Zeedelycke en natuurlycke gezangen(1716)–Jan van Westerhoven– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 193] [p. 193] Gebedt van een beanghste Ziel. Zang: Mijn geest die swanger sijt van Godes lof, giet uyt. 1[regelnummer] Agh Heer mijn groote Godt ick voor u needer kniel; Voor u seer dwaalent en seer sondigh lijt mijn ziel; Ick ben niet waardigh dat ick naader tot u troon; Of oock niet tot die van u alderliefsten Soon; Om mijne sonden waar door 'k aan u heb misdaan; En waar door dat u geest oock is van my gegaan. Waar sal ick heenen gaan als tot mijn lieve Godt? Men buyten u niet vint als een rampzaligh lot. 2[regelnummer] 't Is waar mijn sonden op my haalen uwe straf; Agh alderhooghste Godt leght uwe gramschap af; Agh handelt niet met my na dat ick waardigh ben. Mijn sonden 'k niet verbergh; ick hun voor u beken; Sy grooter sijn als is u goedertierentheyt; Agh Heere Godt mijn geest voor u verslaagen lijt. Ick ben benout, vol anghst, waar sal ick heenen gaan, Soo u verlossingh my van 't quaat niet wil ontslaan? 3[regelnummer] Indien dat gy my na u strengheyt straffen sult, U handt my dooden sal, en oock mijn ongedult. Van duysent sonden die 'k heb teegen u gedaan, Geen een mijn onschult van hun sal voor u bestaan. Agh handelt niet met my na u gereghtigheyt. Neemt aan mijn geest die naar voor u verslaagen lijt. Door 't bloet van uwe Soon mijn sonde dogh vergeeft; Op dat mijn geest voor u met een vroom leeven leeft. 4[regelnummer] Laat u genaade my bevrijden van u straf. En wentelt van mijn hert mijn swaare anghsten af; Waar mee sy is belaan door haar benoude stant, Om dat sy swaar gevoelt de tughtingh van u hant. [pagina 194] [p. 194] Ick geene uytkomst weet soo gy my niet en helpt. Aan alle sijden my het quaat naar overstelpt. Agh helpt my dogh uyt al mijn droevigh ongeval; Ick in mijn leeven dan hier voor u looven sal. 5[regelnummer] 't Berout my dat ick voor u sonden heb gedaan. Agh neemt my weederom in u genaade aan; En schenckt daar door aan my u groote heerlijckheyt, Na dat ten eynde is mijn vroome leevens tijt Vergeeft mijn sonden door het bloet van uwe Soon; Ick dan vrijmoedigh weer sal nad'ren tot u troon. Agh Heere schenckt aan my dat mijn het zalighst is. En troost my met u geest in al mijn droeffenis. 6[regelnummer] Gy kent een ieders kruys: Gy ieders wercken weet. Verhoort de vroomen als sy bidden in veel leet. En slaat die in het hert die doen moetwilligh quaat; Op dat u straf hun weer brenght tot een vroome staat, Gy over 't goet berou seer barremhertigh sijt; Verhoort dan Heer die soo voor u ter needer lijt; En helpt hun van het kruys, en geeft hun weeder vreught; Op dat sy danckbaar sijn door 't pleegen van de deught. 7[regelnummer] Al 't volck hier zeeghnen wilt dat u met vroomheyt vreest; Agh voert hun na hun doot aan 't eeuwigh leevens feest Laat elck bedencken Heer hoe naar sal sijn sijn staat, Die sal moetwilligh doen tot aan sijn doot het quaat. Bewaart de maghten van ons vrye vaderlant; De liefde, vreede, en de Godsdienst oock voort plant, Door hun bescherremingh; geeft hun een zaligh lot, Wanneer sy door hun ampt betraghten u gebot. 8[regelnummer] Ick hoop mijn lieve Godt gy my verhooren sult, Op dat hier door mijn bee eens weesen sal vervult, Eer dat wy sterven, en na uwen oordeel dagh. Agh laaten wy voor u dan leeven met ontsagh. Gy wilt ons helpen Heer; ey lieve dit dan doet. [pagina 195] [p. 195] En alle menschen voor hun helse val behoet. U rijck duurt eeuwigh; schoon blinckt uwe Majesteyt. Op dit gebet tot u mijn smeekingh amen seyt. Vorige Volgende