logvoerenden noodig, zich kalm en als voor het aangezicht van den Drieëenigen God, af te vragen: waar zij om vechten en of beider doel al deze vreeselijke ellende en verwoesting rechtvaardigt?
Uit dien hoofde en met het oog op de beweringen van verschillende Engelsche staatslieden, dat de oorlog begonnen is en gevoerd wordt met het bepaalde doel, Hr. Ms. gezag in Zuid-Afrika te ondermijnen, en een van Hr. Ms. Regeering onafhankelijk bestuur in geheel Zuid-Afrika in te stellen, achten wij het onzen plicht, plechtig te verklaren, dat deze oorlog alléén begonnen is als een maatregel van verdediging tot vrijwaring van de bedreigde onafhankelijkheid der Zuid-Afrikaansche Republiek, en alléén voortgezet wordt om de onbetwistbare onafhankelijkheid van beide Republieken als souvereine internationale Staten te verzekeren, en te handhaven; en de verzekering te erlangen, dat die onderdanen van H.M., die met ons aan dezen oorlog deelgenomen hebben, niet het minste leed zal wedervaren aan lijf of bezit. Op deze voorwaarden en op deze voorwaarden alléén, verlangen wij, nu gelijk in het verleden, den vrede in Zuid-Afrika hersteld te zien en een einde gemaakt aan het kwaad dat nu over Zuid-Afrika heerscht, terwijl er, indien Hr. Ms. Regeering besloten is de onafhankelijkheid der Republieken te vernietigen, ons en ons volk niets overblijft dan op den ingeslagen weg tot het einde toe te volharden, in weerwil van de overweldigende overmacht van het Britsche rijk, vertrouwende dat God, die het onuitbluschbaar vuur der vrijheidsliefde in het hart van ons en onze vaderen heeft gelegd, ons niet verlaten zal, maar Zijn werk in ons en onze nazaten zal vervullen.
Wij hebben geaarzeld deze verklaring eerder voor Uwe Excellentie af te leggen, omdat wij vreesden, dat, zoolang het voordeel aldoor aan onze zijde was en onze legermacht verdedigende stellingen ver in de Britsche koloniën bezet hield, een zoodanige verklaring het eergevoel van het Engelsche volk zou kwetsen; maar, nu het prestige van het Britsche rijk door het gevangen nemen van een onzer legers geacht mag worden hersteld te zijn, en nu wij daardoor gedwongen zijn geworden andere stellingen, welke onze legers bezet hielden, prijs te geven, is dat bezwaar opgeheven. Wij kunnen nu niet langer aarzelen, Uwe Regeering en Uw volk tegenover de geheele beschaafde wereld duidelijk te zeggen, waarom wij vechten en op welke voorwaarden wij bereid zijn den vrede te herstellen.