Voorwoord.
Tot inleiding van mijn werkje, getiteld: ‘De Strijd tusschen Boer en Brit’, wensch ik, geachte lezer, slechts dit korte woord te zeggen: Ik ben geen boekschrijver. - Maar ik gevoelde dat de geschiedenis van dezen Strijd, waarin een klein Volk voor vrijheid en recht streed, door geheel de beschaafde wereld met recht als ongekend genoemd werd; en dat het mijn plicht was, mijne persoonlijke ondervindingen in dezen krijg te boek te stellen, voor het tegenwoordige en voor de toekomst, niet alleen voor het Afrikaansche Volk, maar voor de geheele wereld.
Niet alleen beschouwde ik dit als mijn plicht, maar ik werd tot schrijven aangemoedigd door den aandrang van voorname mannen uit mijn Volk, van mannen uit verschillende nationaliteiten, ja, zelfs van verscheidene Engelsche officieren.
Nu dan, waarde lezer, ik hoop dat gij u niet teleurgesteld zult gevoelen, bij het lezen van deze ondervindingen; daar het in mij niet ligt, om, zooals het wel somtijds het geval is met geschiedschrijvers, groote tafereelen - dingen uit de lucht gegrepen - op te vijzelen, en samen te pakken om maar een boek daar te stellen; of voor zich een naam te maken. Dat zij verre van mij! Ik had met het uitgeven van mijn boek (hoewel het eenvoudig geschreven is) slechts één doel: de wereld eene geschiedenis te geven, die, hoewel zij niet al de waarheid van dezen wonderen oorlog, toch niets dan de waarheid bevat.
Het oorspronkelijke is door mij in de Hollandsche taal geschreven; en ik kan dus voor de vertaling in andere talen niet verantwoordelijk zijn.