Greep naar de macht
(1994)–Bruno De Wever– Auteursrechtelijk beschermdVlaams-nationalisme en Nieuwe Orde. Het VNV 1933-1945
2.6 Regionale ontwikkeling2.6.1 InleidingMen kan in de beginfase over het vnv niet spreken over een werkelijk nationaal verbond. Het onderscheid tussen de verschillende organisaties in de arrondissementen was vormelijk en inhoudelijk nog zeer groot. In feite kan men ook nog niet spreken over één organisatie aangezien de Kempense en de Limburgse kvv aparte structuren bleven. Ik zal trachten de receptie te schetsen van de stichting van het vnv in de verschillende arrondissementen. Het bronnenmateriaal is erg ongelijk. Het is daarom niet mogelijk elk arrondissement even grondig te ontleden. Het geheel geeft wel een kijk op de knelpunten en de mogelijkheden van de nieuwe organisatie. Het zou verkeerd zijn de stichting van het vnv te beschouwen als een ‘successtory’. Het bronnenmateriaal toont aan dat in de beginperiode veel pogingen om de partij op gang te brengen, in verschillende regio's faliekant uitliepen. Vele initiatiefnemers trokken zich ontmoedigd terug. Men mag daarbij niet vergeten dat voor de tijdgenoten het vnv een van de vele ‘concentratie-pogingen’ was. Zij konden niet weten dat het vnv zou uitgroeien tot een relatief grote en goed georganiseerde partij. De ideologische tweespalt die de Hoofdraad vleugellam maakte, vormde een belangrijke obstructie voor de nieuwe organisatie aan de basis. Er waren niet alleen de ideologische knelpunten. Particularisme speelde ook een rol. Het was bovendien niet eenvoudig in tijden van economische recessie en hoge werkloosheid mensen te vinden die bereid waren zich in te zetten voor een politieke partij die ook nog door zowat alle andere politieke families scherp werd gehekeld. Pas na een jaar werking kwam er wat schot in de zaak. Op de Hoofdraad van 4 november 1934 horen we voor het eerst wat positieve geluiden. Staf De Clercq schetste er de oorzaken van de kenteringGa naar eind54. Op sommige plaatsen wierp de werking van de gouw- en arrondissementsleiders vruchten af. Op andere plaatsen zorgde het avnj voor vooruitgang, vooral dan onder de jongeren. Verder speelde de ontwikkeling in Antwerpen een rol. Door de gewijzigde houding van Herman Van Puymbrouck kwam De Schelde in handen van het vnv. Parallel daarmee geraakten het Antwerpse Front en de ‘godsvredefederatie’ ontredderd. Aangezien volgens De Clercq ook het Verdinaso door de ‘nieuwe marsrichting’ in ontbinding verkeerde, werd het vnv de facto de eenheidsorganisatie. De houding van de Limburgse en Kempense organisaties evolueerde in de goede richting. De arrondissementen Mechelen en Sint-Niklaas bleven een probleem maar ook hierin kwam verandering. De Clercq beschouwde een arrondissement als georganiseerd wanneer alle leden ‘doelstelling, programma, geest en tucht’ van het vnv hadden aanvaard, wanneer er een leider was aangesteld en wanneer de leden regelmatig de opgelegde contributies betaalden en de vergaderingen bijwoonden. Hij constateerde dat er weinig arrondissementen waren uitge- | |
[pagina 129]
| |
bouwd. Hij besefte dat het niet overal even gemakkelijk was. Maar vijf leden per gemeente die het nationale en sociaal-economische programma aanvaardden was beter dan een massa leden die het programma niet onderschreven. De aanvaarding van het vnv-programma was essentieel, ‘zo niet bouwen we op zandgrond’. De vnv-leider verheelde niet dat in sommige gewesten die minimumdoelstellingen nog niet bereikt waren. Uit de enkele aanwijzingen over de verklaringen van de gouwleiders die we in zijn verslag van de Hoofdraad terugvinden, blijkt dat weinigen zijn optimisme deelden. Misschien was De Clercqs optimisme op dat moment wat geforceerd, de feiten bewijzen evenwel dat het vnv inderdaad op een keerpunt stond. In 1935 werd een belangrijke organisatorische vooruitgang geboekt. Dat bleek al toen ik hierboven de financiële jaarverslagen analyseerde. Doordat Jeroom Leuridan in 1939 aan Staf De Clercq vroeg om een idee te krijgen van de Westvlaamse bijdragen aan de centrale kas sinds de stichting van het vnv, is een document bewaard gebleven dat het mogelijk maakt de groei van het vnv te ontleden. Staf De Clercq stuurde een document met de opgave van de financiële bijdragen van alle gouwenGa naar eind55. Op basis van die gegevens kan men het aantal gewone leden per gouw (provincie) berekenen. (Zie Bijlagen 1 en 2.) Bij de start van het vnv waren vooral West-Vlaanderen en Brabant de vnv-steunpunten. Dat is te verklaren door de stichtingsgeschiedenis. Vooral de radicale Westvlamingen drukten hun stempel op de nieuwe partij. Natuurlijk sloot ook de regio van Staf De Clercq onmiddellijk aan. Oost-Vlaanderen, met de goed uitgebouwde arrondissementen Aalst en Gent-Eeklo, volgde schoorvoetend. Antwerpen en Limburg telden nauwelijks mee. In 1935 stond het vnv in alle provincies in volle expansie. Men moet natuurlijk rekening houden met de bevolkingscijfers in de provincies. Een vergelijking met de berekende ledentallen leert toch dat in de sterkste gouwen de expansiekracht het kleinst was. De twee sterke gouwen, West-Vlaanderen en Brabant, maakten ongeveer een gelijke groei door: respectievelijk een ledengroei van 119% en 117%. De groei van het Oostvlaamse en Antwerpse ledental was ook ongeveer gelijk: respectievelijk 206% en 197%. Limburg, de zwakste provincie, groeide het sterkst met meer dan 300%. In het licht van de Landdag van 1936 en de verkiezingen die dat jaar zouden plaatsvinden, zette Staf De Clercq in oktober 1935 een nieuw ledenoffensief in. In De Strijd, 20 oktober 1935, gaf hij het bevel om tegen de Landdag van 1936 5.000 nieuwe vnv-leden te werven. Hij verdeelde de opdracht over de verschillende gouwen. Los van de vraag of de opdracht tot een goed einde werd gebracht, geeft zij een idee over hoe de expansiekracht van de diverse gouwen werd ingeschat door de vnv-leider: Oost-Vlaanderen moest 1.500 nieuwe leden werven, Brabant 1.250, West-Vlaanderen 1.000, Antwerpen 750 en Limburg 500. Blijkens de opdracht van de vnv-leider verwachtte men vooral in Oost-Vlaanderen dat in 1935 toch al op de hoogte van Brabant en West-Vlaanderen was gekomen, de grootste expansiemogelijkheden. De expansie van het vnv ging gepaard met een doorgezette uitbouw van de lokale kaders en met de verdere integratie van lokale organisaties. | |
2.6.2 Gouw Antwerpen2.6.2.1 Het arrondissement Antwerpen: Frontpartij versus VNVDoor het afzijdig blijven van het Front kon het vnv in Antwerpen niet rekenen op een bestaande partijorganisatie om zijn werking erop te enten. Bovendien stichtte de Antwerpse Frontpartij een ‘godsvredefederatie’. Het was een losse verzameling van groepen die zich vanuit een democratische opstelling tegen het vnv verzetten. Eind 1933 werd al een bestuursvergadering gehouden met afgevaardigden van Sint-Niklaas, Kortrijk (Gustaaf | |
[pagina 130]
| |
Doussy) en Beveren. Het Antwerpse Front wilde zich dus opwerpen als de spil van een Vlaams-nationale eenheidsorganisatie tegen het vnv. Hoewel spoedig zou blijken dat de federatie een doodgeboren kind was doordat alleen de Antwerpse organisatie iets betekende, werd ze door de vnv-leiding ervaren als een ernstige bedreiging. Het vnv trachtte het Front in zijn Antwerpse basis aan te tasten. Dat lukte al onmiddellijk. Staf De Clercq belegde midden november 1933 in de stad een vergadering waarop twee bestuursleden van de Antwerpse Frontpartij aanwezig waren: Hendrik Van Hoofstadt en Maurits Lambreghts. Het partijbestuur vroeg uitleg aan de twee mannen, maar reageerde uiterst behoedzaam. Sancties werden niet getroffenGa naar eind56. Integendeel, er werd opnieuw gepraat over onderhandelingen met het vnv zodat het eigenmachtige optreden van Van Hoofstadt en Lambreghts in zekere zin werd gehonoreerd. Nog in november hadden diverse besprekingen plaats ten huize van Frans Wildiers, die actief was geweest in de Frontpartij in Schoten. Eind september 1933 was hij al aanwezig geweest op een vergadering in Gent, waar Staf De Clercq de stichting van het vnv had aankondigd. Op die vergadering waren toen ook Maurits Lambreghts en Frans Daeseleire aanwezig. Zij waren nu opnieuw van de partij. De drie advocaten kunnen beschouwd worden als de stichters van het Antwerpse vnvGa naar eind57. De persoonlijke gesprekken van Staf De Clercq leverden resultaat op. Op 29 november 1933 werd een brief rondgestuurd, ondertekend door Maurits Lambreghts en Frans Wildiers, waarin de oprichting van het Antwerpse vnv werd aangekondigdGa naar eind58. Enkele weken later verscheen het eerste nummer van De Strijd. Het weekblad werd gedrukt in Aalst, maar het redactieadres was dat van Maurits Lambreghts die later, in maart 1934, benoemd werd tot arrondissementsleider. In het eerste nummer van het weekblad werd meegedeeld dat het vnv in Antwerpen was opgericht. De grondbeginselen van de partij werden uiteengezet en overgoten met een populistische en antisemitische saus. Het vnv was tegen ‘de franskiljonse, joodse en andere volksvreemde parasieten omdat zowel in de ambten als de bedrijven aan eigen volksgenoten de voorrang dient voorbehouden, omdat parasiterende en denationaliserende elementen de opbloei van een gezonde solidaire volksgemeenschap verstikken’. Het probleem van de middenstanders werd in verband gebracht met de joden. Samen met de franskiljons beheerden zij de warenhuizen en brachten aldus ‘de broodwinning der volksgenoten [...] in gevaar’Ga naar eind59. Een zo geprononceerde antisemitische opstelling was toen typisch voor de Antwerpse vnv-afdeling. In de vnv-weekbladen was begin november het antisemitisme nog principieel afgekeurdGa naar eind60. In de bestuursvergaderingen van de Antwerpse Frontpartij werd zonder commentaar akte genomen van het verschijnen van het vnv-weekblad. Er werd blijkbaar weinig acht geslagen op de radicale taal ervan. Veeleer had het bestuur oog voor de temperende artikels van Elias die eind november en begin december in de vnv-weekbladpers verschenen. Er werd uit geconcludeerd dat het vnv terug in de richting van het Front evolueerdeGa naar eind61. Maar het kon de Antwerpse Frontpartij niet ontgaan dat het vnv in het arrondissement zelf een serieuze bedreiging werd. Op 7 januari 1934 had in Antwerpen een vergadering plaats waarop Staf De Clercq sprak voor afgevaardigden van vnv-kernen uit Antwerpen, Borgerhout, Berchem, Brecht, Deurne, Ekeren, Brasschaat, Merksem, Niel, Burcht en Wilrijk. In februari werden zeven gewestelijke vergaderingen belegd waarop de vnv-leider het woord zou voerenGa naar eind62. Wellicht stelde De Strijd de organisatorische ontwikkeling van het vnv nogal rooskleurig voor. De ongerustheid bij het Front nam in ieder geval toe. Op de bestuursvergaderingen werden bezorgd vragen gesteld. Waren bepaalde afdelingen al dan niet naar het vnv overgestapt? Wellicht was die bezorgdheid er de oorzaak van dat de bereidheid tot onderhandelen toenam. Op 8 januari 1934 schreef het bestuur van het Antwerpse Front een brief aan Staf De | |
[pagina 131]
| |
Clercq waarin zij hem verzochten samen met twee gouwleiders het standpunt van het vnv te komen verduidelijken. Als voorwaarde werd gesteld dat het een besloten vergadering zou zijn met alleen genodigde leden van het Antwerpse Front. Aan de bijeenkomst zou geen ruchtbaarheid worden gegeven. Er zouden geen beslissingen worden genomen en de vertegenwoordigers van het Front zouden ook hun standpunt naar voren brengen. Ten slotte zou aan De Clercq een geschreven programma worden gevraagd dat onderwerp van bespreking zou zijnGa naar eind63. Op de vergadering van 20 februari 1934 kon Jan Timmermans melden dat De Clercq de uitnodiging aanvaarddeGa naar eind64. Als onderhandelingsbasis verwees de vnv-leider naar het ‘vertrouwelijk programma’ dat bij de vroegere onderhandelingen was gebruikt. Het was het zestien-puntenprogrammaGa naar eind65. De politieke commissie van het Antwerpse Front bepaalde in het licht van de nakende vergadering haar standpunt tegenover het vnv-programma. Het zestien-puntenprogramma werd punt voor punt besproken. De discussies in de schoot van de commissie zijn relevant. Na drie avonden discussiëren kwam het tot een stemming over de aan te nemen houding tegenover de Grootnederlandse doelstelling van het vnv. Tijdens de discussies bleek duidelijk dat dit punt veeleer werd beschouwd als een tactische dan als een principiële kwestie. Uiteindelijk haalde de visie het dat het Front zich niet wenste uit te spreken over Groot-Nederland. Bij punt 5 van het programma over de verwording van het toenmalige democratische parlementaire regime, werd beslist principieel vast te houden aan de verwerping van elke dictatuur. De verwerping van het marxisme (punt 8) moet vervangen worden door een verwerping van elke klassenstrijd. Corporatisme of de organische inrichting van de maatschappij (punt 5-9-10-11) is maar camouflage die ten slotte uitmondt in fascisme. Mocht het vnv hieraan toch vasthouden dan zou als ultiem compromis worden voorgesteld dat Antwerpen op ‘sociaal-economisch’ terrein ‘vrijheid van beweging’ zou behouden. Tijdens de discussies werd verwezen naar Turnhout en Limburg die ook hun autonomie hadden bewaard. Het bestuur van het Antwerpse Front besliste de vergadering van 25 februari 1934 stenografisch te laten opnemen. Het verslag is bewaard geblevenGa naar eind66. De historicus heeft dus een goede bron ter beschikking. Bij het document zit een reeks vragen over het vnv-programma die aan de vnv-leider werden gesteld. Zij behandelen elke onduidelijkheid in het vnv-programma. Zo werd gevraagd hoe het beraadslagende lichaam dat de volkscontrole moest waarborgen precies zou functioneren. Welke waren de garanties dat dit lichaam niet dezelfde gebreken zou vertonen als het huidige parlementarisme? Was het niet meer opportuun het huidige systeem te hervormen i.p.v. de afschaffing ervan te betrachten? Hoe stelde het vnv zich de afschaffing van het partijstelsel voor? Sproot daar niet automatisch een dictatuur uit voort? Wat wordt precies bedoeld met een organische inrichting van de staat? Wat houden de corporaties in? Waarom handhaafde het vnv in de partijwerking een dictatoriaal stelsel, terwijl het zich zogenaamd uitspreekt tegen de dictatuur? Op de vergadering luisterden 65 aanwezigenGa naar eind67 naar een debat tussen Staf De Clercq en Hendrik Elias enerzijds en Henri Picard en Jan Timmermans anderzijds. Staf De Clercq begon met een uiteenzetting over het nationale programma van het vnv. Hij koppelde de Grootnederlandse doelstelling aan de internationale politiek en aan de economische crisis. De Belgische buitenlandse politiek was gericht op Frankrijk en daardoor was de Vlaamse, dus de ‘Nederlandse stam’ bedreigd. België kon zijn ‘sociale werken’ niet meer betalen omdat te veel geld gespendeerd werd aan de militaire politiek ten gunste van Frankrijk. Om die redenen moest worden afgestapt van het vage begrip ‘zelfbestuur’. Vlaanderen moest los van Wallonië. Een sterke Grootnederlandse staat was de oplossing. Picard verklaarde dat het Front zich op het standpunt stelde dat over de Grootnederlandse kwestie om tactische redenen best werd gezwegen. Hij gaf toe dat dit standpunt maar een nipte | |
[pagina 132]
| |
meerderheid had en dat er geen principiële bezwaren rezen tegen de Grootnederlandse doelstelling. Elias besloot dat ook het vnv in de eerste plaats ijverde voor een politiek statuut van Vlaanderen, los van Wallonië. Het vnv meende dat dit pas mogelijk was binnen een Grootnederlands staatsverband. Er bestond dus alleen maar een tactisch verschil. De Grootnederlandse doelstelling van het vnv was dus, zoals te verwachten, niet het grote knelpunt. De discussie ging vooral over het zg. ‘sociaal-economische’ standpunt van het vnv, Elias nam hierover het woord. Staf De Clercq bleef volledig buiten de discussie. Elias stelde vast dat het sociaal-economische probleem op het voorplan stond. De internationale ontwikkeling met de nieuwe communistische en fascistische regimes droeg daartoe bij. Het vnv kon niet afzijdig blijven in de discussie over de herinrichting van het staatsgezag. Een ‘eng’ Vlaams-nationaal standpunt was achterhaald. De ‘jeugd’ vroeg bovendien leiding op dit gebied. Het vnv ontwikkelde een eigen ‘solidaristisch’ of ‘organicistisch’ programma dat een ‘middenweg’ betrachtte tussen uiterst rechts (‘kapitalisme en liberalisme’) en uiterst links (‘marxisme’). De middenweg impliceerde een ‘organische, democratische, corporatieve staat’. In die staat zouden de ‘kleurpolitieke’ belangen vervangen worden door ‘groepsbelangen’, gecontroleerd door een ‘beraadslagend lichaam (bijv. een parlement) [...]. Wij willen desnoods een sterke volmachtenregering, alhoewel wij dit niet openbaar maken om geen drang los te maken naar een “sterke” hand, die “Belgisch” zou zijn, dus tégen ons’. Zo'n sterke regering was pas denkbaar in een Grootnederlandse staat. ‘Indien wij meester zouden zijn, zouden wij geen macht laten aan de franskiljons.’ De partijen moesten volgens Elias verdwijnen. De staatskatholieke en de socialistische partij zouden ‘instorten’ bij de inrichting van het ‘nationaal syndicalisme’. In verband met het antimilitarisme vermeldde Elias dat het vnv het oude anti-militaristische standpunt bleef aankleven. Over de interne partijwerking was Elias bijzonder openhartig: ‘Er is inderdaad een soort “dictatuur”, doch wij stelden onszelf niet aan. Wij zochten de beste onder ons - dit is Staf De Clercq. Wij wilden geen ellenlange besprekingen over programma's en hebben de knoop doorgehakt en gaan de harde strijd aan!’ Jan Timmermans legde in een lange repliek al de onduidelijkheden en de gevaren van Elias' redeneringen bloot. Het waren de opmerkingen die al aan bod waren gekomen op de vergaderingen van het Frontbestuur en die besloten lagen in de vragenlijst. Hij stelde ook vragen over de plaats van de vrijzinnigen in het vnv, waarbij hij verwees naar de koppeling in de vnv-pers van katholicisme en solidarisme. Zijn conclusie was dat het Antwerpse Front de theorieën van het vnv als een vrije kwestie moest kunnen beschouwen. Timmermans deed dus, zoals vooraf afgesproken, het ultieme voorstel, waarbij het Antwerpse Front als een autonome groep zou aansluiten bij het vnv. Elias repliceerde dat het vnv niet op principiële standpunten kon terugkomen. De opmerkingen van Timmermans raakten immers de principes. Op het voorstel werd dus niet ingegaan. Timmermans besloot dat men nu even ver stond als toen de onderhandelingen in september 1933 waren afgesprongen. Was dat wel zo? Herman Vos had toen op dezelfde principiële gronden de inschakeling van het Front afgewezen. Timmermans bood nu de inschakeling van het Front als onafhankelijke groep aan. Het voorbeeld van de beide kvv's stond hem voor ogen. Maar anders dan in Limburg en de Kempen beschikte het vnv in Antwerpen over een eigen organisatie. Staf De Clercq had in het begin van de bijeenkomst al laten weten dat het vnv zijn actie in het Antwerpse gewest zou voortzetten, ongeacht het resultaat van de vergaderingGa naar eind68. De bijeenkomst liep dus op niets uit. Tot dezelfde conclusie kwam het arrondissementeel bestuur van de Antwerpse Frontpartij bij de evaluatie van de gesprekken. Een toetreding tot het vnv werd met grote meerderheid van stemmen afgewezen (35 stemmen tegen 7 | |
[pagina 133]
| |
en 2 onthoudingen). De bestuursleden meenden dat het Front zich nu moest profileren. Er moest actief worden geageerd tegen het vnv. Een kordate houding was nodig want, zo merkte een bestuurslid op, ‘onze leden zijn aan het wankelen’Ga naar eind69. Op 25 maart 1934 bracht Jan Timmermans op een algemene ledenvergadering verslag uit van de onderhandelingen. Hij stelde voor het eigen democratische en godsvredeprogramma als onderhandelingsbasis te nemen. De vergadering viel hem vrijwel unamiem bijGa naar eind70. Staf De Clercq ging intussen onverminderd voort met de stichting van vnv-kernen in het arrondissement. Midden maart sprak hij zes dagen na elkaar op verschillende plaatsen. De Internationale Socialistische Anti-Oorlogsliga had het op die bijeenkomsten gemunt. De vergadering in Niel op 17 maart 1934 liep uit de hand. De Clercq en een kleine groep vnv'ers werden er door een grote groep militanten van de Liga afgetuigd. De vnv-leider werd zwaar toegetakeld en moest zich met een revolver in de hand een weg banen door zijn belagersGa naar eind71. Uiteraard werd de zaak aangegrepen om de antisocialistische campagne in de vnv-pers aan te zwengelen. Het voorval leidde tot een resem benoemingen van ‘strijdmakkers’ die Staf De Clercq hadden trachten te beschermen en die in de klappen hadden gedeeld. Maurits Lambreghts werd benoemd tot arrondissementsleider. De Antwerpse Frontpartij zond naar elke vergadering die het vnv belegde een bestuurslid om het standpunt van de partij te verdedigenGa naar eind72. Na de incidenten in Niel stuurde het bestuur een sympathiebetuiging aan de vnv-leider. De tegenstellingen tussen de Antwerpse Frontpartij en het vnv waren niet echt vijandig, maar dat nam niet weg dat de wegen verder uit elkaar liepen. De ziekenfondsen die bij het vanuit Aalst georganiseerde verbond ‘Ik Dien’ waren aangesloten, scheurden zich af en zochten samenwerking met het Kortrijkse verbond ‘Helpt Elkander’ van Gustaaf Doussy. De afdelingen van het Front kregen formeel verbod deel te nemen aan de Landdag in Kester en een dubbel lidmaatschap werd verbodenGa naar eind73. Op 6 mei 1934, de dag waarop de Landdag in Kester plaatsvond, nam de Frontpartij deel aan de eerste bijeenkomst van de ‘Vlaams-nationale godsvredefederatie’ in Gent. Naast de vertegenwoordigers van het Antwerpse Front waren er afgevaardigden uit Kortrijk (de groep rond Gustaaf Doussy), Aalst (de groep rond Karel Van Opdenbosch), het Waasland (Hector Plancquaert), Brugge en Gent. De Schelde probeerde haar rol als krant boven de partijen goed te spelen door de twee evenementen te verslaan onder één gemeenschappelijke titel: ‘Een dag van Vlaams-nationale bedrijvigheid’. Dat de vnv-leider op de Landdag fors had uitgehaald naar het Antwerpse Front kregen de lezers van de krant niet te lezenGa naar eind74. In zijn landdagrede sprak de vnv-leider aan het adres van de Antwerpse Frontpartij allesbehalve diplomatieke taal. Hij stelde dat het akkoord met Herman Vos destijds was afgesprongen, voornamelijk omdat hij niet akkoord kon gaan met de veroordeling van het marxisme in de stichtingsproclamatie van het vnv. Toen hij zijn ‘marxistisch ei’ in de Fronterskringen had gelegd, liet hij de partij in de steek. De ‘gefopte Antwerpse leiders’ weigerden de consequenties te trekken uit die ‘tragikomedie’. De boodschap was duidelijk: de Antwerpse Frontpartij bleef afzijdig omdat ze zich niet kon bevrijden van de marxistische erfenis. Voorzitter Jan Timmermans die tot dan toe gepoogd had een conflict tussen zijn partij en het vnv te vermijden, reageerde scherp in Ons Vaderland, onder een titel die weinig commentaar behoeft: ‘Grove onwaarheden’. In de Vlaams-nationale weekbladpers herhaalde Staf De Clercq op zijn beurt wat hij op de Landdag had betoogd. De onderhandelaars van het vnv, Hendrik Borginon, Hendrik Elias en Ernest Van den Berghe konden dit volgens hem bevestigenGa naar eind75. Een van de onderhandelaars, Hendrik Borginon, stuurde prompt een brief aan De Clercq waarin hij diens versie logenstrafte. Voor hem stond het vast dat er tussen het vnv en het Antwerpse Front nooit anders dan dubbelzinnigheden hadden bestaanGa naar eind76. Na die schermutseling bleef het de volgende maanden stil op het onderhandelingsfront. | |
[pagina 134]
| |
Het Antwerpse vnv nam de Frontpartij aanhoudend op de korrel. Uit de verslagen van de bestuursvergaderingen van de Frontpartij blijkt dat de organisatie onder toenemende druk kwam te staanGa naar eind77. Op 28 mei 1934 wordt gemeld dat de Vlaams Nationale Wacht - de militantenorganisatie van het Front - zich voortaan onafhankelijk zou opstellen en niet langer Ons Vaderland zou colporteren. Op 11 juni werd bekendgemaakt dat de tot dan toe bij het Front aanleunende kring ‘Kunst en Vermaak’ ‘buiten alle politiek’ wenste te werken. Hij maakte niet langer gebruik van ‘Malpertuus’, het belangrijkste Vlaams Huis van het Front. Geregeld is er sprake van de ‘onzekere’ houding van lokale verantwoordelijke personen. Op 9 juli 1934 wordt beslist in bepaalde afdelingen een bezoek te brengen aan de ‘afvalligen’. Voorzitter Timmermans besliste een onderzoek in te stellen naar de reden waarom sommige afdelingen zogoed als stillagen. Dat gold zowel voor de buitengemeenten als voor de stad. Op 14 juli had een vergadering plaats van de diverse wijkverenigingen van het Front in de stad. De rapporten van de verantwoordelijke medewerkers waren over het algemeen pessimistisch. Sommigen zaten zonder wijklokaal doordat het in handen was van het vnv. De partij zat bovendien al sinds geruime tijd in financiële moeilijkheden. In juni 1934 was de schuld opgelopen tot 43.000 frank. De penningmeester verklaarde dat het onmogelijk was nog te voorzien in de bezoldiging van een secretaris. Het is duidelijk dat de Antwerpse Frontpartij in een steeds zwakkere onderhandelingspositie kwam te staan. Vanuit de eigen basis kwamen er signalen die niet veel goeds beloofden. De poging om met de ‘godsvredefederatie’ uit het isolement te geraken, kon niet slagen. Immers, de groepen die er, buiten de Frontpartij, aan deelnamen, beschikten niet over een noemenswaardige basis. Alleen het feit dat het Front als enige Vlaams-nationale organisatie over een krant beschikte, verleende nog een zeker prestige. Het Front had evenwel geen enkele zeggenschap over de krant die sinds december 1933 in handen was van Herman Van Puymbrouck. De gewezen voorzitter van de Frontpartij probeerde met zijn krant een verzoenende rol te spelen, boven de partijen. Maar doordat De Schelde hoofdzakelijk een Antwerps lezerspubliek had, was het toch vooral de Frontpartij die er een forum in vond. Van Puymbroucks bekering tot het vnv luidde de zwanezang in van de Antwerpse Frontpartij. De reden waarom Van Puymbrouck ten slotte partij koos voor het vnv had zonder twijfel te maken met de financieel benarde toestand van De Schelde. Een apart hoofdstuk gaat daarover. De hoofdredacteur hoopte door het vnv een uitbreiding van zijn lezerskring te vinden. Maar hij wilde niet de levensnoodzakelijke Antwerpse basis van De Schelde in gevaar brengen. Bij zijn overstap naar het vnv spande hij zich in om de Frontpartij mee te krijgen. Aan de oorsprong van de nieuwe ontwikkelingen lag Pieter Geyl. Geyl speelde al geruime tijd geen vooraanstaande rol meer. Zijn correspondentie met Vlaams-nationalisten stond op een laag pitje. Met Herman Van Puymbrouck had hij wel enkele brieven gewisseld toen die eind 1933 hoofdredacteur was geworden. Sindsdien had de nieuwe hoofdredacteur van De Schelde niets meer van zich laten horen. Toen Geyl in juli 1934 op huwelijksreis was in Vlaanderen had hij de gelegenheid met tal van Vlaams-nationalisten te spreken en nam hij zijn oude rol van bemiddelaar weer opGa naar eind78. Op 28 juli ontmoette hij zijn vriend Hendrik Borginon en Staf De Clercq. Het gesprek ging o.m. over de verhouding tussen het Antwerpse Front en het vnv, en over De Schelde. Naar aanleiding van dit gesprek nodigde Pieter Geyl nog dezelfde dag Herman Van Puymbrouck uit voor een gesprek, waarna de onderhandelingen begonnen tussen de beide partijen. Lode Wils hecht veel belang aan die bemiddeling van Geyl. Het beeld van Geyl die achter de schermen aan de touwtjes trekt, wordt erdoor bevestigdGa naar eind79. Mij lijkt de rol van Geyl eerder secundair. Zijn aanwezigheid in Vlaanderen kwam toevallig op het geschikte ogenblik. Uit de brief van Geyl aan Borginon, daags na zijn ontmoetingen met De Clercq en Borgi- | |
[pagina 135]
| |
non enerzijds en met Van Puymbrouck anderzijds, blijken duidelijk de bedoelingen van beide partijenGa naar eind80. Geyl gaf in zijn brief het verloop van de gesprekken weer. De indruk van Geyl was dat ‘een overeenkomst tussen [het vnv] en Antwerpen met De Schelde als prijs’ mogelijk was. ‘Wezenlijke macht’ over De Schelde was de prijs voor het feit dat het vnv niet eiste dat de Frontpartij haar beginselen zou prijsgeven. Het vnv zou bereid zijn tot een ‘werkverbond’. De Clercq wilde weliswaar de vnv-arrondissementsleider Maurits Lambreghts niet opgeven, maar hij zou hem weten in te tomen. Daartegenover moest het Front zich ertoe verbinden niet te zullen ‘binnendringen’ in homogeen katholieke streken. Geyl had aan Van Puymbrouck ook de verzekering gegeven, zo schreef hij nog aan Borginon, ‘dat jullie persoonlijk het ernstig menen met de democratische strekking van je programma, dat jullie zomin fascistisch denken of voelen als ik, en dat onder jullie volgelingen de fascistische neigingen reeds sterk geluwd zijn en nog luwen’. Hieruit blijkt hoe slecht Geyl geïnformeerd was over het Vlaams-nationalisme. Vanuit de redelijke veronderstelling dat Geyl getrouw vertolkte wat hij van Borginon en De Clercq had vernomen, mag men wel besluiten dat de eerste nog steeds volop aan wishful thinking deed terwijl de tweede uit tactische overwegingen zijn werkelijke inzichten versluierde. En Van Puymbrouck? Hij verklaarde dat hij het onvruchtbare, wrokkige en kleinzielige gedoe van het Antwerpse Front al lang beu was, dat hij veel voelde voor de autoritaire partijwerking van het vnv en dat hij blij verrast was door wat hij vernam van Geyl. In verband met De Schelde beweerde hij geen ambities te hebben. Hij had alleen geprobeerd het blad te redden. Hij wilde geen eigen politiek voeren en gaf toe dat De Schelde een profiel miste. Maar ook hij stelde een prijs: het vnv moest zich ertoe verbinden 5.000 nieuwe abonnees te werven. Op 30 juli 1934 had een nieuw gesprek plaats tussen Geyl, Borginon en Van Puymbrouck. Staf De Clercq was die dag op reis vertrokken. Gedurende de daaropvolgende dagen vatte Van Puymbrouck zijn diplomatiek offensief aan. Hij voerde gesprekken met Bert D'Haese en Ernest Van den Berghe (de Aalstenaars die opnieuw een krant roken), met vertegenwoordigers van de Frontpartij (Jan Timmermans, Leo Augusteyns, Karel Angermille) en met figuren van De Schelde (August Borms, Adelfons Henderickx en Karel Peeters). Over die gesprekken werden geen documenten teruggevonden. Er is wel het relaas van Herman Van Puymbrouck in een brief aan Staf De Clercq, 18 augustus 1934Ga naar eind81, en wat Hendrik Borginon omtrent dezelfde tijd erover schreef aan de vnv-leiderGa naar eind82. Borginon geloofde niet dat een akkoord met Antwerpen op basis van één programma mogelijk was. Hij meende dat het Antwerpse Front buiten het vnv moest blijven en dat een vriendschappelijke samenwerking betracht moest worden. Borginon nam dus Geyls redenering over, wellicht omdat hij vreesde dat de opname van het Front in het vnv het einde van de laatste democratische Vlaams-nationale partijorganisatie zou betekenen. Herman Van Puymbrouck meende dat een akkoord mogelijk was. Het Antwerpse Front zou ‘geen kunstmatige godsvredegroepen meer tot stand brengen’, wat concreet inhield, aldus Van Puymbrouck, dat het Front Karel Van Opdenbosch en Gustaaf Doussy zou prijsgeven. Het vnv moest bereid zijn Maurits Lambreghts ‘in bedwang’ te houden. Van Puymbrouck maakte duidelijke avances. Hij schreef dat hij zich had teruggetrokken uit de Antwerpse organisatie, dat hij geen ‘wilde’ wenste te blijven en dat er in het vnv veel was dat hem aantrok. Hij had een ‘gewetensonderzoek’ gedaan waarvan hij de schriftelijke neerslag toezond. ‘Mochten deze beschouwingen een basis van bespreking kunnen vormen [...] dan zou ik voorstellen dat er slechts één organisatie zou zijn: het vnv met zijn huidige leider.’ Van Puymbroucks ‘gewetensonderzoek’ bracht hem ertoe de ‘godsvrede-idee’ zoals de Frontpartij die formuleerde van de hand te wijzen als totaal achterhaald. De nieuwe tijd vergde nieuwe strijdmethodes en nieuwe vormen. De redenering die Van Puymbrouck vervolgens ontvouwde, is interessant. Zij toont aan hoe gemakkelijk een bepaalde interpretatie van de ‘godsvrede’ kon leiden tot een totalitaire opvatting: | |
[pagina 136]
| |
‘Wie begint met te verklaren, dat men rekening moet houden met de democratische tradities in Vlaanderen [...] en dat deze traditie ten grondslag moet liggen aan de Vlaams-nationale actie, die legt op deze actie een servitude, welke haar verlamt. Hij kan onze man niet zijn. Wie begint met te verklaren, dat hij liever geen zelfstandig Vlaanderen zou wensen indien dit niet wordt geregeerd volgens fascistische of nationaal-socialistische leerstelsels, die knoopt het lot van Vlaanderen al te zeer vast aan de betaling van een enkele wissel. Hij kan onze man niet zijn. Wie politiek-katholieke, liberale, socialistische of communistische achterpoortjes wenst open te houden, kan onze man niet zijn.’ Belangrijk aan bovenstaande redenering is dat het democratische principe plots wordt gezien als niet-verenigbaar met het Vlaams-nationalisme. De democratie wordt over dezelfde kam geschoren als het fascisme. Op 2 september 1934 verwerkte Van Puymbrouck die redenering in het hoofdartikel van De Schelde. Het eindigde: ‘[...] er moet leiding zijn - eenheid van leiding, zeker en vast - leiding van Eén, misschien.’ Op 16 september 1934 publiceerde De Schelde een interview van Herman Van Puymbrouck met Staf De Clercq onder de titel: ‘Eendracht! Eenheid! Leiding! Wij stellen ons op in gesloten gelederen!’. De Clercq herhaalde de bekende standpunten. In dezelfde krant verscheen een verklaring van Jan Timmermans die, nadat hij inzage had gekregen van het gesprek met de vnv-leider, om een reactie werd gevraagd. Timmermans stelde dat het staatkundige doel van het vnv volledig kon worden bijgetreden. Bij het sociaal-economische programma stelde hij dat dit destijds werd afgewezen maar dat nu rekening moest worden gehouden met de ‘geest des tijds’. Timmermans meende dat uit de verklaring van De Clercq bleek dat hij niet zozeer het parlement als instelling ter discussie stelde, maar wel ‘de volstrekt onbevredigende en schuldige wijze’ waarop de parlementsleden met het belang van de natie omsprongen. ‘Waar de verklaringen van Staf De Clercq deze inzichten dekken,’ zo stelde Timmermans, ‘achten wij hier tevens samen werking mogelijk en nodig.’ Ook de autoritaire partijvorm schrikte hem niet af, op voorwaarde dat ‘die leiding niet absoluut [zou] zijn, en dat het contact tussen leiding en massa een wezenlijkheid [zou] blijven’. De massa moest ‘recht van kritiek’ hebben. Hij besloot: ‘Waar de huidige verklaringen van Staf De Clercq in deze richting gaan, aarzelen wij geen ogenblik meer te zeggen aan al onze strijdgenoten [...] de weg ligt open.’ In feite was het Timmermans die een heel stuk weg in de richting van het vnv had afgelegd. Aan de standpunten van De Clercq was immers niets wezenlijks veranderd. Staf De Clercq was alvast niet gelukkig met Timmermans' gecamoufleerd bochtenwerk. Nog dezelfde dag schreef hij aan Van Puymbrouck dat hij ten zeerste ontgoocheld was omdat hij het voorstelde alsof er iets gewijzigd was aan de stichtingsproclamatie van het vnvGa naar eind83. Formuleringen zoals die over het contact tussen leiding en massa waren sofismen: ‘De heer Timmermans kent de inrichting en de geest van onze kampformatie. Aanvaardt hij dat ja of neen?’ De Clercq besloot dat de verklaring van Timmermans beter niet was afgedrukt. In ieder geval wenste hij onder soortgelijke condities geen inschakeling van de Frontpartij. Wel liet hij de weg open voor een ‘werkverbond’. Herman Van Puymbrouck antwoordde dat men niet te veel rekening moest houden met Jan Timmermans: ‘Hij voelt de strop om zijn hals. Hij wil zich nog wijsmaken, dat de strop niet helemaal zal worden dichtgehaald. [...] Hij wil zijn medestanders langzaam [...] voorbereiden [...] op een gewisse dood. Hij wil de pil vergulden.’ En Van Puymbrouck praatte Staf De Clercq naar de mond: ‘[gij moogt] [...] geen haarbreed van uw vnv-standpunt afwijken. Gij aanvaardt geen enkele reserve van Timmermans. Gij moet de Antwerpse hoogmoed breken’. Op 19 september 1934 kwam het in de politieke commissie en het dagelijks bestuur van het Front tot een discussie over hoe gereageerd moest worden. De vergadering had via Van | |
[pagina 137]
| |
Puymbrouck de reactie van De Clercq op de verklaring van Timmermans vernomen. Een bestuurslid noemde de brief een ‘koud stortbad’. De Clercq eiste noch min noch meer onderwerpingGa naar eind84. Toch stelde de vergadering een tegemoetkomende motie op waarin werd verklaard dat de uitlatingen van Timmermans en De Clercq in De Schelde ‘de weg openen tot een gebeurlijke overeenkomst tussen het Vlaamse Front en het vnv’. Drie afgevaardigden werden gemandateerd om met de vnv-leider te onderhandelenGa naar eind85. De motie werd unaniem goedgekeurd door de vergadering, behalve door Leo Augusteyns die zich onthield. Hij bevond zich als voorzitter van de ‘godsvredefederatie’ in een delicate positie. Jan Timmermans, Arseen Kennes en Karel Peeters werden aangeduid als onderhandelaars. De laatste had er in de vergadering op aangedrongen de verstandhouding met het vnv ter wille van De Schelde niet in gevaar te brengen. Op 20 september hadden de nieuwe onderhandelingen plaats. Staf De Clercq liet geen enkele onderhandelingsruimte. Hij herhaalde zijn bezwaren tegen de manier waarop Timmermans een eventuele overeenkomst had voorgesteld in De Schelde. De Clercq besloot dat er op geen enkele wijze en op geen enkel punt afbreuk kon worden gedaan aan het vnv-programma. Het was te nemen of te laten. ‘Het gaat er dus om, mijne heren, dat gij en uw volgelingen zoudt uitmaken of gij deze opvattingen [...] kunt aanvaarden.’ Was het antwoord positief, dan is er maar één procedure mogelijk: ontbinding van de bestaande organisatie en individuele toetreding van al degenen die het vnv-programma en de vnv-tucht aanvaarden. Was dat niet mogelijk, dan kon nog de mogelijkheid van een ‘werkverbond’ onder ogen worden genomen. In het laatste geval zou het Front elke activiteit in andere arrondissementen moeten stopzetten en dus de ‘godsvredefederatie’ laten schieten. In ruil daarvoor zou het vnv bereid zijn tot een beperkte samenwerking in de provincie Antwerpen. De Clercq zette het Front dus het mes op de keel. Ook Van Puymbrouck werd onder druk gezet. Ondanks zijn openlijke sympathiebetuigingen aan het vnv en zijn diplomatiek offensief om het Front bij het vnv in te lijven, bleef De Schelde een onduidelijke koers varen. De vnv-persleider publiceerde weliswaar op 17 september 1934 een artikel ‘De Schelde wordt weerom onze Standaard’, waarin hij betoogde dat De Schelde toetrad tot ‘de vernieuwde beweging’ en dat het vnv een offensief inzette voor de krant. Dat nam niet weg dat de berichten van de Frontpartij en haar organisaties bleven verschijnen. De krant bleef, tot grote woede van de leider van de Sociale Centrale van het vnv, nog steeds inlichtingen publiceren over ‘Helpt Elkander’, het ziekenfonds van de groep rond Gustaaf DoussyGa naar eind86. Ook vergaderingen van de ‘godsvredefederatie’ bleven aangekondigd. Staf De Clercq eiste dat De Schelde zich eerst als een vnv-krant zou opstellen vooraleer de partij zich zou inspannen om de krant nieuw leven in te blazen. Van Puymbrouck weerde zich als een duivel in een wijwatervat om zelf de controle te bewaren. Tegelijk putte hij zich uit om zijn onvoorwaardelijke loyauteit aan de vnv-leider te betuigen. Op 23 september 1934 schreef hij als antwoord op een brief waarin De Clercq allerlei eisen had gesteld: ‘Gelieve er rekening mee te houden, dat ik lid ben van het vnv, dat ik [...] evenals ieder lid vanwege de algemeen leider slechts bevelen heb te ontvangen.’Ga naar eind87 Maar voorlopig veranderde er weinig met De Schelde. Van Puymbrouck wenste in Antwerpen tot elke prijs eenheid om er een stevige basis voor zijn krant (en zijn positie) te kunnen handhaven. Begin oktober 1934 stemde het arrondissementeel bestuur over een toetreding tot het vnv onder de gestelde voorwaarden. 27 leden stemden tegen, 7 voor en 9 onthielden zichGa naar eind88. Voorzitter Jan Timmermans, die voor had gestemd, verklaarde niet langer de verantwoordelijkheid voor de toestand te willen dragen. Staf De Clercq vroeg in die omstandigheden aan Van Puymbrouck met De Schelde openlijk positie te kiezen voor het vnv om aldus invloed uit te oefenen op de Algemene Vergadering van het Front. Indien de stemming ook daar negatief zou uitvallen, zou Staf De Clercq openlijk stelling nemen tegen verdere onderhan- | |
[pagina 138]
| |
delingen. Als De Schelde nu geen positie koos, zou daaruit de conclusie worden getrokken. Timmermans kon maar best onmiddellijk ontslag nemen. Een verantwoordelijke positie in het vnv werd hem gewaarborgd. Op 9 oktober had een Algemene Ledenvergadering plaats van de Frontpartij. Ondanks de houding van het arrondissementsbestuur enkele dagen eerder, werd gestemd over een motie voor de toetreding. De uitslag was opnieuw negatief: 109 stemmen tegen, 78 voor en 27 onthoudingen. Jan Timmermans, Karel Peeters en Arseen Kennes hadden voor de motie gepleit. Leo Augusteyns kantte zich er radicaal tegen. Timmermans en Peeters namen prompt ontslag uit het bestuurGa naar eind89. In De Schelde stelde Van Puymbrouck de stemming voor als een overwinning voor het eenheidsstandpunt. De honderd ‘godsvredemaniakken’ hadden slechts uit wrok tegen het vnv gehandeld. Dezelfde dag verscheen in de krant een artikel van Hendrik Elias onder de titel ‘De grondslagen van het vnv’. Daarin verkondigde hij dat het vnv het pleit in Vlaanderen had gewonnen. Dat een meerderheid van de leden van het Front tegen de inlijving was, ondanks het pleidooi van een aantal van hun leiders en ondanks de houding van De Schelde, werd zonder meer van tafel geveegd. Van Puymbrouck zou midden november een enquête houden onder de lezers van De Schelde. Hun werd gevraagd of zij het ermee eens waren dat De Schelde voortaan onder de vlag van het vnv zou varen. 93% van de lezers was het ermee eens, aldus Van Puymbrouck...Ga naar eind90 Op dat moment had hij zich al met veel pathos openlijk een volgeling van Staf De Clercq verklaard. Op 30 oktober had hij in de krant uitgeroepen: ‘Ik word geroepen. Hier ben ik! Heil de Leider!’ Op 10 december 1934 nam Jan Timmermans ontslag uit de Frontpartij. Karel Peeters had dat al eerder gedaan. Zij stapten over naar het vnv. Van Puymbrouck ontsloeg Karel Angermille als redactiesecretaris van De Schelde; Adelfons Henderickx nam zelf ontslag uit de raad van beheerGa naar eind91. Ons Vaderland trok van leer tegen De Schelde en de ‘vaandelvluchtigen’. Er kwam zelfs een heuse actie op gang waarbij adverteerders en abonnees werd gevraagd De Schelde te boycotten omdat het de ‘verkapt fascistische ideeën van het vnv’ verdedigdeGa naar eind92. De geesten scheidden zich. Het Antwerpse Front kwam verhakkeld uit de onderhandelingen. Een deel van zijn bestuur was naar het vnv overgestapt. Met het ontslag van voorzitter Timmermans verloor het bovendien een provincieraadslid en tegelijk één van de twee gemeenteraadsleden in de stad Antwerpen. De beide andere politici in de provincie, Arseen Kennes en Seraf Trio, bleven voorlopig lid van het Front. Leo Augusteyns werd de nieuwe voorzitter van de Frontpartij. Uit de randgemeenten stapten enkele gemeenteraadsleden over naar het vnv. Ook de basis was verdeeld. Het liet zich aanzien dat een groot deel spoedig naar het vnv zou overstappen. De partij beschikte niet langer over een krant. De Schelde zou zich integendeel ontpoppen als een hevige bestrijder van het Front en de ideeën waarvoor het opkwam. De Antwerpse Frontpartij zou steeds verder ineenschrompelen. Net voor de verkiezingen van 1936 kwam het opnieuw tot een scheuring toen een deel van de partijleiding opstapte omdat zij het niet eens was met de samenwerking met het vnvGa naar eind93. De Frontpartij werd een strikt Antwerpse aangelegenheid en werd ten slotte ook daar marginaal. De geschiedenis van de onderhandelingen tussen het Antwerpse Front en het vnv toont aan hoe zwak de democratische gevoelens waren in het Vlaams-nationalisme. De zwakheid zat ook in de interpretatie die na het verdwijnen van Herman Vos aan de ‘godsvrede’ werd gegeven. Het fascisme en de democratie werden vrije kwesties. Beide maatschappelijke opvattingen moesten naast elkaar kunnen bestaan in één organisatie. Deze opvatting van de ‘godsvrede’ dreef het Front telkens weer naar de onderhandelingstafel waar het op een onverzettelijke vnv-leider stootteGa naar eind94. Het feit dat het Front vanuit een defensieve positie reageerde, was ontegensprekelijk ook een element van zwakte. Zeer typisch daarvoor is de toon van de programmabrochure, uit- | |
[pagina 139]
| |
gegeven door de ‘godsvredefederatie’ en waar kritiek werd gegeven op het vnv dat zou ijveren voor een fascistische structurering van het Vlaamse volkGa naar eind95: ‘Wij begrijpen de jongeren niet die er zich door laten meeslepen. Er is iets tragisch in de houding die zij aannemen en die heel wat afwijkt van de opvattingen en de idealen waarvoor wij uitkwamen toen wij jong waren. [...] Wij zeggen aan de jeugd dat het niet past dat zij aan een conservatieve revolutie [...] meedoet [...], dat zij tenminste de weg zou moeten kiezen waarop zij degenen zal ontmoeten die voor verbetering zijn, niet voor verbetering door behoud, maar voor verbetering door vooruitgang. Wij geven graag toe dat de democratie niet gegeven heeft wat men van haar in rechte was te verwachten, maar wij voegen erbij dat dit niet toe te schrijven is aan 't beginsel van medezeggenschap van het volk [...]. Het beginsel van medezeggenschap [...] is de vrucht van een eeuwenlange strijd [...]. Het zou onverantwoordelijk zijn vanwege de jongeren deze erfenis te laten verloten gaan. Daarom moeten zij alle fascistisch gedoe van zich afwerpen.’ Hoe terecht de kritiek op het sociaal programma van het vnv ook was, het valt te betwijfelen of hij veel indruk maakte op de jongeren. Zij zagen een partij die dynamisme uitstraalde, die een betere toekomst beloofde en die voor elk probleem over een eenvoudig recept beschikte. Men kan de vraag stellen waarom Staf De Clercq zo onbuigzaam onderhandelde, anders dan bijv. in Limburg en de Kempen waar hij de beide kvv's hun eigenheid gedeeltelijk liet behouden. Paste de vnv-leider een ‘salamitactiek’ toeGa naar eind96? Het lijkt er eerder op dat hij zich bedreigd voelde door de oprichting van de ‘godsvredefederatie’. Het opbreken van deze coalitie was zijn allereerste betrachting. Hij wilde tot elke prijs vermijden dat het Front uit zijn territorium zou breken. Hij was pas bereid een ‘werkverbond’ te sluiten als het Front zijn ambities ter zake opborg. Thomas Debacker en Gerard Romsee hadden geen ambities buiten hun politieke territoria. Dat was een belangrijk verschil. De toetreding van Herman Van Puymbrouck tot het vnv enerzijds en van enkele vooraanstaande leiders van de Frontpartij anderzijds, creëerde nieuwe organisatorische problemen. Het is duidelijk dat de nieuwgekomenen zich niet zouden tevreden stellen met ondergeschikte posities in de partij. Van Puymbrouck had natuurlijk De Schelde waarmee hij een belangrijke rol kon spelen. Hij werd bovendien op 12 december 1934 benoemd tot leider van de vnv-Cultuurcentrale. Daarmee kreeg hij als enige Antwerpenaar zitting in de Hoofdraad. Maurits Lambreghts werd gepasseerd en voelde zich bovendien in zijn positie van Antwerps leider bedreigd nu de gewezen voorzitter van het Front, Jan Timmermans, toegetreden was tot het vnv. Uit de correspondentie tussen Van Puymbrouck en de vnv-leider blijkt dat Van Puymbrouck bepaald geen hoge pet op had van Lambreghts. Hij verzekerde De Clercq dat hij met die man in een impasse was terechtgekomenGa naar eind97. De Clercq wenste zijn arrondissementsleider echter niet op te geven. Jan Timmermans werd op 8 februari 1935 benoemd tot gewestleider voor Antwerpen. Hij was toen ook gemeenteraadslid in Borgerhout en provincieraadslid. Zijn invloed in het vnv steeg aanzienlijk, te meer omdat hij in De Schelde steun kreeg door de aanwezigheid van Karel Peeters. Lambreghts werd gepaaid door zijn aanstelling tot waarnemend gouwleider. Op 28 april 1935 vond in Antwerpen een eerste grote vnv-manifestatie plaats. Maurits Lambreghts trad er naast Staf De Clercq op als arrondissementsleider en gouwleider van Antwerpen. Maar het was Jan Timmermans die de vergadering voorzatGa naar eind98. Op de plaatselijke vergaderingen, de gewestelijke en de arrondissementsvergaderingen die zeer regelmatig plaatsvonden, treffen we steeds dezelfde sprekers aan: naast Lambreghts en Timmermans ook nog Frans Wildiers, en vanaf het voorjaar 1936 de arts Edgar Lehembre die al actief was geweest in de Antwerpse Kristelijke Vlaamse Volkspartij van René Lagrou en Dries Van | |
[pagina 140]
| |
Rompaey. Thierry Vanderkindere die de ontwikkelingsgang van het vnv in het arrondissement Antwerpen bestudeerde, komt niettemin tot de vaststelling dat de werking van het vnv voor de verkiezingen van 1936, behalve dan in de agglomeratie Antwerpen, niet veel voorstelde. Er waren wel enkele goed functionerende afdelingen, maar daar bleef het bij. Lang niet alle gemeenten hadden een plaatselijke kernGa naar eind99. Het kader liet evenzeer te wensen over. Lambreghts was een weinig soepele en onpopulaire man. Het vnv voelde zich bij de verkiezingen van 1936 in ieder geval nog niet sterk genoeg om de verkiezingsstrijd alleen aan te gaan. Een kartel met de Frontpartij werd noodzakelijk geacht. Om dat mogelijk te maken moest men een voor beide partijen aanvaardbare lijsttrekker vinden. Dat zorgde in het arrondissement opnieuw voor zware spanningen. | |
2.6.2.2 Arrondissement Turnhout: de moeizame toetreding van Thomas DebackerIn de zomer van 1933 schreef De Nieuwe Kempen, het blad van de Turnhoutse kvv, geconfronteerd met de Westvlaamse voorstellen voor de eenmaking dat alles wat tegen nationaal-socialisme en fascisme ingebracht kon worden van toepassing was op de voorstellen. ‘Want op de keper beschouwd, is het bestreden ontwerp, in zijn grote trekken niets anders dan een schier niet gewijzigde kopie van Van Severens Dinaso, dat zelf maar een postiche [sic] is van het fascisme en het Hitlerianisme.’Ga naar eind100 De anonieme steller pleitte voor de handhaving van een neutraal standpunt ten aanzien van alle sociale en economische problemen. Niet iedereen in het arrondissement was het daarmee eens. De Nieuwe Kempen gaf ook de andere zijde een stem. De Geelse arts en medewerker van Thomas Debacker, Aloïs Verwaest, schreef dat in deze tijd een neutrale houding niet meer mogelijk was. Het Vlaams-nationalisme kon maar succes hebben als het andere sociale verhoudingen nastreefde. De democratie had haar onmacht bewezenGa naar eind101. Op 7 oktober 1933 publiceerde De Nieuwe Kempen zonder enige commentaar de stichtingsproclamatie van het vnv. De volgende week publiceerde Aloïs Verwaest een commentaar onder de titel ‘Nieuw in wezen, nieuw naar de geest’. Met de stichting van het vnv had de Vlaams-nationale strijd eindelijk de eenzijdige parlementaire en partijstrijd achter zich gelaten. Het bestaande partijenstelsel, ‘waarin de negentiende der leden meelopers zijn’, moest verlaten worden voor een ‘een ware volksgemeenschap’ waarin ‘de meestbegaafden, de meest hoogstaanden [...] een leidende rol vervullen en hun verantwoordelijkheid opnemen’. En Verwaest eindigde: ‘Staf De Clercq, we hebben uw ordewoord ontvangen! Hier in de Kempen staan we paraat.’Ga naar eind102 Op 15 oktober 1933 had in aanwezigheid van Staf De Clercq een arrondissementsvergadering plaats waarop de kvv-afgevaardigden beslisten hun partij te ontbinden en op te gaan in het vnv. Thomas Debacker voerde er het woord. Hij keerde zich vooral tegen degenen die beweerden dat het vnv een antidemocratische of fascistische formatie zou zijnGa naar eind103. Ondanks alle intentieverklaringen was er per 15 oktober 1933 allerminst sprake van een Kempense vnv-afdeling. De kvv bleef gewoon verder werken en Thomas Debacker trad niet op als vnv-arrondissementsleider. Ook in de vnv-pers verscheen geen woord over een eventuele benoeming. Staf De Clercq gaf in februari 1934 Reimond Tollenaere de opdracht zich bezig te houden met de Kempen. Tollenaere kwam al onmiddellijk tot de conclusie dat men Thomas Debacker maar beter links kon laten liggen. De Clercq vond het een weinig realistisch voorstel en beval Tollenaere verder met Debacker te onderhandelenGa naar eind104. Dat moet de propagandaleider | |
[pagina 141]
| |
zwaar gevallen zijn. Hij had bepaald geen hoge dunk van de Kempense volksvertegenwoordiger en van sommige van zijn medewerkers. De Nieuwe Kempen noemde hij ‘bijna het domste blad van Vlaanderen’Ga naar eind105. Aloïs Verwaest, de enige die genade vond in Tollenaeres ogen, werd systematisch uit het blad geweerdGa naar eind106. Op één uitzondering na vindt men inderdaad geen artikels meer terug van VerwaestGa naar eind107. Op 7 april 1934 nam Thomas Debacker voor het eerst zelf duidelijk stelling. Hij reageerde scherp tegen de opvatting dat het Vlaams-nationalisme zich moest voorbereiden op een gewelddadige machtsovername. De titel was al duidelijk genoeg: ‘Neen kameraden!’. Het Vlaams-nationalisme moest ‘terug naar het gebroken geweer’, hoezeer dit sommige jongeren ook zou ontgoochelen. Omstreeks dezelfde tijd ondertekende Debacker mee een brief van Hendrik Elias waarin deze een ultimatum uitsprak tegen de opvattingen van TollenaereGa naar eind108. De week erna publiceerde Debacker enkele ‘Beschouwingen rond onze strijd’. Hij haalde scherp uit naar de antidemocraten. ‘De opruiming van de democratie, indien wij de apostelen der rechtse beweging mogen geloven, zal heil en heul brengen, zal de grote kuis uitvoeren, de volkeren nader bijeenbrengen en de hemel op aarde plaatsen. [...] Laat ons in dit alles met Vlaamse nuchterheid te werk gaan. [...] Welke ook de fouten, de tekortkomingen, ja de verloocheningen wezen van de democratie of de democraten, hoe vurig ook onze wil weze om een meer belangeloos, een sterker, een vrijstaand staatsgezag in het leven te roepen, wie zal ontkennen dat juist de medezeggenschap het levensrecht en het stoffelijk bestaan aan de massa ook in Vlaanderen heeft verzekerd? Het kan of mag niet zijn dat wij in Vlaanderen, enige beweging zouden aankleven waarbij geen minimum van volkscontrole zou gewaarborgd blijven. Want medezeggenschap ontnemen aan het volk, onder voorwendsel van volksbelang is [...] paradoxaal.’ Net voor de Landdag was dit een niet mis te verstane waarschuwing aan het adres van De Clercq. Thomas Debacker en het Kempense kvv zouden niet meemarcheren met een partij die zich principieel antidemocratisch opstelt. De Clercq besefte maar al te best dat het geen loze woorden waren, want dat hij niet de minste controle had over de zg. Kempense tak van het vnv. Het kvv was blijven bestaan als partij, De Nieuwe Kempen was een onafhankelijk blad en Thomas Debacker de onbetwiste leider die bovendien - dat is niet onbelangrijk - in 1932 op eigen kracht (dus zonder stemmen uit andere arrondissementen) werd verkozen. Debacker zou voorlopig afstand houden van het vnv. Pas in september 1934 doen zich de eerste tekenen van een kentering voor. Op 1 september 1934 publiceerde de Kempense voorman in De Nieuwe Kempen een artikel onder de titel: ‘Naar eendracht en nieuwe sterkte’. Daarin werd opnieuw de bereidheid uitgesproken om aan te sluiten bij ‘het ene Vlaams-nationale front’. Vanwaar die nieuwe toenadering? Drie omstandigheden kunnen een rol hebben gespeeld. In de eerste plaats het tijdelijk verdwijnen van Reimond Tollenaere. Het verdwijnen van de vnv-propagandaleider zal door Debacker zeker met vreugde zijn begroet. Vervolgens waren er de ontwikkelingen in Antwerpen. Op 2 september verscheen in De Schelde een artikel van Herman Van Puymbrouck dat de opening naar het vnv inluiddeGa naar eind109. Debacker was ongetwijfeld goed op de hoogte van de ontwikkelingen in Antwerpen. Mogelijk is hij vooruitgelopen op de gebeurtenissen. Een derde factor is niet hypothetisch aangezien Debacker hem zelf te berde brengt in zijn artikel. Hij verwijst naar het opgemerkte interview met Gerard Romsee in De Bilsenaar van 18 augustus 1934. Romsee had zich daarbij duidelijk uitgesproken voor de verovering van de politieke zelfstandigheid van de Vlamingen binnen een federalistisch staatsmodel. Men vraagt zich af of de gematigde Vlaams-nationalisten aan de rand van het vnv geen offensief in gang zetten om de partij naar hun hand te zetten. In de loop van september haalt De Nieuwe Kempen de banden met het vnv verder aan. Op 29 september verschijnen zelfs voor het eerst ‘berichten van de Leiding’, waarmee de vnv-lei- | |
[pagina 142]
| |
ding wordt bedoeld. Ook ideologisch was er een verschuiving merkbaar. Op 8 september schreef Debacker op de voorpagina van zijn weekblad een uitgebreid artikel over het corporatisme. Daarin betoogde hij o.m. dat het parlement ondanks het algemeen stemrecht niet de volkswil weerspiegelt. De toenadering gebeurde van twee kanten, want Debacker werd uitgenodigd voor een vergadering van de Hoofdraad, begin oktober 1934Ga naar eind110. Eind november was de kogel door de kerk. De Nieuwe Kempen publiceerde een artikel van Bert D'Haese onder de duidelijke titel: ‘De crisis is overwonnen. Heil Staf De Clercq!’Ga naar eind111. De perscentraleleider zag in de ommekeer van De Schelde de definitieve overwinning van het vnv. Thomas Debacker trok blijkbaar ook zijn conclusies. Men mag daarbij niet vergeten dat Debackers partij electoraal afhing van het arrondissement Antwerpen. Wanneer de Antwerpse Frontpartij desintegreerde - wat toen gebeurde - was Debacker aangewezen op het vnv, te meer omdat in Mechelen het Vlaams-nationalisme voorlopig verdeeld bleef. Op 14 december 1934 trad het Kempense kvv tijdens een volksvergadering in Mol officieel toe tot het vnv. Thomas Debacker onderwierp zich aan het gezag van de aanwezige vnv-leider. De Nieuwe Kempen blokletterde: ‘Inschakeling van het Arrondissement Turnhout in het vnv’. Waar eind 1933 nog een stemming onder de leden had plaatsgevonden, was dat nu niet meer het geval. De Nieuwe Kempen publiceerde van toen af geregeld artikels van de vnv-leiding. Ook Aloïs Verwaest dook op met artikels in dezelfde stijl als die welke hij in 1933 publiceerde. Toch bleef De Nieuwe Kempen zijn eigenheid behouden. Slechts bij uitzondering treft men er bijv. een artikel aan over het nationaal-socialistische DuitslandGa naar eind112. Over fascisme en nationaal-socialisme wordt vrijwel nooit geschreven. Over de eerste vnv-Landdag in 1935 geeft het blad een verslag dat niet laat vermoeden welke stijlverandering zich voltrokken heeft. De berichtgeving is in tegenstelling tot de andere vnv-bladen sober. Slogans over de ene leider e.d. blijven achterwegen. De Nieuwe Kempen filterde het partijnieuws voor haar lezers. Daaruit blijkt toch dat Debacker ideologische reserves bleef koesteren ten aanzien van het vnv. Dat de ideologische reserves moesten wijken voor electorale belangen bleek ten volle uit het feit dat Debacker zich midden 1935 het vuur uit zijn sloffen liep om de nationaal-socialist Ward Hermans in het vnv te doen opnemen zodat hij de vnv-lijst kon trekken bij de verkiezingen. Hij had daar een nieuwe crisis voor over. Dat het alternatief Reimond Tollenaere was, speelde zeker ook een rol. Ik kom later, bij de behandeling van het arrondissement Mechelen, hierop terug. Om druk uit te oefenen gaf Debacker aan Ward Hermans zelfs een forum. Vanaf augustus 1935 verschenen hoofdartikels van Hermans in de De Nieuwe Kempen, aanvankelijk nogal onschuldig, maar op 24 augustus ging het al over het ‘Noordse blok’ waartoe Vlaanderen behoorde. Toen de vnv-leider uiteindelijk zwichtte en Hermans in het vnv opnam, verdwenen zijn bijdragen uit het blad. De relativiteit van de centrale autoritaire leiding was door die kwestie eens te meer aangetoond. Thomas Debacker, vnv-arrondissementsleider van Turnhout, ging regelrecht in tegen de vnv-leider en gebruikte De Nieuwe Kempen en de Kempense organisatie als wapens om zijn wil door te drukken. Hij dwong de vnv-leider tot een concessie door de opname van Ward Hermans en door de toezegging dat Hermans bij de verkiezingen mocht opkomen op een vnv-lijst. Zelf deed hij daarbij een belofte die hij maar nakwam als het hem paste. Bij de voorwaarden waaronder Hermans in het vnv werd opgenomen stond nl. gestipuleerd dat De Nieuwe Kempen voortaan alle artikels, mededelingen en foto's die uitgingen van de vnv-Perscentrale zou opnemen. Uit niets blijkt dat De Nieuwe Kempen na augustus gedwee de vnv-richtlijnen opvolgde. Het Kempense weekblad werd de aanleiding voor een nieuw conflict toen de centrale leiding probeerde Debacker aan te tasten in zijn autonomie door hem zijn blad af te nemen. | |
[pagina 143]
| |
De wens om de vnv-weekbladpers verder te centraliseren en nog maar één titel uit te geven bestond al langer. Eind 1935 kregen de plannen concrete vorm. Op 15 december 1935 verscheen het eerste nummer van Strijd dat alle regionale vnv-weekbladen verving, met uitzondering van de Limburgse bladen en De Nieuwe Kempen. Anders dan bij de Limburgers, die ongenaakbaar bleven, werd op Debacker druk uitgeoefend om De Nieuwe Kempen te integreren. Er werd beslist dat de leden van het vns, die ook in de Kempen afhingen van de centrale vnv-leiding, niet langer automatisch De Nieuwe Kempen zouden ontvangen, maar een nieuw blad: Sinjaal. Prompt distantieerde Debacker zich ideologisch van het vnv. Op 26 oktober 1935 schreef hij het artikel ‘Wij, de Vlaamse fascisten’. Ogenschijnlijk was het een reactie tegen de regering die het vnv bestreed als een fascistische partij. In feite ging het om een stellingname tegenover de vnv-leiding. Niet toevallig haalde Debacker in zijn artikel ook uit naar het vns. Op de vns-Landdag in Aalst zou een spreker zich ten gunste van het nationaal-socialisme hebben uitgesproken. Debacker distantieerde zich van de spreker en zijn uitlatingen. Maar de oorzaak van zijn ideologische distantiëring bleek enkele weken later overduidelijk. Onder de titel ‘De Nieuwe Kempen verdwijnt niet!’ haalde hij uit naar de vns- en de vnv-leiding. De Kempense vns-leden hadden volgens Debacker vrijwel unaniem het behoud van hun blad geëist. Onder de kop ‘Toch fascisme?’ voegde hij de vns-leiders Karel Lambrechts en Marcel De Ridder toe: ‘Indien volksmedezeggenschap geen ijdel woord is, konden die heren na zulke verpletterende uitspraak door de beste onzer syndicale werkers, slechts toestemmen en zich voegend naar de klaar uitgedrukte volkswil beslissen: De Nieuwe Kempen zal dus het blad der arbeiders blijven.’ En de vnv-leiding kon het stellen met de volgende niet mis te verstane en enigszins ontluisterende bedreiging: ‘Niet enkel wordt dus De Nieuwe Kempen onttrokken aan de gesyndiceerden maar ons blad zou door een ander moeten vervangen worden. En desnoods “zal men kort spel maken met alle versnipperde particularismen”. [...] Wij stellen de vraag: waar zou het vnv wel niet naar toe gehold zijn zonder de remmende particularismen? De wordingsgeschiedenis van het vnv is een bestendig remmen geweest vanwege deze onder de leiders die nog gezond verstand hielden en zin voor werkelijkheid en mogelijkheden, tegenover bokkesprongen en dolle naäperijen. Desnoods zullen wij over dit alles breedvoerig uitweiden.’ Debacker verdedigde in het vervolg van zijn artikel het democratische model, met een parlement dat langs wegen van wettelijkheid, en dus pratend, problemen oploste. Het Kempense parlementslid had nog een bedreiging achter de hand. Een week eerder had hij een zeer positief artikel geschreven over het 16de congres van de Katholieke Landsbond dat eindigde met een uitnodiging tot het begraven van de tegenstellingenGa naar eind113. Aan wie het horen wilde, liet hij weten dat hij kartelvorming met de Katholieke Partij mogelijk achtteGa naar eind114. Blufpoker of niet, dit was een regelrechte bedreiging aan het adres van de vnv-leiding. Als De Clercq zichzelf als autoritair leider ernstig nam, kon hij dit niet tolereren. De vnv-leider ging inderdaad prompt over tot de uitsluiting van Thomas Debacker. Reimond Tollenaere, die sinds midden oktober arrondissementsleider van Mechelen was en de ontwikkelingen in Turnhout op de voet volgde, schreef dat ‘het prestige van het vnv [zou] verhogen door deze uitsluiting’. Hij vroeg het bericht zo snel mogelijk te publicerenGa naar eind115. De door de wol geverfde politicus De Clercq ging daar niet op in. Noch de vnv-pers noch De Nieuwe Kempen maakten de uitsluiting kenbaar. Beide partijen hielden de handen vrij. Toen zowat de hele Kempense organisatie haar leider volgde, bleek dat Debacker de sterkste kaarten had. In het licht van de nakende verkiezingen zou de afzijdigheid van de | |
[pagina 144]
| |
Kempense organisatie een ramp betekenen voor het vnv, te meer omdat de electorale positie van het Vlaams-nationalisme in de andere twee arrondissementen erg onzeker was. Debacker bleef bovendien lonken naar de Katholieke PartijGa naar eind116. De vnv-leider staakte in april 1936 zijn verzet. Debacker mocht zijn persorgaan behouden en de vrede werd hersteld. Thomas Debacker van zijn kant schoof zijn ideologische bezwaren plots opzij. Op de vooravond van de verkiezingen was de eenheid hersteld. De Kempense organisatie zou pas in oktober 1936 formeel terugkeren naar her vnv. Deze Kempense geschiedenis laat goed de beperkingen zien van de autoritaite structuur van het vnv. Doordat de partij wilde meedingen naar de gunst van de kiezer was zij afhankelijk van de populaire kandidaten in de arrondissementen. Aangezien die stemmentrekkers bovendien organisatorische sleutelposities bekleedden in de lokale organisaties, waren zij in feite onaantastbaar. Dit hing samen met het feit dat het vnv geen echt nieuwe partij was die van de grond af begon. Het vnv was een conglomeraat van al bestaande organisaties. In sterke en goed uitgebouwde organisaties, zoals die van de Kempen, kon de centrale autoritaire leiding alleen de schijn redden door rekening te houden met de reële machtsverhoudingen. Thomas Debacker zou in zijn arrondissement de teugels niet uit handen geven. Dat bleek niet alleen uit het behoud van zijn eigen persorgaan, maar evenzeer uit het feit, zoals verder zal blijken, dat hij de contributies uit de Kempen niet aan de centrale partijkas overmaakte en dus financieel onafhankelijk bleefGa naar eind117. Staf De Clercq was voldoende pragmatisch ingesteld om zich hierbij neer te leggen. Het werd de sleutel van zijn succes. Het is de vraag in welke mate Debacker zich in zijn arrondissement liet kennen als een autoritair leider. Ook hierover kan deze kwestie iets leren. Debackers avances in de richting van de Katholieke Partij werden afgewezen door zijn eigen organisatie. Op 1 maart 1936 stemde het merendeel van de leden van de arrondissementsraad tegen een kartelGa naar eind118. Debacker hield rekening met dit verdictGa naar eind119. Het dreigende isolement, het gevolg van de breuk met het vnv en van de houding van zijn eigen achterban tegenover de Katholieke Partij, was wellicht ook een factor die Debacker terug in de richting van het vnv dreef. In zekere zin was het voortbestaan van een democratisch partijmodel een factor in de hernieuwde aansluiting van de Kempense Vlaams-nationalisten aan een autoritaire partij. Maar dit is natuurlijk relatief. Niets wijst erop dat Debacker zijn achterban formeel raadpleegde toen hij brak met het vnv, ook niet toen hij er met het oog op de verkiezingen, opnieuw mee samenwerkte. Er rijzen ook vragen over de waarde van Debackers democratische oprispingen. Men kan niet voorbijgaan aan het feit dat midden 1935 mede door zijn toedoen Ward Hermans in het vnv werd binnengeloodst. Hermans had toen nog maar net zijn West-Europese perspectieven uitgegevenGa naar eind120, een boek waaruit een virulent antisemitisme, een sterke bewondering voor Adolf Hitler en het nationaal-socialisme spreekt en waarin Hermans Vlaanderen een ‘Germaanse bestemming’ toedichtte. | |
2.6.2.3 Arrondissement Mechelen: Ward Hermans tegen wil en dankIn het arrondissement Mechelen was het Vlaams-nationalisme in twee groepen verdeeld. Ward Hermans had er in 1932 een Vlaams Nationaal Verbond opgericht waarmee hij contacten zocht met het Verdinaso. Daardoor kon een breuk met de Vlaams-nationale partijen binnen en buiten de provincie niet uitblijven. Hermans werd in mei 1932 uit de Vlaams-nationale kamergroep gesloten na een motie van wantrouwen, ingediend door Staf De ClercqGa naar eind121. Vanuit Aalst trachtte men vnvp-kernen te stichten tegen Hermans' groepering. Omstreeks de tijd dat het vnv werd opgericht, waren er in de Mechelse regio een zestal uit- | |
[pagina 145]
| |
gebouwde vnvp-afdelingen actief. De verkiezingen van 1932 brachten aan het licht dat Ward Hermans met zijn Vlaams Nationaal Verbond de meeste aanhang had, maar de Mechelse vnvp bewees meer te zijn dan een splintergroepering. Hermans schoot er wel zijn kamerzetel bij in, hetgeen de verwijdering tussen hem en de andere Vlaams-nationale tenoren bevorderde. Staf De Clercq probeerde het vnv in Mechelen op te bouwen, niet met de partij van Hermans - die meteen kon uitkijken naar een nieuwe naam - maar wel met de vnvp-kernen. Hij kreeg daarbij niet alleen af te rekenen met het felle verzet van Hermans, maar ook met de Antwerpse Frontpartij die in het arrondissement een voet aan de grond wilde krijgen. Het Mechelse arrondissementsbestuur van de vnvp vroeg eind oktober 1933 aan de nieuwe vnv-leiding een afgevaardigde te sturen om de ‘in de bladen gepubliceerde bescheiden betreffende de oprichting van het Vlaams Nationaal Verbond’ toe te lichten. Men verwees naar het manifest van Staf De Clercq en naar de artikels van Paul Beeckman in de weekbladpers. Daaruit werden de antidemocratische passages geciteerd. Het bestuur maakte vooral bezwaren tegen de afbraak van de democratische instellingenGa naar eind122. Op 4 november 1933 had in Mechelen een bestuursvergadering plaats met als agenda: ‘Wat is en wat wil het vnv’. Op 3 december 1933 had opnieuw een vergadering plaats voor bestuursleden en ‘vertrouwensmannen’ waarop Staf De Clercq ‘de statuten’ van het vnv kwam toelichten. ‘Het is na die vergadering dat de afgevaardigden een princiepsbesluit kunnen nemen, voor zichzelf, zonder verbintenis voor hun afdeling die slechts uitspraak kan doen, na zelf voorgelicht te zijn.’ De vergadering bracht geen uitsluitsel. De Mechelse vnvp-afdelingen ontbonden zich voorlopig niet. Sommige vnvp'ers schreven de vnv-leider dat zij bereid waren hun afdeling te ontbinden op het moment dat het vnv in Mechelen voldoende tekenen van leven zou gevenGa naar eind123. Organisatorisch was dit een vicieuze cirkel, maar het relativeert ook de ideologische knelpunten. Sommige plaatselijke leiders die al zoveel overkoepelende pogingen hadden meegemaakt, wachtten gewoon af of deze poging duurzamer zou blijken dan alle vorige. Welke politieke standpunten het vnv precies verkondigde, was bijkomstig. De vnv-leider zocht contacten buiten de vnvp en de organisatie van Ward Hermans. Aan fracties en ontevredenen was er geen gebrek. Sommige ‘Hermansisten’ waren ontevreden met diens kortstondige flirt met het Verdinaso. Jongerengroeperingen als het avnj, de Jong Nederlandse Gemeenschap en de Blauwvoetbond waren in het arrondissement actief. Zij probeerden op eigen houtje een ‘concentratie’ tot stand te brengen. Dat zorgde niet bepaald voor meer duidelijkheidGa naar eind124. De talrijke brieven die de vnv-leider uit het arrondissement ontving, bewijzen vooral dat het mangelde aan een leidersfiguur. De naam van Ward Hermans werd in dit verband vaak naar voren geschoven, zelfs door zijn fervente tegenstanders. De vnv-leider wilde voorlopig niet ingaan op die voorstellen. Uit zijn reacties op de Mechelse correspondentie blijkt dat hij een uitgesproken wantrouwen koesterde jegens Hermans en dat hij hem liever buiten dan binnen het vnv zag. In februari 1935 ondernam De Clercq samen met Marcel De Ridder van het vns, een tocht door het arrondissement en legde hij talrijke huisbezoeken afGa naar eind125. Veel succes had het niet, want midden 1935 blijkt er in Mechelen nog steeds geen sprake te zijn van een gecoördineerde werking. De vnv-leider wilde het toen over een andere boeg gooien en in het arrondissement een buitenstaander inzetten. Tollenaere die toevallig in Mechelen in militaire dienst was, leek de geknipte figuur. Hij had bovendien vroeger al laten weten dat hij geïnteresseerd was om het arrondissement uit het slop te helpenGa naar eind126. Dit plan was niet naar de zin van de Kempense leider Thomas Debacker. Debacker wenste in het naburige arrondissement in de eerste plaats een partner die zijn electorale waarde had bewezen. Tijdens zijn onderhandelingen met Staf De Clercq in november 1934 naar | |
[pagina 146]
| |
aanleiding van de toetreding van het Kempense kvv tot het vnv, wierp Debacker al de eis op tafel dat Ward Hermans in het vnv zou worden opgenomen. Dat werd toen afgewezen. Debacker gaf echter niet op. Midden 1935, toen hij geruchten opving dat Reimond Tollenaete in Mechelen het roer zou overnemen, maneuvreerde hij de vnv-leider met Hermans aan de onderhandelingstafel. De Kempense volksvertegenwoordiger organiseerde vanaf juli 1935 ‘verbroederingsmeetings’ met Hermans en hij stelde De Nieuwe Kempen voor hem open. Debacker schreef op 10 juli 1935 aan De Clercq: ‘Er komt in het Mechelse, in heel de provincie Antwerpen geen samenwerking indien Ward Hermans uitgesloten blijft. Daarover palaveren helpt toch niets. [...] Wij jagen dus de kogel door de kerk met de grote meetings.’Ga naar eind127 De Clercq zwichtte en praatte op 20 augustus 1935 met Hermans over een toetreding tot het vnv. De Clercq stelde harde voorwaarden. Hermans werd voor drie maanden op proef aanvaard. Doorstond hij de proef, dan werd hij per 20 november 1935 vast lid van het vnv. Hermans mocht zonder toelating niet spreken buiten zijn arrondissement. Hij moest al zijn binnen- en buitenlandse persbijdragen voorleggen aan de persleider van het vnv. Hetzelfde gold voor alle mogelijke andere publikaties. Die voorwaarde had zonder twijfel te maken met het feit dat Hermans in zijn publikaties op extreme wijze partij koos voor het nationaal-socialistische Duitsland. Belangrijk voor het vervolg van het verhaal is dat tegen een eventuele kandidatuur van Hermans bij de parlementsverkiezingen geen bezwaar bestond. Hermans kreeg wel Reimond Tollenaere boven zich als arrondissementsleider. De voorwaarden werden schriftelijk vastgelegd en ondertekend door degenen die aan de bespreking hadden deelgenomen: De Clercq en Hermans, Thomas Debacker, Arthur Heylen en Maurits LambreghtsGa naar eind128. De samenstelling van de onderhandelingstafel wijst op de electorale belangen die op het spel stonden. Dat Lambreghts als waarnemend gouwleider aan de gesprekken deelnam is te begrijpen. De aanwezigheid van Debacker en Heylen daarentegen is maar te verklaren in het licht van verkiezingsafspraken. De Clercq maakte trouwens van de gelegenheid gebruik om ook Debacker, die vragende partij was, een concessie af te dwingen. Een van de voorwaarden voor de toetreding van Hermans was dat én Schild en Vriend (het blad van Hermans) én De Nieuwe Kempen artikels, foto's en mededelingen van de vnv-Perscentrale zouden opnemen. Hieruit blijkt overduidelijk dat de toetreding van Hermans het gevolg was van een compromis waarbij Debacker betrokken partij was. Reimond Tollenaere, kandidaat-arrondissementsleider, werd helemaal buiten de regeling gehouden. Hij schreef aan Staf De Clercq dat het verloop van de zaak voor hem krenkend was overgekomen. Hij die al zo lang Hermans in het vnv had gewild - Tollenaere drong daar inderdaad al lang op aan - werd genegeerd. Het resultaat van de onderhandelingen verheugde hem natuurlijk, maar het optreden van Debacker en consoorten noemde hij een ‘bedenkelijk precedent van tuchteloosheid’. Tollenaere was bereid de leiding over het arrondissement te aanvaarden, maar hij stelde zijn voorwaarden. Hij zag - waarschijnlijk niet ten onrechte - zijn opdracht in Mechelen als een maneuver van de gematigden om hem te neutraliseren. Daarom eiste hij een plaats in de Hoofdraad, hetzij als propagandaleider, hetzij met een andere functie. Daarnaast eiste hij, zolang hij zich nog niet als advocaat had gevestigd, een maandelijkse vergoeding van 1.000 frank voor zijn verblijf in Mechelen. Van die eisen maakte hij een breekpunt. Werd er niet op ingegaan dan zou hij zich uit het vnv terugtrekkenGa naar eind129. Op 14 oktober 1935, de dag voordat Tollenaere zijn soldatenplunje verwisselde voor een burgerpak, kreeg hij van de vnv-leider de bevestiging dat hij werd benoemd tot arrondissementsleiderGa naar eind130. Tollenaere bleef maar tot april 1936 in Mechelen. Er zijn weinig gegevens bewaard gebleven over zijn kortstondige leiderschap aldaar. Men mag aannemen dat Hermans en ook Debacker al bij de overeenkomst van 20 augustus 1935 ervan uitgingen dat Tollenaere zich onmogelijk kon handhaven als leider boven Hermans. Toen Hermans in april 1936 lijst- | |
[pagina 147]
| |
trekker werd, was het duidelijk wie in het arrondissement de echte sterke man was. Tollenaere vertrok met stille trom uit Mechelen naar Roeselare-Tielt waar hij de vnv-lijst aanvoerde. Hermans werd de nieuwe Mechelse arrondissementsleider. Hij had zijn slag volledig thuisgehaald. Het is nodig even stil te staan bij de intrede van Ward Hermans in het vnv. Uit het verhaal van zijn intrede blijkt dat Staf De Clercq daar niet zo opgetogen over was. In het uiteindelijk compromis had hij alleen maar toegevingen gedaan. Hermans van zijn kant zocht toenadering tot het vnv omdat het zijn enige kans was om met enig uitzicht op succes in het parlement te geraken. Hij was immers na zijn niet-herverkiezing in 1932 werkloos geworden. Financieel had hij het zeer moeilijk. Zijn enige bron van inkomsten was zijn pen. De brochures en artikels die hij schreef moesten opbrengen. Dat Ward Hermans partijganger werd van het nationaal-socialisme had ook te maken met zijn verwachting steun te krijgen van het nieuwe regime in Duitsland. Hij zocht koortsachtig naar correspondentschappen voor Duitse bladenGa naar eind131. Toen hij zich in mei 1933 aansloot bij het Verdinaso verbood Joris Van Severen hem zonder zijn toelating nog te publiceren. Het leidde al na enkele maanden tot conflicten en lag mee aan de basis van de verwijdering van Hermans uit het Verdinaso. Het liet zich voorspellen dat Hermans op dit punt spoedig in aanvaring zou komen met de vnv-leiding. Dat de opname van Hermans in het vnv voor moeilijkheden zorgde bij de gematigde vleugel van het vnv, is al evenmin verwonderlijk. Vooral Hendrik Borginon lag dwars. De Vlaams-nationalistische fractieleider in de Kamer had zich al veel vroeger uiterst kritisch opgesteld tegenover de ideologische ontwikkeling van het vnv. Sinds het voorjaar 1935 verklaarde hij zich binnenskamers ontslagnemend als lid van het vnv. De komst van Ward Hermans was voor hem een breekpunt. Nadat op 30 augustus 1935 de opneming van Ward Hermans in het vnv was bekendgemaakt, gaf Borginon zijn ontslag als lid van het vnvGa naar eind132. ‘Dit is een afscheidsbrief, althans wat onze samenwerking in eenzelfde Vlaams-nationale organisatie betreft,’ schreef hij op 2 september 1935 aan Staf De Clercq. Alleen al het overwegen van de eventuele opname van Hermans in het vnv, noemde hij onvergeeflijk. Daar Borginons ontslag niet werd bekendgemaakt en hij er ook zelf geen ruchtbaarheid aan gaf, bleef hij voor de buitenwereld een vooraanstaand vnv'er. Bij de verkiezingen van 1936 zou hij in de schoot van het vnv een zware crisis uitlokken in een poging in Mechelen de kandidatuur van Ward Hermans te verhinderen. Met de toetreding van Ward Hermans waren de organisatorische problemen in het arrondissement Mechelen zeker niet opgelost. Hermans werd er niet door alle Vlaams-nationalisten met vreugde begroet. Toch lijkt de formule, met Reimond Tollenaere als arrondissementsleider en Hermans als propagandist zonder functie, een gunstig effect te hebben gehad. Toen Hermans een flink halfjaar later bij de verkiezingen als lijsttrekker en arrondissementsleider optrad, werd dat zonder veel moeilijkheden aanvaard. De eenheid in het arrondissement was tijdelijk hersteld. | |
2.6.3 Gouw LimburgHet heeft geen zin de twee Limburgse arrondissementen apart te behandelen. De Limburgse kvv was één organisatie die zowel Tongeren-Maaseik als Hasselt overspande. Ook in het vnv zou de Limburse organisatie als één entiteit blijven bestaan. Dat was het gevolg van het feit dat de lokale organisatie zich maar moeizaam in het vnv integreerde. Toch werd de oprichting van het vnv in Limburg warm begroet. De Bilsenaar publiceerde op 7 oktober 1933 zonder enige commentaar de stichtingsproclamatie van het vnv. Een week later verscheen een artikel in hoera-stijl onder de titel ‘Laat ons thans bouwen aan het | |
[pagina 148]
| |
huis Vlaanderen!’. De anonieme steller liep hard van stapel: ‘Kameraden! De Clercq heeft gesproken. Wij vertrouwen in hem, wij volgen hem! Wij zullen staan achter het ene kommando, bezield met een zelfde “heilig Nederlands geloof”, bereid tot gezamenlijke strijd voor de opbouw van een nieuwe nationale volksverbonden Dietse volksgemeenschap.’Ga naar eind133 Een week later verscheen een lang artikel van senator Simon Lindekens onder de titel ‘Vooruit voor de kristelijke solidariteit van heel het Vlaamse volk in een korporatieve staat’Ga naar eind134. Lindekens onderwierp het kvv aan de vnv-leiding: ‘Wij aanvaarden het gezag van de “Hoofdraad” van het Vlaams Nationaal Verbond, samengesteld uit de hoofden der zes centrales en de gouwleiders van elke provincie, van welke Hoofdraad de gezagdragende leider zal zijn Staf De Clercq, de strijder en ware leider van het eerste uur.’ Lindekens keerde zich tegen degenen die het vnv fascistisch noemden. Het was de zoveelste lastercampagne tegen het Vlaams-nationalisme. Het nieuwe verbond stond voor een organische inrichting van de volksgemeenschap op basis van de pauselijke solidariteitsleer. Het wilde ook een grondige hervorming van de parlementaire instellingen, zonder daarbij uit te gaan van ‘vreemde leerstelsels’. ‘De nieuwe richting in het Vlaams-nationalisme heeft met fascisme of dictatuur of geweldpolitiek niets gemeens [...].’ Op 9 december 1933 had een vergadering plaats van alle kvv-propagandisten en -leiders waarop de beslissingen van het kvv-bestuur werden besprokenGa naar eind135. Hendrik Ballet leidde de vergadering. Hij stelde dat de leden moesten uitmaken of het ‘voorbereidingswerk’ en de ‘voorlopige besluiten’ die het kvv-bestuur had genomen, goed waren. Hendrik Ballet meende dat Limburg moest aansluiten. De ‘gevierde leider’ Gerard Romsee gaf ten slotte tekst en uitleg over de voorbije onderhandelingen. Het bereikte akkoord hield in dat het kvv als organisatie aansloot. Er was geen sprake van fascistische organisatie vermits de Hoofdraad een collectieve leiding vormde. Het nieuwe verbond streed op nationaal vlak voor de politieke zelfstandigheid voor Vlaanderen. ‘Wat de vorm Groot-Nederland of Dietsland betreft, hebben we in de kvv steeds onderscheid gemaakt tussen de wenselijkheid in een afgelegen toekomst - die wij ten volle aanvaarden - en de actuele mogelijkheid die niet bestaat [...]. Dat was ons standpunt, dat is het nog steeds.’ Op sociaal gebied stond het verbond voor de vestiging van een ‘organische democratie op de grondslag van het christelijk solidarisme’. ‘Het vnv eist het behoud van een doelmatig georganiseerde volksmedezeggenschap in het staatsbeleid, de eerbiediging en de bevordering van de onvervreemdbare rechten en vrijheden van de persoonlijkheid, het gezin en de godsdienst.’ Romsee besloot dat er geen principiële bezwaren bestonden tegen een aansluiting bij het vnv. Het voorstel van Gerard Romsee werd ter stemming voorgelegd. 58 aanwezigen stemden voor, 3 tegen en 1 onthield zich. Zo was het Limburgse kvv als organisatie aangesloten bij het vnv. Romsee wist dat zijn interpretatie van de stichtingsproclamatie binnen het vnv niet op een algemene consensus berustte. Precies over die interpretatie was immers de hele zomer gediscussieerd. Het is de vraag of de voorstelling van Romsee over de toetreding van de Limburgse organisatie steunde op afspraken met de vnv-leiding. Dat lijkt inderdaad het geval te zijn. Er is een niet-gedateerd en niet-ondertekend document bewaard gebleven dat waarschijnlijk de overeenkomst is waaraan Romsee refereert. Daarin staat dat ‘de doelstelling der actie in Limburg is: de verovering der politieke zelfstandigheid’ in welke vorm dan ook. Propagandistisch gezien ging de voorkeur naar een ‘experimenteel federalisme’ met Wallonië. De ‘volkseenheid van Vlaanderen en Holland’ en de noodzaak van een culturele samenwerking werden gepropageerd. Maar ‘op interpretatie worden zowel de theoretische wenselijkheid als de actuele politieke onmogelijkheid van Groot-Nederland in het licht gesteld’. Het vnv moest zich in al zijn officiële uitspraken houden aan de ‘politieke zelfstandigheid’. Volksmedezeggenschap moest gewaarborgd worden en in het vnv ‘dient iedere schijn van dicta- | |
[pagina 149]
| |
tuur vermeden’. Er bestond geen bezwaar dat er een Grootnederlandse Kernbeweging binnen het vnv opereerdeGa naar eind136. Blijkbaar dateert de overeenkomst uit de periode dat Reimond Tollenaere al actief was, want de Kernbeweging duikt pas dan op. De overeenkomst vermeldt ook de verplichting over te gaan tot de publikatie van de ‘definitieve beginselverklaring van het vnv’. Gebeurde dat niet, dan had Limburg het recht een beginselverklaring te publiceren in de zin van de overeenkomst. Als dit stuk authentiek is - wat waarschijnlijk lijkt aangezien ook Staf De Clercq ernaar verweesGa naar eind137 - dan blijkt eruit dat Staf De Clercq ermee akkoord ging dat het kvv met een eigen programma bij het vnv aansloot. Meer nog, De Clercq zou toen hebben toegezegd dat het vnv officieel alleen politieke zelfstandigheid nastreefde. Bovendien zou er gediscussieerd zijn over een (nieuwe) ‘definitieve’ beginselverklaring van het vnv. Op 23 december 1933 verscheen nog een artikel met de samenvatting van een rede van Gerard Romsee over de sociaal-economische opvattingen van het vnvGa naar eind138. Hij verdedigde het concept van de organische democratie zoals Hendrik Elias dat al had gedaan in de ‘Aalsterse’ persGa naar eind139. Romsee schetste wel concreter hoe de organische democratie precies functioneerde. Werkgevers en werknemers genoten per ‘stand’ (landbouwers, grootindustrie en -handel, kleinindustrie en -handel en vrije beroepen) sociaal kiesrecht. Zij verkozen een vertegenwoordiging (de helft werkgevers, de helft werknemers) die de wetgevende macht had over alles wat het beroep aanbelangde en die de beroepsstand afvaardigde in een ‘sociale kamer’. Hoe dit corporatistische stelsel concordeerde met een politieke democratie - iedereen had ook nog ‘politiek kiesrecht’ - liet Romsee na te verduidelijken. De volgende maanden bleef het opvallend stil in De Bilsenaar. Over de politieke moeilijkheden kwam niets naar buiten. Dat die zich ook in Limburg voordeden, blijkt uit de briefwisseling tussen Reimond Tollenaere en Staf De Clercq. In februari 1934 kreeg Tollenaere van de vnv-leider opdracht zich uitsluitend in Limburg bezig te houden met de uitbouw van de Kernbeweging. Dat De Clercq Limburg uitkoos, was niet toevallig. De Kernbeweging was precies bedoeld om de onafhankelijkheid van de ‘partijbonzen’ te ondergraven. Men kan zich voorstellen dat hij allerminst was opgezet met het bereikte akkoord dat de kvv in feite tot een onafhankelijke partij maakte. Het is niet toevallig dat in het akkoord werd gesproken over de Kernbeweging die in de schoot van het vnv zou opereren op Grootnederlandse basis. Men kan zich afvragen of Gerard Romsee daardoor ook akkoord ging dat er een Kernbeweging zou worden opgericht in zijn kvv. De Clercq gaf zijn propagandaleider in ieder geval de opdracht uiterst behoedzaam te werk te gaan en de plaatselijke partijleiders niet voor het hoofd te stoten. Het optreden van Tollenaere in Limburg kreeg een averechts effect. Romsee weigerde een benoeming tot vnv-gouwleider. Hij stelde Hendrik Ballet voor en die stelde op zijn beurt Romsee voor... Het Limburgse kvv keek de kat uit de boom. Pas in de tweede helft van 1934 kwam er opnieuw schot in de zaak. De Bilsenaar van 18 augustus 1934 publiceerde een interview met Romsee waarin hij zich uitsprak voor de verovering van de politieke zelfstandigheid van de Vlamingen in een federalistisch staatsmodelGa naar eind140. Zulke verklaring week af van het nationale doel dat in de stichtingsverklaring van het vnv was vastgelegd. Niettemin beweerde het blad dat De Clercq zich ermee akkoord verklaarde. Omstreeks dezelfde tijd kwam er beweging in de Antwerpse Kempen. Men kan zich dus afvragen of de gematigden aan de rand van het vnv niet via overleg probeerden meer vat te krijgen op de organisatie. Ook vanuit het vnv kwamen nieuwe signalen. Op 11 oktober 1934 schreef Hendrik Elias in De Schelde een artikel waarin hij stelde dat het vnv in de eerste plaats streefde naar de verovering van politieke zelfstandigheid. Op 30 oktober 1934 verklaarde Gerard Romsee in dezelfde krant dat het Limburgse Vlaams-nationalisme de Belgische staatsorde als het grootste gevaar beschouwde omdat de denationalisering van Limburg dreigde door de import van Waalse mijnwerkers. De organisatie van het vnv ging in | |
[pagina 150]
| |
Limburg vooruit. Hij wees op de werking van het avnj en vooral van het vns waarin de vrijgestelde Jef Hermans goed werk leverde. In De Bilsenaar schreef hij op 17 november 1934 dat de Vlaamse zelfstandigheid, het ‘los-van-Wallonië’, tevens een antwoord is op de ‘dreigende ontchristelijking’. In december 1934 verschenen diverse artikelen van Staf De Clercq in de Limburgse weekbladen, o.m. het opgemerkte artikel onder de titel: ‘Wij zijn Germanen! Geen Latijnen!’Ga naar eind141. Achter de schermen werden de onderhandelingen tussen de vnv-leiding en de Limburgse leiding voortgezet. Op 13 januari 1935 kwam De Clercq officieel als leider van het vnv naar Limburg. Hij stelde er Hendrik Ballet aan als waarnemend vnv-gouwleider. Daardoor maakte de Limburgse organisatie eindelijk, bijna een anderhalf jaar na de stichting van het vnv, formeel deel uit van het vnv. De daaropvolgende maanden verschenen in de Limburgse bladen ‘berichten van de leiding’. De supervisie van een hogere, niet-Limburgse leiding, werd voor iedereen zichtbaar. Toch moest de integratie in een nationale organisatie toen nog beginnen. In 1935 bleef de structuur van het kvv overheersen: d.w.z. een partij die eigenlijk vooral een kiesvereniging was, zonder een uitgebouwde hiërarchische structuur. De Limburgse pers maakte pas vanaf 1936 melding van afdelingsleiders, gewestleiders en leden van de gouwraad. In 1936 zou de partij er onder de naam kvv deelnemen aan de verkiezingen. | |
2.6.4 Gouw Brabant2.6.4.1 Arrondissement Brussel: Staf De Clercq als regionaal leiderDe integratie van het arrondissement Brussel in het vnv ging geruisloos. Dat de onbetwiste regionale leider nu ook de leider werd van de nationale organisatie zal daar natuurlijk niet vreemd aan zijn. De vraag rijst of zijn optreden plots veranderde nu hij de leider van een autoritaire partij was geworden. Dat blijkt nergens uit. In zijn streek bleef de oud-volksvertegenwoordiger een middelpunt van sociaal dienstbetoon. Typisch is ook dat De Clercq, in 1932 verkozen in de gemeenteraad van Kester, gewoon zitting bleef hebben als gemeenteraadslid, ook nog nadat er in het vnv een leiderscultus op gang kwam. De martiale leider Staf De Clercq uit de propaganda stond zeer veraf van de Pajotse voormanGa naar eind142. In de beginperiode van het vnv is er nauwelijks sprake van nieuwe benoemingen. Staf De Clercq bleef waarnemend gouwleider tot oktober 1934. Toen werd Piet Finné tot gouwleider benoemd. Finné was vooral in de Leuvense regio actief, waar hij sinds de jaren twintig het Vlaams-nationalisme leidde. Bij de stichting van het vnv nam hij er de taak van arrondissementsleider waar. Eind november 1933 werd in de Brusselse agglomeratie Alfons Hessens als leider aangesteldGa naar eind143. Hij verdween al snel om opgevolgd te worden door de handelaar Frans Derèze. Wanneer dit precies gebeurde en om welke reden is mij niet bekend. In ieder geval trad Derèze midden 1935 op als Brussels vnv-leiderGa naar eind144. Hij was betrokken geweest bij het Brusselse activisme. In 1932 stelde hij zich kandidaat op de Brusselse lijst. Toen behaalde hij zes voorkeurstemmenGa naar eind145. Vóór de verkiezing van 1936 werd voor Brussel geen arrondissementsleider aangesteld. In feite draaide de Brusselse organisatie grotendeels op de structuren in het Pajottenland. Staf De Clercq was de feitelijke leider in het arrondissement en hij trad ook op als de plaatselijke leider bij gewestelijke arrondissementsvergaderingen. | |
[pagina 151]
| |
2.6.4.2 Arrondissement Leuven: het zwakke broertjeWaarnemend arrondissementsleider Piet Finné viel niet bepaald op door een gonzende activiteit. Hij liet er het organisatorisch werk over aan Staf De Clercq, die op zijn beurt zijn jonge medewerker Reimond Tollenaere inzette. Tollenaere leidde er in de maanden februari, maart en april 1934 meer dan tien vergaderingen. Tollenaere rekruteerde aan de Leuvense universiteit ook een aantal studenten die meetings organiseerden. De propaganda leider probeerde De Clercq ervan te overtuigen de plaatselijke leider Piet Finné links te laten liggen. Niemand in het arrondissement vroeg naar Finné, beweerde Tollenaere. ‘Wij krijgen hier nu de gelegenheid om een arrondissement door een nieuwe leider te laten bezetten. Een man is gauw gevonden. Waarom moeten het altijd intellectuelen zijn, die aan de leiding staan. Een flinke, jonge volksman is honderd maal beter.’ De Clercq wou zijn oude medestrijder niet opzij zetten. Hij bevestigde hem midden 1934 in zijn functie. Men kan zich wel afvragen of De Clercq Finné niet wegpromoveerde toen hij hem in oktober 1934 het gouwleiderschap aanbood om plaats te maken voor een jonge dynamische kracht. De vnv-leider had zijn oog laten vallen op avnj-gouwleider Arthur Bogaerts die de nieuwe arrondissementsleider werdGa naar eind146. Bogaerts had het niet gemakkelijk in het voor het Vlaams-nationalisme traditioneel erg moeilijke arrondissement. De verkiezingen van 1936 zullen aantonen dat zijn organisatorisch werk niet veel resultaten afwierp. | |
2.6.5 Gouw Oost-Vlaanderen2.6.5.1 Arrondissement Aalst: de integratie van een politiek-financieel complex en de eliminatie van daensist Karel Van OpdenboschHet Vlaams-nationalisme in het arrondissement Aalst was goed gestructureerd. Het beschikte er over een stevig partijapparaat, een uitgebouwde vakbond, werklozenkas en ziekenfonds. Er bestond een samenwerkende maatschappij ‘Volksverheffing’ die een complex van coöperaties beheerde: een bakkerij, een apotheek, een drukkerij, het Vlaams Huis van Aalst. Het was een oude daensistische erfenis uit het begin van de eeuw. In het arrondissement was er ook een goed uitgebouwd net van Vlaamse Huizen. In 1930 hadden de belangrijkste Vlaamse Huizen samen met Volksverheffing een samenwerkende maatschappij ‘Verbond van Vlaamse Huizen’ opgerichtGa naar eind147. Heel bijzonder is dat de Aalsterse Vlaams-nationalisten in 1930 een bank oprichtten met het doel hun politiek-economische complex te helpen financieren. Op 9 mei 1930 werd de ‘nv Vlaamsche Spaar- en Leenbank’ opgerichtGa naar eind148. De bank werd beheerd door de Aalsterse Vlaams-nationalisten Ernest Van den Berghe, Victor Bocqué, Jozef Cool en Severien Verdoodt. Het maatschappelijk kapitaal bedroeg één miljoen frank. Bij de aandeelhouders treffen we tientallen min of meer bekende Vlaams-nationalisten uit het arrondissement aan. Naast de genoemden uit de raad van beheer o.m. Adiel Debeuckelaere, Jan De Neve, Frans D'Haese, Hilaire Gravez, Antoon Mermans maar ook Hector Plancquaert en Karel Van Opdenbosch. De belangrijkste aandeelhouder was echter Volksverheffing, goed voor meer dan 40% van de onderschreven aandelen. Ook afzonderlijke Vlaamse Huizen bezaten bijna 10% van de aandelen. Er bestond dus een ingewikkeld politiek-financieel netwerk. Als het Vlaams-nationalisme ergens over een mini-zuil beschikte, dan wel hier. We zagen hierboven al dat de invloed van ‘Aalst’ verder reikte dan het arrondissement. Er werden diverse Vlaams-nationalistische weekbladen voor andere arrondissementen | |
[pagina 152]
| |
gedrukt en inzake vakbonds- en ziekenfondswerking fungeerden de Aalsterse organisaties als model. De Aalsterse organisatie was sterk, maar die sterkte was in zekere zin ook haar zwakte. De economische crisis bracht het financiële complex van de partij in gevaar. De Vlaamse Spaaren Leenbank had veel kapitaal onderschreven, o.m. door de financiering van het Vlaams Huis en de drukkerij. De pijlsnel stijgende werkloosheidsuitkeringen door het vakverbond en de deposito-opvragingen tengevolge van de financiële crisis brachten de bank danig in moeilijkheden. Gedurende de stichtingsmaanden van het vnv was de toestand kritiek. De onderschreven aandelen waren slechts voor 1/5 volgestortGa naar eind149. Er werd koortsachtig gezocht naar kapitaalkrachtige Vlaams-nationalisten buiten het arrondissement om de liquiditeitsproblemen te verhelpen door nieuwe deposito's aan te trekken. Hun werd gewezen op de politieke gevolgen van een faillissement. Als Aalst failleerde kreeg het Vlaams-nationalisme een onherstelbare slagGa naar eind150. Het is duidelijk dat deze financiële kwestie, waar alle eminente Aalsterse Vlaams-nationalisten bij betrokken waren, niet kan worden veronachtzaamd. In welke zin de houding tegenover het nieuwe verbond erdoor werd beïnvloed, is niet gemakkelijk meer te achterhalen aangezien de archieven maar gedeeltelijk voor het onderzoek toegankelijk zijn. Zeker is dat Volksverheffing een sleutelrol speelde. De maatschappij was hoofdaandeelhouder van de bank maar tegelijk ook een belangrijk schuldenaar. Toen op 31 december 1935 de inmiddels herdoopte Vlaamse Deposito- en LeenbankGa naar eind151 de bank ‘De Volkswil’ van Denderhoutem opslorpte, nam zij een renteloze en niet-gewaarborgde lening van 345.000 frank over die ‘De Volkswil’ had toegekend aan het Verbond van Vlaamse Huizen. In dat Verbond was in feite Volksverheffing de belangrijkste groep. Toen binnen de bank verzet rees van beheerders die een zuiver zakelijk beheer wensten, werd een regeling getroffen waarbij Volksverheffing 85.000 frank van de schuld van het Verbond overnam en waarborgde met een hypotheek op haar bezittingen. Volksverheffing nam bovendien een nieuwe hypotheeklening voor 160.000 frank tegen 5% die gewaarborgd werd met het in pand geven van de aandelen van haar drukkerij. De overige 100.000 frank bleef het debetsaldo van het Verbond dat gewaarborgd werd door ‘jaarlijkse stortingen van zekere personen en inrichtingen’Ga naar eind152. Later, midden 1936, was er sprake van een hypotheeklening ten belope van 236.000 frank om de schulden van het Verbond van Vlaamse Huizen en van Volksverheffing bij de bank te dekkenGa naar eind153. Ik heb niet kunnen achterhalen hoe de financiële afhankelijkheden precies in elkaar zaten. Zeker is dat de zaken niet florissant waren. Even zeker is dat Ernest Van den Berghe een zeer belangrijke rol speelde. Hij was de man achter Volksverheffing. Hij beheerde o.m. de moderne drukkerij die voor het vnv zo belangrijk was en die trouwens later door het vnv zou worden overgenomen, inclusief de financiële verwikkelingenGa naar eind154. Ernest Van den Berghe was binnen het arrondissement dus een spilfiguur maar niet het enige zwaargewicht. Aan politieke spanningen ontbrak het evenmin. Eind augustus 1933 gingen Staf De Clercq en Hendrik Borginon poolshoogte nemen in Aalst. Zij constateerden dat de persoonlijke verhoudingen ‘archi-slecht’ waren. De gebroeders D'Haese waren zeer negatief ingesteld tegenover Ernest Van den Berghe, die blijkbaar het laken volledig naar zijn kant trok door zijn feitelijke machtspositie als organisator en beheerder van de partijinstellingenGa naar eind155. Ondanks de tweespalt waren het toch Ernest Van den Berghe en Bert D'Haese die gezamenlijk het Aalsterse vnv zouden leiden. Ook volksvertegenwoordiger Karel Van Opdenbosch zorgde voor moeilijkheden. Toen Staf De Clercq op 1 oktober 1933 in een besloten vergadering te Aalst de standpunten van het vnv kwam uiteenzetten, kwam de gewezen daensist tot het besluit dat de nieuwe partij ‘in wezen en in geest’ fascistisch was. Op een bestuursvergadering, 6 oktober 1933, werd zijn voorstel afgewezen om een algemene ‘volksvergadering’ te beleggen waarop democratisch | |
[pagina 153]
| |
kon worden beslist over een aansluiting bij het vnv. Op 8 oktober publiceerde Het Land van Aalst de stichtingsproclamatie van het vnv. Van Opdenbosch stelde een reactie op, maar de kolommen van de Vlaams-nationale weekbladpers stonden niet meer open voor hemGa naar eind156. Hij zocht dan maar zijn toevlucht tot De Vlaamsche Volkseeuw, het blad van zijn Kortrijkse geestesgenoot Gustaaf Doussy. Daarin schreef hij eind oktober: ‘Wij behoren tot de democratie. Al wat fascisme is verfoeien wij, of dat fascisme nu is het fascisme van Mussolini, het fascisme van Hitler, het fascisme van Van Severen of het fascisme van Staf De Clercq.’ Hij hekelde de manier waarop het vnv tot stand was gekomen en noemde het een schoolvoorbeeld van antidemocratische besluitvormingGa naar eind157. Aanvankelijk reageerde het vnv niet. Maar toen De Standaard en andere bladen commentaar leverden op het stuk van Van Opdenbosch, werd de breuk formeel. Op 17 november 1933 keurden de bestuursleden van de Christene Volkspartij-Vlaamse Front, de sm Volksverheffing, de Verenigde Ziekenfondsen, het Vlaams Nationaal Vakverbond en verscheidene Vlaams-nationale fanfares en wijkverenigingen een motie goed die Van Opdenbosch wegens zijn uitlatingen tegen het vnv uit de partij zette en die meteen ook het dagelijks bestuur machtigde ‘de strijd door te zetten in de richting van het vnv’. De motie werd de dag erna bijgetreden door de arrondissementsraad. De zeventig leden hoorden een rede van Hendrik Elias aan waarin hij de standpunten - althans zijn visie erop - van het vnv uiteenzette. De vergadering besliste met eenparigheid van stemmen (min één onthouding) toe te treden tot het vnv. Anders dan Herman Vos die tot de bwp toetrad, probeerde Van Opdenbosch een Vlaams-nationalistische democratische partij te stichten. Hij kreeg de steun van de gewezen daensist Hector PlancquaertGa naar eind158. Het werd een anti-vnv-partij die evenwel geen echte schade kon berokkenen. Zij trad toe tot de ‘godsvredefederatie’, in mei 1934 gesticht door de Antwerpse Frontpartij. Met Van Opdenbosch verdween uit het Vlaams-nationalisme in Aalst een principieel verdediger van een democratisch partij- en samenlevingsmodel. Zijn verdwijning had niet alleen ideologische oorzaken. Er bestonden al vee langer spanningen rond zijn figuur en over het feit dat hij optrad als lijsttrekker van de Christene Volkspartij-Vlaamse Front. Zijn verzet tegen het vnv werd door de Aalsterse tenoren gretig aangegrepen om hem politiek te liquideren. Met hem verdween ook de christen-democratische component van het Aalsterse Vlaams-nationalisme. De Aalsterse Christene Volkspartij-Vlaamse Front en de bij haar aanleunende organisaties sloten dus op 18 november 1933 aan bij het vnv. Net zoals dat in Turnhout en Limburg het geval was, betekende dat allerminst dat de vnv-hiërarchie er haar gang kon gaan. De werking van de Kernbeweging werd met argusogen gevolgd en in het arrondissement zelf namen Ernest Van den Berghe en Bert D'Haese, tot ergernis van Reimond Tollenaere, de werking van de Kernbeweging zelf in handenGa naar eind159. Met de inschakeling in het vnv werd geen haast gemaakt. In april 1934 klaagde De Clercq bij Elias dat hij Bert D'Haese, blijkbaar een kandidaat-arrondissementsleider, niet kon benoemen omdat er geen overeenstemming kon worden bereikt. De verkoop van vnv-lidmaatschapskaarten, een belangrijk aspect van de centralisering, kon het goed georganiseerde arrondissement niet ‘bolwerken’, schreef de vnv-leider sarcastisch. ‘Men schreef me vroeger dat Aalst zijn doel zou bereikt hebben, zodra Van Opdenbosch opzij zou gesteld zijn en dat het vnv dan van minder belang zou zijn! Men zou het gaan geloven.’Ga naar eind160 De Aalsterse tenoren lieten zich dus voorlopig niet ringeloren door De Clercq en zijn radicale propagandaleider. Zij wendden integendeel hun invloed aan om de radicale invloeden in het vnv tegen te werken. Zij vonden in Hendrik Elias, die hen in zijn hoedanigheid van gouwleider in principe superviseerde, een medestander. Reimond Tollenaere doopte zijn pen in vitriool als hij schreef over ‘Aalst’, symbool | |
[pagina 154]
| |
voor wat verkeerd liep in het vnv. ‘Ik heb links en rechts contact opgenomen in de arrondissementen,’ schreef Tollenaere in januari 1934 aan De Clercq, ‘wees ervan overtuigd, de slappe houding van Aalst, die een groot deel van de openbare mening van het vnv vormt, is men beu.’Ga naar eind161 Vooral Tollenaere was ‘Aalst’ beu, niet het minst omdat het de enige organisatie was die beschikte over de middelen waar het Tollenaere zo aan ontbrak: geld en pers. Zijn ergernis tegenover de Aalsterse organisatie nam nog toe door een voorval in april 1934. Op 22 april 1934 sprak Staf De Clercq in Aalst voor het avnj. De bijeenkomst werd verstoord door een betoging van de Internationale Socialistische Anti-Oorlogsliga en de Socialistische Jonge Wacht. Het was niet de eerste keer dat de vnv-leider had af te rekenen met socialistisch straatgeweld. Een maand eerder werd hij in Niel afgetuigdGa naar eind162. In Aalst echter zaten de Vlaams-nationalisten en de bwp samen in het schepencollege. De Aalsterse vnv-afdeling reageerde wel met een pamflet, maar vond het niet opportuun de coalitie te verbrekenGa naar eind163. Zij weigerde zelfs een te radicaal opgestelde plakbrief te verspreidenGa naar eind164. Tollenaere spuwde vuur. Bestuursakkoorden tussen de bwp en het vnv waren voor hem op zich al ondenkbaar, en nu dit! Het is niet bekend hoe De Clercq zelf reageerde op het niet-verbreken van de bestuursakkoordenGa naar eind165. Het is de vraag of een eventueel veto iets zou hebben uitgehaald. De kwestie werd blijkbaar snel van de politieke agenda afgevoerd. Het is een treffend voorbeeld van De Clercqs pragmatisme. Pas midden 1934 werd de inschakeling van het arrondissement Aalst in het vnv formeel bekrachtigd. Bert D'Haese werd arrondissementsleiderGa naar eind166 en leider van de Perscentrale. Uit hoofde van die laatste functie had hij zitting in de Hoofdraad. Ook Ernest Van den Berghe was vanaf 1935 als algemeen secretaris lid van de Hoofdraad. Na de Landdag van 1935 droeg D'Haese zijn functie van arrondissementsleider over aan advocaat Jozef CoeneGa naar eind167. Voor zover ik kon nagaan, ging die wissel niet gepaard met moeilijkheden. Coene was in 1928 kvhv-praeses in Leuven. Hij zat toen ook in het akvs-bestuur. Vanwege zijn politieke houding werd hij van de universiteit gestuurd. In 1932 voerde hij de kvnv-lijst aan in Roeselare-Tielt. In 1935 vestigde hij zich in Aalst. Bert D'Haese en Ernest Van den Berghe bleven de werkelijke leiders in het arrondissement. | |
2.6.5.2 Arrondissement Gent-Eeklo: Hendrik Elias bouwt zijn organisatie verder uitIn Gent gingen de structuren van de vnvp probleemloos over in het vnv. Noch in de pers noch in andere bronnen vindt men aanwijzingen over strubbelingen. Hendrik Elias zorgde er voor een sterke continuïteit. Hij werd niet alleen gouwleider voor Oost-Vlaanderen maar bovendien arrondissementsleider van Gent. In De Voorwacht benadrukte hij week in week uit dat het vnv de essentie van de democratie bewaarde. ‘Werpt, met het badwater, ook het kind niet weg’ zette hij als veelbetekenende titel boven een van zijn artikelsGa naar eind168. Wellicht was door de figuur van Elias de stap van de democratisch georganiseerde vnvp naar het autoritaire vnv niet zo groot als men op het eerste gezicht zou denken. Op 7 januari 1934 lichtte De Clercq in Gent het programma van het vnv nader toe. De Gentse organisatie trad zonder veel formaliteiten toe tot het vnv. Organisatorisch was er na januari niet veel beweging meer. Pas in oktober 1934 meldde De Voorwacht opnieuw een gewestelijke vergaderingGa naar eind169. Het vnv steunde in het arrondissement grotendeels op de oude vnvp-kaders. Luc Matthys was actief in de streek van Deinze. Hij had, als leider van de Sociale Centrale, zitting in de vnv-Hoofdraad. In de Gentse regio kreeg Elias vooral steun van August De Wilde die eind 1935 arrondissementeel propagandaleider werdGa naar eind170. Verzekeringsagent De Wilde was al sinds | |
[pagina 155]
| |
1925 actief in het Vlaams-nationalisme, toen hij een katholieke Vlaams-nationalistische lijst aanvoerde tegen Boudewijn MaesGa naar eind171. Voorts is er René Stragier, net zoals Elias een historicus. Op de gewestelijke vergaderingen die pas vanaf oktober 1934 geregeld werden georganiseerd, trad vrijwel altijd Elias op als spreker, vanaf november 1935 vaak geflankeerd door De WildeGa naar eind172. In het arrondissement Eeklo bleef de clan De Lille op vriendelijke afstand van het vnv, met als gevolg dat het vnv er weinig kans maakte. Jozef De Lille zou bij de verkiezingen van 1936 wel bereid worden gevonden opnieuw een electoraal akkoord te sluiten met Hendrik Elias. | |
2.6.5.3 Arrondissement Oudenaarde: een radicale arrondissementsleider en verder nietsIn Oudenaarde sprak De Clercq al op 22 november 1933. Hij kondigde er meteen aan dat Maurits Ponette benoemd werd tot vnv-arrondissementsleider. Zijn benoeming zou om niet bekende redenen, pas begin februari 1934 in de weekbladpers worden aangekondigdGa naar eind173. Ponette was al in 1932 de Vlaams-nationale lijstaanvoerder geweest. De jonge advocaat had ook zitting in het gouwbestuur van de vnvp. Hij kwam uit een Franstalig burgerlijk milieu. Zijn ambitie werd niet door alle Vlaams-nationalisten met enthousiasme aanvaard. Toch werd hij de onbetwiste leider van de Oudenaardse Vlaams-nationalisten. Ponette verwierf snel bekendheid doordat hij zich als advocaat vastbeet in het politiek gevoelige dossier van een aantal Oudenaardse spaarkassen die in de problemen waren geraakt door massale geldopvragingen tengevolge van de economische crisis. Hij kwam erdoor in aanvaring met Leo Vindevogel die met zijn spaarkas ‘De Volksbond’ in moeilijkheden verkeerde. Het verstevigde de leiderspositie van Ponette en de cohesie van de groep Vlaams-nationalisten die Vindevogels ‘desertie’ in 1932 niet waren vergeten. Ook de verdediging tijdens de eerste processen van Florimond Grammens, die in Ronse woonde, had het aanzien van Ponette doen groeienGa naar eind174. Ponette had deelgenomen aan de vergaderingen die de stichting van het vnv voorafgingen. Hij behoorde tot de radicale vleugel. Nog op 2 oktober 1933 schreef hij aan Staf De Clercq dat z.i. een aansluiting bij het Verdinaso mogelijk was. ‘Hetgeen [Van Severen] schrijft is de waarheid. Vermits wij thans op hetzelfde standpunt staan als hij, is er geen reden om niet te versmelten.’Ga naar eind175 Op 21 december 1933 bezwoer hij de vnv-leider geen toegevingen te doen aan het ‘democratisme’ maar aan te sturen op ‘revolutionaire actie en propaganda’Ga naar eind176. In zijn eigen arrondissement bracht dat radicalisme weinig zoden aan de dijk. Er waren weinig of geen vnv-activiteiten te bespeuren. | |
2.6.5.4 De arrondissementen Dendermonde en Sint-Niklaas: mist over het Land van WaasEen van de eerste opdrachten die De Clercq aan propagandaleider Reimond Tollenaere gaf, was een bespreking in het arrondissement Sint-Niklaas. Tollenaere schreef eind 1933 dat de resultaten ‘niet schitterend’ warenGa naar eind177. In april en mei 1934 gaf Tollenaere er een reeks lezingen. Hij meldde dat de zaak in beweging kwam. ‘Overal in het Land van Waas’, zo beweerde Tollenaere, ‘is er afkeer voor de leiding van Elias’Ga naar eind178. Elias zelf had een andere uitleg. Hij bevestigde dat het vnv er in het arrondissement pas na de verkiezingen van 1936 in slaagde | |
[pagina 156]
| |
een voet aan de grond te krijgen. Elias weet het aan twee factoren. Enerzijds stond de invloedrijke Victor Leemans gedurende de eerste jaren weigerachtig tegenover het vnv. Anderzijds heerste in de streek wantrouwen tegenover de Aalsterse organisatie die een al te grote bemoeizucht werd verwetenGa naar eind179. Na het verdwijnen van Tollenaere zou - zonder veel succes - inderdaad vanuit Aalst getracht worden in het Waasland een organisatie op het getouw te zetten. Staf De Clercq noemde eind 1934 Sint-Niklaas een zeer zwak arrondissementGa naar eind180. Pas na de Landdag van 1935 werd er een arrondissementsleider benoemd, de arts Gerard De RijckerGa naar eind181. De Rijcker was actief geweest in het Algemeen Vlaams Hoogstudentenverbond in Gent. In 1930 vestigde hij zich in Stekene waar hij actief was in de gemeentepolitiek met een Katholieke Vlaamsnationale lijst die de steun kreeg van Victor Leemans die ook in Stekene woonde. De Rijcker was een onopvallende figuur. De echte sterke figuren in het Wase Vlaams-nationalisme waren het provincieraadslid Jan Seghers en Gerard De Paep. Zij zullen samen met Victor Leemans sterker naar voren treden na de verkiezingen van 1936. In het arrondissement Dendermonde werd er in het eerste halfjaar van het bestaan van het vnv niet veel ondernomen. De organisatie kwam er aarzelend op gang toen er in mei 1934 vanuit Aalst initiatieven werden ondernomen. Meer nog dan in Sint-Niklaas beschouwde de Aalsterse Vlaams-nationalisten Dendermonde als hun jachtterrein. Op 19 mei 1934 schreef Ernest Van den Berghe aan Staf De Clercq dat hij in het arrondissement Dendermonde al 320 propagandisten had ingeschreven. Hij had plaatselijke besturen aangesteld en in juni waren negen vergaderingen gepland met Hendrik EliasGa naar eind182. Het bleek een slag in het water te zijn. Voorlopig werd in Dendermonde geen vnv-kader benoemd. Bij de verkiezingen van 1936 stuurde Aalst de lijsttrekker aangezien in het arrondissement blijkbaar geen eigen kandidaat werd gevonden. In 1932 had de christen-democratische dissident Paul Seghers er met de plaatselijke Frontpartij succes geboekt. Seghers was voorzitter geworden van de Frontpartij, maar hij voelde niets voor het vnv. Hij zou alleen in de stad Dendermonde nog een rol spelen. | |
2.6.6 Gouw West-Vlaanderen: het kvnv sluit probleemloos aanIn West-Vlaanderen was al in de loop van de jaren twintig met de kvnv een partijorganisatie ontstaan die de hele provincie omvatte. De integratie van het Westvlaamse kvnv in het vnv gaf weinig problemen. Het heeft dan ook niet veel zin de arrondissementen apart te bespreken. De probleemloze inschakeling was allicht het gevolg van het feit dat de Westvlaamse leiders zich gemakkelijk konden terugvinden in de radicale rechtse Grootnederlandse stichtingsproclamatie van de nieuwe partij. Jeroom Leuridan, de gouwleider van het kvnv, werd de nieuwe vnv-gouwleider. Hij werd niet onmiddellijk benoemd. Tot in december 1933 werden in Het Leieland artikels ondertekend door een waarnemend gouwleider. Leuridan zou pas na de Landdag van 1934 als gouwleider worden vermeld, hoewel het duidelijk is dat hij voordien al als dusdanig optrad. Waarom werd Leuridan niet van in den beginne tot gouwleider benoemd? Overigens werd in sommige van de hierboven besproken documenten, midden 1933, i.v.m. de stichtingsproclamatie zijn naam niet vermeld als gouwleider, in andere dan weer wel. Blijkbaar bestond er toch enige twijfel over Leuridans gouwleiderschap. Eigenlijk komt hij maar naar voren wanneer Paul Beeckman en Tony Herbert uit het vnv verdwenen zijn. Eenmaal definitief naar voren gekomen, was Leuridans positie als gouwleider onbetwist. Hij bleef ook nog enige tijd het leiderschap waarnemen van het arrondissement Veurne-Diksmuide- | |
[pagina 157]
| |
Oostende. In 1935 werd dat overgenomen door Joris Vansteenland, een oud-strijder wiens bedrijf in de crisis was ondergegaan. Het verdwijnen van Herbert en Beeckman heeft in West-Vlaanderen niet geleid tot ernstige organisatorische problemen, ook niet in het arrondissement Kortrijk. De beheerder-industrieel Frans Strubbe zorgde voor de continuïteitGa naar eind183. Strubbe was door Herbert naar voren geschoven als de nominale leider van het arrondissement. Strubbe, die in 1932 werd verkozen tot provincieraadslid, bleef in het vnv en werd arrondissementsleider van KortrijkGa naar eind184. In Ieper werd na de Landdag van 1934 de advocaat Achiel Verstraete benoemd tot arrondissementsleider. Verstraete was een nauwe medewerker van Jeroom Leuridan. Blijkbaar had de lijstaanvoerder van het arrondissement, Emiel Butaye, onvoldoende allure om deze functie te vervullen. In Brugge nam Antoon Samyn, tot dan toe arrondissementsleider van het kvnv, ontslag uit zijn functie. Hij gaf ook ontslag als provincieraadslid. Hij was totaal ontmoedigd en wenste geen verantwoordelijkheid meer te dragen. Samyn bleef wel lid van het vnvGa naar eind185. In Brugge werd voorlopig niemand benoemd. De uitbouw van het vnv verliep er moeizaam. Pas in 1936 werd een geschikt arrondissementsleider gevonden: de jonge advocaat Fernand Quintens. Quintens behoorde in 1932 en 1933 tot de leiding van het akvs en was een kennis van mevrouw Odille Maréchal-Van den Berghe. Ook Roeselare-Tielt was een moeilijk arrondissement. Wellicht speelde hier de invloed van het Verdinaso het sterkst. Staf De Clercq stuurde er in de beginperiode zijn propagandaleider op pad. Reimond Tollenaere kon er een beroep doen op het provincieraadslid Jeroom Ampe. Een geschikte regionale kopman werd er niet gevonden. Reimond Tollenaere werd er kort voor de verkiezing van 1936 gedropt als lijstaanvoerder. Hij zou er meteen de functie van arrondissementsleider bij krijgen. |
|