Zeedelycke en natuurlycke gezangen(1716)–Jan van Westerhoven– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 150] [p. 150] Bekeeringh. Zang: Engelse Fortuyn. Of: Van Cato. 1[regelnummer] Bekeeringh dogh soo langh hier niet uytstelt, Tot dat de doot u krijght in haar gewelt: O neen! dit sou voor u te schaad'lijck zijn; Want dan sult gy nooit sien u Gods aanschijn. 2[regelnummer] Soo langh als gy hier doet het sondigh quaat, Gy door bedrogh na geen bekeeringh staat. En stelt haar oock niet uyt een lange tijt; Want gy daar in u leeven kunt zijn quijt. 3[regelnummer] Dit uytstel heeft hier meenigh mensch berout; Want dit ons by de doot maackt seer benout. Bekeeringh dan niet zijn moet uytgestelt, Tot ons de doot in 't leeven needer-velt. 4[regelnummer] Soo gy te langh in 't leeven met haar draalt, De naare doot u light uyt 't leeven haalt: En gy de tijt dan niet weer krijgen kunt, Die Godt voor haar u leeven heeft vergunt. 5[regelnummer] Gy sonder haar gaat na verdoemenis. En uwe tijt hier seer onseecker is. Bekeert u dan, eer u de doot hier treft; En u gevaar, daar in gy zijt, beseft. 6[regelnummer] Weet gy, ô mensch! wanneer gy sterven sult? En oock, wanneer de tijt sal zijn vervult, Dat u lighaam in 't graf verrotten moet? O neen! doet dan met u bekeeringh 't goet. 7[regelnummer] Gy sonder haar de sonde hier na-jaaght: De zaaligheyt gy van u ziel soo waaght. Bekeert u dan, eer u de tijt ontglijt; Want morgen gy hem wel kunt weesen quijt. [pagina 151] [p. 151] 8[regelnummer] Gy zijt met haar een weer-gebooren mensch. En sy met u dan doet na Godes wensch! Maar als sy niet by u in 't leeven is, Aan vroome dit geeft veele droefenis. 9[regelnummer] Dit uytstel hier wel meenigh mensch beweent. Neemt dan de tijt waar, die u Godt verleent; Waar in gy u opreght bekeeren moet: Hier dan in maackt, soo rat gy kunt, wat spoet. 10[regelnummer] De wanhoop ligt die mensch hier seer naar quelt, Die sijn bekeeringh al te langh uytstelt. Die Godt bespot, hy sijn bekeeringh stuyt, En light de deur van sijn genaade sluyt. 11[regelnummer] Agh! is het soo met Judas niet gegaan, Om dat hy kon sijn Heere vals verraan? Waar over dat oock wanhoop by hem quam; En sy daar door sijn leeven van hem nam. 12[regelnummer] Veel sondigh quaat bekeeringh hier nalaat. En aanstonts sy oock na 't berouw toe gaat; Waar na dat sy met vroomheyt gaat na Godt. Die vroomen eens sal schencken 't zaaligh lot. 13[regelnummer] Moetwilligh dan na u verderf niet treet! Maar laat u 't quaat, dat gy doet, dogh zijn leet. Bekeeringh u moet leiden na Gods vreught. Maar na 't verderf u leiden sal ondeught 14[regelnummer] De hulpe Gods met haar by u light sat, Als gy bleeft vroom op u bekeeringhs-padt. Gy weet, dat Godt bekeeringh helpen sal; Op dat het quaat den mensch niet brenght ten val. 15[regelnummer] Die hem bekeert, die geeft aan Godt veel vreught; En d'Engelen zijn daarom oock verheught: Ja meer, als sy, dit over-vroome doen; Om dat sy van hun 't quaat niet meer vermoên. [pagina 152] [p. 152] 16[regelnummer] Bekeeringh nooit sal in den heemel staan; Maar sy sal met de weerelt vast vergaan. Daarna sal Godt vast werden hoogh ge-eert, Door veele, van die sy hier heeft bekeert. Vorige Volgende