Greep naar de macht
(1994)–Bruno De Wever– Auteursrechtelijk beschermdVlaams-nationalisme en Nieuwe Orde. Het VNV 1933-1945
3.8 Migranten, vluchtelingen en joodse burgersAl in de jaren twintig leefde in het Vlaams-nationalisme de opvatting dat Vlaanderen moest bevrijd worden van de ‘vreemde’ heerschappij. Meestal werd daarmee verwezen naar de (Franstalige) Belgische staat, naar Franstalige Vlamingen of naar Walen of Franstalige Brusselaars die in Vlaanderen een baan hadden. Het verzet was gericht tegen de Franstaligheid in Vlaanderen, niet tegen een bepaalde bevolkingsgroep. ‘In Vlaanderen Vlaams’ luidde het motto; Franstaligen moesten zich aanpassen. Midden 1934 schreef de de vnv-arrondissementsleider van Kortrijk Frans Strubbe in Het Leieland dat het vnv een nieuw nationaal leven wilde bewerkstelligen waarvan ‘de godsdienst-, ras-, arbeids- en volksgemeenschapsidee de grondslag vormt. Niet langer onderdrukt door rasvreemde parasieten maar fiere volksgenoten en stoere arbeiders van het algemeen welzijn’Ga naar eind39. Vermoedelijk had Strubbe het nog over de Franstalige Belgen, maar het is duidelijk dat de deur wagenwijd openstond voor de stigmatisering van alle vreemdelingen, of zij nu Nederlands spraken - zich ‘aangepast’ hadden - of niet. Het Vlaams-nationalistische verzet tegen de Franstalig-Brusselse en Waalse aanwezigheid in Vlaanderen fungeerde als een geleider voor een ideologische opstelling tegen vreemdelingen in het algemeen. De economische recessie was een gunstige voedingsbodem voor deze tendens. In de stichtingsproclamatie van het vnv en in de andere programmatische verklaringen is noch een racistische noch een xenofobe component aanwezig. Standpunten tegenover vreemdelingen worden niet ingenomen. Hooguit wordt verklaard dat het klassieke credo ‘In Vlaanderen Vlaams’ van toepassing is op al degenen die zich in Vlaanderen vestigen. In het vnv-programma De Dietse Volksstaat wordt expliciet afstand genomen van rassentheorieën als basis van het nationaliteitsbeginselGa naar eind40. Het vnv distantieerde zich in zijn stichtingsfase ook van het antisemitische standpunt van het VerdinasoGa naar eind41. In november 1933 verscheen in de Vlaams-nationale weekbladpers het artikel ‘Waarom zijn wij geen Dinaso's?’ waarin werd gesteld: ‘In de schoot van het eigen volk uitzuiveringen doen op grond van het rassenbeginsel, is niet alleen ondoenlijk, maar ook onrechtvaardig. [...] Omdat wij een principieel antisemitisme afwijzen, zijn wij [...] geen Dinaso's.’Ga naar eind42 Dit impliceerde dat joden konden deel uitmaken van het Vlaamse volk. In hetzelfde artikel werd evenwel beweerd dat er bij de Antwerpse joden wel antinationale en antisociale elementen waren. Dat was geen reden tot een antisemitisch standpunt: ‘Als joden [...] niet zondigen [tegen het nationale en sociale principe] kunnen zij gerust het hunne bijdragen tot onze volkswelvaart.’ Er waren leidinggevende vnv'ers die een heel ander standpunt huldigden. In het ontwerpprogramma dat Reimond Tollenaere in februari 1934 opstelde, schreef hij dat een ‘jood | |
[pagina 188]
| |
als vreemd subject onder speciaal toezicht [moest] staan’Ga naar eind43. In een document en een artikel in De Strijd waarin de stichting van het Antwerpse vnv werd aangekondigd, heette het dat de nieuwe partij opkwam tegen ‘franskiljonse en joodse parasieten’Ga naar eind44. Ward Hermans, die midden 1935 werd opgenomen in het vnv en begin 1936 al arrondissementsleider van Mechelen werd, was de auteur van enkele antisemitische pamfletten. In Het boek der stoute waarheden schreef hij i.v.m. de antisemitische maatregelen van de nazi's dat het enige verwijt dat de Duitsers kon worden gemaakt, was dat zij veel te ‘lankmoedig en te zachtmoedig’ waren geweestGa naar eind45. Bij zijn toetreding tot het vnv werd het Hermans door de vnv-leiding uitdrukkelijk toegestaan deze brochure in een nieuwe druk uit te gevenGa naar eind46. In zijn blad Schild en Vriend schreef Hermans geregeld artikelen over de internationale politiek waarin hij een nationaal-socialistische lectuur van de feiten gaf: de joden hadden schuld aan vrijwel alles. Toen Hermans midden 1934 in De Nieuwe Kempen gedurende korte tijd een forum kreeg, verschenen in dat blad soortgelijke artikelenGa naar eind47. Na zijn toetreding tot het vnv kon hij zijn geschriften kwijt in De Schelde. Eind november 1935 schreef hij een reeks artikelen waarin hij van leer trok tegen de socialistische pers die volgens hem gedirigeerd werd door haar joodse medewerkers. Begin 1936 schreef hij in ‘De rode jodendemocratie’ dat het vnv Vlaanderen losrukte uit de greep van de ‘jodeninternationales’Ga naar eind48. Herman Van Puymbrouck had toen al in september 1935 een hele reeks bewonderende artikelen geschreven over nazi-Duitsland waarin hij de Neurenberger-wetten de oplossing noemde voor het jodenprobleem in DuitslandGa naar eind49. Het valt op dat de door de partij gecontroleerde weekbladpers meer gereserveerd was. Er heerste niettemin een latent antisemitisme dat echter lang niet alleen in de Vlaams-nationale pers gemeengoed was. Beruchte financiële schandalen in binnen- en buitenland waarbij joden betrokken waren, werden gretig aangegrepen om een link te leggen tussen jodendom en zwendelGa naar eind50. In talrijke artikelen over de problematiek van de warenhuizen werd vaak beweerd dat de warenhuizen gefinancierd werden door joden. De Antwerpse joden werden daarbij meestal ook nog als franskiljons bestempeldGa naar eind51. Ook de term ‘judeo-marxisme’ was voor de lezer van de vnv-weekbladen een courant begrip. De lezer van het Antwerpse De Strijd kreeg meer. Het blad publiceerde op 21 januari 1934 het artikel: ‘De Antwerpse joden. Een factor van denationalisatie voor een gezonde volksgemeenschap’. Daarin werd gesteld dat er in Antwerpen een jodenprobleem bestond, het gevolg van de antinationale en antisociale houding van de joden. Sommige joden waren ‘parasieten’ en ‘volksvreemde onderdrukkers’ die over de grens moesten worden gezet. Het ging daarbij niet over joden die al jaren in de stad woonden en zich verdienstelijk hadden gemaakt als ‘geleerden of kunstenaars’. Er werd verwezen naar de joodse activist Marten Rudelsheim en naar S. Kok, een Antwerpse jood die ‘met hart en ziel verbonden [is] met onze ontvoogdingsstrijd’. Het ging over de Poolse, Hongaarse en Tsjechische joden die de stad overspoelden met slechts één doel: ‘op korte tijd rijk worden. Zij kennen geen traditie, worden daarom de speelbal van de communistische en socialistische partijen zolang ze arm zijn, worden de steunpilaren der liberaal-kapitalistische politici zodra ze er “bovenop gewerkt” zijn’. Daarmee werd de staf gebroken over zowat 90% van de Antwerpse jodenGa naar eind52. Dergelijke scherpe artikelen verschenen daarna niet meer. De toon sloot meer aan bij die van de andere vnv-weekbladen. Wellicht had het te maken met de toennemende redactionele controle van de partij. Niettemin werd De Strijd van meet af aan in Aalst gedrukt en ook het geünificeerde en volledig door de partijleiding gecontroleerde blad Strijd was niet geheel vrij van antisemitisme. Op 12 januari 1936 drukte het blad een lezersbrief af van een Antwerpenaar die werkelijk alle antisemitische registers opentrok. De redactie gaf een temperende maar veelzeggende commentaar: ‘Een jood is ook een mens, en niet omdat hij jood is maar omdat hij tot een sekte behoort die bewust een ideaal van wereldheerschappij nastreeft, kan hij bevochten worden.’ | |
[pagina 189]
| |
Men constateert dat de aanwezigheid van de joodse minderheid in Antwerpen invloed had op de mate waarin het antisemitisme aan bod kwam bij de lokale vnv-organisatie. Hoe zat het in Limburg waar de koolmijndirecties grote contingenten buitenlandse werknemers (vooral Polen, Italianen, Tsjechen en Joegoslaven) hadden aangetrokkenGa naar eind53? De Limburgse Vlaams-nationale pers fulmineerde voornamelijk tegen de Waalse of Franstalige werknemers van de mijnen. Meestal werd eraan toegevoegd dat zij allen tot het leidinggevende personeel behoorden. Zij weigerden zich aan te passen en vormden een haard van verfransing in Limburg. Gerard Romsee schreef op 30 oktober 1934 in De Schelde dat het Limburgse Vlaams-nationalisme de Belgische staatsorde als het grootste gevaar beschouwde omdat de denationalisering van Limburg dreigde door de import van Waalse mijnwerkers. In de parlementaire debatten over het vreemdelingen beleid stelde hij zich eveneens gematigd opGa naar eind54. De niet-Belgische mijnwerkers kwamen vooral ter sprake in artikelen van de gewezen mijnwerker Jef Hermans, de spil van het Limburgse vns. Voor hem was het onfatsoenlijk dat vreemde mijnwerkers in Limburg werkten terwijl de Limburgers werkloos warenGa naar eind55. Op 6 oktober 1935 pleitte hij in De Schelde voor het terugsturen van de vreemde mijnwerkers naar hun land, eerst de ongeschoolden en later de gespecialiseerde vaklui omdat die niet zo snel vervangen kunnen worden door volksgenoten. |
|