Greep naar de macht
(1994)–Bruno De Wever– Auteursrechtelijk beschermdVlaams-nationalisme en Nieuwe Orde. Het VNV 1933-1945
[pagina 126]
| |||||||
2.5 De financiële organisatie en de ledenbewegingDe financiële organisatie van het vnv baarde Staf De Clercq heel wat hoofdbrekens. Op de Hoofdraad van 4 november 1934 legde hij een begroting voor waarvan hij zelf zei dat het in feite een openstaande rekening wasGa naar eind43. In zijn nieuwjaarsboodschap van 1935 sprak de vnv-leider over de noodzaak van een financiële mobilisatie omdat het lidmaatschapsgeld niet volstond om alle kosten te dekken. Toch blijkt uit financiële verslagen dat er eind 1934 104.000 frank en eind 1935 416.000 frank in reserve wasGa naar eind44. (Zie Bijlage 1.) Uit de financiële verslagen blijkt dus enerzijds dat het vnv wel degelijk over liquide middelen beschikte en anderzijds dat de financiële reserves eerder beperkt waren. Hoe beperkt ook, men begrijpt niet goed hoe het mogelijk is dat er problemen waren om Staf De Clercq een maandelijkse vergoeding te betalen. Om enkele duizenden frank per maand te ontvangen, diende hij een regeling te treffen met diverse partijinstanties. Soms moest hij echt bedelen om geld te krijgen. Begin april 1934 maakte hij een afrekening waaruit bleek dat hij sinds januari 1933 netto 11.535 frank of 1.922 frank per maand had ontvangenGa naar eind45. In mei 1935 had hij alweer gedurende maanden geen cent ontvangen, noch van het vns noch van Hendrik Borginon die samen instonden voor de vergoedingenGa naar eind46. Verder zal nog blijken dat Reimond Tollenaere na zijn terugkeer naar het vnv eind 1935 opnieuw moest aandringen om betaald te worden. Hoe was zoiets mogelijk met eind 1934 een reserve van 100.000 frank die een jaar later al verviervoudigd was? Zou het geld niet in handen zijn gekomen van de centrale leiding maar blijven hangen op arrondissements- of gouwniveau? Dat is niet het geval. De financiële verslagen geven de herkomst van het geld aan. Het waren de contributies van de leden, de giften uit binnen- en buitenland en geld dat werd afgedragen door de verkozenen. Al die posten werden voor het grootste deel gespekt door de lokale afdelingen die de meeste contributies inden en een groot deel van de giften in ontvangst namen. In 1934 ontving de centrale leiding uit de gouwen in het totaal 335.560 frank, in 1935 731.970 frankGa naar eind47. Dat er zich tijdens de stichtingsperiode van het vnv financiële problemen voordeden voor de centrale leiding, is te verklaren door het moeilijk op gang komen van de centrale inning van de contributies. We hebben gezien dat hieraan wellicht interne politieke spanningen ten grondslag lagen. Ik kan geen verklaring vinden voor de aanslepende financiële problemen van de vnv-leider. Blijkbaar bestond er een strikte scheiding tussen de partijgelden en de financiën waarover de leider beschikte. Als dit het geval is, werpt dat natuurlijk een licht op de autoritaire structuur van het vnv en op de reële macht van de vnv-leider. Wie besliste over het gebruik van het geld? Men mag aannemen, hoewel geen enkel document daarover zekerheid geeft, dat het de Hoofdraad was. Maar men kan zich moeilijk voorstellen dat de Hoofdraad tot in 1935 weigerde de legitieme vergoedingen van de vnv-leider te betalen. Veeleer lijkt het erop dat De Clercq de vergoedingen van de partij weigerde om vns en Hendrik Borginon hun financiële verplichtingen te doen nakomen. De regelmatige inning van de contributies was niet alleen een financiële noodzaak om de werking van de partij mogelijk te maken. Het was evenzeer een onderdeel voor de uitbouw van een georganiseerde en gecentraliseerde partij. Door de participatie van de massa aan het politiek proces via het algemeen stemrecht was de vorming van meer gecentraliseerde partijen een algemeen verschijnsel. Ook bijv. bij de Katholieke Partij zette zich in de jaren dertig een ontwikkeling in naar een gecentraliseerde partij met persoonlijk lidmaatschap, een centrale partijleiding en een partijapparaatGa naar eind48. In het vnv werd het betalen van de contributie voorgesteld als een daad van tuchtGa naar eind49. De gewone contributies volstonden evenwel niet om een solide financiële basis te leggen. In januari 1935 gaf Staf De Clercq instructies aan de arrondissementsleiders om geldschie- | |||||||
[pagina 127]
| |||||||
ters te zoeken in de vorm van ‘steunende leden’. Hun bijdragen moesten de partij in staat stellen onverwacht één miljoen frank bijeen te brengen, afgezien van het gewone contributiegeldGa naar eind50. De ‘steunende leden’ waren in feite meestal ‘geheime leden’ die voor een belangrijk deel instonden voor de vnv-inkomsten. Een geheim lid betaalde jaarlijks een bedrag van 36 frank als hij bij een afdeling aangesloten was. Hij moest dit in één keer betalen. Wenste hij rechtstreeks aan de arrondissementsleider of de gouwleider te betalen om zo te voorkomen dat zijn lidmaatschap bekend werd bij de afdeling van zijn woonplaats of streek, dan moest hij jaarlijks minstens 100 frank overmaken. Sommige belangrijke geheime leden betaalden rechtstreeks aan de centrale leiding. Geheime leden kregen, als zij dat wensten, een partijkaart waarop alleen een nummer was vermeld. De financiële dienst boekte hun betaling onder dat nummer, zonder de naam te kennen. Staf De Clercq gaf in januari 1935 strenge instructies: ‘De minste onbescheidenheid i.v.m. de geheime leden zal zeer zwaar gesanctioneerd worden. De gouwleider alleen kent al de namen der geheime leden van zijn gouw. De algemene leider kent alleen de namen der geheime leden uit al de gouwen en van de leden uit Vlaanderen wonende in het buitenland.’ Op 3 februari 1935 schreef hij een nota waarin hij nogmaals aandrong op grootste discretie i.v.m. de geheime leden. Alle documenten die konden leiden tot identificatie moesten vernietigd worden. Hij wees vooral op de geestelijken. Zij mochten geen opvallend bezoek ontvangen. Maar niet alleen de geestelijkheid behoorde tot de potentiële geldschieters van het vnv. Staf De Clercq verbood om gouverneurs, ministers en legerofficieren te benaderen. Dat mocht alleen via hem gebeuren. De financiële verslagen maken het mogelijk het financiële gewicht van de geheime leden nauwkeurig te bepalen. In 1934 kwam 40% van de totale inkomsten van geheime leden. In 1935 daalde het aandeel van de geheime leden lichtjes tot 35%. Alleen al die cijfers bewijzen dat de geheime leden van in den beginne een belangrijk fenomeen waren binnen het vnv. Het aantal geheime leden is alleen voor het jaar 1934 precies te bepalen. Op basis van de inkomsten mag men aannemen dat het aantal geheime leden in 1935 meer dan verdubbeld was. (Zie Bijlage 2.) Het totaal aantal vnv-leden is te berekenen op grond van de contributies van de gewone leden. Er waren twee categorieën gewone leden: degenen die 3 frank per maand (36 frank per jaar) betaalden en werklozen die 1 frank per maand (12 frank per jaar) betaalden. De arrondissementen mochten 1/3 van de inkomsten behouden, 2/3 moest worden overgemaakt aan de centrale kasGa naar eind51. In de centrale boekhouding werden de volledige bedragen geboektGa naar eind52. De reserves in de arrondissementskassen werden centraal gecontroleerd. De inkomsten van de geheime leden gingen integraal naar de centrale kas. In 1934 leverde dat voor de partijkas respectievelijk 94.840 frank en 11.520 frank op. Dat zou dus inhouden dat het vnv 2.634 + 960 = 3.594 leden telde. Voegt men daarbij de 352 geheime leden, dan komt men voor 1934 op 3.946 leden. Voor 1935 krijgt men via dezelfde berekening 7.937 + 1.191 = 9.128 gewone leden. Rekent men daarbij het (geschatte) aantal geheime leden, dan maakt dat ongeveer 10.000 leden. Hieruit blijkt vooreerst dat het vnv in 1935 expandeerde. Het ledencijfer was meer dan verdubbeld. Men moet er bovendien rekening mee houden dat deze ledencijfers onderschat zijn. Het staat immers vast dat de contributies niet altijd werden overgemaaktaan de centrale leiding. Dat blijkt uit nota's van De Clercq bij de financiële verslagen over de volgende jarenGa naar eind53. Uit de verhouding tussen de 3 frank- en de 1 frank-betalers kan men ook nog afleiden dat in 1934 meer dan een kwart van de vnv-leden werkloos was, in 1935 nog 13%. Naast de inkomsten van de geheime en van de gewone leden laten de financiële jaarverslagen nog drie andere posten zien: | |||||||
[pagina 128]
| |||||||
Zowel uit de gestegen inkomsten als uit de afgeleide ledentallen kan worden besloten dat het vnv in 1935 een sterke groei doormaakte. Hieronder zal blijken dat de groei regionaal ongelijk gebeurde. |
|