Greep naar de macht
(1994)–Bruno De Wever– Auteursrechtelijk beschermdVlaams-nationalisme en Nieuwe Orde. Het VNV 1933-1945
2.7 De neven-organisaties2.7.1 Het Algemeen Vlaams Nationaal Jeugdverbond en de JeugdcentraleAl van bij de stichting van het vnv bood Staf De Clercq aan avnj-leider Hilaire Gravez de Jeugdcentrale van de partij aan. De vnv-leider hoopte zo het avnj te kunnen integreren als de officiële vnv-jeugdbeweging. Al spoedig groeide tussen Gravez en vnv-propagandaleider Reimond Tollenaere het wantrouwen. Tollenaere hekelde Gravez geregeld in zijn brieven aan De Clercq en Gravez raadde de vnv-leider aan uit te kijken naar een meer geschikte propagandaleiderGa naar eind186. De rivaliteit had alles te maken met het feit dat beide mannen in feite rivalen waren. De ‘jongeren’ tot wie het avnj zich voornamelijk richtte, waren kinderen. Het zwaartepunt van de avnj-werking lag bij de militie, het ‘Vlaams Verweer’. Op grond van de opvattingen van Tollenaere over de Kernbeweging, die in feite ook een getrainde militie moest omvatten, is het licht te begrijpen dat Gravez zich in zijn territorium bedreigd voelde. Het is geen toeval dat de avnj-leider in de vnv-werking pas op de voorgrond treedt wanneer Tollenaere tijdelijk verdwijnt. In feite hield Gravez er dezelfde opvattingen op na als Tollenaere. Hij schreef aan De Clercq dat het avnj in schijn onafhankelijk moest zijn van het vnv. De Clercq, en niet de Hoofdraad, zou er persoonlijk het bevel over hebben. Het avnj zou met zijn orgaan Jong Nederland ‘vooruitstrevender’ zijn dan het vnv, zonder wantrouwen op te wekken omdat het avnj al een zeker vertrouwen genoot. De ‘zo verafschuwde Kernbeweging’ zou vergeten geraken. Gravez bedoelde dus: vervang de Kernbeweging door het avnj om op een efficiëntere manier het beoogde doel te bereiken, nl. de vorming van een autoritaire, aan de leider gehoorzamende structuur, los van de arrondissementele organisatiesGa naar eind187. Aan Borginon schreef hij dat het avnj veel beter in staat was ‘de jeugd van het Dinaso af te houden’. De | |
[pagina 158]
| |
politieke opvattingen van de jeugdleider zijn op zijn minst warrig te noemen. Hij verklaarde zich voorstander van de organische democratie van Elias ten aanzien van de bewerking van de massa. Hij verwees daarvoor naar het nationaal-socialisme dat volgens hem in zijn beginfase democratisch wasGa naar eind188. Dat hij ook hier niet veraf stond van Tollenaere, bewijst het feit dat hij diens ‘Ontwerp voor onmiddellijke actie’ goedvondGa naar eind189. De ideeën die Jong Nederland verkondigde, waren duidelijk genoeg. Zij verwoordden treffend de mentaliteit van de geradicaliseerde Vlaams-nationalistische jongerenGa naar eind190: ‘Rot is het woord dat ons onweerstaanbaar onder de pen komt als wij over deze verworden en ondergaande tijd schrijven. Rot is het regime dat ons als Vlamingen verdrukt. Rot is het systeem dat de schuld draagt van de ontzaglijke stoffelijke en zedelijke nood der massa's. Rot is het parlement met zijn onwaardig en vernederend schouwspel van volks' leiders die klown spelen en apetronies zetten. Rot de democratie met aan haar spits de welgedane bourgeois die op de ellende van het bedrogen volk teren. Rot het gezag, dat zwendelaars beschermt en ambtsmisbruikers in vrijheid stelt; dat schandalen dooft in plaats van schuldigen te straffen. Rot de politiek en de partijen met hun demagogische, op vuig gewin uitzijnde leiders en hun gearriveerde advocaten. De tijd, de stoffelijke en de zedelijke nood, heeft ons hard gemaakt, onze gevoelens tot het uiterste vereenvoudigd. Eén brandende liefde en één bittere haat. De rest is bourgeoissentimentaliteit. [...] Wij hebben één doel: het Dietse Rijk, sociaal-economisch geordend. [...] Wij hebben slechts één bedoeling: de macht veroveren, met al de middelen die geschikt blijken en binnen ons bereik liggen. [...] Wij willen de macht, geen postjes. Geheel de macht, geen aanzitten aan de schotel. Alléén de macht, geen compromissen.’ Dat Gravez desondanks meer dan Tollenaere vertrouwen inboezemde bij de ‘partijbonzen’, had zonder twijfel te maken met zijn staat van dienst in het Vlaams-nationalisme. Hij woonde in Aalst en had er goede contacten met de Aalsterse ‘bonzen’. Bovendien moest het avnj vanwege het van kracht worden op 29 juli 1934 van de Wet op de Private Milities, zich voortaan als een klassieke jeugdbeweging opstellen, wat dan weer de argwaan van de gematigde vnv'ers verminderde. In augustus werd in de Vlaams-nationale weekbladpers meegedeeld dat de avnj-leiding in overleg met de vnv-leider, het Vlaams Verweer had ontbonden. Alle leden van het Verweer kregen ontslag. Het dragen van het uniform werd gestraft met uitsluiting uit het avnj en het vnv. Het vlug verbieden van het Vlaams Verweer en de radicale maatregelen tegen degenen die het verbod zouden overtreden, houdt in dat het vnv absoluut geen revolutionaire avonturen wenste. Ondanks al het verbale geweld bleef het vnv netjes binnen de wettelijkheid. De gezamenlijke reactie van avnj en vnv op de Wet op de Private Milities wijst op een verdere integratie van het avnj in het vnv. Vanaf november 1934 nam Gravez als leider van de Jeugdcentrale deel aan de Hoofdraad van het vnv. De avnj-leider had dus formeel zijn plaats ingenomen in de politieke organisatie. Dat betekende allerminst dat de verhoudingen tussen het vnv en de jeugdbeweging nu geregeld waren. In januari 1935 vroeg De Clercq aan Gravez de verhoudingen tussen het avnj en het vnv eens duidelijk op papier te zetten. Dat was nodig voor hij aan de ‘politieke leiding’ van het vnv bevel kon geven het avnj daadwerkelijk te steunen en de vnv-leden aan te zetten hun kinderen toe te vertrouwen aan het avnj. Het plan dat Gravez ontwierp, zal De Clercq niet gerustgesteld hebben. Hij wilde het avnj organiseren in twee afdelingen: een van 8 tot 18 jaar en een van 18 tot 30 jaar. Gravez had zijn ambitie dus nog niet opgegeven om een organisatie van jongvolwassenen op poten te zetten los van de ‘politieke organisatie’Ga naar eind191. Het avnj reorganiseerde zich inderdaad in een ‘Diets Knapenschap’ voor jongeren tot 18 jaar en ‘Brigades’ voor jongvolwassenen. De brigades waren geüniformeerde ordediensten. Al snel was gebleken dat de Wet op de Private Milities soepel werd toegepast en dat geüniformeerde politieke groepen werden gedoogd als ze maar geen wapens droegen. | |
[pagina 159]
| |
De ambities van Gravez waren groter dan zijn organisatietalent. Zijn drukke praktijk als arts maakte het hem bovendien onmogelijk veel tijd te besteden aan het avnj. Organisatorisch betekende het avnj niet veel. Begin 1936 onderging het avnj opnieuw een reorganisatie. De brigades werden onttrokken aan de controle van Gravez en vormden nu formeel een deel van de politieke beweging. Het avnj werd gereduceerd tot een echte jeugdbeweging waarvan de jongeren maar tot aan hun dienstplicht lid mochten zijnGa naar eind192. Gravez moest zijn ambitie, een rol te willen spelen in de ‘grote politiek’, opgeven. Hij werd daartoe gedwongen door ambitieuze brigadeleiders die uit waren op een grotere rol in het vnv en de centrale leiding die beide de bemoeienissen van het avnj op het terrein van de volwassenenwerking wilden fnuiken. Gravez aanvaardde de beperking van zijn bevoegdheid vooralsnog zonder veel tegenstand. | |
2.7.2 Het Vlaams Nationaal Vrouwenverbond en de VrouwencentraleGa naar eind193Het ‘Vlaams Nationaal Vrouwenverbond’ (vnvv) ontstond in 1930, als een afscheuring van de ‘Vlaamse Landsbond voor Rooms-Katholieke Vrouwen en Meisjes’. De Vlaamse Landsbond (tot 1928 ‘Katholieke Vlaamse Meisjesbond’ genoemd) ontstond na de Eerste Wereldoorlog als gevolg van de vernederlandsing van het middelbaar meisjesonderwijs. Hij overkoepelde diverse lokale bonden uit de vernederlandste meisjesscholen. Net zoals bij het akvs was het katholieke karakter van de Vlaamse Landsbond even belangrijk als het vlaamsgezinde element. Naarmate de Landsbond radicaliseerde in Vlaams-nationalistische richting namen de spanningen met de geestelijke overheid toe. Vlaams-nationalistische clerici zoals Cyriel Verschaeve, Jules Callewaert en Hugo Verriest hadden een grote impact op de meisjesbonden en gebruikten hun invloed om de polarisering op de spits te drijven. Toen in 1926 Angela Dosfel-Tysmans, de weduwe van Lodewijk Dosfel, leidster werd van de Landsbond kwam er een stroomversnelling. Net zoals het akvs verloor de Landsbond meer leden naarmate het radicaliseringsproces vorderde. In 1928 waren er ca. 2.000 leden, in 1925 nog 5.000. Angela Dosfel probeerde met haar verbond een onafhankelijke koers te varen, los van alle politieke partijen. Zij stond onder de invloed van de strekking-Jong Dietschland en had een sterke afkeer voor de concrete politiek. Zij wilde een vereniging waarin een kleine elite aan het roer stond en leiding gaf aan de onmondige massa. Dat blijkt o.m. uit de inhoud van het bondsblad Gudrun. Haar houding leidde tot spanningen in de schoot van het verbond. Na de verkiezingsoverwinning van het Vlaams-nationalisme in 1929 leefde bij velen in de Landsbond de idee actief deel te nemen aan de politiek, naast en met de Vlaams-nationalistische partijen. Met de gemeenteraadsverkiezingen van 1932 in het vooruitzicht zal een aantal van hen wel gedacht hebben aan een politiek mandaat. Magda Gravez-Haegens, die al sinds 1926 zitting had in de Aalsterse gemeenteraad, nam de leiding op zich van acht bonden die zich op 9 maart 1930 afscheurden van de Vlaamse Landsbond. De dissidente bonden vormden een nieuwe organisatie en gaven een eigen periodiek uit: Nele. De concrete aanleiding voor de scheuring was de afwijzing door Angela Dosfel van de toetreding van het ‘Vrouwenverbond van Mol’ tot de Landsbond. De Molse bond werd geleid door een gemeenteraadslid van de kvv van Thomas Debacker. De actieve politieke rol van de Molse leidster zinde Dosfel niet, terwijl ze juist voor de dissidenten als een voorbeeld gold. De verhouding tussen het nieuw opgerichte Verbond en de Vlaamse Landsbond was gespannen. De twee leidsters voerden een polemiek in hun respectieve periodieken en in de Vlaams-nationalistische pers. Het kwam ten slotte tot een terreinafbakening waarbij het vnvv zich uitsluitend zou richten op volwassen vrouwen en de Landsbond op de meisjeswerking. | |
[pagina 160]
| |
Na de stichting van het vnv kwam het tot gesprekken tussen Staf De Clercq en Magda Gravez-Haegens. Net zoals haar man het avnj als een onafhankelijke organisatie binnen het vnv loodste, wilde de vnvv-leidster haar verbond als een onafhankelijke entiteit handhaven. Een jaar na de stichting van het vnv kwam het tot een akkoord. Op 22 oktober 1934 stuurde het vnvv een motie aan de vnv-leider waarin de inschakeling van het vnvv in het vnv werd bevestigdGa naar eind194. Even later werd Magda Gravez-Haegens benoemd tot leidster van de Vrouwencentrale en tot lid van de HoofdraadGa naar eind195. In zijn nieuwjaarsboodschap voor 1935 gaf de vnv-leider de nieuwe centraleleidster de opdracht ‘de Vlaams-nationale vrouwen en meisjes van Vlaanderen te organiseren’Ga naar eind196. Deze opdracht doorbrak de terreinafbakening die gegroeid was tussen het vnvv en de Vlaamse Landsbond. Magda Gravez-Haegens probeerde tot een vergelijk te komen met Angela Dosfel. De onderhandelingen liepen af met een sisser. Gudrun schreef dat de vnvv-leidster noch min noch meer de ontbinding van de Landsbond had geëistGa naar eind197. Het vnvv begon daarop zelf met een meisjeswerking. Er werden zg. ‘Kerlinnekensbonden’ gesticht. Het vnvv werd op dezelfde wijze als het vnv gestructureerd. Onder de algemeen leidster stonden gouwleidsters, arrondissementsleidsters, gewestleidsters en plaatselijke leidsters. Net zoals het avnj was het vnvv in principe onafhankelijk van het vnv. Alleen de vnvv-leidster was gehoorzaamheid verschuldigd aan de vnv-leider. Door de invloed van de vnv-steun breidde het vnvv zich vanaf eind 1934 gestadig uit. Het is moeilijk te zeggen hoe sterk het vnvv en de ‘Kerlinnekensbonden’ waren. Het vnv-weekblad Strijd nam de rubriek ‘vnvv-Berichten’ op. De informatie die men erin terugvindt, is te fragmentair om er een algemeen beeld uit te distilleren. Wel blijkt eruit dat het vnvv vaak opereerde als een annexe van het vnv. Het verbond verstrekte aan de mannenorganisaties allerlei diensten zoals colportages en de organisatie van feesten. Het vnvv werd ook actief in de verkiezingsstrijd ingeschakeld. De aanwezigheid van vrouwen op de Vlaams Nationaal Blok-lijsten was weliswaar niet indrukwekkend. In Brugge was Odile Maréchal-Van den Berghe lijstaanvoerder voor de Senaat. Zij was al van na de Eerste Wereldoorlog politiek bedrijvig. In 1921 werd zij via een Frontlijst verkozen als Brugs gemeenteraadslid. In 1929 en 1932 werd zij verkozen in de Westvlaamse provincieraad en in 1936 zou zij door coöptatie senator worden. Voorts kwamen er maar twee vrouwen op de lijsten voor: in Sint-Niklaas mevrouw Hamendt-Ghys als tweede plaatsvervanger voor de Kamer en mevrouw Gabriëlle Olfs als achtste van de senaatslijst in Antwerpen. Hamendt-Ghys werd in 1936 verkozen in de Oostvlaamse provincieraad. | |
2.7.3 Het Vlaams Nationaal Syndicaat en de Sociale CentraleHet vns heeft in de moeilijke stichtingsjaren van het vnv een belangrijke rol gespeeld. Net zoals de jeugdbeweging kon het vakverbond een unificerende rol spelen. Het is duidelijk dat Staf De Clercq het vns vooral in zo'n rol zag. De stichtingsproclamatie voorzag erin dat de Sociale Centrale, met als kern het vakverbond, een van de pijlers van het vnv zou worden. Het vns was de enige organisatie in het vnv die over noemenswaardige financiële middelen beschikte. In 1933 ontving het vakverbond ca. 4.000.000 frank aan contributiesGa naar eind198. De contributies van de leden maakten het mogelijk vrijgestelden te betalen, lokalen te huren enz. De infrastructuur kon ook door het vnv gebruikt worden. De Clercq reageerde zeer scherp toen hij begin 1934 op de hoogte werd gebracht van de wens van het dagelijks bestuur van het vns (voorzitter Karel Lambrechts, algemeen secretaris Marcel De Ridder en ondervoorzitter Jef Devroe) om de scheiding tussen vns en vnv werkelijk door te voeren. Op papier was het vns als onderdeel van de Sociale Centrale wel een onafhankelijke pijler van het vnv (zoals ook de jeugd- en de vrouwenverenigingen dat | |
[pagina 161]
| |
waren), in de praktijk was dat niet het geval. De vns-leiding kwam op voor volledige financiële en organisatorische autonomie, en voor autonomie bij de aanstelling van de vrijgestelden. Staf De Clercq vond dit onaanvaardbaar. Het vakverbond kon volgens De Clercq bogen op een zekere bloei daar waar de partij goed was uitgebouwd. Zonder de politieke leiders in de arrondissementen stond het vakverbond machteloos. De politieke leiders waren medeverantwoordelijk en moesten dan ook de controle bewaren. De Clercq stelde dat een controlelichaam moest worden opgericht, bestaande uit de leiders van vakverbond en ziekenfondsen en voor de helft uit leden aangewezen door het vnv. Luc Matthys, de leider van de Sociale Centrale zou er de voorzitter van wordenGa naar eind199. In feite was het een poging om de invloed van ‘Aalst’ te fnuiken. Het vakverbond had zijn kern in het Aalsterse vnv en het waren in de eerste plaats de Aalsterse partijleiders die het vns controleerden. Niets wijst erop dat de poging van de vns-leiding om meer autonomie te verwerven, gericht was tegen de Aalsterse partijleiding. Het is veeleer de vraag of de demarche van het vns in feite geen poging was om de invloed van ‘Aalst’ in de andere arrondissementen te vergroten. De scherpe uitval van Staf De Clercq zou dan in de eerste plaats tegen ‘Aalst’ gericht zijn. Die hypothese heeft zin in de context van de politieke machtsstrijd die toen aan de gang was binnen de vnv-leiding. Dat Staf De Clercq weinig vat had op het vns blijkt uit het feit dat hij er niet in lukte zijn maandelijkse vergoedingen, waarin voor een deel door het vns moest worden voorzien, uitbetaald te krijgen. De Clercqs voorstel in januari 1934 was dus niet gericht op het handhaven van de controle vanwege het vnv over het vns, maar wel op het verwerven van de controle. De Clercq wilde de Sociale Centrale reële macht geven om aldus de macht van de centrale partijtop te vergroten. Binnen het vns werd vanwege het conflict met het vnv een enquête gehouden onder de gewestelijke verantwoordelijke medewerkers. Er werd geen overeenstemming bereikt over de houding die moest worden aangenomenGa naar eind200. Alles bleef bij het oude. Er werd geen controle-orgaan opgericht, maar het vns bleef wel een vnv-organisatie. Dat kon moeilijk anders omdat de verantwoordelijken van het vns vrijwel steeds ook de plaatselijke vnv-leiders waren. Staf De Clercq had geen ongelijk waar hij stelde dat het vns slechts groeikansen kreeg daar waar het vnv aanwezig was. Het vnv gebruikte ook de middelen die het vns aanbood, zodat er in feite sprake was van een wisselwerking. De integratie van de vns-top in de partij verliep parallel met de integratie van de Aalsterse partijtop. Het conflict tussen het vns en het vnv in zijn stichtingsperiode was essentieel een conflict tussen ‘Aalst’ en de centrale partijleiding. Dat blijkt ook uit de onderhandelingen die Staf De Clercq midden 1934 voerde met Ernest Van den Berghe en Bert D'Haese, in een poging het administratieve en financiële beheer van het vns te scheidenGa naar eind201. De impact van Aalst had uiteraard te maken met de ontstaansgeschiedenis van het vns. Eind 1934 beschikte het vns in Vlaanderen over 27 secretariaten. Een spreidingskaart van de administratieve knooppunten toont goed aan dat Aalst het epicentrum van de vns-organisatie vormde. Alleen al in het arrondissement Aalst waren er vier secretariaten. In de provincie Oost-Vlaanderen dertien, dus bijna de helft van de secretariaten. Ca. 55% van de vns-leden kwam uit Oost-Vlaanderen. Vele Oostvlaamse secretariaten waren in de buurt van het arrondissement Aalst gevestigd. Voorts waren er zes secretariaten in West-Vlaanderen, vier in Antwerpen (alle in het arrondissement Turnhout), drie in Brabant en één in LimburgGa naar eind202. Een jaar later vertoonde de spreidingskaart ongeveer hetzelfde patroon. Er waren toen hoofdbureaus en gewestelijke bureaus. Het hoofdbureau Aalst verzamelde het grootst aantal gewestelijke bureaus rond zichGa naar eind203. Er waren nu ook bureaus in Antwerpen en Mechelen, twee streken waar het vnv pas in 1935 tot bloei kwam. In het totaal zou volgens de eigen inlichtingen het vns in 1934 16.974 leden hebben geteld. Het ledental van het vns stagneerde echter, want in 1933 telde de organisatie ook al | |
[pagina 162]
| |
meer dan 16.000 ledenGa naar eind204. De stagnatie was wellicht het gevolg van een algemene trend. Het aantal leden van de christelijke en socialistische bonden daalde zelfs tengevolge van maatregelen van de overheid waardoor talrijke arbeiders uit de verzekerde werkloosheid werden gestoten. Zij verlieten het vakverbond omdat de werklozenkassen van de bonden alléén hen onvoldoende voordelen opleverdenGa naar eind205. Zoals de andere bonden had de Vlaams-nationalistische bond sinds het begin van de crisis een grote expansie doorgemaakt vanwege de stijgende werkloosheid. Wellicht kon het vns de algemene daling van de organisatiegraad compenseren door de expansie van het vnv. Het vns was in eerste instantie een aanhangsel van de partij. Het was niet te vergelijken met de grote vakbonden. Er was geen sprake van een organisatie per beroepstak. Bedienden en arbeiders zaten in dezelfde organisatie. Het vns was territoriaal georganiseerd. Op papier bestond er een drieledige organisatiestructuur die in feite samenviel met drie geldcircuits. De belangrijkste was de werklozenkas ‘Ik Dien’. Het was een door de overheid erkende kas. Daarnaast was er de zg. ‘weerstandskas’ voor de stakingsgelden. Ten slotte was er een kas voor beheer en propaganda. Via die laatste kas konden gelden worden doorgesluisd naar de partij. Dezelfde kas betaalde ook de vrijgestelden en de secretariaten die meestal ook werk leverden voor het vnv. Het vns-bestuur - het vakverbond bleef hardnekkig een democratische terminologie hanteren - verdeelde de taken geografisch. Er was een territoriale opdeling in drie ‘omschrijvingen’. De kring ‘Oost’ omsloot Brabant en Limburg en viel onder de bevoegdheid van voorzitter Karel Lambrechts. De kring ‘Centrum’ bestreek Antwerpen en de arrondissementen Aalst, Dendermonde en Sint-Niklaas en viel onder algemeen secretaris Marcel De Ridder. De kring ‘West’ bestreek West-Vlaanderen en de arrondissementen Gent-Eeklo en Oudenaarde. Ondervoorzitter Jef Devroe was er verantwoordelijk voor. In de loop van 1935 werd nog een taakverdeling doorgevoerd: Karel Lambrechts werd verantwoordelijk voor de vakbondsactie, Jef Devroe voor de propaganda en de organisatie en Marcel De Ridder, bijgestaan door boekhouder Alexander De Vos, voor de administratie. Samen vormden zij het Hoofdbestuur waaraan ook Luc Matthys, de leider van de Sociale Centrale van het vnv, als juridisch adviseur werd toegevoegdGa naar eind206. De rol van de man die volgens de vnv-structuren het vns moest leiden, bleef bescheiden. De druk vanuit de vnv-leiding om meer impact te verwerven, verminderde toen het vns zich samen met de Aalsterse partijorganisatie integreerde in het vnv. De groeiende symbiose tussen het vnv en het vns bleek bij de verkiezingen van 1936, toen de drie leden van het Hoofdbestuur en diverse regionale verantwoordelijke personen van het vns op vnv-lijsten stonden. Velen hielden er een politiek mandaat aan over. Het vns was een goede springplank naar de politiek. Het vns volgde trouw de politieke lijn van het vnv. Een nieuw geordende samenleving was het streefdoel. Dat was niet altijd zo geweest. Begin 1933 werd nog een analyse van de crisis gemaakt, met de klassenstrijd als uitgangspuntGa naar eind207: ‘De grond van de crisis ligt dieper. Ofwel winnen het de arbeiders, en behouden ze hun menswaardig bestaan van vóór de crisis. Ofwel winnen het de groot-industriëlen en dan kennen de arbeiders het zwarte, armoedige bestaan van vóór de oorlog terug. Daarom gaat het en om anders niets. Arbeiders en bedienden, handelaars die van de werknemenden moeten leven en al te dikwijls zonder het misschien te weten, met de werkgevers staan, prent dit goed in uw hoofd.’ Dergelijke uitlatingen waren in het vns niet meer mogelijk. Het corporatistische klassenvrede-model kwam natuurlijk in botsing met de natuurlijke opgave van het vakverbond, nl. de verdediging van werknemers. De concrete sociale actie verdween op het achterplan om plaats te maken voor een eindeloze reeks beschouwingen over de corporatieve, solidaristische, organische samenleving, dit alles gekenmerkt door een grote vaagheid. De andere vakverbonden werden geschandvlekt als natieverdelende instellingen. Vooral de | |
[pagina 163]
| |
socialistische vakbond werd gehekeld als de aanstichter van de klassenstrijd en de wegbereider van het communisme. Ideologisch werd het vns dus gekenmerkt door een Gleichschaltung die ook het vnv kenmerkte. De integratie in 1936 van het vns in Arbeidsorde, met aan het hoofd de gewezen Jong Dietschland-medewerker Victor Leemans, was er het logische sluitstuk van. | |
2.7.4 De VNV-pers en de PerscentraleToen Bert D'Haese midden 1934 tot leider van de vnv-Perscentrale werd benoemd, was dat alleen maar de bevestiging van de feitelijke macht van de Aalsterse organisatie inzake de pers. Reeds voor de stichting van het vnv werden de meeste Vlaams-nationale weekbladen uit Oost-Vlaanderen, Brabant en Antwerpen gedrukt op de Aalsterse persen. De centralisatie ging voort na de stichting van het vnv. Toen op 10 december 1933 in het arrondissement Antwerpen De Strijd verscheen, was het opnieuw de drukkerij van Ernest Van den Berghe in Aalst die dat mogelijk had gemaakt. Dat de Aalsterse drukkerij met haar technische faciliteiten nodig was om een heleboel vnv-bladen te drukken, gaf ‘Aalst’ al een zekere medezeggenschap over de pers. Die medezeggenschap zou groter worden toen ook de redactie in Aalst werd gecentraliseerd. De ‘Aalsterse’ bladen, bestemd voor de andere arrondissementen, hadden hun eigen redactie behouden. Steeds vaker werden de hoofdartikels weliswaar door de centrale leiding geleverd, maar toch bleven er accentverschillen bestaan. De verschillen tussen de ‘Aalsterse’ bladen en de bladen die niet in Aalst werden gedrukt, waren veel aanzienlijker. Dat was uiteraard het geval voor de bladen van de afdelingen die hun zelfstandigheid bewaarden. De Nieuwe Kempen en de Limburgse bladen De Bilsenaar en Maas- en Kempenbode zongen vaak een heel ander liedje dan de vnv-pers. Ook de Westvlaamse pers, sinds 1932 gecontroleerd door de Westvlaamse gouwleiding, en de ‘Aalsterse’ pers verschilden soms van mening. Dat kwam vooral tot uiting tijdens de stichtingsmaanden van het vnv. Toen Bert D'Haese midden 1934 leider werd van de Perscentrale zou de unificatie van de weekbladpers in een stroomversnelling komen. Van januari 1935 af werd de gezamenlijke redactie van alle vnv-weekbladen, ook de Westvlaamse, in Aalst gevestigd. De inhoud van de bladen werd gedeeltelijk geüniformiseerd. De eerste pagina's en de belangrijke artikels waren dezelfde. Alle titels werden op dezelfde manier gezet. Het was een overgang naar de vervanging van de regionale bladen door één vnv-weekblad. Op 14 december 1935 verscheen het eerste nummer van Strijd dat alle andere in Aalst gedrukte titels verving. Het blad telde 16 pagina's, twee keer meer dan de meeste regionale bladen. Ongeveer de helft werd in beslag genomen door algemene artikels en vaste rubrieken. Daarnaast verscheen de rubriek ‘Strijd over 't Vlaamse land’ waarin berichten uit de verschillende gouwen en arrondissementen werden opgenomen. Voorts verschenen ‘vnvv-Berichten’ en ‘avnj-Berichten’ en drie pagina's reclame. Van 1937 af verschenen er drie verschillende edities van Strijd zodat meer plaats kon worden gegeven aan het regionale nieuws. Met het verschijnen van Strijd was de vnv-weekbladpers niet helemaal gelijkgeschakeld. De Nieuwe Kempen en de Limburgse bladen bleven autonoom. De Limburgse organisatie was blijkbaar zo onaantastbaar dat de opslorping van haar weekbladen in het gedrang kwam. Dat was niet het geval voor de Turnhoutse organisatie. Thomas Debacker werd wel onder druk gezet om zijn blad op te geven. Het conflict leidde zelfs tot zijn ontslag uit het vnv. In het compromis dat uiteindelijk uit de bus kwam, behield Debacker zijn eigen weekblad. Het verzet van Debacker geeft meteen het belang aan van het verdwijnen van de regionale bladen. Het was een uiting van de versteviging van de centrale leiding binnen het vnv. De arrondissementele tenoren beschikten niet langer over een spreekbuis waarlangs zij hun | |
[pagina 164]
| |
mening kwijt konden. De centrale leiding beschikte nu over één opinievormend instrument. Parallel met de centralisatie van de vnv-pers deed zich ook een wijziging voor in de structuur van de Aalsterse drukkerij-uitgeverij. Tot dan toe was de drukkerij-uitgeverij die gevestigd was in Aalst, eigendom van de Aalsterse ‘sm Volksverheffing’. We hebben hierboven al besproken dat de Aalsterse organisatie een complex was van politieke, sociale, culturele en economische verenigingen. Nu de drukkerij meer en meer dé vnv-drukkerij werd, drong er zich een structuur op waarin niet alleen Aalstenaars vertegenwoordigd waren. In juni 1935 werd de ‘sm Uitgeverij Dietschland’ opgericht met zetel te Aalst. De raad van beheer van de vennootschap was samengesteld uit personen die vroeger al een rol hadden gespeeld bij de ‘Aalsterse’ en de Westvlaamse pers. Uit West-Vlaanderen kwamen de beheerder Frans Strubbe en de commissaris Achiel Verstraete. Zij waren beiden vnv-arrondissementsleider, respectievelijk in Kortrijk en in Ieper. Aalst gaf echter het heft niet uit handen. Naast Frans Strubbe waren er Ernest Van den Berghe en Valéry LouiesGa naar eind208 als beheerders. Van den Berghe werd ook nog afgevaardigd beheerder. Voorts werd Antoon Mermans, verbonden aan de Aalsterse Vlaamse Spaar- en Leenbank, aangesteld als commissaris. Vijf maanden later, in november 1935, werd de ‘sm Drukkerij Volksverheffing’, opgericht ook met zetel te Aalst. De raad van beheer was dezelfde als die van de ‘sm Uitgeverij Dietschland’, met toevoeging van Hendrik Elias en Frans D'Haese. De laatste was de broer van Bert D'Haese en woonde in Geraardsbergen, waar hij advocaat was. Aalst hield dus een stevige vinger in de pap. De gebouwen van de drukkerij bleven trouwens eigendom van de oude ‘sm Volksverheffing’. Inboedel en kapitaal werden overgeheveld naar de twee nieuwe vennootschappen. Een apart probleem in de geschiedenis van het vnv was de uitgave van een krant. Toen eind 1933, na het opstappen van hoofdredacteur Herman Vos, de Antwerpse fronterskrant De Schelde in acute financiële en redactionele moeilijkheden geraakte, deed de gelegenheid zich voor een vnv-krant uit te geven. De gebeurtenissen in verband met De Schelde zijn vanaf eind 1933 om twee redenen uiterst belangrijk in het kader van de geschiedenis van het vnv. Enerzijds werpen ze een licht op de teloorgang van de Antwerpse Frontpartij en de rol die Van Puymbrouck daarbij heeft gespeeld. Anderzijds zijn ze essentieel om de geheime buitenlandse politiek van Staf De Clercq te begrijpen. De vnv-leider geraakte in zijn poging om in het bezit van de krant te komen en volledig te controleren, verwikkeld in een internationaal kluwen van politieke en financiële belangen. De geschiedenis ervan vormt de onmisbare achtergrond voor wie de houding van De Clercq tegenover het nieuwe Duitsland wil begrijpen. Door de perikelen met de vnv-krant kwam De Clercq in contact met allerlei Duitse diensten die belangstelling lieten blijken voor de politiek in Vlaanderen. Vanuit die contacten en met op de achtergrond de dreiging van een nieuw Europees conflict, rijpte bij de vnv-leider een strategie. Ik zal deze ingewikkelde kwestie behandelen in het hoofdstuk over de buitenlandse politiek van het vnv. De Schelde verkeerde al sinds het begin van 1933 in financiële moeilijkheden. Afgevaardigd beheerder Jules Spincemaille, een naar Nederland uitgeweken activist die optrad namens de ‘Stichting ter Bevordering van de Nederlandse Beschaving’, waarin de Nederlandse eigenaars van de krant zitting hadden, spoorde de Vlaams-nationalistische leiders aan 200.000 frank op tafel te leggen om de krant te reddenGa naar eind209. Eind 1933, na het opstappen van hoofdredacteur Herman Vos, dreigde het faillietGa naar eind210. Vanuit twee en mogelijk zelfs drie verschillende hoeken in het vnv werden pogingen ondernomen om de controle over De Schelde in handen te krijgen. Het is niet onmogelijk dat Staf De Clercq zelf aan De Schelde heeft gedacht toen hij eind 1933 Reimond Tollenaere en zijn medestanders uit de Kernbeweging op pad stuurde | |
[pagina 165]
| |
om 150.000 frank te verzamelenGa naar eind211. Dat was, volgens Ernest Van den Berghe, het bedrag dat toen nog nodig was om de controle over de aandelen te verwervenGa naar eind212. Eind 1933 was Van den Berghe druk in de weer om het nodige geld te verzamelen. Daarvoor deed hij een beroep op de gematigde krachten in en rond het vnv. Op hetzelfde moment verklaarde ook Tony Herbert zich bereid de nodige middelen op tafel te leggen. Herbert gaf ook te kennen leider van de vnv-Perscentrale te willen worden. Het is duidelijk dat die verschillende pogingen tegen elkaar gericht waren en een politieke betekenis hadden binnen de strijd tussen gematigden en radicalen in het vnv. De Nederlandse eigenaars gaven evenwel de voorkeur aan Herman Van Puymbrouck. Hij beloofde een kapitaalinbreng van 200.000 frank in twee schijven, waarvan de eerste schijf van 100.000 frank onmiddellijk werd betaald. Waar Van Puymbrouck dit geld haalde is niet bekend. Hijzelf heeft steeds volgehouden dat het uit zijn persoonlijk bezit kwam. Over de tweede 100.000 frank bestaat grote onduidelijkheid. Later zou Van Puymbrouck beweren dat hij ze in 1936 betaalde. Hij zou ook nog 100.000 frank in de vorm van ‘arbeid’ hebben ingebrachtGa naar eind213. Van Puymbrouck trad toe tot de ‘Stichting ter Bevordering van de Nederlandse Beschaving’ en verwierf de controle over de meerderheid van de aandelen, die wel in het bezit van de ‘Stichting’ blevenGa naar eind214. Samen met Van Puymbrouck kwamen ook August Borms en Adelfons Henderickx in de ‘Stichting’. Voorts had Karel Peeters, bestuurslid van de Antwerpse Frontpartij, zitting in de ‘Stichting’, waar hij de ontslagnemende Jules Spincemaille verving als afgevaardigd beheerder. Herman Van Puymbrouck, gewezen voorzitter van de Frontpartij, wilde opnieuw een vooraanstaande rol spelen in de Vlaams-nationale politiek. De Schelde zou zijn instrument worden. Voorlopig bleef hij vasthouden aan de principes van de Frontpartij, toen nog de sterkste Vlaams-nationalistische formatie in de Antwerpse regio. Met Karel Peeters en Adelfons Henderickx in de ‘Stichting’ had die partij trouwens een stevige voet in huis. Van Puymbrouck had maar een halfjaar nodig om in te zien dat het vnv de meest geschikte organisatie was om zijn blad nieuw leven in te blazen. Midden 1934 werd Van Puymbrouck betrokken bij de moeizame fusiepogingen tussen het vnv en het Antwerpse Front. De Schelde was een belangrijk element bij die onderhandelingen en daardoor kon de hoofdredacteur zich in een vooraanstaande onderhandelingspositie dringen. Van Puymbrouck werd lid van het vnv en met De Schelde als wapen slaagde hij erin het Antwerpse Front te splijten. In de krant volgde Karel Peeters de zwenking. Adelfons Henderickx nam ontslag omdat hij het oneens was met Van Puymbroucks maneuversGa naar eind215. Voor de hoofdredacteur was het van belang zijn greep op de krant te handhaven door zijn Antwerpse lezerskring zo groot mogelijk te houden. Met de overgang naar het vnv wilde Van Puymbrouck wel een stevige financiële ruggesteun verwerven door een gevoelige stijging van de oplage, maar dat mocht niet ten koste gaan van zijn controlerende positie. Toen Van Puymbrouck het blad in handen kreeg, had het een oplage van ca. 7.000Ga naar eind216. Ten tijde van zijn zwenking naar het vnv zakte ze tot ca. 6.000Ga naar eind217. Al snel werd het Van Puymrouck duidelijk dat de vnv-leider zich niet alleen tevreden stelde met alleen een retorische onderwerping aan het vnv-gezag. De Clercq wou zelf bepalen wie aan het roer van De Schelde zou staan. Van Puymbrouck verschool zich achter de Nederlandse eigenaars van het blad om de aanspraak van De Clercq op volledige controle af te wijzenGa naar eind218. In het vnv was het vooral de Aalsterse groep die de volledige controle door het vnv eiste. Ernest Van den Berghe schreef aan Van Puymbrouck dat er geen misverstand mocht bestaan: Bert D'Haese moest de leiding van de redactie krijgenGa naar eind219. Formeel was de redactie immers onderworpen aan de vnv-Perscentraleleider. Van Puymbrouck antwoordde dat hij bereid was D'Haese in de redactie vetorecht te gevenGa naar eind220. Aan de vnv-leider stelde hij voor dat perscentraleleider Bert D'Haese de hoofdredactie met hem zou delen. En er konden nieuwe | |
[pagina 166]
| |
leden in de raad van beheer worden opgenomenGa naar eind221. Bert D'Haese werd in september 1934 inderdaad opgenomen in de redactie van de krant. Al een maand later kwam het tot een kortsluiting tussen hem en Van Puymbrouck. De aanleiding daartoe was het financieel beheer van de krant. D'Haese die in het vnv een campagne leidde met het oog op het werven van nieuwe abonnementen wilde niet dat de nieuwe inkomsten gebruikt werden om oude schulden te delgen. Het lijdt geen twijfel dat dit paste in een strategie om De Schelde te kunnen kopen. Men mag daarbij niet vergeten dat de Vlaamse Spaar- en Leenbank schuldeiser was van De Schelde. In het licht van latere ontwikkelingen wordt weleens verondersteld dat Staf De Clercq volledig aan de kant stond van de Aalstenaars. Er zijn feiten die erop wijzen dat dat niet zo evident is. Zo gaf De Clercq Van Puymbrouck inzage van een brief van Bert D'Haese waarin die stelde dat de nieuwe abonnementsgelden niet mochten worden aangewend om de schulden van De Schelde te delgen. Ofschoon ik die brief niet terugvond, lijdt het geen twijfel dat D'Haese dit vertrouwelijk aan De Clercq meedeelde. Van Puymbrouck schrijft trouwens dat zijn correspondentie met De Clercq ‘zodanig is gesteld, dat gij [ze] door D'Haese kunt laten lezen zonder dat hij vermoedt, dat ik van U inzage ontving van zijn brief [...].’Ga naar eind222 Zeker is dat de vnv-leider de macht van Van Puymbrouck wilde fnuiken. Er zijn aanwijzingen dat hij geprobeerd heeft hem te verschalken. Op 12 oktober 1934 schreef hij een brief aan Van Puymbrouck waarin hij meedeelt dat ‘door een Vlaming, waarvan ik U de naam mondeling zal mededelen’ een voorstel werd gedaan tot een injectie van 150.000 frank die naar goeddunken mag worden besteedGa naar eind223. De enige voorwaarden van de milde schenker waren: 1. Borms moest worden vermeld als beheerder; 2. de schenker kreeg het recht naar goeddunken artikels te plaatsen, mits eerbiediging van de vnv-richtlijnen; 3. het vnv moest totaal en op elk gebied over het blad kunnen beschikken. De Clercq schreef dat hij zich op de vlakte had gehouden daar hij niets wou loslaten over de verhouding De Schelde/het vnv. Hij vond dat niet kon worden ingegaan op het voorstel. Hij had er immers grote bezwaren tegen dat de persoon in kwestie artikelen zou mogen publiceren en bovendien was de eis van volledige controle ‘volgens de gegevens mij door U verstrekt, feitelijk onmogelijk’. Toch wilde De Clercq eerst weten wat Van Puymbrouck van de zaak dacht. Men vraagt zich af wat De Clercq in het schild voerde. Het lijkt er sterk op dat hij Van Puymbrouck uit zijn tent wilde lokken. Het voorstel van de onbekende was immers uitermate gunstig voor het vnv. Hapte Van Puymbrouck toe, dan zou daaruit blijken dat de vnv-controle niet ‘feitelijk onmogelijk’ was en dat Van Puymbrouck de Nederlanders maar als alibi gebruikte. Zoals we verder zullen zien is het niet ondenkbaar dat De Clercq inderdaad een financieel aanbod had gekregen uit de kringen van het Duitse PropagandaministeriumGa naar eind224. Het probleem van de schulden was een belangrijke factor in de hele geschiedenis van de verhouding tussen de partij en de krant. Het vnv leek niet van plan de put zonder meer te dempen. Toen Van Puymbrouck via De Clercq vernam dat ‘Aalst’ niet wilde dat het geld van de nieuwe abonnementen zou worden aangewend om de oude schulden te delgen, reageerde Van Puymbrouck onthutstGa naar eind225. De vnv-steun voor De Schelde was dus zeker niet onvoorwaardelijk. Niettemin werd de werfactie groots aangepakt. Al op 17 september 1934 had Bert D'Haese onder de titel ‘De Schelde wordt weerom onze Standaard’ aangekondigd dat voor het eind van het jaar 2.000 nieuwe abonnees gevonden moesten worden. Alle vnv-leiders kregen opdracht zich daar bij voorrang voor in te spannen. Van toen af begon de vnv-weekbladpers een intensieve werfcampagne. Elke week verschenen ‘Erelijsten van De Schelde’ waarin per arrondissement het aantal nieuwe abonnees werd opgegeven. Dat duurde tot op 23 december 1934 de laatste lijst verscheen. Er zouden toen 3.375 nieuwe abonnementen zijn ingeschrevenGa naar eind226. In zijn nieuwjaarsboodschap voor 1935 gaf De Clercq de leider van de | |
[pagina 167]
| |
Perscentrale de opdracht dat jaar nog eens 4.000 nieuwe abonnees te zoekenGa naar eind227. De redactie van de krant kreeg in de rede een veeg uit de pan: ‘Elk lid van het vnv, elke Vlaams-nationalist vergete niet dat De Schelde hoe onvolmaakt en onvolledig ook, het enige dagblad is van de Vlaams-nationalisten en dat onze kampgenoten zelf, door hun werking ten bate van het blad, de tijd hebben te bepalen waarop het aan alle vereisten zal beantwoorden.’ De goede verstaander zal wel begrepen hebben dat de inspanningen van het vnv nodig waren om de redactionele controle te verwerven. Voorlopig bleef de vnv-weekbladpers de campagne voor De Schelde voortzetten, zij het op een lager pitje dan in de herfst van 1934. Midden 1935 kwam hieraan een einde. De aandacht verschoof dan volledig naar de weekbladpers. Op 25 augustus schreef Bert D'Haese een artikel waarin hij opriep abonnees te werven voor de weekbladpers. Op 13 oktober 1935 verscheen een hoofdartikel in grote opmaak onder de titel: ‘De taak van heden. Onze weekbladpers. Van heden af tot Nieuwjaar moet er gezorgd worden dat duizenden nieuwe lezers aangeworven worden voor onze weekbladpers.’Ga naar eind228 Ook de weken daarna verschenen soortgelijke artikels. De aandacht voor de weekbladpers had ongetwijfeld te maken met de unificatieplannen die eind 1935 zouden leiden tot het weekblad Strijd. Maar het totale stilzwijgen over De Schelde kan daaraan niet te wijten zijn. In Strijd werd er in de eerste helft van 1936 met geen woord over de krant geschreven. Het gevolg was dat de verkoop van de krant duikelde. Op 1 april waren er nog maar 4.624 abonnees; ook de losse verkoop daaldeGa naar eind229. Zeer waarschijnlijk heeft de boycot van het vnv te maken met een artikelenreeks in september 1935 van Herman Van Puymbrouck over nazi-Duitsland. Die artikels zetten veel kwaad bloed in het vnv. Later beweerde Van Puymbrouck dat zijn uitlating ‘Gelukkig volk, dat een Adolf Hitler bezit’ op 6 september 1935 hevige beroering bracht omdat ‘de heren’ zich in hun electorale belangen bedreigd voeldenGa naar eind230. Op 9 november 1935 vroeg Staf De Clercq aan de leden van de Hoofdraad advies over de klachten die hij ontving over De Schelde. In de krant verschenen artikelen die ‘onverenigbaar zijn met de christelijke grondslag van het vnv’. De leider werd verzocht maatregelen te treffen. Dergelijke artikelen wekten immers de schijn dat het vnv een fascistische organisatie zou zijnGa naar eind231. Staf De Clercq zag zich verplicht op 20 december 1935 strikte richtlijnen uit te vaardigen. Geen enkel artikel van ‘gezaghebbende en verantwoordelijke personen van het vnv’ over fundamentele of delicate onderwerpen mocht nog verschijnen zonder de voorafgaande toestemming van de vnv-leiderGa naar eind232. In die tijd verschenen vooral in de socialistische pers artikelen over de pro-Duitse houding van De Schelde. Vooruit schreef dat De Schelde bezocht was door de Duitse gezant. August Balthazar dreigde ermee dat hij zou interpelleren in het parlementGa naar eind233. Staf De Clercq beweerde later dat het conflict met Van Puymbrouck al dateerde van april 1935, toen De Schelde plots de nsb van Anton Mussert de hemel inprees. Dat kwam volgens de vnv-leider omdat Van Puymbrouck uit die hoek financiële steun verwachtte. Toen de ‘20.000 afgebedelde gulden’ niet kwamen, was het ‘ineens al Duits nationaal-socialisme wat de klok sloeg, zonder er rekening mee te houden dat wij een ander land en een ander volk zijn en wat goed kan zijn in Duitsland, verkeerd kan zijn in Vlaanderen’Ga naar eind234. Over de stappen die Van Puymbrouck in 1935 bij de nsb zou hebben ondernomen, vond ik geen sporen terug. De Schelde publiceerde in april 1935 wel enkele artikelen over de verkiezingsoverwinning van de nsb in die maand. Hoewel de sympathie voor de nsb duidelijk werd uitgesproken, was er toch ook enige reserveGa naar eind235. Heel veel aandacht besteedde de krant er overigens niet aan. Herman Van Puymbrouck was aanwezig op de nsb-Landdag van 5 oktober 1935, maar hij was er niet het enige lid van de vnv-HoofdraadGa naar eind236. In november 1936 zou er vanuit de krant wel contact worden gezocht met de nsb met het oog op financiële steunGa naar eind237. Het lijkt er dus op dat Staf De Clercq zich in de chronologie vergiste. De nationaal- | |
[pagina 168]
| |
socialistische manie die Herman Van Puymbrouck in september 1935 etaleerde, was zeker geen verbeelding van de vnv-leider. Van Puymbrouck streefde naar en verkreeg de financiële goodwill van het ‘Nieuwe Duitsland’. Het verplichtte Staf De Clercq contact te zoeken met de krachten achter Van Puymbrouck. |
|