Greep naar de macht
(1994)–Bruno De Wever– Auteursrechtelijk beschermdVlaams-nationalisme en Nieuwe Orde. Het VNV 1933-1945
[pagina 93]
| |
Deel 2
| |
[pagina 95]
| |
Hoofdstuk 1 De stichting van het VNV1.1 De stichtingsperikelen1.1.1 Staf De Clercq aangesteld als bemiddelaarOp 30 januari 1933 verspreidde Hendrik Borginon een circulaire waarin hij meedeelde dat op die dag het ‘bestuur der concentratie’ een ‘leidingscomité’ zou samenstellen, met Staf De Clercq als voorzitterGa naar eind1. Dat in eerste instantie De Clercq werd aangezocht om de ‘concentratie’ tot stand te brengen, is niet verwonderlijk. Door zijn niet-verkiezing in november 1932 was hij nu in feite werkloos geworden. De Clercq had sinds 1919 onafgebroken zitting in het parlement. Hij werd nu aangesteld als bezoldigd partijvoorzitter van een partij die er nog niet was. Op 30 januari 1933 vroeg Borginon een groep vooraanstaande nationalisten maandelijks een bedrag over te maken waardoor het mogelijk werd De Clercq drie maanden lang het honorarium van een parlementslid te betalen. Het Vlaams Nationaal Vakverbond droeg daaraan iets bij. Er werd een regeling getroffen waarbij het vakverbond maandelijks 1.000 frank betaalde en het steunfonds dat door Borginon werd georganiseerd 2.000 frank. Inmiddels zou naar een betrekking worden uitgekeken. Het was aanvankelijk dus niet de bedoeling De Clercq lange tijd te handhaven als voltijds bezoldigd partijleider. Maar De Clercq bleef, niettegenstaande een financieel ongunstige situatie, voltijds beroepspoliticus. Zoals hij waren er anderen, ook in de lagere echelons van de partij, die hun ambities wilden blijven waarmaken in de politiek. De verkiezingsnederlaag had ook heel wat mandaten op provinciaal niveau doen sneuvelen. Bij de getroffenen zal dat de vraag naar een solide partijstructuur ongetwijfeld luider hebben doen klinken. De Clercq had als eerste opdracht een partij te vormen uit het amalgaam van Vlaams-nationale groepen en groepjes. Hij had zijn organisatorisch talent al eerder bewezen en hij stond bekend als een handig verzoener die oude tegenstellingen kon gladstrijken. Bovendien kon hij met alle strekkingen aan tafel zitten; hij werd niet verdacht van vooringenomenheid. Dat had hij te danken aan zijn ideologische kleurloosheid. Hij was tot dan toe weinig betrokken bij de princiepenstrijd die de praktische politieke uitbouw van een Vlaams-nationale partij in de weg stond. We hebben hem in de ideologische discussie n.a.v. de stichting van het avnv wel fors horen uithalen naar de autoritaire denkbeelden van Joris Van Severen, maar hij had zich verder op de vlakte gehouden. Hij sprak meestal verzoenende taal, had met zeer velen een vriendschappelijke relatie en door zijn stijl van optreden boezemde hij vertrouwen in. Zijn invloed was niet charismatisch maar eerder persoonlijk. Niemand maakte bezwaren tegen De Clercqs functie. De opdracht van De Clercq was niet gering. In vele arrondissementen waren rivaliserende Vlaams-nationale groepen actief. De mislukking van de verkiezingen had de tegenstellingen verzuurd, met erbovenop persoonlijk ressentiment. Indien de grote ideologische tegenstellingen al niet aan de basis lagen van de plaatselijke disputen, dan waren ze in ieder geval een onuitputtelijk vat waaruit naar believen kon worden getapt. Maar de levensbeschouwelijke tegenstellingen waren vaak ook werkelijk de oorzaak van de moeilijkheden. De tegenstellingen waren buitendien geografisch gekleurd. En nog anderen voelden zich geroepen eenmakingswerk te verrichten. Al die pogingen doorkruisten elkaar en zij maakten de opdracht van De Clercq er niet eenvoudiger op. Op 8 april 1933 lanceerde hij in de Vlaams-nationalistische weekbladpers een oproep voor de stichting van een nieuwe eenheidspartij. De Landdag in Kester van 1933, opnieuw door De Clercq georganiseerd, weerspiegelde de | |
[pagina 96]
| |
heersende malaise. De opkomst was gering en de sfeer beneden het vriespunt. Het slechte weer deed de rest zodat het een lamentabel vertoon werdGa naar eind2. Zelfs in de Vlaams-nationale partijpers werd niet verheeld dat op de Landdag de onenigheid tot uiting was gekomenGa naar eind3. Staf De Clercq vatte het werk aan met een visitatietocht door Vlaanderen en bracht de verschillende standpunten in kaart. Hij zocht contact met degenen van wie hij meende dat zij invloed hadden. Kenschetsend daarbij is dat hij zich niet beperkte tot de arrondissementele tenoren, maar ook vele min of meer bekende militanten hoorde. De Clercq legde hiermede de basis van zijn later succes. Door zijn lange ervaring in het Pajottenland verstond hij de kunst de basiswerkers voor zich in te nemen. Alleen al het feit dat ook zij gehoord werden, verhoogde het prestige van De Clercq. De Clercq ontpopte zich beslist niet plotseling als de autoritaire leider die hij later zou worden. Zijn rol was er een van bemiddelaar. Hij werd in de Vlaams-nationale weekbladpers wel meer en meer betiteld als ‘leider’. De nadruk ligt dan toch op zijn verdiensten in het verleden, van gezwollen leidersretoriek is geen sprake. Typisch is bijv. de aankondiging van de Landdag van 1933 onder de kop: ‘Landdag! Kester! Staf!’ De Landdag vertoonde overigens de traditionele kermisachtige sfeer. Op het programma stond o.m. een vertoning door een befaamde Vlaamse goochelaarGa naar eind4. De Clercq was er een van de sprekers, naast vele anderen. Doordat hij het laatst aan de beurt kwam en het al laat geworden was, gelastte hij zijn spreekbeurt af. Hij liet het bij een korte oproep tot eenheid en de mededeling dat de trekking van de tombola op het secretariaat zou gebeurenGa naar eind5. In Het Leieland, het blad van de Westvlamingen die aandrongen op een autoritaire organisatiestructuur met één leider, wordt op 4 juni 1933 voor het eerst een artikel op de eerste pagina afgedrukt onder de titel ‘Staf De Clercq’. Sinds de verkiezingen van 1932 - zo leert de inhoud - ‘is zijn figuur stilaan uitgerezen boven de verwarring der Vlaams-nationale gelederen’. | |
1.1.2 De ideologische discussies over de stichtingsproclamatieDe onderhandelingen over de definitieve tekst van een stichtingsproclamatie die meteen ook de grondslagen van de nieuwe Vlaams-nationalistische eenheidsorganisatie zou bevatten, sleepten maanden aan. We kunnen bij de onderhandelaars grosso modo drie groepen onderscheiden: 1. de ‘fascistischgezinden’ die de meeste teksten redigeerden en die uiteindelijk hun stempel zouden drukken op de definitieve stichtingsproclamatie; 2. de ‘gematigden’ die poogden de teksten van de eerste groep af te zwakken zodat ook de derde groep het ermee eens kon zijn; 3. de ‘democratischgezinden’ die de opvattingen van de eerste groep principieel afwezen. De belangrijkste architecten van het eerste vnv-programma behoorden tot de zg. ‘Kortrijkse groep’. Twee Kortrijkzanen vormden er de spil van: advocaat Paul Beeckman en bedrijfsleider-industrieel Tony Herbert. Beiden zijn hier al ter sprake gekomen. Herbert wierp zich op als de coming man in West-Vlaanderen. Zijn ambitie reikte wellicht verder. Hij ageerde bij voorkeur achter de schermen. Vooral Paul Beeckman trad naar voren. Hij onderging een merkwaardige ideologische evolutie. In 1931 had hij zich nog actief ingezet voor de vnvp, in 1933 behoorde hij tot de ideologische scherpslijpers en enkele jaren later, toen de discussies over de samenwerking tussen het vnv en de Katholieke Partij voor hevige spanningen zorgden, was hij een van de belangrijkste medestanders van de gematigden die voor toenadering ijverden. Rond Herbert en Beeckman cirkelden ook nog het gewezen provincieraadslid van het Kempense kvv Leo Wouters en Luc Matthys. Wouters was in 1932 naar Gent verhuisd. In 1933 was hij redactiesecretaris van Jong Dietschland. Matthys leidde een bedrijf in Deinze waar hij sinds 1932 ook schepen was. Jeroom Leuridan was niet bij de | |
[pagina 97]
| |
‘Kortrijkse groep’ betrokken. Hij probeerde in de eerste helft van 1933 op eigen houtje een Dietse eenheidsorganisatie tot stand te brengen, in samenwerking met een aantal radicale Groot-Nederlanders uit de omgeving van Vlaanderen en Jong DietschlandGa naar eind6. Op de achtergrond speelde priester Odiel Spruytte een belangrijke rol. Hij had een sterke invloed op Paul Beeckman en Leo Wouters die geregeld aanwezig waren op de door hem georganiseerde ‘vormingsavonden’Ga naar eind7. Het eerste ontwerp van beginselverklaring voor de nieuwe eenheidspartij werd einde april 1933 opgesteld door Paul Beeckman. Het doel van de ‘Vlaams-nationale beweging’ - van partij werd niet gesproken - was ‘de hereniging van Vlaanderen en Nederland in een staatkundig verband’. Het doel moest bereikt worden door het voeren van propaganda, het leggen van contacten met Nederland, het tegengaan van het verfransingsproces in Vlaanderen en ‘[het inrichten van] een verweerkorps dat de uitingen van het Vlaams-nationaal leven tegen vijandelijke machten zal beschermen’. Voorts streefde de beweging naar een organische ordening van de samenleving en naar een beperking van de macht van de volksvertegenwoordiging inzake de controle op regeringsdaden en de rijksbegroting. Het stuk was weinig coherent en nauwelijks uitgewerkt. Het werd afgewezen door de gematigde vleugel, waaronder Hendrik Elias, Ernest Van den Berghe en Hendrik BorginonGa naar eind8. In juni kwam een tweede ontwerp uit West-Vlaanderen, vermoedelijk alweer opgesteld door Beeckman. Het was gericht aan Staf De Clercq die het doorstuurde naar Hendrik Borginon met de vraag het grondig te bestuderen. De Clercq had alleen maar bezwaar ten aanzien van de toon waarin het was gesteld. Hij was niettemin van mening dat het aanvaardbaar was. Hij drong erop aan dat Borginon de anderen zou overtuigen. ‘Lijk het nu gaat, kan het niet blijven duren. Onze beste mannen zien verlangend uit en sommigen hoogst ongeduldig naar een akkoord onder de voornaamste Vlaams-nationale fracties.’Ga naar eind9 De basiselementen van het eerste ontwerp waren niet veranderd: als nationaal politiek doel had het stuk het over het herstel van de Nederlandse eenheid. De sociaal-economische inrichting van de Nederlandse natie moest stoelen op het solidarisme. Marxisme, liberalisme en ‘het huidig parlementarisme’ werden expliciet afgewezen. Wel werd in de nieuwe versie een paragraaf toegevoegd die stelde: ‘Wij willen een gezonde en aangepaste volksmedezeggenschap en democratie, welke een oude Nederlandse traditie vormen’. De tekst van dit ontwerp is de basis van de definitieve stichtingsproclamatie van het vnv. Het ontwerp gaf nog een summiere schets van de leidinggevende structuren van de partij. Voor sommige functies werden al namen genoemd. Er werd voorzien in een propagandaleider (Leo Wouters). Daarnaast waren er vijf ‘centrales’: een voor sociale actie (Luc Matthys), een voor politieke organisatie (Ernest Van den Berghe), een voor de pers (Tony Herbert), een voor de jeugd en een voor de vrouwenorganisatie. Daarnaast zouden voor elke provincie gouwleiders worden aangesteld. Voor Oost-Vlaanderen werd Hendrik Elias genoemd, voor Brabant Hendrik Borginon en voor Limburg Gerard Romsee. Over een leider werd niet gesproken. De naam van Staf De Clercq komt in het hele voorstel niet voor. De nieuwe partij zou Vlaams Nationaal Verbond heten, het kvnv en de vnvp zouden ontbonden worden. De Schelde zou de partijkrant worden. Een volgende versie is een getypt stuk waarop correcties zijn aangebracht door Hendrik BorginonGa naar eind10. Het is niet gedateerd, maar zo goed als zeker opgesteld tussen 11 juni en 10 juli 1933. De getypte tekst herneemt letterlijk het vorige ontwerp. Hij wordt voorafgegaan door een tekst waarin Staf De Clercq de stichting van het Vlaams Nationaal Verbond aankondigt en waarin hij zegt dat hij op vraag van de verschillende organisaties de leiding op zich neemt. Het organisatieschema (inclusief de genoemde namen) is ook identiek aan het tweede Westvlaamse ontwerp. De taak van de centrales wordt omschreven. kvnv en vnvp dienden binnen veertien dagen ontbonden te worden. Over De Schelde werd niet meer gerept. De | |
[pagina 98]
| |
door Borginon aangebrachte correcties zijn belangrijk, omdat zij grotendeels bewaard zullen blijven in de definitieve proclamatietekst. Ik behandel de belangrijkste wijzigingen: Borginon probeerde de Grootnederlandse strekking te milderen. De tekst vermeldde: ‘Het Vlaams Nationaal Verbond stelt zich tot doel en onafgebroken taak de bevrijding te bewerken van het Vlaamse, d.i. Zuid-Nederlandse volk, en het herstel der Nederlandse eenheid’. Na de correcties van Borginon bleef over: ‘Het Vlaams Nationaal Verbond stelt zich tot doel de bevrijding van het Vlaamse volk en de bevordering van de Nederlandse volkseenheid’. ‘Uit de diepten van ons zedelijk, cultureel en stoffelijk verval is bij alle overtuigde Vlamingen het bewustzijn ontwaakt dat alleen de hereniging der Nederlanden aan ons volk de volle waarborgen en mogelijkheden kan bieden tot de gezonde en harmonische ontwikkeling van ons volksbestaan’ werd na de ingreep van Borginon: ‘Uit de diepte van ons cultureel en stoffelijk verval is bij alle overtuigde Vlamingen het bewustzijn ontwaakt dat alleen de verovering van de politieke zelfstandigheid de volle waarborgen... [enz.]’. Nog op vier andere plaatsen schaafde Borginon aan de Grootnederlandse strekking. In het sociaal-economische deel wijzigde hij niets aan de paragrafen over ‘het heersend liberalistisch regime en zijn noodlottige gevolgen [..]’, ‘de materialistische levensopvatting van het marxisme, zijn klassenhaat en klassenstrijd, zijn vals internationalisme’ en ‘de verwording van het huidig democratisch parlementarisme, [...] noodlottig voor een gezonde inrichting der maatschappij’. Hij schrapte wel een zinsnede waarin gesteld werd dat de sociale leer van de partij gebaseerd is op de ‘grondslagen der solidariteitsleer’. Het oorspronkelijk ontwerp en de correcties van Borginon leidden tot een nieuwe tekst, gedateerd 10 juli 1933Ga naar eind11. Vrijwel alle wijzigingen die hij had aangebracht, werden opgenomen. Een enkele keer werd een compromis gezocht: ‘Uit de diepten van ons zedelijk, cultureel en stoffelijk verval is bij alle overtuigde Vlamingen het bewustzijn ontwaakt dat alleen de verovering van onze politieke zelfstandigheid samen met de vestiging der Nederlandse volkseenheid kan leiden tot de gezonde... [enz.]’. Belangrijk is nog dat er wijzigingen waren opgetreden in de invulling van de functies: Tony Herbert viel weg als leider van de perscentrale. In zijn plaats werd ad interim Staf De Clercq vermeld. Ook propagandaleider Leo Wouters was weggevallen. Bij de centrale voor de vrouwenorganisaties wordt Magda Gravez-Haegens genoemd. Bij de gouwleiders wordt nu voor West-Vlaanderen Jeroom Leuridan genoemd, terwijl voor Limburg Gerard Romsee vervangen is door Hendrik Ballet. Hoe moeten de wijzigingen van de namen worden geïnterpreteerd? In de eerste plaats is het belangrijk te weten dat tussen het eerste ontwerp (11 juni) en de versie van 10 juli zware spanningen waren ontstaan. Dat blijkt uit een brief van Staf De Clercq, 30 juni 1933, waarin hij verklaarde niet langer het leiderschap te willen aanvaardenGa naar eind12. Hij had zijn tanden stukgebeten op wat hij eufemistisch de ‘sociaal-economische formule’ van de eenheidsbeweging noemde, of m.a.w. op de tegenstelling tussen de naar het fascisme neigende en de aan de democratie vasthoudende Vlaams-nationalisten. Niets wijst erop dat De Clercq effectief ontslag nam. Men kan zich afvragen of zijn brief geen middel was om een akkoord te forceren. Misschien heeft De Clercq getracht met zijn ontslag de tekst van 10 juli erdoor te drukken. Misschien is het afhaken van Leo Wouters en Tony Herbert te verklaren door het feit dat zij zich niet wilden neerleggen bij het compromis. Vonden zij de wijzigingen van Borginon te verregaand? Of maakten zij bezwaar tegen de paragraaf over de ‘aangepaste volksmedezeggenschap en democratie’? Het laatste is mogelijk gezien het vervolg van de geschiedenis. Het is ook mogelijk dat de gematigde vleugel de grote greep van de ‘Kortijkse groep’ op de organisatie niet accepteerde. Bij de eerste taakverdeling hadden zij immers al twee centrales in handen en de belangrijke functie van propagandaleider. Hoe het ook zij, Herbert en de ‘Kortrijkse groep’ gaven de strijd niet op. Zij bleven aanwezig bij de verdere onderhandelingen. | |
[pagina 99]
| |
Het opstappen van Herbert kan verklaren waarom nu plots Leuridan opdook als gouwleider. Het terugtreden van Romsee zal allicht te maken hebben met diens voorzichtigheid. Hij zou nog geruime tijd de kat uit de boom kijken en zich niet meer laten opmerken bij de onderhandelingen. Er circuleerde nog een tweede tekst die inhoudelijk gelijkt op de tekst van 10 juli, maar die structureel volkomen anders is. Hij geeft in zestien punten het basisprogramma van het vnv. Ik zal het stuk voortaan het ‘zestien-puntenprogramma’ noemenGa naar eind13. Het is een oorspronkelijke tekst die niet is gebaseerd op de tekst van 10 juli. Hoewel die tekst niet de basis was van de stichtingsproclamatie die in oktober 1933 werd gepubliceerd, is hij belangrijk. Er wordt in latere documenten vaak naar verwezen. Staf De Clercq noemde hem in februari 1934 het ‘vertrouwelijk programma’ van het vnvGa naar eind14. De tekst geeft, anders dan de stichtingsproclamatie, ook de structuur van het toekomstige vnv aan. De tekst heeft geen titel en is niet gedateerd, maar hij ontstond bijna zeker in juli 1933Ga naar eind15. De auteur ervan is niet bekend. Het stuk is Grootnederlands van inslag. Inzake de nagestreefde staatsinrichting is de tekst vager dan die van 10 juli. Er wordt noch over democratie noch over volksmedezeggenschap gerept. ‘De tegenwoordige instelling van het democratisch parlementair regime’ werd beschouwd als een ‘verwording en een ondoelmatige verstarring van de democratie’. Over het regime dat in de plaats moest komen, werd gestipuleerd dat het ruimte moest geven voor persoonlijke vrijheid. Die vrijheid werd echter beknot door het nationale belang. Voorts werd voorzien in een sterk staatsgezag en in een ‘beraadslagend orgaan’ dat de mogelijkheid bood tot ‘volkscontrole’ via het verlenen van kredieten. Het ‘huidig natieverdelend partijenstelsel’ moest worden uitgeschakeld. De tekst vermeed de begrippen ‘democratie’ en ‘parlement’. Wellicht was het een compromisvoorstel dat de Westvlamingen moest tevredenstellen. De partijstructuur die in dit stuk ter sprake kwam, was ook belangrijk. Het sprak over een ‘Hoofdraad’, waarin de leider, de leiders van de zes centrales (er was een ‘Cultuurcentrale’ bijgekomen), de vijf gouwleiders, de propagandaleider en de beheerder van de financiën zitting hadden. De Hoofdraad was in feite het hoogste orgaan van de partij. Hij bepaalde het beleid. Die beleidsbepalingen werden ook opgenomen in de officiële stichtingsproclamatie. Dat was niet het geval voor de concrete werking ervan: de leider had vetorecht maar geen stemrecht in de raad. De dertien andere leden hadden stemrecht. Zij konden de leider afzetten. De leider moest samen met de propagandaleider de beslissingen van de raad uitvoeren. De leider kon eigenmachtig op alle niveaus - inclusief op het niveau van de Hoofdraad - leiders aanstellen en afzetten. Conceptueel is deze structuur onduidelijk. Met name de positie van de leider is dubbelzinnig. In de loop van de geschiedenis van het vnv werd herhaaldelijk gewezen op de collegiaal ontworpen leiding van de partij (leider en Hoofdraad). Dit stuk lijkt er mede de oorsprong van te zijn. De tekst van 10 juli was in ieder geval de basis van de definitieve proclamatietekst van oktober. Hij was trouwens al volledig geredigeerd als een officiële proclamatie. Het bleek echter een valse start te zijn, want blijkbaar kon geen consensus worden bereikt. De tekst werd niet gepubliceerd en de discussies werden voortgezet. Een van de knelpunten was de Antwerpse Frontpartij. In de opgestelde teksten en bij de verdeling van de functies was weinig rekening gehouden met de groep rond Herman Vos. Er werd nog onderhandeld. Lode Wils beweert dat Pieter Geyl en Frederik Carel Gerretson Vos geprest hebben om toch maar verder te onderhandelen met de anti-Belgische en autoritaire extremisten, tot in 1933 toen, mede door toedoen van de Nederlanders, deze strekking de bovenhand haaldeGa naar eind16. Met betrekking tot de onderhandelingen in 1933 lijkt mij dit fel overdreven. Vos en Geyl wisselden in de hele zomer van 1933, wanneer de onderhandelingen | |
[pagina 100]
| |
volop bezig waren, slechts enkele brieven. Uit niets blijkt dat Geyl een bijzondere invloed uitoefende. Ook de briefwisseling tussen Geyl en Gerretson levert nauwelijks iets op over de onderhandelingen. De bronnen tonen aan dat Vos autonoom en tegelijk constructief onderhandelde. Hij probeerde niet alleen zijn visie door te drukken maar trachtte ook zijn positie in de partij veilig te stellen. In de vergadering van het hoofdbestuur van de Frontpartij, 17 juli 1933, meldde Herman Vos dat zijn gesprekken met De Clercq en Herbert goed waren verlopen. ‘West-Vlaanderen toonde zich inschikkelijk.’ Mits enige wijzigingen kon hun manifest - wellicht de tekst van 10 juli 1933 - een grondslag bieden voor de eenmaking. Vos zou verder onderhandelen, zonder bindende beslissingen te nemen. Hij zou aan het eigen verleden trouw blijven en de leden volledig inlichten over de vorderingen. Inmiddels zou een congres georganiseerd kunnen worden over democratie en parlementarisme om daarover een standpunt vast te leggenGa naar eind17. In de zitting van het dagelijks bestuur van 19 juli 1933 klonk Vos al wat minder optimistisch. Hij besprak er uitvoerig de stichtingsproclamatie van 10 juli. ‘Het gehele stuk verraadt in zijn redactie een “Severiaanse” strekking die hier niet kan inslaan. De dictatormanieren worden hier niet geduld.’ Vos wees op de Grootnederlandse strekking van het stuk en op de antimarxistische en anti-internationalistische paragraaf. ‘Die passus is onaanvaardbaar. De moderne opvatting van de marxistische idee is niet meer wat de massa er in doorsnee in ziet. Wij kunnen onmogelijk ons uitspreken tegen “marxisme” in absolute zin. Een redactie moet voorzien worden die “elke” materialistische levensopvatting afwijst.’ Voorts moest het Antwerpse Front ten minste een leidinggevende centrale toegewezen krijgen. Karel Angermille meende dat Antwerpen recht had op de Politieke Centrale. Op een vraag van Leo Augusteyns of er eigenlijk wel enig verschil was tussen het Verdinaso en de zg. ‘unificatie’, antwoordde Vos genuanceerd: ‘Er is een “parallellisme” in de vorm maar toch is het onloochenbaar dat onze Westvlaamse groep sterk [is] geëvolueerd. De scherpte van hun eisen is verdwenen en daarom geloof ik dat verdere onderhandelingen vruchtbaar kunnen zijn. [...] Doch hoe de formule ook moge luiden, wij in Antwerpen zouden toch onze oude weg moeten gaan en we kunnen geen oude stellingen opgeven.’ Jan Timmermans meende dat Staf De Clercq slechts in naam als leider verscheen en dat Tony Herbert onmiskenbaar ‘de stuwende kracht’ was. Het bestuur besliste op 31 juli 1933 een nieuwe vergadering te beleggen met De Clercq, Herbert en Elias. Inmiddels zou aan De Clercq een brief worden gericht met de eisen van het Antwerpse FrontGa naar eind18. In deze brief, 26 juli 1933, werd elke dictatoriale aanspraak op een centrale leiding afgewezen. Het Antwerpse Front zou zich niet op bevel ontbinden en het eiste zelf mensen te mogen aanstellen. Herman Vos moest in ieder geval de leiding krijgen van de Politieke Centrale. Ook eiste men de inlassing van een principieel pacifistische verklaring en een wijziging van de paragraaf over het marxisme, zoals hierboven aangegevenGa naar eind19. Op 28 juli 1933 deelde Staf De Clercq aan Hendrik Borginon op schampere toon een voorstel van het Front mee: ‘Bewonder de pretentie aangaande het opeisen der politieke leiding door Antwerpen. [...] Die mensen laten ons de jeugd, het vakverbond en de vrouwenorganisaties. Zijn ze niet buitengewoon royaal?’Ga naar eind20 De moeilijkheden waren niet alleen ideologisch van aard, het ging ook over de verdeling van de machtsposities binnen de nieuwe partij. Hij schreef ook nog dat op de vergadering van 31 juli de beslissing moest vallen. Jammer genoeg heb ik het verslag van die vergadering niet teruggevonden. Herman Vos bracht wel op 7 augustus voor het dagelijks bestuur verslag uit. Hij zag bij ‘de heren van West- en Oost-Vlaanderen wel enige zwenking ontstaan in de Antwerpse richting’. Elias verklaarde niet te willen horen van een totalitaire staat en wees de ideeën die verkondigd werden in Jong Dietschland van de hand. Hij en Borginon waren geneigd de Antwerpse voorstellen te accepteren. Herbert vond de ‘geest’ belangrijker dan de formules. Voor die ‘geest’ verwees hij naar | |
[pagina 101]
| |
de artikels in Het Leieland. Vos repliceerde dat de geest van Het Leieland die van Jong Dietschland was: ‘een verkapt “Severianisme”’Ga naar eind21. Op deze vergadering viel dus geen beslissing. De Antwerpse Frontpartij wees bij monde van Herman Vos de opvattingen van Herbert c.s. af. Uit de verslagen van de partij bleek dat Vos' opvatting daarin algemeen gevolgd werd door het bestuur. Niet alleen de Antwerpse Frontpartij zorgde voor moeilijkheden. Op de vergadering was al tot uiting gekomen dat er tussen de uitgenodigde onderhandelaars allerminst eensgezindheid bestond. Elias distantieerde zich van de strekking-Jong Dietschland en dus in feite van Herbert. Op aandringen van Herbert had Elias onderhandeld met de groep-Jong Dietschland. Het rapport dat hij eind juli 1933 daarover uitbracht bij De Clercq laat aan duidelijkheid niet te wensen overGa naar eind22: ‘Ik mag U verzekeren dat deze mensen nationaal-socialisten en dinaso zijn. Op mijn vraag wat hen van dinaso scheidde, kon ik geen bepaald antwoord krijgen, buiten de gewone “woorden” van Victor Leemans over geestelijke inhoud, levenshouding en... methode nml. dat zij het volk volledig kultureel willen opleiden, wat Dinaso verwaarloost te doen. De inhoud echter van deze opmerking is deze van het nationaal-socialisme-fascisme, aangepast aan Vlaanderen. Wanneer gevraagd wordt wat zal gedaan worden met de politieke vrijheden en met het parlementaire leven dat zou berusten op een vrije rekrutering, dan wordt alleen maar geantwoord dat dit alles moet uitgeschakeld worden. Hun gedachtengang komt neer niet op een aanpassing, maar op een volledige vernietiging van de democratie. [...]’ Een week later verschijnt in Het Leieland een artikel onder de titel ‘Partij-politiek of nationale beweging’. Een citaatGa naar eind23: ‘Het democratisch-liberalistisch partijwezen en de partijpolitieke strijd hebben ons zo grondig van de opvatting, van de geest en de praktijk van de volkssamenhorigheid vervreemd, dat zelfs ons Vlaams-nationalisme [...] aan zijn besmetting niet is ontsnapt. De partijstrijd is zulk een verleidend [...] en benevelend gift. De liberale en humanitaire ideologie stelt het ons voor als een methode om de waarheid met de edelste middelen te doen zegevieren en het algemeen belang te bevorderen. Het partijwezen verscheurt ons volk, en bevordert het groeps- en klasse-egoïsme [...]. Het teert op demagogie en platheid.’ De drijvende krachten achter de eenheidspartij in wording waren het allerminst eens over de fundamentele problemen. De verdedigers van de democratie waren wel bereid veel water in hun wijn te doen. Hendrik Borginon schreef op 24 augustus 1933 aan Herman Vos dat het onjuist is ‘het voorgelegde plan en het geschrijf in Het Leieland te vereenzelvigen’. Borginon erkende dat de mentaliteit en de geestesgesteldheid bij de Vlaams-nationalisten zo uiteenlopend waren dat er maar gedacht kon worden aan samen te werken met autonome groepen. ‘Wel weet ik [...] dat er geen spraak van is dat wij onze activiteit en die van de opkomende jeugd voor lengte van jaren zouden beperken tot het eng Vlaamse strijdgebied door U omlijnd. Men kan dit goedvinden of betreuren maar de sociale en economische problemen, de politieke problemen die ermee verband houden, staan zo op de voorgrond van de algemene belangstelling dat het gewoon hersenschimmig is daaraan te willen ontkomen.’Ga naar eind24 Vos had Borginon bericht dat de Antwerpse Frontpartij ieder maatschappelijk inzicht op persoonlijke titel gedoogde op voorwaarde dat dit inzicht stoelde op democratische grondslag. De partij zelf zou op economisch en sociaal-politiek terrein een pragmatische koers varen. Hendrik Elias schreef op 6 september 1933 aan Staf De Clercq dat men het Antwerpse Front voorlopig maar best links liet liggenGa naar eind25. Aan de vooravond van de stichting van het vnv onderscheiden we dus drie groepen bij de Vlaams-nationalisten. Een eerste groep die een fascistisch geïnspireerde, nieuw geordende samenleving voorstond. Voor hen moesten de democratische politieke instellingen ver- | |
[pagina 102]
| |
dwijnen. Een tweede groep die pleitte voor het behoud van de democratische politieke structuren, maar die wel een nieuw geordende samenleving voorstond. Wat de nieuwe ordening precies inhield, is niet duidelijk. Vage termen als ‘solidarisme’ en ‘corporatisme’ wijzen de richting aan. Marxistische en liberale opvattingen werden expliciet afgewezen. Ten slotte de derde groep die principieel vasthield aan de democratische samenleving en die zich op sociaal-economisch terrein niet wilde profileren. Bij hen was er ruimte voor alle opvattingen voor zover ze de democratie aanvaardden. De drie groepen hadden een zekere band door de gemeenschappelijke opstelling tegenover het Verdinaso. Het feit dat de radicalen zich ongemeen fel tegen het Verdinaso afzetten, maakte hen hoe dan ook bondgenoten van de gematigden. De uitvaardiging van een stichtingsproclamatie die volledig de wensen van de eerste groep weerspiegelde, werd mogelijk door het definitief afhaken van de derde en de capitulatie van de tweede groep. Die laatste groep, die ik voortaan de gematigden zal noemen, wilde tot elke prijs een akkoord. Niet alleen de hardnekkige tegenstand van de radicalen, maar evenzeer de sociale polarisering tengevolge van de economische crisis - het was ‘hersenschimmig’ eraan te willen ontkomen, schreef Borginon - dreef ze naar het opgeven van principiële standpunten. De radicalisering van veel Vlaams-nationalistische militanten was een niet te onderschatten factor. Staf De Clercq begreep dit zeer goed. Ondanks zijn geringe aandeel aan de redactie van de programma-ontwerpen, was zijn rol bij de totstandkoming van het vnv niettemin zeer groot. De honderden gesprekken die hij had gevoerd om mensen en groepen te bezielen, zouden hun vruchten afwerpen. Velen hadden hem het afgelopen halfjaar herhaaldelijk verzocht eindelijk met de werking te beginnen. De Clercq van zijn kant wist door zijn contacten wat er omging bij de basismilitanten. Dat hij zich akkoord verklaarde met een stichtingsproclamatie die grotendeels was geïnspireerd door de radicale en dietsgezinde vleugel is wellicht te verklaren door het feit dat hij na zijn tocht door Vlaanderen besefte dat de radicalen een grote impact hadden op de jeugd die de kern vormde van de tweede generatie Vlaams-nationalisten. Om ze aan zich te binden was er een maximale beginselverklaring noodzakelijk. De begrippen ‘Dietsland’ en ‘nationale strijd tegen liberalisme, marxisme en parlementarisme’ waren voor die nieuwe generatie een conditio sine qua non. Het probleem ‘Dietsland versus federalisme’ stond evenwel niet op de voorgrond. De gematigde vleugel was bereid zich neer te leggen bij een Grootnederlandse beginselverklaring. Tijdens de onderhandelingen met het Antwerpse Front was het ook niet een echt knelpunt geweest. De kwestie kwam in de bestuursvergaderingen herhaaldelijk ter sprake. Het bleek dat men binnen het Front daarover lang niet eensgezind was. De discussies eindigden meestal met het besluit dat het een vrije kwestie diende te blijven. Toen na de breuk met het vnv een bestuurslid voorstelde ook maar meteen principieel afstand te nemen van Groot-Nederland, werd dit afgewezen. Er diende immers rekening te worden gehouden met de jeugd die dat niet zou aanvaardenGa naar eind26. Het is exemplarisch voor de mentaliteit van vele Vlaams-nationalistische jongeren, zowel in Antwerpen als in West-Vlaanderen. De drang om de heersende nationale en sociaal-economische orde omver te werpen vond zijn uitdrukking in het streven naar Groot-Nederland (een nieuwe staat), maar evenzeer in het afwijzen van compromis en dialoog, en dus van het democratische overlegmodel. Die in wezen revolutionaire geest werd de recruteringsbasis van De Clercq. Hij beantwoordde met zijn (of het hem voorgekauwde) autoritaire model beter aan de behoeften van die jongeren, terwijl de autoritaire organisatievorm in staat was het radicalisme te kanaliseren. Niet Groot-Nederland was de inzet van het debat over de stichting van het vnv, wel het al of niet handhaven van een democratisch partij- en samenlevingsmodel. De zwakte van de voorstanders van de democratie was hun verdeeldheid. Een deel van | |
[pagina 103]
| |
hen aanvaardde wel een autoritair partijmodel. Zij hoopten daarmee de moeilijkheden in het verdeelde Vlaams-nationalisme te kunnen overwinnen. Die opvatting had het laatste jaar veld gewonnen. Ook het Antwerpse Front accepteerde het autoritaire partijmodel dat in de discussieteksten naar voren kwam. Alleen wilde het eigen mensen kunnen benoemen. Het Front wilde eventueel in de partij een democratisch eiland zijn. Het is opvallend dat Herman Vos de enige onderhandelaar was die voortdurend stelde, niets te ondernemen zonder de goedkeuring van zijn basis. De andere onderhandelaars traden in feite al autoritair op nog voor de autoritaire partij was opgericht. Nergens blijkt dat de belangrijkste gematigde onderhandelaars, Hendrik Borginon en Hendrik Elias, de basis van hun partijorganisaties op formele wijze raadpleegden. De voorstanders van een autoritaire partij waren niet automatisch gewonnen voor een autoritaire samenleving. Dat was duidelijk niet het geval ten aanzien van Elias en Borginon. Zíj maakten van hun opvattingen geen breekpunt, wat Vos en de andere bestuursleden van het Antwerpse Front wel deden. Op 15 en 20 september 1933 hadden in Brussel nog twee vergaderingen plaats waarop werd gepoogd met de Antwerpse Frontpartij tot een akkoord te komen. Volgens een later opgesteld verslag kwam het tot een mondeling akkoord. Het hield in dat er met de wensen van de Frontpartij rekening zou worden gehoudenGa naar eind27. Op 25 september bracht Herman Vos verslag uit bij het dagelijks bestuur. De interpretatie die blijkens een toen pas binnengekomen vertrouwelijke brief aan het akkoord werd gegeven, hield totaal geen rekening met hun argumenten. ‘De toestand is ernstig. Persoonlijk ben ik van mening dat een eenheidsfront onontbeerlijk is, op straffe van vernietiging van de Vlaams Nationale Partij en ook van het dagblad De Schelde. Nochtans kan ik in geweten niet verder gaan dan ik deed. Nog één stap en wij staan midden in het “Dinaso”.’ Vos verklaarde nog dat hij binnen acht dagen ‘een concrete sociale formule’ zou voorbereidenGa naar eind28. Na stemming bleek dat de hele vergadering (zestien bestuursleden), op twee na, Vos steunde. Een van de dissidenten was Maurits Lambreghts die later vnv-arrondissementsleider in Antwerpen zou worden. Begin oktober vond de laatste vergadering plaats vóór de stichting van het vnv. Voor het dagelijks bestuur van 2 oktober 1933 bracht Vos pessimistisch verslag uit: ‘Zij willen hun Westvlaams plan doordrijven. Ik noemde het “fascistisch”. Herbert en Beeckman dulden geen verzet tegen hun oorspronkelijk plan. Dus zal Antwerpen onmogelijk kunnen toetreden.’Ga naar eind29 De dag daarna schreef hij aan Pieter Geyl: ‘Met de onderhandelingen hier over het eenheidsfront staat het zeer slecht. Het is nu haast uitgemaakt dat Antwerpen zal moeten likwideren en dat ik uit De Schelde zal moeten treden. Ik kan de evolutie voor die organische, corporatieve, autoritaire staatsleer, waarop men ons nu wil binden - allen zijn daarover akkoord behalve Antwerpen - niet meemaken.’Ga naar eind30 Eind september kondigde Staf De Clercq op een vergadering in Gent de definitieve oprichting aan van een ‘nieuwe Vlaams-nationale Unie’, geen partij maar een beweging. ‘Wij staan hier niet’, zo stelde De Clercq, ‘als woordvoerders van een partij, die menen langs de ene parlementaire weg ons nationaal ideaal te bewerkstelligen, doch als de promotors van een nieuwe en verruimde beweging, nieuw in wezen en nieuw naar de geest.’Ga naar eind31 Op 7 en 8 oktober 1933 publiceerde de Vlaams-nationale weekbladpers de langverwachte proclamatie. Het was de tekst van het Westvlaamse voorstel van 10 juli 1933 minus de cruciale passage: ‘Wij willen een gezonde aangepaste volksmedezeggenschap en democratie’. Blijkbaar was het afhaken van de Antwerpse dwarsliggers meteen ook een voldoende reden om die laatste democratische beginselverklaring te schrappen. De zg. gematigden incasseerden de wijziging zonder meer. Half augustus 1933 had Elias nog aan zijn nieuwe leider laten wetenGa naar eind32: ‘[...] wij [moeten] van nu af aan toch [...] weten hoe wij staan tegenover het principieel pro- | |
[pagina 104]
| |
gramma van onze tijd: hervorming en aanpassing van de democratie (= medezeggenschap van het volk in de regering, vrijwaring van de politieke vrijheden) of afschaffing van democratie door het tot-stand-komen van een totalitaire staat (persoonlijk of groepsabsolutisme, uitschakeling van politieke vrijheid). [...]’ Met de publikatie van de stichtingsproclamatie van het vnv was de teerling geworpen. |
|