Greep naar de macht
(1994)–Bruno De Wever– Auteursrechtelijk beschermdVlaams-nationalisme en Nieuwe Orde. Het VNV 1933-1945
[pagina 123]
| |
Vleeschauwer die op dat moment de leiding had over het gefuseerde Vlaanderen-Jong DietschlandGa naar eind26. De leiding van de Perscentrale wilde hij toevertrouwd zien aan iemand uit de Kernbeweging. Hij wilde in ieder geval een ‘super-toezicht’ over de persGa naar eind27. Toen er met Hilaire Gravez onderhandelingen werden aangeknoopt i.v.m. de toetreding van het avnj, bruuskeerde Tollenaere Gravez onmiddellijk door het recht op te eisen controle te mogen uitoefenen over het avnj-maandbladGa naar eind28. Van zijn eisen kwam er niets terecht. Zou Staf De Clercq al bereid zijn geweest erop in te gaan, dan nog ontbrak hem de macht om aan die eisen te voldoen. Toch steunde de vnv-leider zijn propagandaleider in de mate van het mogelijke. Dat blijkt duidelijk uit de geschiedenis van de Kernbeweging. In de visie van Tollenaere zou de Kernbeweging in de partij een aparte groep vormen, een gemilitariseerde elite die te gepasten tijde naar de macht zou grijpen. Intussen moest de partij, door Tollenaere smalend een ‘massabeweging’ genoemd, de Kernbeweging niet te veel voor de voeten lopen. De Kernbeweging mocht zich allerminst beperken tot de theorie. Zij moest een militair opgeleide revolutionaire groep worden: ‘Soldaten in wie het fanatisme aangekweekt wordt om op tijd en stond een staatsgreep te doen, en als 't nodig blijkt met wel beredeneerde politieke aanslagen te antwoorden op de Belgische provocatie. [...] Wij moeten in dit opzicht nuchter zijn. De Vlaamse Beweging is een machtskwestie. Er zal, er moet bloed vloeien. [...] Als we de Kernbeweging aldus kunnen uitbouwen en aldus kunnen uitwerken, onder en tussen de vroegere arrondissementsleiders, dan hebben we binnen 3 jaar een grote macht.’ Tollenaere noemde dit systeem zonder meer ‘ons “fascisme”Ga naar eind29’. Wellicht was voor Tollenaere, zeker in het begin, de Kernbeweging een middel om het binnenloodsen van de Jong Nederlandse Gemeenschap in het vnv mogelijk te maken. De Kernbeweging moest een afspiegeling zijn van de JNG en tegelijk het embryo van een militie. Het zou vooral een middel worden om de ‘arrondissementspotentaten’ hun macht te ontnemen. Bij de Kernbeweging betrok Tollenaere nogal wat mensen die banden hadden met de radicale Grootnederlandse beweging. Leo Wouters was er de belangrijkste van. Wouters, ooit nog genoemd als kandidaat-vnv-propagandaleider, werd ingeschakeld als (in principe) bezoldigde kracht. Tollenaere wilde hem als vrijgestelde die zich uitsluitend zou bezighouden met de Kernbeweging. Wouters was de contactman met Vlaanderen-Jong Dietschland, dat volgens Tollenaere het blad van de Kernbeweging zou worden. Daarin zouden de serieuze ‘leidende artikels’ verschijnen, terwijl de Vlaams-nationale weekbladpers - waarover Tollenaere ondanks vele pogingen geen controle kreeg - zich zou beperken tot propagandaGa naar eind30. Staf De Clercq liet zijn propagandaleider rustig aan zijn grootse plannen bouwen. Hij zorgde er wel voor dat Tollenaere de regionale leiders niet van in den beginne tegen zich in het harnas kon jagen. Aanvankelijk hield hij Tollenaere en zijn medewerkers zelfs volkomen geïsoleerd. De Clercq kon ze natuurlijk niet blijven isoleren. In december 1933 was Tollenaere voor het eerst aanwezig op de Hoofdraad. Zijn eerste indruk over de vnv-kopstukken was niet bemoedigend. Hij vreesde ‘dat het plan van de Kernbeweging onmiddellijk op hun voze renteniersmentaliteit zal stoten.’Ga naar eind31 Het zou nodig zijn de ‘pappenheimers op tijd en stond opzij [te] zetten’. Daarover zou De Clercq het met hem eens zijn, aldus TollenaereGa naar eind32. Alle plannen van Tollenaere en De Clercq i.v.m. de Kernbeweging waren theorie zolang er geen geld werd gevonden om ten minste enkele vrijgestelden te betalen. Tollenaere koesterde niet veel hoop dat de ‘arrondissementsbonzen’ over de brug zouden komen. Zij beseften gauw genoeg dat de Kernbeweging eigenlijk tegen hen gericht was. Dat was ook Staf De Clercqs bedoeling. Dat blijkt duidelijk uit de instructies die hij zijn propagandaleider gaf. | |
[pagina 124]
| |
Zo kreeg Tollenaere in februari 1934 de opdracht zich uitsluitend met Limburg bezig te houden ‘voor wat betreft het opzoeken van vaste steunpunten’. Het gaat hier zonder twijfel over steunpunten voor de Kernbeweging en niet voor het vnv als dusdanig. Verderop zullen we zien dat De Clercq met Gerard Romsee de overeenkomst had gesloten dat het kvv als organisatie zou aansluiten bij het vnv. Romsee had zich ook akkoord verklaard met de werking van een ‘Groot-Nederlandse Kernbeweging in het vnv’. De Clercq gaf Tollenaere opdracht lijsten op te stellen met naam en adres van ‘betrouwbare personen’. De propagandaleider moest daarbij behoedzaam te werk gaan vooral ‘in het oordeel dat ge zoudt uitspreken over sommige leiders’. Tollenaere mocht niet nalaten ook even Gerard Romsee en Simon Lindekens op te zoeken en enkele van hun vergaderingen bij te wonen. Het is duidelijk wat De Clercq voorhad met de Kernbeweging: een instrument waarmee hij de macht van de arrondissementele tenoren kon ondergraven, een centralistische, aan hem gehoorzamende structuur in de schoot van de partij. Tollenaere moest in de arrondissementen die structuur opbouwen onder de neus van de partijleiders, zonder dat zij onraad zouden ruiken. Tollenaere zelf noemde het ‘duikboten-politiek’. De Clercq speelde het dubbelspel mee. Tollenaere schreef dat hij in de Hoofdraad zijn plannen niet volledig kenbaar had gemaakt om De Clercq ‘niet in een netelig parket te brengen’Ga naar eind33. Tollenaere begreep blijkbaar niet dat dit een werk was dat pas op lange termijn effect kon sorteren. Hij wilde zo vlug mogelijk al wie het niet eens was met zijn fascistische en Grootnederlandse ideeën opzij zetten. In plaats van de door De Clercq beoogde infiltratie, leidde Tollenaeres optreden tot destructie. Het optreden van de Kernbeweging was de aanleiding voor een bijeenkomst in Gent waar de partijtop een modus vivendi trachtte uit werken. Volgens Hendrik Elias werd een akkoord bereikt. Het vnv zou ageren op het plan van de Vlaamse zelfstandigheid. Groot-Nederland was de achtergrond en de Kernbeweging zou waken over het Grootnederlandse ideaal. Dit akkoord - dat in feite de virtuele uitschakeling van de Kernbeweging zou betekenen - werd niet nageleefd. Op 30 maart 1934 schreef Hendrik Elias een brief waarin hij fel van leer trok tegen de KernbewegingGa naar eind34. Hij stelde De Clercq mede in naam van de andere ‘partijbonzen’ voor een ultimatum. De Kernbeweging moest verdwijnen of onder controle komen van de arrondissementele leiders. ‘De Kernbeweging wordt een noyautage van de volksbeweging met als enig doel overal radicale elementen op te stellen tegen de politieke leiders en deze te dwingen ofwel openbare marionetten te zijn waarvan de touwtjes in het duister worden getrokken, ofwel ze tot opgave te dwingen. Dit omdat zonder enige twijfel de Kernbeweging in handen is van mensen die NIET op het oorspronkelijk standpunt staan van het vnv en zijn opvatting der volksbeweging en omdat deze mensen openlijk vijandig staan tegenover de politieke leiders.’ Elias eiste dat ‘de Kernbeweging en haar orgaan [= Vlaanderen-Jong Dietschland] onder toezicht van de Hoofdraad [zouden komen te] staan en binnen het raam gehouden worden van hun voorgeschreven programma: de verspreiding van de Grootnederlandse gedachte’. Niet zozeer de Grootnederlandse opdracht van de Kernbeweging was een probleem, maar wel haar fascistische karakter. Elias' brief liet op dat punt weinig onduidelijkheid over. Staf De Clercq repliceerde dat hij Elias' kritiek op de Kernbeweging niet accepteerde. ‘De Kernbeweging steunt op het programma van het vnv. Als de Kernbeweging identiek moet zijn aan de volksbeweging, dan heeft zij geen reden van bestaan. [...] Wat de verderfelijke gedachten zijn, door de Kernbeweging verspreid, vind ik dat die bewering nader moet omschreven worden.’ Elias' eis om de Kernbeweging onder controle van de Hoofdraad te brengen, wees De Clercq resoluut van de hand. Dat zou niet gebeuren zolang hij leider was. De Clercq vocht dus hevig terug om zijn instrument te vrijwaren. Hij zou evenwel zijn verzet moeten staken doordat hij niet de middelen had om de Kernbeweging in leven te houden. | |
[pagina 125]
| |
De Kernbeweging faalde in de eerste plaats wegens geldgebrek. Reimond Tollenaere moest in principe een maandsalaris van 2.000 frank ontvangen en een kostenvergoeding. De Clercq probeerde dit alles zo veel mogelijk uit eigen middelen te betalen maar hij kon de financiële verplichtingen tegenover Tollenaere niet nakomen. Tollenaeres brieven staan vol met klachten over het uitblijven van de betalingen. Op bepaalde momenten bezat hij geen rooie duit meer. Hij moest zelfs dreigen met ontslagGa naar eind35. Tollenaere verweet De Clercq niets, aangezien hij wist dat ook hij nauwelijks vergoedingen ontving van de partij en putten moest uit eigen middelen. In april 1934 schreef Tollenaere dat hij ‘geen cent [wilde] aanvaarden indien het niet duidelijk bewezen is dat het geld niet uit uw bezit komt’. Hij wenste geld te ontvangen van de partijorganisaties, ‘anders vliegt het met klank terug’Ga naar eind36. Tollenaere haalde woedend uit naar de ‘partijbonzen’ en naar sommige parlementsleden die niet over de brug wilden komen. Uit dat alles blijkt dat Tollenaeres klachten niet overdreven waren. De geldkwestie was voor hem beslist ook secundair. In december 1933 nog schreef hij aan De Clercq dat hij er geen prijs op stelde zijn volledig maandloon te ontvangen. Een deel ervan mocht aan Leo Wouters worden overgemaakt die een gezin had en volledig aan de grond zatGa naar eind37. Het is niet bekend of dat inderdaad gebeurde. In ieder geval blijkt dat ook Wouters van De Clercq geld ontving en dat hem blijkbaar ook een vaste maandelijkse vergoeding was toegezegd. De Clercq zelf ontving vanaf november 1933 nog nauwelijks vergoedingen van de partij. Hij kon dus zelfs zijn eigen vergoedingen niet meer gebruiken om Tollenaere en de Kernbeweging te financieren. Wellicht heeft hij daarom getracht geld bijeen te brengen door zijn onroerend goed borg te stellen voor een lening van 60 ‘Dietse nationalisten’ die elk 2.500 frank leendenGa naar eind38. De leden van de Kernbeweging zochten geldschieters en Staf De Clercq inde het geld persoonlijk inGa naar eind39. Het verzamelde geld werd ten minste ten dele gebruikt om de Kernbeweging te financieren. Of er 150.000 frank werd verzameld is onwaarschijnlijk. Blijkens de afrekeningen volstond het verzamelde geld niet om Tollenaere en Wouters te vergoeden. Mogelijk heeft De Clercq de operatie van de aandelen ook op gang gebracht in een poging de krant De Schelde te kopen, maar ook daarvan kwam niets terechtGa naar eind40. De Clercq bleef werken aan een meer structurele financiële oplossing. Een van de allereerste opdrachten die Tollenaere kreeg, was de centrale inning van lidmaatschapsgeld. Dat wilde niet al te best lukken. Op 5 april 1934 schreef De Clercq bitter aan Elias dat in Aalst, Turnhout en Limburg - de best georganiseerde streken - nog geen enkele lidmaatschapskaart was verkocht. Ook in Sint-Niklaas en Mechelen was dat het geval. Alleen in West-Vlaanderen en in de andere arrondissementen (bedoeld worden de zwakke organisaties van Oudenaarde, Antwerpen, Dendermonde en Gent) was alles in ordeGa naar eind41. Zonder medewerking van de ‘bonzen’ kon de Kernbeweging niet slagen. Zij bloedde langzaam dood. Vanuit de Westvlaamse organisatie en vooral vanwege Jeroom Leuridan kreeg de Kernbeweging wel steun. Toch leidde het optreden van de ongecontroleerde structuur ook daar tot spanningen. Op 28 maart 1934 schreef de Kortrijkse vnv-leider Frans Strubbe m.b.t. de Kernbeweging aan Staf De Clercq: ‘Volgens mij kan het vnv aan outsiders geen krediet geven, zij moeten ook in de hiërarchie komen en zoals wij openlijk optreden en verantwoordelijkheid opnemen.’Ga naar eind42 De Kernbeweging nam inderdaad geen enkele verantwoordelijkheid op zich in de lokale besturen, terwijl zij wel gemachtigd was overal te ageren. Dat leidde onvermijdelijk, los van het ideologische aspect, tot moeilijkheden. Met de tijdelijke verdwijning, midden 1934, van Reimond Tollenaere uit het vnv, verdween de Kernbeweging voorgoed. |
|