Zeedelycke en natuurlycke gezangen(1716)–Jan van Westerhoven– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Gierigheyt. Zang: ô Heyligh zaaligh Bethlehem. 1[regelnummer] Voor wie bewaart de gierigheyt Haar gelt en schatten by malkander? Sy light met geltsught hun weghleyt, Tot erffenis voor eenen ander. 2[regelnummer] Of sy hier veele schatten heeft, Soo schijnt sy hier seer arm te leeven. Sy altijt na veel schatten streeft, Al wil de voorspoet haar veel geeven. 3[regelnummer] Hoe veel dat sy hier winnen kan, Soo sal dit selden haar vernoegen; Hoe naar! sy heeft geen nut daar van, Hoe veel 't fortuyn haar toe wil voegen. 4[regelnummer] Hoe rijck sy is, sy armoe lijdt. Sy, als een arm mensch, hier wil leeven. Milddaadigheyt sy schroomigh mijdt. Sy durft haar self geen nootdruft geeven. 5[regelnummer] Al heeft sy by haar veele schat, Soo is het, of 't niet is het haare; De gelt-sught haar light ingeeft, dat Sy 't gelt sal na haar doot bewaaren. 6[regelnummer] Sy altijt dan seer arrem is, [pagina 185] [p. 185] Om dat sy 't gelt niet durft uytgeeven; Sy is als een wanstaltenis; Sy als een schim op aardt wil leeven. 7[regelnummer] Hoe spaarsaam is de gierigheyt, Al heeft sy by haar veele schatten? Voor and ren sy haar goet weghleyt. Wie haare werckingh kan bevatten? 8[regelnummer] Als sy hier weynigh goed'ren heeft, Sy altijt blijft by hun de selve; Met weynigh gelt sy spaarsaam leeft; Sy 't overschot wel sou wegh - delven. 9[regelnummer] Om dat sy weesen sou bevrijt, Dat haar de schat niet wort ontstoolen; Hoe naar gaat dan de gierigheyt, Op aarde met armoede doolen? 10[regelnummer] Hoe of wel haar gedaghten zijn? Sy denckt light, dat sy weer sal leeven, Daar 't zonne-light haar held re schijn Op and re weerelden sal geeven; 11[regelnummer] Om daar te hebben weer 't genot, Van al haar nu verkreegen schatten. Hoe grouwlijck naar hier is haar lot? Ick kan haar gelt-sught niet bevatten. 12[regelnummer] Of sou sy spaaren al haar gelt, Voor schaade, die sy nogh sal lijden? Een sorgh, die heydens is, haar quelt; Wie weet, of sy sal sien die tijden? 13[regelnummer] Sy doet haar selven selden goet. Laat sy haar gelt maar lustigh spaaren; Haar erfgenaamen dit goet doet; Die sullen daar eens wel van vaaren. [pagina 186] [p. 186] 14[regelnummer] Haar gelt, dat sy heeft wegh - geleyt, Sy, na haar doot, wel radt verquisten; Spaart dan u schat, ô! gierigheyt; Sy sullen 't haalen uyt u kisten. 15[regelnummer] U selven maar geen nootdruft gunt; Sy sullen u schat wel verteeren; Gy wel verseeckert weesen kunt, Dat sy daar sullen mee braveeren. 16[regelnummer] U weegen loopen na den hel; U schat, die gy komt na te laaten, U erfgenaamen light doen sel Na die plaats gaan, als sy Godt haaten. 17[regelnummer] Noemt gierigheyt geen suynigheyt. Men geeft haar veeltijts deesen naame. Doet gy het, gy u selfs misleyt; Om dat gy haar werck u moet schaamen. 18[regelnummer] Hoe naar! sy niet te helpen is, Van haare goddeloose weegen. Sy gaat het padt des heemels mis; En sy misbruyckt des Heeren zeegen. 19[regelnummer] De dronckenschap is niet seer light Van 't droncken drincken af te leiden: Van 't geen hier gierigheyt verright, Men haar sal selden af doen scheiden. 20[regelnummer] Sy is light een seer naare straf, Voor sulcken, daar sy by moet weesen: Siet dan van haare wercken af; Wilt sonder haar u Schepper vreesen. 21[regelnummer] Sy raapt, en schraapt haar gelt by een; Voor armen heeft sy weynigh over. Haar schat krijght sy van Godt te leen; Hoe laat sy hun dan leeven poover. [pagina 187] [p. 187] 22[regelnummer] Het geen sy aan den armen geeft, Dat doet sy met veel bitt're smerten; En als sy het gegeeven heeft, Soo knaaght haar dit seer langh in 't herte. 23[regelnummer] Sy doet haar selfs dan selden goet; Nogh minder dit haar Eevennaasten: En als sy al wat geeven moet, Soo sal sy haar hier mee niet haasten. 24[regelnummer] Neemt hier een maatigh vroom genot, Van alle uwe aardtse goed'ren. Leeft vroom. Hoopt op een zaaligh lot. Geeft veel aan uwe arme broed'ren. 25[regelnummer] Die dit durft neemen van sijn goet, Geniet een gaaf van 's heemels Heere. Van overdaat g' u waghten moet. En laat de wellust van u keeren. 26[regelnummer] Verdoemt is gierigheyts quaa stant. Wilt sonder haar met vroomheyt leeven; Op dat Godt 't eeuwigh vaderlant U, na u doot, door gunst magh geeven. Vorige Volgende