsverkiezingen toen De Paep op een niet-verkiesbare plaats stond. De status-quo in Limburg toont aan dat het kvv in die provincie geen profijt behaalde uit het feit dat Rex geen lijsten voordroeg voor de provincieraadsverkiezingen. De 5.738 stemmen die Rex voor de Kamer had behaald, gingen blijkbaar naar andere partijen. Ook uit een analyse van de uitslagen van de parlementsverkiezingen blijkt dat Rex in Limburg vooral stemmen afsnoepte van de conservatieve vleugel van de Katholieke PartijGa naar eind46. Al waren de resultaten goed, de uitslag was in zekere zin een teleurstelling voor de kvv aangezien de partij na de parlementsverkiezingen vooruitzicht had op een deelname aan de Bestendige Deputatie. De Katholieke Partij behield echter haar absolute meerderheid in de provincieraad. Het Vlaams Nationaal Blok sloot in de provincies Antwerpen, Oost- en West-Vlaanderen een bestuursakkoord met de Katholieke Partij. Daardoor kwamen in de drie provincies telkens twee Vlaams-nationalisten in de Bestendige Deputatie. In Antwerpen verlengden Arseen Kennes en Arthur Heylen hun mandaat. Het katholiek-Vlaams-nationalistisch bestuur had in Antwerpen net geen meerderheid (35 + 9 = 44/90), zodat een beroep werd gedaan op de rexisten. In Oost-Vlaanderen werden Gerard De Paep en Marcel De Ridder lid van de deputatie, in West-Vlaanderen Michiel Bulckaert en Benoni Vermeulen. De bestuursakkoorden werden vooral onderhandeld door Hendrik Borginon die voorzitter was benoemd van de ‘Landelijke Commissie voor Verkiezingsaangelegenheden van het Vlaams Nationaal Blok’. Even dreigde er een kink in de kabel te komen toen in Limburg, waar een homogeen katholieke Bestendige Deputatie werd gevormd, de katholieke verkozenen de verkiezing van Jef Lysens tot provinciaal senator contesteerden. Borginon stelde, na overleg met Staf De Clercq, de eis dat Lysens aanvaard moest worden zo niet zouden de bestuursakkoorden worden verbrokenGa naar eind47. Ook in Antwerpen, Oost- en West-Vlaanderen eiste het Vlaams Nationaal Blok een provinciaal senator op. In West-Vlaanderen werd Marcel Van den Bulcke probleemloos provinciaal senator. In de andere twee provincies waren er wel moeilijkhedenGa naar eind48. Uiteindelijk kreeg het Blok een senator in Antwerpen maar niet in Oost-Vlaanderen. | |
[pagina 220]
| |
5.1.6 Politieke en sociale analyse van de verkiezingsuitslagenMeestal reikt een interpretatie van de verkiezingsresultaten anno 1936 van het vnv niet veel verder dan de constatering dat de partij een afgetekende overwinning behaalde. Een meer diepgaande interpretatie stuit algauw op de klassieke moeilijkheden van de verkiezingsanalyse. Lokale en algemene factoren bepalen samen het resultaat, zodat het vaak onmogelijk is de precieze impact van elk te bepalen. Ik heb hierboven een aantal lokale factoren behandeld die winst, stagnatie en verlies in bepaalde kantons en arrondissementen, mee kunnen verklaren. Ik wil nu nagaan of er algemene trends waarneembaar zijn en, indien mogelijk, er een verklaring voor vinden. Eerst moet worden opgemerkt dat niet het vnv als zodanig de verkiezingen won. De Vlaams Nationaal Blok-formule werd tijdens de verkiezingsstrijd strikt gehandhaafd. Na de verkiezingen werd de overwinning door vriend en vijand algauw op rekening van het vnv geschreven. Toch is het opmerkelijk dat de opvallendste resultaten werden geboekt in de arrondissementen waar de Vlaams-nationale partijformaties enerzijds opkwamen onder hun oude benamingen en anderzijds daar waar niet-vnv'ers aan de verkiezingen deelnamen. In het arrondissement Turnhout en de provincie Limburg was de winst niet alleen het grootst, het Vlaams-nationalisme stond er ook het sterkst. Uit de ontwikkelingsgeschiedenis van het vnv in deze regio's leerden we dat het vasthouden aan de oude benaming meer was dan louter formalisme. In Oost- en West-Vlaanderen was er het fenomeen De Lille. Hadden voor deze groep de kiesdistricten gunstiger gelegen, dan kan men zich voorstellen dat zij net zo'n electoraal bolwerk had kunnen uitbouwen als bijvoorbeeld Thomas Debacker in de Kempen. Politiek gezien waren de De Lilles goed vergelijkbaar met Debacker en met de Limburgse Vlaams-nationale tenoren. Ook het succes van de populaire Ieperse kopman Emiel Butaye stoelde op een wel erg gematigd profiel dat mijlenver verwijderd was van het Westvlaamse radicalisme. Algemeen wordt voorondersteld dat het Vlaams-nationalisme tijdens het Interbellum meer en meer een landelijk fenomeen werdGa naar eind49. Bevestigen de verkiezingsuitslagen van het Vlaams Nationaal Blok in 1936 dit beeld? Door het ontbreken van spreidingskaarten met de economische activiteiten over deze periode, is een vergelijking met de electorale kaart van het vnv niet mogelijk. Om dat gemis goed te maken werd een kaart gemaakt met enkele rudimentaire sociaal-economische gegevens. (Zie Bijlage 3.) Ik maakte daarbij gebruik van een in 1938 gepubliceerde lijst van Belgische gemeenten waarbij de gemeenten in categorieën worden ingedeeldGa naar eind50. Zo worden op de kaart de Belgische gemeenten ingedeeld in industriegemeenten, half-industrie- en landbouwgemeentenGa naar eind51. Vergelijkt men deze kaart met de kaart waarop de kantonnale uitslagen van het Vlaams Nationaal Blok worden uitgetekend, dan is het mogelijk enkele conclusies te formuleren. Een eerste opvallende constatering is dat het vnv het in alle industriegebieden slecht doetGa naar eind52. Een tweede conclusie is dat in de provincies West-Vlaanderen en Limburg de partij het in de agrarische gebieden goed tot uitstekend doet. Voor de andere provincies liggen de kaarten moeilijker. Er zijn agrarische gebieden waar de partij het uitstekend doet (oostelijke Kempen en het noordwesten van Oost-Vlaanderen) en waar de partij het eerder slecht doet (het Hageland en de Noorderkempen). Door de vele gemengde gebieden zijn hier geen verdere conclusies mogelijk. Men kan dus besluiten dat het Vlaams Nationaal Blok slecht scoorde in de industriegebieden en op vele plaatsen goed in de landbouwgebieden. Deze conclusies vergen enige reserve. Doordat gewerkt wordt met kantonnale verkiezingsresultaten en vanwege de stand van het onderzoek in de sociaal-economische geschiedenis, is voorlopig geen fijnere analyse | |
[pagina 221]
| |
mogelijk. Hieronder wordt nagegaan of de uitslagen van de gemeenteraadsverkiezingen van 1938 mijn voorlopige conclusies bevestigen. | |
5.1.7 Reacties op de overwinning van het VNVDe verkiezingen van 1936 mogen een politieke aardverschuiving worden genoemd. Daarvoor zorgde in de eerste plaats Rex met zijn 21 kamerzetels. Ook het vnv had nu een opvallende plaats ingenomen in het politieke landschap. Dat bleek al symbolisch uit het feit dat Staf De Clercq en Hendrik Borginon op 28 en 29 mei door de koning werden geconsulteerd. Volgens de notulen stelde de koning De Clercq vier vragen: zijn mening over de algemene toestand; nadere informatie over het vnv-programma; hoe hij zich het federalisme of het separatisme voorstelde; wat hij dacht over de toestand in BrusselGa naar eind53. Over het gesprek met de vnv-leider werd o.m. het volgende genoteerd: ‘Non application des lois linguistiques; Amnestie est nécessaire; L'influence française est encore trop grande (accord militaire); Favorable au corporatisme; Espère que les Flamands pourront compter sur la sympathie du Roi, comme ils ont en celle du Roi Albert’. Strijd schreef over het onderhoud dat de vnv-leider de koning had gewezen op een aantal ‘brandende kwesties’: amnestie, het niet-toepassen van de taalwetten en de militaire kwestie. Staf De Clercq zou ook hebben gewezen op het onderscheid tussen het Vlaams Nationaal Blok en het vnv en daarbij ‘vrank en vrij’ hebben bevestigd dat het vnv streefde naar de hereniging van de Nederlanden. De Grootnederlandse verklaring vindt men niet terug in de notities van de koning. Toch is het mogelijk dat er inderdaad over dat thema werd gesproken. Tijdens het gesprek dat de vorst de dag nadien voerde met Hendrik Borginon bracht hij het thema zelf te berde. Hij vroeg wat de Grootnederlandse opvatting precies inhield. Voorts stelde hij vragen over het separatisme en het federalisme. Wat Borginon antwoordde is niet bekend. Leopold iii schreef alleen dat Borginon het niet-toepassen van de taalwetten aanklaagde en dat hij erop rekende dat de koning hierin verandering zou brengen. Anders dan de vnv-leider respecteerde Borginon wel de ongeschreven wet i.v.m. gesprekken op het paleis: hij legde geen verklaringen af over wat er besproken werd. De consultatie van twee Vlaams-nationalisten door de koning wekte grote verwachtingen op bij vele vnv'ers. Uit het hele dossier inzake de regeringsvorming blijkt dat de Vlaams-nationalisten bij de regeringsvorming niet de minste rol hebben gespeeld. Van in den beginne was duidelijk dat een klassieke drieledige regering zou worden gevormd. De vnv-pers probeerde de verwachtingen te temperen door op een onderkoelde manier te berichten over de verkiezingsuitslagen. Op 31 mei blokletterde Strijd: ‘De overwinning behaald door het Vlaams Nationaal Blok is slechts een incident in de verovering van de volledige zelfstandigheid van Volken Natie’. Het geeft goed de teneur weer die de persvoorlichters poogden aan te houden. Door de overwinning als een incident de parcours voor te stellen, werd gesuggereerd dat het vnv spoedig nog voor veel ingrijpender gebeurtenissen zou zorgen. Het effect werd tenietgedaan door het onverholen enthousiasme waarmee op de regionale pagina's de lokale leiders over hun glorierijke verkiezingsstrijd berichtten. Nog nooit werd er zo druk geanalyseerd. De overwinningsroes zou nog weken de berichtgeving beïnvloeden. De overwinning van het Vlaams-nationalisme bleef ook niet onbesproken in de rest van de pers. Het vnv dat tot dan toe in de Franstalige pers relatief onbekend was gebleven, werd plots ontdekt. Het zal wel niet toevallig zijn dat Pourquoi Pas? op 26 juni 1936 een hoofdartikel wijdt aan Staf De Clercq, ‘l'ex-instituteur de Haute-Croix’. ‘Le Pape de Castres’ werd bespot, maar doorheen de spot klonk ongerustheid. Het vnv bracht het Belgische imago in het buitenland schade toe en het verstoorde de binnenlandse politiek. Het blad onderstreepte het fascistische karakter van de partij. Het feit dat het Vlaams Nationaal Blok in drie | |
[pagina 222]
| |
provincies zitting had in de Bestendige Deputatie, verhoogde de politieke onrust. Binnen de Katholieke Partij bestond, anders dan in de andere partijen, de bereidheid om met het vnv in zee te gaan. De Vlaamse katholieke pers reageerde verdeeld. Vlaamse ‘burgerlijke’ bladen als De Standaard en Nieuw Vlaanderen pleitten onverholen voor een katholiek, rechts, Vlaams front. Christen-democratische bladen als Elckerlyc, het blad van Frans Van Cauwelaert, en Het Volk riepen op voor een democratisch front en een coalitie met de bwp. De bwp-pers en de liberale pers waarschuwden met verdubbelde ijver tegen het fascistische gevaar en tegen coalitievorming met fascistische partijen. De wederzijdse aanvallen in de socialistische pers en in de vnv-pers gingen onverminderd verder. Het vnv werd afgeschilderd als het fascistische gevaar, de bwp als het instrument van Moskou. De belangrijkste vaststelling bij de bestudering van de postelectorale commentaren is de totale overheersing van de tegenstelling links/rechts. De dominerende antisocialistische en anticommunistische berichtgeving in de vnv-pers was er een uiting van. Al bij al had het vnv in dit politieke klimaat een heel beperkte ruimte om uit het politiek isolement te geraken. Aan Vlaamse zijde was de partij alleen met een deel van de Katholieke Partij on speaking terms. Aan Franstalige zijde was alleen Rex een mogelijke gesprekspartner, maar veel obstakels belemmerden nog een akkoord met deze ideologische bondgenoot. Toch zou het vnv het volgende half jaar uit het politieke isolement treden en zijn koers gedeeltelijk aanpassen. Op de vnv-Landdag van 12 juli 1936 zette de vnv-leider de bakens uit voor een voorzichtige heroriëntering van de politiek van zijn partijGa naar eind54. Hij sprak niet meer over een ‘verkiezingsincident’, maar over ‘een nieuwe [...] bladzijde geschreven in het geschiedenisboek der Vlaamse heropstanding’. Het was echter niet de bedoeling dat het Vlaams Nationaal Blok een nieuwe partij zou worden. Het vnv bleef de kern van de politieke strijd. Maar de revolutionaire geest die het vnv wilde aanwakkeren, was gebaat met ‘sterk reformistische daden en successen’. Daarvoor was een ‘parlementaire vechtformatie’ noodzakelijk. De Clercq vroeg zijn volgelingen een vrijbrief: ‘Daar zullen ogenblikken komen waarop de heldhaftige sterkte zal moeten gepaard gaan met gevaarlijke lenigheid. Vergeet dat niet. Gij zult misschien niet altijd begrijpen, maar wanneer ge werkelijk vertrouwen hebt, zult ge zelf aanvoelen dat de dragers der Dietse gedachte en van de Dietse wil, niet van het hout zijn waaruit men verraders snijdt.’ Het ontbrak in deze landdagrede niet aan Grootnederlandse geloofsbelijdenissen. Maar het is duidelijk dat de essentiële boodschap was dat het vnv de succesvolle Vlaams Nationaal Blok-formule wilde voortzetten. De partij zou m.a.w. bondgenootschappen zoeken metgroepen en personen die voor een Vlaams-nationaal minimum ijverden. De vnv-leider wees daarvoor in de richting van een samenwerking met Vlaamse katholieke groepen zoals Nieuw Vlaanderen en kvhv en zelfs met de Vlaamse helft van een gecommunautariseerde Katholieke Partij. Het was hem niet alleen te doen om een zg. ‘Vlaamse’ frontvorming. Hij riep bovendien op voor de ‘vorming van 'n Volksfront in Vlaanderen tegen het gevaar van links’, waarbij hij zich tot dezelfde Vlaamse katholieke groepen richtte. Een samenwerking met Rex in Vlaanderen sloot hij uit. Het vnv stond vijandig tegenover Rex omdat het een Belgische anti-Vlaamse groepering was. Een samenwerking met Rex in de Belgische context sloot hij niet helemaal uit. De Clercq richtte zich in zijn toespraak tot de Walen en verzekerde hen dat het vnv ‘nooit aan imperialisme heeft gedaan’ en dat het bereid was samen te werken ‘voor wat betreft de likwidatie van de Belgische eenheidsstaat’. Die oproep was niet expliciet tot Rex gericht, eerder tot de Waalse separatisten, maar hij liet alle ruimte voor een eventueel akkoord met Léon Degrelle. De contouren van een nieuwe politiek waren hiermee getekend. Het vnv wilde een Vlaams rechts blok vormen. De samenwerking met andere politieke groepen werd afhankelijk gemaakt van twee minima: de aanvaarding van de Vlaamse zelfstandigheid enerzijds en de aanvaarding van de zg. ‘volkscorporatieve’ maatschappelijke ordening anderzijds. |
|