| |
| |
| |
Hoope.
Zang: Wat is d' onvernoeghde Mensch.
1[regelnummer]
Hoope die moet by ons zijn:
Of kruys, kunnen 't haar beletten,
Dat sy Gods gebodt betraght,
Dat hy ons by hem sal setten.
2[regelnummer]
Ja, of sy oock sonden heeft,
Dat sy niet seer vast sou dencken,
Dat Godt ons sijn blijde vreught,
Uyt genaade eens sal schencken.
3[regelnummer]
Hoe of 't haar hier teegen gaat,
Nooit een vroom godtzaaligh leeven.
Sy maackt oock een vaste staat,
Ons sal door sijn gunst vergeeven.
4[regelnummer]
In het 's weerelts ongeval,
Altijt 't slimste niet verwaghten.
Gy oock dit gelooven meught,
Met haar sal na 't beste traghten.
5[regelnummer]
Als sy niet wil vreesen Godt,
| |
| |
Met u swaare teegenheeden:
Dat sy dit wel aan u gunt,
Hooren, van haar dwaase reeden.
Na een boos afgunstigh leeven!
Maar goe hoope 't geeft verdriet,
Dat Godt u het kruys wil geeven!
7[regelnummer]
Als sy 't quaade hier aanschouwt,
Dat het niet by haar sal koomen:
Stuuren by de waare vroomen.
8[regelnummer]
Wanneer sy wanhoope siet,
Van haar schrickelijcke weesen:
En hoe schreyent dat sy staat,
Dat sy vroom haar Godt sou vreesen.
9[regelnummer]
Als wanhoope dit niet doet,
Om dit doen, haar radt verlaaten.
Heeft sy in wanhoopens praaten.
10[regelnummer]
Sy om deese saacke schreyt,
Wie kan namaals zaaligh weesen?
Om dat sijn opreght gemoet,
| |
| |
Sijn Godt niet genoegh kan vreesen.
11[regelnummer]
En sy weenent dit oock hoort,
Of door andre swaare sonden,
Wanhoop 't volck maackt desperaat;
Weet sy niet voor hun ziels-wonden.
12[regelnummer]
Sy oock treurent by ons siet,
Kan bekeeren quaa wanhoopen
Als sy dan van ons niet sweeft,
Dat sy in een strop sal loopen.
13[regelnummer]
Al hebt gy veel quaat gedaan,
Laat goe hoope altijt dencken,
Al wie sigh bekeert, tot Godt,
't Geen is heemels, eens sal schencken.
14[regelnummer]
Maar soo gy dit niet en doet,
U dan stooten in de helle:
En als gy daar in sult zijn,
By haar, u daar eeuwigh quellen.
15[regelnummer]
Wilt dan met goe hoope gaan,
't Heemels Vaderlandt sult koomen,
Als gy sterft, sy u verlaat!
Sy weer woonen by de vroomen.
|
|