Greep naar de macht
(1994)–Bruno De Wever– Auteursrechtelijk beschermdVlaams-nationalisme en Nieuwe Orde. Het VNV 1933-1945
2.8 Een dubbelzinnig programma en een duidelijk imagoToen naar het eind van 1934 toe een aantal organisatorische ontwikkelingen het vnv de wind in de zeilen gaf, was de tijd rijp om opnieuw te pogen een programma op te stellen. Het was de gematigde vleugel en met name Hendrik Elias die daartoe het initiatief nam. De doorbraak in Antwerpen en de toenadering van de Kempense en Limburgse organisatie deed opnieuw de hoop groeien dat de radicale grondslagen van het vnv konden worden afgezwakt. De ‘nieuwe marsrichting’ van het Verdinaso had bovendien het gevaar van die kant sterk gereduceerdGa naar eind238. Op 11 oktober 1934, een jaar na het verschijnen van de stichtingsproclamatie, schreef Hendrik Elias een artikel in De Schelde onder de titel: ‘De grondslagen van het vnv. Princiepen en werkelijkheid’. Volgens Elias verzoende het vnv de zuivere principes met de werkelijkheid zowel op nationaal als op ‘sociaal-economisch’ terrein. De Grootnederlandse gedachte waar het vnv voor opkwam, belette niet dat de partij rekening hield met de realiteit van een denationaliserende Belgische Staat die eendrachtig moest bestreden worden (versta: ook in samenwerking met degenen die Groot-Nederland als finaliteit afwezen). De nationale strijd was onlosmakelijk verbonden met de strijd voor een ‘corporatieve volksorde’. Het ideaal van de corporatieve volksordening mocht geen kopie van het buitenland of geen theoretische structuur ‘van een aan gans de wereld passend stelsel’ zijn. ‘De nieuwe gedachte moet groeien uit de werkelijkheid van de eigen grond.’ Enkele weken later schreef Elias een artikel waarin hij uitlegde dat het vnv weliswaar een autoritaire beweging was, maar dat dat niet betekende dat het vnv een dictatoriale regering nastreefdeGa naar eind239. Daarin nam hij afstand van het fascistische concept dat de partij een voorafspiegeling is van de staat. De vrijwillig aanvaarde tucht in de partij was noodzakelijk voor een ‘strijdformatie’. Een dictatoriale staat die alle burgers onderwierp, werd door het vnv afgewezen. Elias zweeg over de cruciale vraag tot welk maatschappijmodel de politieke strijd van zijn autoritaire partij dan wel moest leiden. Voor Hendrik Borginon gingen de constructies van Elias lang niet ver genoeg. Hij wenste een duidelijke stellingname ten gunste van een democratisch maatschappijbestel. Begin 1935 schreef hij met het oog hierop een artikel voor De Schelde. De krant had zich onder impuls van Herman Van Puymbrouck al snel ontpopt tot een pleitbezorger van de antidemocratieGa naar eind240. Borginons artikel werd geweigerd vanwege zijn standpunt inzake de democratie. Enkele weken later verscheen in de vnv-weekbladpers een artikel waarin van leer werd getrokken tegen het algemeen stemrechtGa naar eind241. Het artikel verwees naar Duitsland waar sinds de afschaffing van de democratie alles beter ging. De auteur besloot: ‘Als de dopkaart verdwijnt, mag voor mijn part de stembrief verdwijnen. [...] Boven de democratie van de helft plus één, stel ik de volksgezindheid, de volksliefde.’ Voor Borginon was de maat vol. Hij gaf zijn ontslag met een vlammende brief, gericht aan Staf De Clercq en de meeste partijfunctionarissen van het vnvGa naar eind242. Borginon schreef dat hij het artikel met ontzetting had gelezen. In plaats van de normale ‘ietwat onnozele fraseologie tegen het parlement’ ging het nu over ‘regelrechte, krasse stellingnamen [...] tegen het electief stelsel’. Voor Borginon was de grens bereikt. Het vnv werd voor hem ‘onbewoonbaar’. ‘Ik sta werkelijk verbaasd dat de gebeurtenissen zulk een wending hebben genomen. | |
[pagina 169]
| |
Wellicht draag ik daarvan mede de schuld, doordat ik, gelijk zo vele anderen die denken zoals ik, steeds maar liet begaan, denkende dat de nuchtere zin toch vanzelf de bovenhand zou krijgen. Hoe volkomen wordt deze verwachting beschaamd!’ De grens was bereikt maar nog niet overschreden. Borginon eiste dat zijn brief op de Hoofdraad besproken zou worden. Als de Hoofdraad hem niet volgde dan zou hij zich openlijk desolidariseren van het vnv. Hij zou dan zijn bezwaren kenbaar maken voor een ruimer publiek. Zijn politiek mandaat stelde hij ter beschikking. Het antwoord van Staf De Clercq is betekenisvol voor de opvattingen van de vnv-leiderGa naar eind243. Hij wilde niet in discussie gaan over de grond van de zaak. Een artikel tegen een electoraal stelsel ‘van de helft plus één’ verloochende niet het principe van de volksmedezeggenschap. Bovendien: ‘Alle stelsels duren nu eenmaal hun tijd en verdwijnen gewoonlijk na hun verwording. Wie zal dat tegenhouden?’ Voor Staf De Clercq was het dus allemaal bijkomstig. De democratie op basis van het algemeen stemrecht was gedoemd te verdwijnen. Het vnv moest er dus niet aan vasthouden. De Clercq beloofde in ieder geval de zaak aan de Hoofdraad voor te leggen. Die deelde blijkbaar de mening van de vnv-leider, want Hendrik Borginon nam ontslagGa naar eind244. Op de Landdag in mei bleef hij afwezigGa naar eind245. Borginon beet echter niet door. Hij maakte zijn ontslag niet bekend en nam niet publiek stelling tegen het vnv. Hij bleef in het parlement en leidde daar voor de buitenwereld de vnv-fractie. Blijkbaar trachtte hij alleen binnenskamers een koerswijziging te veroorzaken. In 1935 herhaalde dit scenario zich toen Borginon opnieuw ontslag nam wegens de aanvaarding van Ward Hermans als lid van het vnv. Misschien bleef Borginons demarche toch niet helemaal zonder gevolg. Omstreeks de tijd dat hij zijn brief schreef, kreeg Elias van de Hoofdraad de opdracht een vnv-programma te ontwerpen. In april had hij de tekst klaar. Hij werd rondgestuurd naar alle leden van de Hoofdraad. Staf De Clercq vergat ook Reimond Tollenaere niet die toen al negen maanden in de kazerne van Mechelen verbleef. Tollenaere stuurde prompt zijn commentaarGa naar eind246. Noch zijn opvattingen noch zijn strijdvaardigheid waren getemperd. Hij meende dat de aanvaarding van het ontwerp van tekst van Elias als programma, de doodsteek voor het vnv zou betekenen. Tollenaere dreigde met ontslag als de tekst zou worden gepubliceerd. Zijn demarche sorteerde effect. De tekst van Hendrik Elias werd voorgelegd aan de Algemene Raad en die amendeerde de tekst op enkele essentiële punten. Elias zegt zelf dat de Algemene Raad - dat waren de leden van de Hoofdraad en de arrondissementsleiders - na stemming(!) de tekst afwezenGa naar eind247. Elias nam stante pede ontslag uit al zijn functies waarop Staf De Clercq verklaarde in dat geval het vnv te zullen ontbinden. Daarop zou Elias gezwicht zijn. In mei 1935 verscheen anoniem de brochure De Dietsche Volksstaat met de gedrukte tekst, met weglating van de gewraakte passages. Als auteur was het ‘Vlaams-nationaal studiebureau voor culturele, politieke en sociaal-economische vraagstukken’ opgegeven. Het is niet meer mogelijk na te gaan welke passages geschrapt werden, want de oorspronkelijke tekst van Elias is niet bewaard gebleven. Elias zelf beweert dat twee pagina's over het federalisme wegvielen zodat het programma opnieuw een integraal Grootnederlands karakter kreeg. Betekent dit dat de andere gedeelten van zijn tekst ongewijzigd bleven? De Dietsche Volksstaat was het eerste uitgewerkte programma van het vnv en het zou tot aan de Tweede Wereldoorlog het belangrijkste programmatische geschrift blijven. Een grondige analyse is dus nodig. Ik zal de tekst vergelijken met de stichtingsproclamatie en de teksten die bij de stichting van het vnv werden beschouwd als het eerste programma. De Dietsche Volksstaat bestaat uit drie delen: 1. ‘De Dietse gedachte’; 2. ‘De politieke vormen’; 3. ‘Het sociaal-economische vraagstuk’. Het eerste deel wordt ingeleid met een verklaring van het Grootnederlandse standpunt: de taal staat daarbij centraal. Volgens De Dietsche Volksstaat creëert de gemeenschappelijke taal een belangengemeenschap. Rassentheoretische overwegingen worden daarbij expliciet ver- | |
[pagina 170]
| |
worpen. Walen en Vlamingen hebben een zelfde Germaanse afstamming, maar de verschillende taal en cultuur hebben geleid tot een verschillend gemeenschapsbewustzijn. De verschuiving in de terminologie van Grootnederlands naar Diets heeft wellicht te maken met de ‘nieuwe marsrichting’ van het Verdinaso. De brochure stelt dat Dietsland alleen de Nederlandstalige gebieden van de Nederlanden omvat. Van Severens Bourgondische opvatting werd afgewezen omdat de integratie van de Walen haaks stond op de nationale opvatting van het vnv die immers de taal als uitgangspunt heeft. De term Dietsland vervangt vanaf de Landdag van 1935 de term Grootnederlands, het tijdstip waarop ook de brochure verscheen. Over de concrete Dietse politiek van het vnv is de tekst vager. Er wordt gesteld dat het Dietse standpunt overal en altijd het uitgangspunt moet zijn van elke actie. Het vnv verwerpt elke andere oplossing: de Belgische taalwetgeving, de bestuurlijke scheiding, de culturele zelfstandigheid. Het zijn de schijnoplossingen van het ‘Vlaams belgicisme’. Maar het vnv liet de deur op een kier. Het beschouwde de federale reorganisatie van de Belgische Staat als een etappe en het was zelfs denkbaar ‘dat de leden - of eventueel de vertegenwoordigers - van het vnv in het Belgische parlement zelf een dergelijk voorstel zouden indienen. [...]’ Over de manier waarop het politieke doel moest worden bereikt: ‘Het vnv strijdt met de wettige middelen. Wij willen in de perken der wettelijkheid blijven zolang het kan, zolang wij door de omstandigheden, door de tegenstrevers zelf niet gedwongen worden andere wegen te volgen. [...] Er kunnen ogenblikken zijn waarin de greep naar de macht een plicht wordt, wanneer het niet gebruik maken van een recht tot zelfverweer zou gelijk staan met lafheid. [...] Maar vooralsnog zijn de omstandigheden dusdanig dat de vrijheden gewaarborgd door de Belgische grondwet ons ruimte genoeg laten om te ageren voor ons programma en voor onze doelstelling. [...] Wij bereiden revolutionairen voor, geen revolutie. Revolutionairen t.t.z. gelovigen in de Dietse toekomst die willen afbreken met de bestaande toestanden en die bereid zijn alles te offeren voor hun ideaal. [...]’ De nationale doelstelling en de manier om die doelstelling te bereiken bleven dus binnen de grenzen van de stichtingsproclamatie en van de Landdagrede van 1934. Het tweede deel van de brochure begint met een betekenisvol citaat van Jean-Jacques Rousseau: ‘S'il y avait un peuple de dieux, il se gouvernerait démocratiquement. Un gouvernement si parfait ne convient pas à des hommes.’ Zoals in zijn artikels over de ‘organische democratie’ poogde Elias de kool en de geit te sparen. De liberale parlementaire democratie was niet opgewassen tegen de problemen van deze tijd en een gevaar geworden voor het nationaal belang. Een aantal essentiële democratische waarden mochten evenwel niet in het gedrang komen. De kritiek op de liberale, parlementaire democratie is het best uitgewerkte stuk van de brochure. De klassieke elementen zijn aanwezig: de onbekwaamheid van vele parlementsleden, de particratie, het electoralisme, de heerschappij van de bureaucratie, de politisering, het gebrek aan controle op financiële groepen. Het is een relatief nuchtere opsomming van de knelpunten van het democratische bestel. De aanval op de ‘heerschappij en ontaarding van het partijwezen’ ging echter zeer ver. De partijvorming op zich werd weliswaar een logisch gevolg van de democratie (en dus niet alleen van de verfoeide ‘liberale democratie’) genoemd. De noodzakelijke hervorming van de staat moest enerzijds leiden tot het wegvallen van een aantal bevoegdheden die de staat zich had toegeëigend om die toe te vertrouwen ‘aan de natuurlijke geledingen, aan de organen van de maatschappij: de corporaties’. Dit gebrekkig functioneren had het geloof van de massa in de democratie gedood. ‘De ondergang van de democratische mystiek’ luidde het einde in van dit regime. Daartegenover won de autoritair-totalitaire staat aan prestige. Maar geen enkele maatschappelijke | |
[pagina 171]
| |
vorm is eeuwig. De ontwikkelingsgang van de maatschappijen slingert zich tussen vrijheid en staatsdwang. ‘Het vnv, bij het zoeken naar dit evenwicht, verwerpt de autoritaire (= dictatoriale) en totalitaire staat, om zich te stellen op het standpunt van de volksmedezeggenschap en de volkscontrole in de regering. [...] Het vnv erkent de primauteit van het nationaal belang, dat de beperking omsluit van de individuele vrijheid, maar de staat moet nochtans de onvervreemdbare rechten van de persoonlijkheid, het gezin en de godsdienst eerbiedigen. Het vnv verwerpt de stelling van de rechteloosheid van de enkeling tegenover de gemeenschap en blijft aldus vasthouden aan een der grote beginselen van de rechtstaatsgedachte in tegenstelling tot de opvatting van het heersersrecht dat voor de onderdanen enkel de plicht kent van de gehoorzaamheid.’ Deze opvatting was niet in tegenstelling met het concept van de autoritaire partij. De argumentatie die Elias al had aangevoerd in zijn artikel over dictatuur en leiderschapGa naar eind248 verduidelijkt deze bewering. Deel 2 besloot: ‘[...] aan de grond onzer politieke herordeningsplannen [ligt] een nieuwe opvatting der maatschappij: deze der organische staatsopvatting waar de bevoegdheden van de staat tot een minimum worden herleid om deze over te dragen op de corporaties, onder waarborg van volkscontrole en volksmedezeggenschap zowel op het gebied van het politieke als op het gebied van het corporatieve. Wij zouden dit stelsel kunnen noemen de organische democratie.’ Zo belandde Elias weer bij het concept dat eind 1933 in de schoot van de jonge partij tot zoveel spanningen had geleid. Zijn opvattingen waren niet wezenlijk veranderd. Net als toen is Elias bijzonder duidelijk over de verwerping van de parlementaire democratie, maar bijzonder onduidelijk in de bepaling van de krachtlijnen van de zg. organische democratie. Men verneemt bijv. niet hoe ‘volkscontrole’ en ‘volksmedezeggenschap’ georganiseerd moesten worden. Verder in zijn brochure gaf hij zich een stukje bloot door te stellen dat ‘het zuiver algemeen stemrecht een formule [is] van volkscontrole die haar pro en contra heeft in ongeveer gelijke waarde’. Hij spreekt zich niet verder uit, maar het algemeen enkelvoudig stemrecht lijkt alvast geen conditio sine qua non voor de ‘organische democratie’. Ook over het bestaan van vrije politieke partijen verneemt men geen woord, hoewel het bestaan van partijen een logisch gevolg van de democratie wordt genoemd. Hoe zat dat dan in een ‘organische democratie’? In het derde deel gaat de brochure uitvoerig in op het liberalisme enerzijds en het socialisme, marxisme en reformisme anderzijds. De conclusie is dat er ter zake enorm veel verwarring bestaat. Zo berust het vnv op een socialistische grondslag als aan het begrip de essentiële betekenis wordt gegeven van het streven naar een economische orde, gericht op de gemeenschap. Het vnv verwerpt de liberale economie en geeft aan de gemeenschap het recht in te grijpen in de economie en desnoods in het privé-bezit. De term socialistisch is evenwel onbruikbaar omdat hij al te zeer geassocieerd wordt met de sociaal-democratie en dus met het reformistisch marxisme. Het begrip nationaal-socialisme is dan weer te zeer verbonden met een theorie ‘die grondig verschilt van de opvattingen van het vnv’. Het vnv streeft naar een ‘organisch-solidaristische staatsordening’: ‘De organisch-solidaristische staatsordening veronderstelt dat aan de verschillende natuurlijke organismen van de staat de macht en de bevoegdheid tot zelfstandig leven wordt gegeven m.a.w. veronderstelt het tot-stand-komen van een volkscorporatieve ordening.’ De voorwaarden voor de uitbouw van de volkscorporatieve orde zijn: 1. het behoud van het privaat bezit zowel inzake de verbruiksgoederen als ten aanzien van de produktiemiddelen ‘binnen de perken van zijn sociale zending’; 2. de organisatie van het kredietwezen door de gemeenschap via de | |
[pagina 172]
| |
nationalisering van de banken; 3. een strenge reglementering van het beurswezen; 4. de opbouw van corporaties op basis van de zelfstandige beroepsvertegenwoordiging. Het vnv wilde dus de oprichting van vrije corporaties die autonoom het economische leven in hun economische sector bepaalden. Zij worden slechts gecorrigeerd door de staat wanneer zij zouden afwijken van het algemeen belang. Dit corporatieve systeem vereist de vervanging van vrije beroepsorganisaties door nationale organisaties. De behandeling van het ‘sociaal-economische vraagstuk’ in dit eerste uitgewerkte vnv-programma bleef dus binnen de lijnen van de stichtingsproclamatie. Het heeft op zich weinig betekenis het vnv-programma corporatistisch te noemen. Het begrip corporatisme dekt zeer uiteenlopende ladingen, gaande van een sociaal overlegmodel tot een dictatoriaal staatscorporatismeGa naar eind249. Het ‘volkscorporatisme’ van het vnv was in zijn essentie vooral onduidelijk. Het precieze functioneren van de corporaties wordt niet verklaard. De manier waarop de corporaties zich verhouden tot de staat al evenmin. De houding tegenover het privé-bezit was tweeslachtig. Alleen de bankwereld - een milieu waarmee het vnv bijzonder weinig affiniteit had - werd geviseerd. Voorts werd aan het privaat bezit niet geraakt. Wat de ‘sociale zending’ van de eigendom inhield wordt niet verklaard. In feite was alleen duidelijk dat in het nieuwe stelsel geen plaats was voor vrije vakbonden. Het was overigens dat punt dat in de vnv-propaganda vooral aan bod kwam. Arie Willemsen meent dat ‘de zeer knappe, uitvoerige theoretische verhandeling’ in Elias' sociaal-economische onderdeel veel gemeen had met de opvattingen van Hendrik De Man, behalve dan wat de afschaffing van de vakbondsvrijheid betreftGa naar eind250. Elias' stuk was natuurlijk niet te vergelijken met de diepgravende studies die De Man had gepubliceerd i.v.m. het ‘Plan van de Arbeid’. Het opgeven van het klassebelang voor het algemeen belang en de nationalisering van de kredietinstellingen zijn elementen die in beide teksten gemeenschappelijk zijn. Dat geldt ook voor het idee van een sterke uitvoerende macht die opgewassen is tegen de financiële belangengroepen. Bij De Man moest een sterk staatsgezag daarvoor zorgen, bij Elias wordt de rol van de staat ter zake beperkt tot een minimum en vervangen door het corporatiewezen. Zowel het planisme als het ‘volkscorporatisme’ mikten op de middenklassen. De Man wilde wel beletten dat middengroepen zouden afglijden naar het fascisme en in die zin sproot zijn Plan voort uit de bezorgdheid voor de democratieGa naar eind251. Daartegenover ging Elias juist zeer ver in de afbraak van de democratische premissen. De aanval op de vrije vakbonden en het facultatief stellen van het algemeen enkelvoudig stemrecht zijn er krasse voorbeelden van. Maar Elias probeerde vanuit zijn positie ook een dam op te werpen tegen de fascistische elementen in zijn partij. Het (weliswaar voorwaardelijk) vasthouden aan de wettelijkheid en aan de elementaire beginselen van de rechtsstaat zijn er uitingen van. Elias was in de eerste plaats geïnteresseerd in de hervorming van de Belgische unitaristische staatsstructuur. Al de rest was hieraan ondergeschikt. Staatsvormen waren relatief: geen enkele is eeuwigdurend, schreef de historicus. In die zin was hij geen verdediger van de democratie maar ook geen fervent voorstander van een andere samenlevingsvorm. Alleen enkele in wezen liberaal-burgerlijke politieke principes waren voorlopig onaantastbaar. Zowel dit gebrek aan overtuiging als het desondanks vasthouden aan die enkele principes maakten, volgens Reimond Tollenaere, van Elias het symbool van de ‘oude tijd’. Ik heb geen reacties van Tollenaere gevonden op De Dietsche Volksstaat. Het staat vrijwel vast dat het stuk, ondanks de schrapping van de federalistische pagina's, in geen enkel opzicht voldeed aan zijn verwachtingen. Het tegenover De Clercq uitgesproken ultimatum zou hij evenwel niet ten uitvoer brengen. Ook Borginon kan moeilijk blij zijn geweest met dit programma. Toen hij op 2 september 1935 n.a.v. de opname van Ward Hermans in de partij opnieuw ontslag nam als lid van het vnv, schreef hij aan Staf De Clercq dat de komst | |
[pagina 173]
| |
van Hermans maar een aanleiding was. De ware oorzaak was een totale afkeer van het vnv-programmaGa naar eind252: ‘De staatsvorm die het vnv nastreeft, is in een regime van vrijheid niet denkbaar, stelt integendeel een dictatoriaal gezag en een totalitair beleid voorop. [...] Ik kan me voor Vlaanderen geen erger ramp voorstellen, dan dat het politiek programma van het vnv zou worden verwezenlijkt [...].’ Borginons analyse was correct. De explicitering van de noodzaak van een rechtsstaat en een politieke strijd binnen de wettelijkheid enerzijds en het principieel afwijzen van een autoritaire staat anderzijds maakten weliswaar dat De Dietsche Volksstaat ideologisch een stap achteruit was in vergelijking met de stichtingsakte van het vnv. Maar dit zou de verdere fascisering van de partij niet kunnen afremmen. Integendeel, de brochure werkte die ontwikkeling op tal van punten in de hand. Het is bovendien maar de vraag of de vnv-militant zich veel gelegen liet aan de ideologische verschuiving en het achterhoedegevecht van Hendrik Elias. Op het moment dat De Dietsche Volksstaat werd gedrukt, werd de eerste vnv-Landdag gehouden. De aanwezigen konden er zich laten meeslepen door een massaspektakel, typisch voor een fascistische partij. Zo'n Landdag krijgt m.i. een veel grotere betekenis dan het verschijnen van het eerste uitgewerkte vnv-programma. De eerste Landdag van het vnv was een belangrijk ontwikkelingsmoment van de partij. Er werd radicaal gebroken met het bonte kermisachtige verloop van de Landdagen uit de periode voor de stichting van het vnv. In de vnv-pers verschenen strikte instructies over het verloop van de Landdag. Eigen vlaggen, spandoeken, fanfares en colportages waren verboden. Mannen, vrouwen en jeugd werden apart opgesteld. Bijeenkomsten in het dorp van Kester (lees in de cafés) waren verboden. ‘Er zijn kermisdagen genoeg in Vlaanderen. De eerste bijeenkomst van 't vnv zal dragen den stempel van de nieuwe tijd en van de nieuwe kamp.’Ga naar eind253 Waar de Landdag van 1934 die uitdrukkelijk niet als de eerste vnv-Landdag werd beschouwd, nog als een overgang kan worden gezien, had die van 1935 alle ingrediënten van geregisseerde fascistische massabijeenkomsten, zoals die o.m. in Italië en Duitsland al jaren plaatsvonden. Het belang van zo'n stijlverandering is niet te onderschatten. Het valt op hoe Hendrik Elias in zijn boek welgeteld twee weinigzeggende zinnen besteedt aan de Landdag van 1935Ga naar eind254. Arie Willemsen relativeert het schouwspel op de Kesterheideheuvel. Het geheel kwam van Herman Van Puymbrouck, een man die sinds hij lid is van het vnv, doorholt en die al snel in zijn rol van ‘hogepriester’ wordt afgevoerdGa naar eind255. De man die bij zijn toetreding tot het vnv op de eerste pagina van De Schelde schreef: ‘Ik word geroepen. Hier ben ik! Heil de Leider!’Ga naar eind256, was de geknipte figuur om de Landdag van 1935 te regisseren. In zijn nieuwjaarsboodschap, januari 1935, zei De Clercq dat de kersverse leider van de Cultuurcentrale voor de grote taak stond het vnv een nieuwe stijl te geven. De Landdag zou daartoe een goede gelegenheid biedenGa naar eind257. Van Puymbrouck kreeg dus een welbepaalde opdracht van de vnv-leider. Het was trouwens ondenkbaar dat in Kester - de thuishaven van de vnv-leider - iets zou gebeuren dat niet zijn volledige goedkeuring wegdroeg. Wie de hierboven geciteerde brieven van Reimond Tollenaere aan Staf De Clercq, einde 1933-begin 1934, leest, ontdekt dat op de eerste vnv-Landdag wordt uitgevoerd wat hij toen al schreef over de uiterlijke kenmerken vlag, groet en leiderscultus als ‘de electrische geleiders’ van de Nieuwe Orde. Zo'n nieuwe stijl was een conditio sine qua non om van het vnv een organisatie te maken die de ‘dynamiek [bezat] om geschiedenis te maken. In klein formaat wat bij de Duitsers het bloed warmer doet kloppen wanneer ze horen van het mystische “Dritte Reich”Ga naar eind258’. Kester 1935 werd inderdaad een mini-reproduktie van een Reichsparteitag van de nsdap. Op zaterdagavond had een nachtwake plaats, badend in Germaanse mystiek. Herman Van Puymbrouck sprak er over ‘Duizend jaar Dietse cultuurgemeenschap’. De Landdag | |
[pagina 174]
| |
werd gedomineerd door de vlag, de groet en de leider. August Borms hees de nieuwe officiële vnv-vlag: de deltavlag met het deltateken als symbool voor DietslandGa naar eind259. De Romeinse groet met de uitroep ‘Houzee’ werd de officiële vnv-groet. De spreekbeurt van de leider werd het hoogtepunt van de dagGa naar eind260. Staf De Clercq, geflankeerd door geüniformeerde avnj'ers, werd ingeleid door een spreekkoor. De tekst van Ferdinand Vercnocke ging over Artevelde. De suggestie lag er vingerdik bovenop. Artevelde/De Clercq werd aangeroepen als de verlichte leider: ‘In hem verrijst de stem van Roeland
Zijn woord is macht
Zijn arm werpt over ons moed en kracht
Zijn vuisten heien palen voor nieuwe dammen
waarop de branding breekt!
Hoort hij spreekt!
Hoort hij spreekt!’
In de brochure over de Landdag heette het: ‘Hij ontwerpt, hij beveelt, hij bundelt. Hij is symbool van orde. De leider denkt, de volgelingen handelen.’ |
|