Zeedelycke en natuurlycke gezangen(1716)–Jan van Westerhoven– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Geveynstheyt. Zang: Schoon Lief, aanhoort mijn klaghten, vol van sughten, en getreur. 1[regelnummer] Geveynstheyt wil bedriegen, Al de geen die met haar gaat. Sy kan seer grouwlijck liegen, Door haar snoodt geveynst gepraat. In schijn-deught heeft sy sin. Sy lijckt een Engelin; Sy is dit seecker niet, Of sy al deughtsaam siet, [pagina 188] [p. 188] Sy is een duyvelinne, By het geen door haar geschiet. 2[regelnummer] Sy spreeckt van Godt en deughden, Met een neederigh gewaat; Sy singht soo van sijn vreughden, Als sy by de Godsdienst staat; Met veynsery sy 't doet; Voor haar u dan behoet; Sy u hier mee bedrieght. 't Scheelt haar niet of sy lieght, Als sy hier by vindt voordeel; Haar schijn-deught in slaap u wieght. 3[regelnummer] Sy nijver gaat ter Kercke. 't Schijnt de Godsdienst by haar woont. Wilt op haar sonden mercken, Als men u haar doen aantoont. Sy hout haar net en stil. Sy u bedriegen wil; Dit veelmaal loos geschiet, Als gy dit niet en siet. Als sy u heeft bedroogen, Geeft u dit een swaar verdriet, 4[regelnummer] Sy doet geveynsde daaden, Om te soecken haar profijt. En als sy u doet schaaden, Sy door schijn-deught u misleit. Veel grouwels by haar zijn. Haar loosheit is niet kleyn; Sy speelt haar rol soo uyt, Tot haare vroomheit stuyt; Die by haar scheen te weesen, Door haar schijn-deughts loos geluyt. 5[regelnummer] Veel grouwelijcke daaden, Sy voor ons heeft voortgebraght. [pagina 189] [p. 189] Sy meenigh mensch doet schaaden, Die 't niet heeft van haar verwaght. Wie heeft dit ooit gehoort, Dat sy begaan wil moort, En meer 't geen ijslijck is? ô Naare droefenis! Wat kan sy ons naar plaagen? Als sy 't padt des deughts gaat mis. 6[regelnummer] By veelderleye staaten, Van het menschelijck geslaght, Sult gy haar hooren praaten, Van het geen sy vals bedaght. Die heeft een vals gevley, Daar is sy veeltijts by. Sy by veel menschen gaat; By 't volck oock, dat hout staat. Sy woont in veele menschen, Die geneegen zijn tot 't quaat. 7[regelnummer] Woont sy by waare vroomen? Ick u dit niet seggen kan; Seer selden sal sy koomen, By die is een deughtsaam man; Als 't al gebeuren sou, Heeft hy daar van berouw; Soo radt als hy haar siet, Hy vaardigh van haar vliet; Sy sal by hem niet blijven, By al 't geen door hem geschiet. 8[regelnummer] Sy magh het volck misleiden; Maar sy Godt dit nooit doen sal; Hy sal haar namaals scheiden, Van het zaaligh vroom getal; Hy al haar wercken weet, Die sy op aarde deet. Bant haar dan uyt u hert; [pagina 190] [p. 190] Op dat gy zaaligh wert, Als gy eens sult verrijsen, Om te sien nooit kruys of smert. Vorige Volgende