Greep naar de macht
(1994)–Bruno De Wever– Auteursrechtelijk beschermdVlaams-nationalisme en Nieuwe Orde. Het VNV 1933-1945
[pagina 191]
| |
Hoofdstuk 4 De buitenlandse politiek van het VNV: 1933-19364.1 Wachten op de revolutieDe stichtingsmaanden van het vnv werden mee gedomineerd door een groep jongeren voor wie een revolutionaire machtsgreep geen retoriek was. vnv-propagandaleider Reimond Tollenaere sprak en schreef over gewapende opstand en terroristische aanslagen. De Paasopstand in Ierland was zijn model. Zijn visie stootte op veel tegenstand bij andere vnv-leiders omdat zij indruiste tegen hun in wezen legalistische opvatting van het politieke bedrijf en ook omdat zij botste met de antimilitaristische traditie van het Vlaams-nationalisme. Staf De Clercq trok op de Landdag van 1934 de grenzen van zijn politiek. Hij veroordeelde degenen die in de schoot van het vnv een revolutionaire groepering wilden inplanten. Zoiets noemde hij onverantwoord. Het vnv bleef binnen de wettelijkheid. Maar even belangrijk was het feit dat deze afwijzing van de revolutionaire methode niet onvoorwaardelijk bleek te zijn. Integendeel, het vnv wás een revolutionaire beweging, verklaarde de vnv-leider. Alleen was het moment waarop de revolutie kans van slagen had nog niet aangebroken. Voorlopig moest de voorbereiding van de revolutie beperkt blijven tot de bewerking van de geesten. Het vasthouden aan de wettelijkheid was voor de vnv-leider voorwaardelijk. Hij verklaarde dat hij zich op dit punt niet wilde verbinden voor de toekomst. Staf De Clercq is van dit standpunt niet meer afgeweken. In het in 1935 opgestelde vnv-programma stond dat het vnv revolutionairen voorbereidde, geen revolutieGa naar eind1. Op 20 december 1935 vaardigde de vnv-leider een aantal bindende richtlijnen uit waaraan alle verantwoordelijke leiders en al degenen die het vnv-programma wilden toelichten, zich hadden te houden. Hij herhaalde woordelijk wat hij had verklaard op de Landdag van 1934. Hij vond het blijkbaar nodig enkele praktische voorbeelden te geven. Zij zijn een treffende illustratie van De Clercqs pragmatisme: ‘[...] Er kan niet worden geduld dat sprekers van het vnv zouden uitpakken met gezegden als bijv.: a) “er zal moeten bloed vloeien om Dietsland te veroveren”. Wel kan men aannemen: ‘Mocht er bloed vloeien voor de zaak, dat ook hebben wij ervoor over!’. b)“Als er oorlog komt, dan zetten wij de Belgische officieren tegen de muur”. Wie zich aan dergelijke uitlatingen bezondigt, vergrijpt zich aan de tucht van het vnv.’ De voorbeelden zullen allicht niet toevallig geweest zijn. Men kan vermoeden dat De Clercq verwees naar concrete voorvallen. In feite waren de uitlatingen de logische consequentie van een propaganda die het voortdurend in martiale termen had over de strijd en de vernietiging van de vijand, over de verovering van Dietsland, over een compromisloze zegepraal enz. De Clercq vreesde blijkbaar de spoken die hij zelf in het leven had geroepen. Men kan het vnv een pseudo-revolutionaire partij noemen precies uit hoofde van de kloof tussen woord en daad inzake haar eigen officiële opvattingen. Dat neemt niet weg dat in het vnv mensen werden gevormd die wel bereid waren de consequenties van de beleden opvatting te aanvaarden. De richtlijnen van december 1935 tonen aan dat de vnv-leiding zich genoodzaakt zag hen te temperen. Staf De Clercq begreep dat het groeiende revolutionaire potentieel van zijn partij een uitweg moest vinden. Die uitweg vond hij in de internationale politiek. Op korte termijn kon alleen een internationale crisissituatie de Belgische staat werkelijk in gevaar brengen. De Clercq wilde het vnv daarop voorbereiden. Hij keek daarbij op de eerste plaats naar het land dat voor de meeste internationale onrust zorgde: het ‘nieuwe Duitsland’. En natuurlijk was er Frankrijk, de ‘erfvijand’, de onuitputtelijke bron voor anti-Belgische agitatie. |
|