Zeedelycke en natuurlycke gezangen(1716)–Jan van Westerhoven– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Heemelse vreughde. Zang: ô Deught! gy zijt soo schoone. 1[regelnummer] De vreughden van den heemel, De vroomen sullen geeven melodyen, In hun volmaackt geweemel: Waar by 't gerust gemoet hun sal verblyen: In dit geval, Godt aan hun sal Oock sijn volmaacktheyt geeven: En geen ellenden Des heemels vreughde sullen weederstreeven: Of iets toesenden, Dat hun kan quellen in het eeuwigh leeven. 2[regelnummer] Geen quaat die vreught kan stooren. De sonden sullen haar oock niet wegh-drijven. Gezangen sult gy hooren, Waar door die vreught by u volmaackt sal blijven. O groote vreught! u geen ondeught Die blijdtschap sal ontrooven! Maar met de ruste Gy eeuwigh en altoos u Godt sult looven. Aan 's heemels kuste 't Vermaack des weerelts vreught ver gaat te booven. 3[regelnummer] Hoe groot die vreught sal weesen, Geen mensch, hoe vroom dat hy leeft, kan bedencken: [pagina 237] [p. 237] Geen quaat heeft sy te vreesen; Geen boosheyt van de weerelt kan haar krencken. Haar soet accoort, wert nooit gestoort Door 's weerelts teegenheeden! Maar sy sal prijsen De Liefde, en Gods lieffelijcke Vreede: En in haar rijsen, Sy werden sal met geen verdriet bestreeden. 4[regelnummer] Veel dingen ons hier quellen, Waar door 't gemoet geen vreughde kan ontfangen: Maar Godt sal namaals stellen, In een volmaackte stant, des vreughts gezangen. Al 't aards verdriet, van haar daar vliet. By haar kan 't kruys niet koomen. Sy sal oock geeven Een troost, die eeuwigh zijn sal aan de vroomen. En in dat leeven, Sal hun 't genoegen vroolijck overstroomen. 5[regelnummer] O stille heemels ruste! Geen quaat kan stooren alle uwe vreughden. O heemelse wellusten! Daar sullen sonder quaat zijn u verheughden. Geen sterflijckheyt, geen druck of strijt, Of geenderley swackheeden, Daar sullen stooren De lieffelijcke goddelijcke Vreede. Gy sult daar hooren, Van ieder onuytspreeckelijcke reeden. 6[regelnummer] Een vreughde, sonder plaagen, Moet die hier na niet overheerlijck weesen? Wy over smerte klaagen, Al is de vreught in ons hert opgereesen. Des heemels vreugt, geeft ons de deugt: Soeckt gy haar by de sonden? [pagina 238] [p. 238] Maar langh wilt soecken: Nooit iemant heeft die vreught by hun gevonden. Maar in Gods Boecken, Die vreughden overlangh al lieflijck stonden. 7[regelnummer] O vreught! hoe sult gy sweeven? Met blijde vroolijckheyt by al de vroomen, In 't eeuwigh zaaligh leeven: Waar in het onvolmaackte nooit sal koomen. Daar ieder 't quaat, gewilligh laat, Ja, light niet doen sal konnen, Moet gy lief weesen, Voor die de weerelt hebben overwonnen. Gy wert gepreesen Door die, die sweeven booven onse zonne. 8[regelnummer] O heerelijcke morgen! Waar in wy sullen deese vreught aanschouwen! Dit sonder d'aartse sorgen, En met al 't geen wy voor volmaacktheyt houwen. lck niet meer weet: dit is my leet: Wie kan Gods vreught beseffen, Als die hier booven Hun geesten na den troon van hem opheffen? Sult gy hem looven? Gy sult die vreught hier na by hem aantreffen. 9[regelnummer] Leeft dan een deughdigh leeven. Verlaat d'afschuuwelijcke boose sonden: Op dat Godt u haar geeve! Maar soo dit niet by u en wort gevonden, Gy dencken meught, dat deese vreught By u dan nooit sal koomen! Maar, na het sterven, Haar erven sullen al de waare vroomen! Als sy dit erven, En sal 't hun eeuwigh werden niet ontnoomen. Vorige Volgende