Zeedelycke en natuurlycke gezangen
(1716)–Jan van Westerhoven– Auteursrechtvrij
[pagina 227]
| |
Betreuren hunne sonden?
Het vroom getal
Sy voeren sal,
Daar geen quaat wordt gevonden.
2[regelnummer]
Sy toebehoort den Heere.
Door haar sal Christus bloet
Gods straf van ons afkeeren,
Als ieder 't goede doet.
Door dit geval,
Godt aan ons sal
De sonden oock vergeeven.
Voor sonden waackt:
Gy dan volmaackt
Door haar by Godt sult leeven.
3[regelnummer]
Door haar wy zijn goe vroomen,
Als goet is onse stant.
Door haar wy sullen koomen
In 't eeuwigh Vaderlant.
De Jooden sy
Oock maackte vry
Van Godes swaare plaagen:
Maar in hun druck
Sy het geluck,
't Geen Godt ons geeft, niet saagen.
4[regelnummer]
Is Christus niet verreesen,
Om haar, uyt sijne doot?
En namaals sal oock weesen,
Genaade Gods, seer groot:
Die onsen val
Behoeden sal,
Als sy haar ons sal geeven:
Als Godes Zoon
Der sonden loon
Sal hebben wegh-gedreeven.
| |
[pagina 228]
| |
5[regelnummer]
Agh! moght sy ons eens helpen
Van 't eeuwigh ongeval;
Wanneer dat overstelpen
Gods straf de boosen sal:
Agh moght sy dan
Ons neemen an,
Voor Godes uytverkooren.
En, agh! kon sy
Ons maacken vry,
Van Godes swaare tooren.
6[regelnummer]
Wanneer wy struyckelingen,
Maar geen moetwilligh quaat,
Seer onverhoets begingen,
Soo sal sy helsche staat
Ons neemen af:
En Godes straf
En sal op die niet koomen:
Gy 't weeten meught,
Dat 's heemels vreught
Hun dan sal overstroomen.
7[regelnummer]
Als gy verlaat de sonden,
Sy u sal maacken vry,
Door Christus doot, en wonden,
Van haare slaaverny.
Verlaat dan 't quaat:
Na vroomheyt staat;
Gy door haar dan sult leeven,
Hier na, by Godt:
Dit zaaligh lot
Hy u door gunst sal geeven.
8[regelnummer]
Maar wilt gy sondaars blijven,
Soo sal de hooghste Godt
U light van hem wegh-drijven,
Tot in u helsche lot.
| |
[pagina 229]
| |
Waar uyt de tijt,
Of eeuwigheyt,
U nooit en sullen haalen:
Die weesen kan,
Als gy sult van
Reghtveerdighmaakingh dwaalen.
|
|